 |
|
 |
|
|
 |
13-12-2015 |
Het landschap van de geest |
Ik heb zelden een thema om er over te schrijven, alles komt en alles gaat, zoals een schaatser heen en weer glijdt over het ijs op de vijver zo dwarrelen mijn gedachten van het ene naar het andere, niet wetende waar ik eindigen zal noch langs welke wegen ik zal gaan. En dit is dan het enige thema dat ik heb om te bespelen, de vrijheid me te laten gaan op de ‘golven’ van de omstandigheden waarin ik me bevind.
Jullie die me regelmatig lezer – wat mijn sterkte is en mijn volharding beloont – weten hoe verrassend ik uit de hoek kan komen, welke gedachten me bezighouden en hoe ik voortdurend de neiging heb me op te tillen naar hogere regionen, om uit te komen waar ik misschien niet meer gevolgd word, omdat ik te hoog ben geklommen, de Matterhorn heb bestegen, in het berglandschap van de geest.
Ik volg hierin Spinoza die in het vijfde deel van zijn Ethica, hoge toppen scheert. Spinoza die me vergezelt de laatste dagen, samen met Dante die ik zo maar niet vergeten wil, samen met tal van andere die rondlopen in mijn gedachten.
Als ik dan een onder hen tracht te benaderen, dan wordt mijn benadering gevoed door heel wat gegevens die in osmose gaan. Zo komt het dat ik meen begrepen te hebben dat Spinoza als hij spreekt over gedachten of herinneringen dat hij niet goed weet waar die te vinden zijn, binnen of buiten het lichaam en heb ik de indruk dat hij ze situeert omheen het lichaam en niet, noch in de hersenen noch op een andere plaats in het lichaam.
Als ik de voordracht heb gevolgd van Professor Van Bellingen, dan was mijn aandacht gesplitst in wat de spreker vertelde en wat ik hoopte of meende dat wat hij aan het vertellen was, dat een spiegelbeeld was van Teilhards Noösfeer, de ruimte waar de geest zich ophoudt; ik dacht erover na dat ons lichaam, een enorm energie veld zijnde, het niet kon dat dit veld zich niet zou uitstrekken tot buiten het lichaam en dat het heel goed kon dat onze herinneringen en gedachten zich in dat veld buiten het lichaam bevonden.
Spinoza heeft dit niet aldus verwoord maar wat hij dacht en hoe hij het ook formuleerde, het ging in die richting, een verre echo weliswaar van wat ik er nu – de kwantum fysica me helpend - heb over geschreven. Daarom ook was die avond een groot gebeuren voor mij, heb ik dit gezegd aan de spreker, en heb ik gevoeld dat hij, ook redeneerde in deze richting.
Het is een vreemd (gek) iets hierover te willen uitweiden, maar over wat kan ik anders schrijven deze morgen, het licht als van glas en de meesjes dartel omheen de zaadbollen in de tuin. Het is dan toch in de diepte dat ik schrijf, en niet zoals er iemand is die er plezier in vindt zijn haat uit te spuwen tegen een boek dat de basis is van zijn en onze beschaving
Ik ben me er dus van bewust, dat de idee die ik hier op het ogenblik van het schrijven heb neergezet, ‘opgeraapt’ heb in het energieveld omheen mijn lichaam.
Op de vraag die telkens opkomt bij mij en wellicht bij allen, waar onze herinneringen zitten en hoe onze gedachten ontstaan, hoe sommige plots opduiken totaal vernieuwend en andere vergeten blijven, een vraag die ook de schrandere Spinoza zich heeft gesteld en een profetisch antwoord hierop heeft geformuleerd, krijgt aldus een weliswaar gevleugeld maar dan toch in het licht van de kwantum fysica, een aanvaardbaar en voor mij zeer interessant antwoord al was het maar omdat het ons aan het denken zet.
