Bij het ontbijt beluister ik een aria, ‘De miei Figli’ uit ‘La Clemenza de Tito’ van Domenico dall’Oglio, gezongen door Cecilia Bartoli; destijds geschreven voor het keizerlijk hof van Sint-Petersburg en nu te horen in de huiskamer dankzij ‘Klara’. Wat een voorrecht, de muziek die anders beperkt bleef tot enkele genodigden in het keizerlijk paleis, nu te horen in elke huiskamer van Vlaanderen, een voorbeeld hoe de mens evolueerde, althans wat de muziek betreft, van een bevoorrechte tot een naamloze genodigde op al wat ooit werd gecomponeerd en ooit uitgevoerd.
Anderzijds, en dit is minder fraai, evolueerde zijn leefwereld van een normaal, vreedzaam landschap tot een landschap van terreur, waarin hij voortaan, zelfs luisterend naar Cecilia Bartoli, zal moeten leven. Terreur die blindelings toeslaat omdat hier individuen rondlopen uit de veertiende, vijftiende eeuw, die zich, niet alleen in hun contreien uitmoorden om religieuze redenen, maar nu ook deze van ons hebben opgezocht. Het zijn individuen die verliefd zijn op de dood, leven met de dood.
Aldus heeft de muziek, van wie ook, en niet alleen de muziek, maar ook elke manifestatie, elk evenement, een achtergrond die gekleurd is door een dreiging die op elk ogenblik en op elke plaats kan toe slaan.
Ik dacht niet hierover iets te melden als ik begonnen ben, maar al schrijvend zijn mijn gedachten afgedaald van de muziek van Klara naar de horror die zich heeft afgespeeld in München en in Nice, om nog niet te spreken van wat plaats vond in Brussel of Parijs.
En toch loopt de tijd verder, toch zit ik neer om me te ‘ontwoorden’, te ontdoen van wat me weegt en dat volledig haaks staat op wat ik gisteren meende te mogen schrijven. Gisteren, een dag die neigde naar een wereld van de droom, vandaag een dag van rauwe realiteit, een dag van wat omgaat in de hersenpan van getikte fanatici die toeslaan kunnen op elke plaats die ze zonder moeite en zonder het minste begrip kunnen uitkiezen.
En waar kom ik dan uit als ik in enkel luttele zinnen gezegd heb wat over mij hangt deze morgen die volgt op de zovele morgens al, wanneer ik, na de slaap, herbegin te leven, in een nieuwe gemoedstoestand die mijn optreden als blogger zal typeren.
Laat me dan de gesloten luchten huldigen en laat ik dan ook gesloten blijven. Niets naar buiten brengen is mijn logo, al heb ik al zoveel gezegd, uitgedeeld als warme broodjes, belegd met rabarberconfituur.
Houd je vandaag stil man, houd je gedeisd, maar ingetogen. Laat de dag over jou gaan, lijk een windvlaag. Hopelijk kom je er ongeschonden uit, om daarna verder te gaan op de vreemde weg die je hebt ingeslagen in een wereld die aan het verzinken is. Alles wijst er op: de haat die heerstin het oosten doorgedrongen tot bij ons, met in balans het uitzicht op een gebeuren in het Verre Westen waarvan de uitkomst ver dragend zou kunnen zijn.
Het ware beter niet geboren te worden in de wereld die zich aankondigt.
|