|
Dan is daar de avond: je had het wel zien aankomen, maar toch, ineens is alles als met een blauwe voile overtrokken. Waar haal je nu nog de kracht om te schrijven, nu het licht gedeemsterd is?
Je dacht, morgen staat er heel wat op mijn programma, vind ik misschien de tijd niet om mijn blog tijdig te schrijven, dan het maar gedaan in de schemering en mijn schemergedachten optekenen met schemerwoorden, die afgebakend tot beelden, nergens nog op lijken. De prikkeldraad met een bosje haren en wat verder, een dwaas verloop van blauwe paarden in de weide, de wijdheid van de velden wachtend op wat komen ging, en er boven grijs de luchten waar de maan al stond, veel te dicht gesloten. En, toen je thuis weer was, geuren en geluiden van vuren bij de buren aan de barbecue. Je hoeft het maar te denken, je hoeft het niet te zien, je hebt genoeg geleefd wat dat betreft.
Eens viel je in slaap, nadat het vuur was gedoofd, een namiddag in juli of was het augustus of laat september zelfs, maar in elk geval met wijnen. In slaapgevallen in een hangmat had men een foto van jou gemaakt. Later kwam die foto op een tentoonstelling en ging hij lopen met een prijs, welke heeft geen belang, evenmin als de foto nog. Wel had belang dat je sliep als een gelukzalige, die je nu niet bent, toch deze avond niet, morgen misschien als je slapen zult na de middag, het hoofd op de tafel of in een ligzetel in de tuin of aan de vijver, of uitgestrekt bij vrienden in het gras, zoals de vorige dag.
Of wat verleden was teruggehaald om heden te zijn, om zaligheid te zijn en niets te moeten zeggen over dingen die van de wereld zijn: noch over de vrije meningsuiting – ik mag de loftrompet steken van IS, naar het schijnt – noch over het overschrijden van de 3% budgetregel door Spanje en Portugal, noch over het afbrokkelen van de Unie door Europa in gang gestoken.
Wat ik denk in de schemer, heeft weinig waarde. Ik ben er wel, maar waar zijn de barbecues van vroeger, de hangmatten, de zomers en de herfsten, de gelukzaligheid van het ‘er zijn’; waar mijn jeugd, mijn stil verblijden, mijn bossen en mijn velden, mijn molen aan de einder; waar mijn vogelnesten, mijn braambessen en de geuren van de vlier en kamperfoelie; waar in de tijd ben ik aangekomen, moe gezworven na dit alles te hebben achter gelaten?
Een zwerver van het woord geworden, houd ik nog heel wat van wat vroeger was, en van zoveel dat niet op te sommen is. Heb in de schemer er mijn dromen over uitgespreid. Echter, vandaag kan ik de vele vragen niet meer aan die me gesteld worden, kan amper nog een blog schrijven als de morgen of de avond me gunstig is. Elke dag kan nu een bericht binnen vallen dat ons schokken zal. Een heel speciale tak van de Islam houdt er zich mee bezig.
|