13-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-12-2015 |
Genomen uit een boek in wording |
Hij is als steenbok een man van de luchten, maar hij is ook op vele dagen van de aarde. Hij rijdt weg in de grijze regen die kil neervalt over de wereld en hij komt aan in de straten van de stad waarmee hij vertrouwd is en waar hij zich altijd goed heeft gevoeld als hij de straten die hij in en uit loopt, voorbij de winkels die hij kent. En dan is hij binnen waar de warmte is van boeken, muren en rekken vol en gestapeld op de tafels. De boeken zien hoe hij binnenkomt, de regen in zijn grijze haren maar in zijn ogen de glans van hun kaften. Hij denkt, hoe verbonden ik me voel met de mens die deze boeken geschreven heeft, in de trein, zoals hij zag van Louis Paul Boon, op zolderkamers onder de lamp gezeten, op stenen tafels buiten in de lente, of zoals Hugo Claus in zijn glorietijd, onder de bloeiende appelaars. Een ganse wereld die aan het schrijven is gegaan en de producten van de geest hier zo maar uitgestald om uit te kiezen.
Een boek roept hem, het ligt op de hoek van de tafel, onder zijn ogen, een zwarte glanzende kaft met gouden letters en de prachtigste titel die hij verhopen kan: ‘Belonging to the Universe, a new Thinking about God and Nature’[1]. Met er onder de voor hem magische naam van Fritjof Capra en twee andere namen die hij niet kent, maar die hij niet nodig heeft te kennen om het boek te betalen aan de blonde dame die hem immer zal blijven bekoren, al was het maar omdat de muziek, als hij het haar vraagt – zijn ogen een fractie in die van haar - een sonate van Cimarosa was.
Hij rijdt terug naar zijn woning in het laatste dorp van de wereld, denkend aan Rilke: ‘In diesem Dorfe steht das letzte Haus, so einsam wie das letzte Haus der Wellt’. Het regent niet meerals hij de stad uit rijdt, er is een brede band blauw in het westen met een roze rand die, o zo teder, de hemel oplicht, zo dat hij even stopt langs de weg en kijken blijft: ‘Und die das Dorf verlassen, wandern lang und viele sterben vieleicht unterwegs’, zegt het boek tot hem, – of is het Rilke naast hem? Thuis gekomen kan hij niet nalaten het boek te ontdoen van zijn omhulsel en er even in te bladeren terwijl hij rechtstaande een glas wijn drinkt en de lunch die hij haalde opwarmt in de microgolf. Hij leest:
‘What we find in our Bibles preceding the book of Exodus is actually a reflexion on the exodus experience, even the story of creation is told in the light of Israel’s great liberation.
De idee uit ‘Belonging to the Universe’ bevestigt wat hij lange tijd geleden had ontdekt, namelijk dat de Exodus centraal staat in de Bijbel en dat zonder dit gebeuren er misschien geen Bijbel en ook geen Bijbels volk zou geweest zijn of zich toch niet in een zelfde mate zou geconfirmeerd hebben. Maar, was het ook geen gerichte samenloop van omstandigheden dat hij dit boek en deze zin in dit boek, ontdekte precies de morgen dat hij zich voorgenomen had iets te gaan schrijven over het Exodus verhaal?
[1] Fritjof Capra and David Steindl-Rast, with Thomas Matus : ‘Belonging to the Universe, New Thinking About God and Nature’. Penguin Books 1992
12-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-12-2015 |
Max Wildiers |
Ik
vond, naar aanleiding van mijn blog van gisteren, twee passende paragrafen in
het boek van Gérard Bodifée : Zo
vrij is de mens : Max Wildiers, Kerngedachten uit zijn werk, uitgeverij
Pelckmans, 1996.
'
Want
de religieuze mens is hij die achter
deze zintuiglijke waarneembare wereld, een hogere geestelijke realiteit,
een werkzame aanwezigheid vermoedt, die hij zal trachten te begrijpen, ook al
weet hij dat hij haar nooit volkomen zal omvatten, en met wie hij zich
vereenzelvigen wil, al blijft hij zich bewust van zijn onmacht en begrenzing.'
Dit is dus geen Spinoza, deze zag geen hogere geestelijke
realiteit en geen werkzame aanwezigheid achter de zintuiglijk waarneembare
wereld, neen, voor hem was er niet dit, verscholen achter dat, voor hem was de 'aanwezigheid 'verscholen in het waarneembare: het ene niet bestaande zonder het andere.
Daarenboven geloof ik niet dat in deze omstandigheden, het
verscholene werkzaam was gebleven. Neen het is zoals ik gisteren schreef, de
Big Bang die verder bangt, zonder enige tussenkomst van wie of wat ook.
