Indien het geen begin had gekend ware het Universum een statisch universum geweest en als dusdanig ten dode opgeschreven , zoals een boom zonder leven. Niemand had er ooit iets van af geweten, en misschien zijn er vele dergelijke statische Universa, die nimmer een begin hebben gekend. Wat ons Universum echter bijzonder maakt is het feit dat het een begin heeft gekend, dat er een ‘motor’ is geweest en nog is die, in gang gezet op het ogenblik van de Big Bang, een levend Universum heeft geproduceerd.
Wat die motor is of was hebben we het gissen naar, maar het moet iets, op elk gebied, materieel, intellectueel en spiritueel, kolossaal geweest zijn, want eens in gang gezet, - een atoom in elkaar steken is geen klein werk - is het Universum blijven uitbreiden. Persoonlijk denken we dat die motor een geest kende en dat alles wat voorkwam in het Universum een deeltje bezat, hoe minimaal ook, van deze geest. En het is dit deeltje geest dat alles levend houdt, zelfs de kleinste korrel zand.
Dit deeltje geest in een korrel zand, moet er aanwezig zijn binnen in of er omheen, onder een of andere vorm, maar het IS er, schuilend in de bewegingen van de atomen en alle deeltjes ervan, tot in de golven die deze deeltjes uitzenden.
Dit is het vertrekpunt van alles. De geest in de mens is een lang proces geweest van mutatie in mutatie in mutatie om ooit uit te komen bij de mens van Lascaux, waaruit er een ganse massa verder en verder is geëvolueerd tot homo sapiens, andere zijn niet verder geraakt dan deze van het ras dat zich omgord met springstof om zichzelfmoordend, te doden.
Uiteindelijk is de mens een deel van de geest in de materie die het Universum is, is hij zelfs de geest van het Universum.
In deze context is mijn blog, het zwaard waar Bernardus het over had als hij schrijft: ‘Ceins-toi de ton glaive, de ce glaive de l’esprit qui est le verbe de Dieu.’
Ik ga me niet, als ik schrijf, kleden met het woord dat van God zou zijn, maar toch ook niet schrijven met het woord dat niet zou zijn van de adem van de geest in mij. Als ik dan denk aan het boek dat nu achter mij ligt – voorlopig definitief althans – en, hoe het er ligt, loopt het, het grote risico dat het zal achtergelaten worden, precies omwille van zijn gelinkt zijn aan de levensspreuk van Vesalius, en/of aan ‘Plus est en vous’, deze van Lodewijck van Gruuthuse,[1] die er als hoofdgedachte in verweven liggen, en die – het is de indruk die ik bijhoud - in deze tijden weinig kans maakt om aan bod komen.
Ik troost me dan met het voortzetten van mijn blog, die meer is dan een zwaard, het is een vrije verbinding naar mijn lezer toe, hij brengt het woord dat ik uitgekozen heb, binnen in de gedachtewereld van mijn lezer, wat al heel wat is want mijn blog slorpt aldus een deel op van mijn eenzaamheid als schrijver ervan.
Ik beken dat ik er de laatste tijd niet de nodige aandacht aan besteed heb – een verwijt van mijn dochter - mijn boek vroeg alle aandacht en het is verbazend hoe ongedwongen ik thans voor mijn scherm kom om me tot jou te richten. Ik schijn nu al de tijd van de wereld te hebben om die 500 woorden te schrijven. Ik denk er zelfs aan om te bundelen wat in het verleden als blog verschenen is. Na ernstige schifting is er stof voor drie bundels van 250 à 300 pagina’s Maar prioriteit geef ik nu aan de tekst van de ‘Hel’ van Dante.
Dit zijn gedachten die regelmatig neergeschreven worden. De uitvoering ervan laat echter op zich wachten. Maar ik heb dit ook geschreven over dat fameuze boek van mij, en nu is het er.
[1] Lodewijck van Gruuthuse, 1422-1492. Ik zie deze spreuk als een verre voorloper van de Verlichting, van het denken au-delà het dogmatische.
|