Ik ga nog even een stap verder na al de blogs die ik hier schreef over de ‘Uiteindelijke Realiteit’, om te stellen dat wij, als intrinsiek deel van de Kosmos, het bewustzijn en het geweten zijn van die Kosmos en dat het ‘ik’ dat we zijn, in feite, het ‘ik’ van de Kosmos, van het Universum is.
Omdat, zoals ik het zie, het Universum als geheel een bewustzijn moet hebben; dat de totaliteit van dit bewustzijn een uitweg heeft gezocht in zijn ledemaat, de mens, die uit hij, de Kosmos, heeft voortgebracht.
We stellen dus dat de totaliteit aan bewustzijns, waar ook die totaliteit zich bevinden mag, zich heeft gevestigd in de eerste en meest perfecte vorm tot op heden, in de mens.
Het is gisteren, toen ik slapen ging, toen ik de trap opging dat de idee, de mens is het bewustzijn van de kosmos, toesloeg. Ik heb deze zin neergeschreven en bij mijn ontwaken, heel vroeg in de morgen werd ik ermee geconfronteerd en ik vulde de zin aan met: zijn ‘ik’ is het ‘ik’ van de Kosmos.
Ik laat dit achter, om er ofwel nooit meer op terug te komen, omdat het geen zin heeft hier op terug te komen – maar ik ken me zo niet - ofwel houd ik het nu nog even vast en ik sla het op in mijn geheugen om, later, in te zien welke gevolgen dit verder – nu we weten waarom we er zijn - hebben kan over de aard van ons zijn en hoe we er zijn.
Ik besef dat ik hiermede de grens van de filosofie heb bereikt, heb overschreden zelfs, en dat het nu, voor mijn en jullie gemoedsrust, beter is alles wat ik geschreven heb even te laten bezinken en te denken aan wat de dag me brengen zal en vooral aan de diverse zeer uiteenlopende zaken die vandaag op mij wachten.
Het zal een vreemde dag worden. Ik weet dat de gedachte, de mens het bewustzijn van het Universum zal blijven hangen, dat ik al verder aan het denken ben en voor ik het vergeet, stellen wil, dat de mensheid het oog is van het Universum, dat, zonder dit oog, een blind Universum is. Dat ons ‘ik’ in de eerste plaats dit is van het Universum en in de tweede plaats het ‘ik’ van onszelf. Dit eerste ‘ik’ is eeuwig, kan niet vergaan.
Ik laat het hierbij, wat morgen brengen zal weet ik niet, misschien is er een andere, aanvullende of tegenstrijdige gedachte die zal toeslaan? We zien wel.
|