Echter, als ik er vandaag verder over nadenk kom ik onvermijdelijk
tot het besluit dat er vόόr de Big Bang Iets moet geweest zijn, een drang tot
realisatie van wat in geest aanwezig was. Wat dit Iets of deze drang was is de vraag die nimmer zal
worden opgelost. Beter is dus er niet meer over te spreken, enkel te
aanvaarden dat het, materieel gezien, iets heel minimaal van vorm moet geweest
zijn maar daarentegen iets maximaximaal van inhoud. En dat, wat ik, ook
schrijf, de muur overeind blijft, ik kan nimmer zien wat er achter ligt of
schuilt, enkel gissingen zijn toegelaten.
Dan is er die tweede paragraaf van Wildiers :
dat
de natuurwetenschappen bezig zijn heel ons wereldbeeld te veranderen en dat de
stille revolutie die thans gaande is, juist in de natuurwetenschappen haar
vertrekpunt heeft.
Ik verklaarde dit door te zeggen dat de kwantum fysica, de
fysica zoals we die altijd gekend hebben, heeft overgenomen. Dit betekent dat de
maatstaven van nu zich situeren in de diepte van de materie, op het randje van
de metafysica. En, dat de vondsten die hieruit zijn kunnen ontstaan, ons leven
dermate aan het wijzigen zijn dat vele waarden die vroeger hoog aangeschreven
stonden als schilderkunst en literatuur en, de wijze waarop deze bedreven werden,
naar een dieptepunt aan het afdalen zijn om misschien uiteindelijk volledig weg
te zinken in het moeras waar niemand zich nog heen waagt.
Het is misschien maar een wankele gedachte die verder uit te
diepen is. Maar ik kan er moeilijk omheen.
11-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-12-2015 |
De eeuwige Big Bang |
The Big Bang isnt just a big bang, it is a bigger Bang, a Bang that
bangs for ever, a sempiternal Bang.
Deze
steeds maar verder uitdijende bang is wat ons gaande houdt, is wat het leven,
is, wat de Kosmos is, de evolutie is die verder loopt op een wijze die
verbazend is. Buiten dit evoluerende is er niets, al denken velen dat er in
meer nog Iemand is. Ik denk zoals Spinoza, dat die Iemand die er is, zelf de geordende
beweging is die er is.
De
evolutie in de fysica die nu het niveau van de kwantum fysica heeft bereikt,
met al de kwantum-technische uitlopers ervan die we nu kennen, is er een
voorbeeld van en, zoals we niet weten waar de Kosmos ooit eindigen zal weten we
ook niet tot waar de kwantumfysica ons brengen zal. Echter, deze uitlopers zijn
het werk van de mens zo denken we toch die de beweging in de Kosmos volgt,
en de mens een deeltje Kosmos zijnde, kunnen we stellen dat het de Kosmos is
die de kwantum-technische wereld in stand houdt en uitbreidt via de mens.
Een
vreemde idee, zal je me zeggen, maar alles op de keper beschouwt is die idee te
verdedigen en voert ze ons in een totaal ander wereldbeeld dat we zo maar niet
als onbegrepen en dus als onjuist op zij mogen schuiven. Ik denk dat een
Spinoza die vandaag leven zou, deze idee verdedigen zou met al de
gevolgtrekkingen die er eigen aan zijn.
Hij
zou aldus kunnen stellen dat de, op basis van de kwantumfysica ontstane
middelen waarover we beschikken (iPod, gsm, televisie en zovele andere),
ontstaan zijn uit wat en hoe de Kosmos is, een uitloper er van is die alle via
de mens tot stand zijn gekomen en dat dit van uitloper naar uitloper verder zal
gaan.
Op
een ander gebied, dit van het spirituele, wordt er geaarzeld, zitten we op een
zijspoor als ik hoor en zie welke muziek er wordt uitgedragen op de festival
weiden, en erger, veel erger, dat er in de scholen geen aandacht meer is voor
de dissertatie, geen aandacht meer voor
literatuur, voor geschiedenis. Er is dus ogenschijnlijk een stilstand, een
terugloop, maar dit heeft dan niets te maken met de kwantumwereld, wel met de
ingesteldheid van de mens die buiten deze wereld staat en er zelfs geen oog
voor heeft. Een zelfde vaststelling geldt wat de kunst betreft, in elk geval zo
zie ik het toch, als ik vaststel wat vandaag als kunst wordt aanzien.
Het
is een boude uitspraak maar ik denk dat de kunstuitingen van de mens, op welk
gebied ook, een zijtak zijn van de bewegingen op het kwantumvlak - bewegingen
die zich vormen in een tijdloze omgeving, niet naar verder, maar in de diepte
en dat de kwantumwereld geen nood heeft
aan kunstuitingen. Een zijtak die de echo was van de geest van de mens van vόόr
de ontdekking van de kwantumfysica, gericht op en gedragen door de schoonheid
van de natuur die hij voortdurend imiteren wou. Vandaag schijnt deze
ingesteldheid af te zwakken, de noodzakelijkheid ervan is niet meer dermate
evident. We hebben nu vele andere en meer tijdopslorpende aspecten die ons
bezig houden. Zodat velen zich permitteren de sacraliteit die elke vorm vazn
kunst zoals we die altijd gekend en uitgedragen hebben, niet meer als
levensnoodzakelijk zien. Waar dit ons brengen zal blijft een vraagteken. Ik
denk verder en verder weg van de wereld waarin we, ik dan toch, geleefd hebben.
10-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-12-2015 |
De Mistwolk |
Er mag weinig gebeuren op een dag om in alle rust een blog te kunnen schrijven en zeker niet gekweld te worden door het technisch aspect van het inloggen, ce qui me tracasse ces jours-ci en mijn ritme van het schrijven en van mijn dagen in de war brengt.
Je kunt niet geloven hoe belangrijk het is, in een zelfde ritme je dagen te kunnen doorbrengen, niet alleen voor het ordenen van je gedachten maar ook voor het in contact blijven met de Muze die je omringt met haar zorg om jouw woorden.
Het gevolg is dan dat een blog meer is dan een nieuw beginnen, het is telkens een opnieuw inschakelen in het vorige bestand van zijn. Het benevelt je vreugde een nieuwe tekst op te voeren, het knaagt aan je moed om verder te gaan en wat erger is het sluit je toekomstbeeld af met een poort. Komt daarbij de dramatiek van een jonge man, de overbuur, van veertig, vader van twee kinderen die op een avond getroffen wordt in zijn woonkamer door een hartaanval en sterft, wellicht omdat de zorgen te laat zijn gekomen.
Dit ook is een element dat speelt, dit contact met de dood in de geburen en een man die verdwijnt uit zijn tuin of aan zijn garage waar je hem bezig zag of zijn groet als je hem ontmoette, en nu dit alles leeg van hem. Het werkt storend, het laat je een beginnend gevoel van neerslachtigheid die je te overwinnen hebt, maar waarvan je weet, als je naar het huis aan de overkant kijkt dat het niet meer is zoals het voorheen was en wiens haag niet meer zal geschoren worden zoals hij het deed, en je de kinderen niet meer zult zien buiten komen, zoals je ze vroeger buiten komen zag.
In de rust die mijn dagen was is er dus heel wat gebeurt dat heel nauw met mij verbonden was – er is ook wel de islam maar dat is verder van mijn bed af - en dat me overhoop heeft gehaald. Vooral dan het voorval met de dood, en de vraag die opkomt bij mij, of hij zich soms niet vergist heeft van woning die avond. In elk geval het weegt op mij en weet niet of ik dit gewicht nog weg krijg, of weg wil.
Dit is dan mij n gemoedstoestand deze morgen van 8 december als ik werk aan mijn blog die morgen verschijnen zal. Ik weet het, ik had kunnen wachten, tot van avond of van nacht maar de dag die zich opent, opent zich op heel wat zaken die me zullen bezig houden terwijl ik in mijn schelp wou onderduiken om er in stilte te vertoeven, niet in het Arcadia waar ik het gisteren over had, maar in mezelf verzonken, denkend hoe het verder moet in die mist die voor mij is opgedoken ineens en voor lange tijd vrees ik.
09-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-12-2015 |
Excuses |
Geachte lezer.
Het spijt me je geen betere presentatie van mijn blog te kunnen aanbieden. Windows 10 is de oorzaak ervan.
Ik moet terug naar Windows 7. Dit is de enige oplossing die me rest.
08-12-2015, 07:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Arcadia |
Hij is, in het licht van een wondere decemberdag, op de middag weggereden naar de vijver. Hij heeft er gezeten onder de luchten van altijd,in de adem van de laatste zon, en losweg gebladerd in Fritjof Capras Tao of Physics, het boek waarin Capra de kwantum fysica gaat bekijken in het licht van de Oosterse levensbeschouwing.
Hij las er;
The essence of Eastern world view is the awareness of the unity and mutual interrelation of all things and events, the experience of all phenomena in the world as the manifestations of a basic oneness. All things are seen interdependent and inseparable parts of the same ultimate reality.
Hoe dikwijls al heeft hij deze idee die hij nu hier terugvindt in Chapter 10 van Capras Tao, niet op zijn manier verwerkt en verkondigd, en hij leest ook nog:
We have reversed the idea that the independent elementary parts of the world are the fundamental reality. Rather we say that inseparable interconnectedness of the whole universe is the fundamental reality.
Maar hij had het niet nodig Capra te lezen om te weten dat de interdependency and interwoveness of all things and all events de realiteit is als men zich plaatst op het niveau van het aller minimaalste deeltje en, de totaliteit van wat we Universum noemen, gaan zien als een massaal energieveld van deeltjes, geladen met kennis en inspelend op elkaar en ook, dat mits wat verbeelding, in de zichtbare werkelijkheid, de onzichtbare werkelijkheid verborgen ligt, dat beide aldus in elkaar verweven liggen.
In meer is het duidelijk dat hij deze interwoveness van in den beginne op zijn manier heeft beleefd in zijn tekeningen van vroeger zelfs - en deze idee een hoofdgedachte vormde in de blogs die hij in de loop van de laatste vijf jaar geschreven heeft.
De vraag die hij zich hierbij altijd heeft gesteld: wijst deze interconnectedness ook in de richting van een voorafgaandelijke planning, zijnde een geprogrammeerde evolutie, ingebakken van in den beginne in deze gematerialiseerde geest die het Universum is?
Het zichtbare en het onzichtbare vermengd, aldus heeft hij zijn droom-woning aan de rand van het bos en heeft hij er alles ingericht omheen de haard en zijn boeken. En wat het bos betreft, er zorg voor dragend het ongeroerd te laten, verwilderd, ineengedrongen zoals het hoort dat een bos zou zijn. Heeft hij er middenin, de bijna volledig dichtgegroeide vijver gelaten, met salamanders en watertorren tussen biezen en waterlelies. Heeft hij enkel de omgevallen stenen bank rechtgezet waar hij neerzitten kan om te lezen of te schrijven. En erf en bos is zijn geestelijke wereld, gegrepen en gestold over en in de gebeurtenissen van elke dag, golfbewegingen op het watervlak van de gedachten die zijn blogs halen.
De schoonheid en het literaire ervan, is de vreugde die ik ken als ik dit schrijf in de hij-persoon, waarbij ik me plaats, opgestegen naar het Arcadia in het december-sterrenbeeld van Orion en zijn moederster Sirius, om er overmoedig zijnde de geest van allen die er aanwezig zijn, van Homeros tot Vergilius, van Dante tot Einstein, van de oosterling die Jezus was, tot de grote geesten van het westen en ook de kleinere, zoals die van mij, om er slechts enkele ogenblikken, de tijd van het schrijven, te vertoeven in de oneindigheid van het zijn.
N.B.
En om terug te gaan naar de vijver van mijn begin, de eigenaar ervan, Johan. heeft er deze namiddag van 7 december, 325 Kilogram rijenkarpers, spiegelkarpers, schubkarpers, goudgeelt in gezet met losse vrije hand. Niet om deze ooit te vissen, maar tot eer en glorie van zijn vijver die nu meer dan ooit een groot levende vijver is.
08-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-12-2015 |
Lucretius |
'Op zoek naar woorden en naar verzen waarmee ik / zon helder stralend licht kan spreiden voor jouw geest / dat jij de donkere zaken tot in hun kern kunt zien.'
Dit is heel mooi gezegd in zijn taal zal het nog wel mooier zijn - door Lucretius, en dit is ook waar ik elke dag voor sta: de dingen zeggen op een wijze dat ze niet alleen verlichten en verhelderen, maar ook een vonk van gevoel zijn voor de geest van zij die me lezen. Het is een hele opdracht om een tekst te schrijven die verheft in deze donkere dagen van dreiging en aanslag die stilaan als normaal worden aanzien, dan toch door een recensent van De Standaard die ons toespreekt geladen als hij is door een beschaving die wij, gelukkig, niet hebben gekend.
.
Elke morgen als mijn geest zich opent op wat ik schrijven ga, moet ik dit vergeten, of minstens ver van mij weg duwen, maar ik hoor en zie weinig zaken die me hierbij helpen. Ik vermag dus niets anders dan weg te duiken in mijn schelp, die oude woning die ik me heb ingebeeld, met de brede open haard, de Remington schrijfmachine voor mij op de tafel en naast mij een rek vol met boeken, tot boeken gespreid omheen de Remington. Dit zou moeten voldoende zijn om te blijven wie ik altijd ben geweest, gericht naar het licht en de dieptes van de geest.
.
Gevaarlijk, het ontwaken hieruit, gevaarlijk terug op te staan gegrepen door wat er gebeurt in de wereld en te trachten poëzie te bedrijven of wat literatuur. Maar er is geen keuze, de wereld moet me vreemd blijven. Ik heb geen rol meer te vervullen wat de toekomst betreft, ik heb voldoende, op mijn manier, verwittigingen rond gebazuind en gezegd wat ik te zeggen had, terecht of ten onrechte, ik zal er niet meer zijn om de uitslag ervan te kennen. Ik hoor wel proclameren, dat we behoefte zullen hebben aan werkkrachten, onder meer door een regent van de NBB, (de man van UNIZO), maar hij voegt er niet aan toe, welke werkkrachten hij binnen wil nemen, hij bazelt maar wat zoals zovelen, wat ik niet weet is of hij wel meent wat hij zegt en of hij niet denkt wat ik er over zeg. Zo, ik sta dus geen stap verder. En eens te meer ben ik hiermede in de kuil gevallen die ik voor altijd ontwijken wil.
.
IK schreef gisteren een vreemde zin die zo uit mijn pen is gevloeid en die ik achteraf behouden heb. Ik schreef: een simpele zin die als een steigerend paard de dageraad doorboort als je opstaat in de morgen. Het is lichtjes overdreven, ik weet het, maar voor mij is het belangrijk op te staan met een zin, of zoals vandaag, met enkele verzen van Lucretius. Gisteren was het Quasimodo, morgen, Gilliams misschien of Van Ostaijen die s morgens samen met Marc en mij de dingen groet.
Nota wat de voorstelling betreft.
Ik zie me verplicht voorlopig hoop ik, een eenvoudiger procedé te gebruiken voor het inloggen van mijn tekst, het is dit of niets, de deux maux il faut choisir le moindre!
07-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-12-2015 |
Het licht dat van alle tijden is. |
Het licht dat van de velden en de bossen is, dat van de zeeën is, dat van de bergen is, heeft een zelfde bron maar het is anders geladen, het heeft een verschillende klank, het houdt een andere belofte. Dat van de zeeën maakte me, in het verleden, soms dronken niet meer wetend waar te beginnen, dat van de bergen gaf me hoop op betering, gaf me vleugels, maar dat van de velden en de bossen was het licht van mijn ogen en van mijn groot vertrouwen.
Ik heb er in mijn leven heel wat zaken aan toegevoegd, wat tekeningen, neergezet op theedoekjes die het wel deden maar overbodig om er mee weg te wandelen op pelgrimstocht, zoals het hoorde in vroegere tijden, de heuvels op en af; in meer waren er ook de woorden die zich stapelden tot hoge hopen waar ik nu geen weg meer mee weet zodat ze opgesloten blijven in donkere schuren met zwevende deeltjes van stof en oud hooi in dunne banden licht uit de openingen tussen de pannen op zomerdagen.
Wat kan ik er nog aan toevoegen, hoe moet ik me gedragen, vogelnesten zoekend waar er geen kunnen zijn, of ontijdig af te sluiten omdat geen voldoende woorden meer om verder te gaan.
Zo is elke dag een zoektocht naar wat nog niet is, en als het er is, even vlug als het gekomen is, verdwijnen zal, opgelost zoals wolken vervoering die ons zijn bijgebleven voor een tijd, zoals alles maar geldig is voor een korte periode misschien, met uitzondering van wat men liefde noemt die een lifetime duren kan eens ze is open gebloeid.
En is elke dag een zoektocht, het is ook een ontdekking soms van een goudschat in een vergane schoener onder hoge zeeën en, soms wat minder, een zin, een simpele zin die als een steigerend paard de dageraad doorboort als je opstaat in de morgen en de zin bindt aan Sirius, de ster die je geluk brengen zal verder op de dag, als je een pagina waar je naar opkijken zult eens vastgeschroefd op oude bladen Steinbachpapier, vergeeld tot in de naden, zult geschreven hebben met de Remington die je terughaalde uit de dagen van je jeugd, onder de appelaar gezeten aan een leien tafel, in de lommer van de zomer en de letters diep, en licht met een teveel aan inkt omringd. Zoals het vroeger bestond als je schrijven ging wat je anders niet kwijt zou geraken.
Je hebt het niet genoeg gedaan, je had met je Remington boeken moeten schrijven, in de kamer van het oude huis dat afbrokkelde in de diepte van de haard, ruikend naar eikenhout en naar rozen - sentavano di rovere e di rose - zoals in dat antico inverno-gedicht van Salvatore Quasimodo - dat je meedraagt met jou en boven haalt op grote momenten zoals deze die van het schrijven zijn in een oude chalet in Grimentz, waar je jezelf verloor op valavonden als het laatste licht nog even dralen ging, als van vloeiend zilver, boven de kam van de berg in het westen en de haard werd aangestoken en waar je zitten bleef voor de vlammen tot laat in de nacht om te horen vertellen toen van vrienden van jouw ouderdom van nu, hoe het vroeger was en het brood, hard als steen, gehakt werd met de bijl en gedrenkt in half vergane wijn. Wat helemaal van het leven was in die dagen, ver in de tijd.
Maar wat kan hier nog worden aan toegevoegd?
06-12-2015, 12:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-12-2015 |
Tegenslag |
Geachte vriend Lezer,
Heb sinds gisteren problemen met het inloggen van mijn blog.
Ligt het aan mij of ligt het aan het feit dat ik overgeschakeld ben van Words 7, waarmede ik vertrouwd was, naar Words 10 die naar het zeggen beloftevol zou geweest zijn.
In elk geval mijn spijt komt te laat.
Ik leer eruit dat overmoed wat mij betreft, minder dan ooit wenselijk is en dat ik me beter houd aan het oude vertrouwde.
Mijn blog van 4 december is dus blijven liggen. Kan ik hem vandaag nog inloggen dan vindt je hem morgen op zijn gewone plaats. Wat de toekomst betreft kan jullie verzekeren dat ik er alles aan doe om je verder elke morgen, zoals in het verleden, te vergasten op een nieuwe blog.
Hopelijk morgen al, maar zekerheid heb ik niet. Kom toch maar eens kijken.
In deze hoop groet ik jullie allen heel hartelijk.
Karel
05-12-2015, 17:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Het oprukken van de islam |
Heb nooit in mijn ganse leven zoveel haat verspreid gezien als nu, haat op vlaggen en spandoeken, haat op de muren gespuwd, haat in woorden rondgestrooid en het ergste, het meest zichtbare, haat in de ogen, schaamteloos en onvervaard uitgedragen onder de mom van de sharia, een vreemd woord dat we voorheen niet kenden maar thans ons dagelijks wordt voorgeschoteld, als een ander woord, hoor en lees ik, krachtiger en duidelijker woord voor islam. Heb ook gedacht aan wat er uit haat voort vloeien kan en zal; wat het betekenen zou, wij hier in het westen onze God en al zijn heiligen biddend, om ons te vrijwaren van die andere God, Allah, die van het Nabije-Oosten is, die van de sharia is, dat het meest denigrerende is dat ons kan overkomen, gezien het een volle aanslag zou zijn op onze vrijheid. Als het ooit – en die is er al ondergronds – tot een botsing komen zou tussen een volk dat als beschaafd, gelovig of niet, overkomt, en een ander soort van volk dat zich, hopelijk, aan het beschaven is – al is er weinig van te merken - dan zal het enige verschil tussen die van het westen en die van het oosten opvallend zijn: het westen zal bidden, tenminste de gelovigen, de niet gelovigen afwachten, terwijl de volgelingen van Allah uit het oosten, ons simpelweg het hoofd afhakken zouden, en dit is wat ons te wachten staat, als we niet, zoals Houellebecq, ons bekeren zouden. De weg tussen gelovig of niet die wij kennen in alle soepelheid, die kennen zij niet, bij hen is de maatstaf geloven in Allah of sterven omdat verminking als straf en doden indien niet gelovig, in hun sharia geworteld is, en dus ook in hun leven. Iets ‘entre les deux’ kennen ze niet en zullen ze nimmer kennen, want zij leven meer met de dood in het hoofd dan met het leven. Het tekenend bewijs hiervan is dat Dyab Abou Jahjah in een column in de Standaard van 27 november, er openlijk voor uit komt, hij vindt het normaal dat we hier blijvend zullen rondlopen, als gevolg, zegt hij, van de globalisatie, met de dreiging (niveau 4) van een aanslag in het achterhoofd. Als je als moslim geboren bent, als moslim geleefd en moslim gebleven bent, en dit is in hart en nieren, is het maar logisch dat je dergelijk gedachte de wereld in stuurt. Het vervelende is dat hij wel gelijk kan hebben, maar ik zou het zeker niet voorstellen als een gevolg van de globalisatie in de wereld, wel het gevolg van het islam-fundamentalisme. Jahjah heeft er geen moeite mee, hij is fatalist, alles wat er gebeurt is de wil van Allah. Dat het, het gebeuren is dat andere gebeurtenissen doet ontstaan, kan ik aannemen, dat het de wil is van hun Allah, zetelend in de hemel juist boven hun hoofd hebben we in het westen ook nog gedacht, maar dat was eeuwen geleden, maar dat de aarde het centrale punt zou zijn kan ik niet meer als geloofwaardig aan zien. Een absolute zekerheid wat het resultaat zal zijn van de veroveringstocht van de volgelingen van Allah is er nog niet, maar het wordt stilaan geprojecteerd in de sterren, de eerste tekenen, de haat die het haalt op de rede, zijn al voorhanden en zullen zich duidelijker gaan aftekenen als het westen niet categoriek manifesteert. Wat ik vermag, is het neerschrijven, het gevaar voorspellen, meer kan ik niet. Het zijn echter alle clubs, alle verenigingen, alle scholen, alle instellingen, alle regeringen die ervan zouden moeten overtuigd worden en hen in het hoofd geprent: ‘als je niet een andere soort godsdienst in de voeten wil geschoven krijgen, verzet u uit alle macht tegen de komst van de islam’. Zal dit gebeuren, wel nee, we zijn er te laks voor, te gevestigd in onze waarden die we onaantastbaar denken te zijn. Vergissen is menselijk, je laten overwoekeren, is lafheid.
05-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-12-2015 |
Radiethésiste |
Mijn moeder – ‘mijne’ moeder schrijft Maurice Gilliams – vertelde me, dat haar broer Stefaan, oud-strijder 14-18, elk stukje papier dat hij vond zorgvuldig bewaarde om het te lezen en te herlezen. Het was zegde ze, het enige dat er in huis te lezen was. Wat dit precies betekende beeld ik me niet in, maar het is een van die zinnen die me van haar zijn bijgebleven. Ook nog een andere zin, dat ze ‘doodgraag’ had verder gestudeerd, dat ze onderwijzeres had willen worden, maar van jongs af was ze geroepen om te helpen in de fruithandel van mijn grootvader. Ik zelf herinner me dat het geplukte fruit in tonnetjes, in heel licht hout, werd verpakt, die werden dicht genageld om naar waar weet ik niet, vervoerd te worden. Ooit moet er door mij iets gebeurd zijn – ik was toen drie of vier - met een van die hamers maar wat precies herinner ik me niet.
Ik had in die tijd een nicht, Clémentine, zij was het die voor mij zorgde in afwezigheid van mijn ouders die, ik vermoed beiden werken gingen. Zij was een moeder voor mij. Het gebeurde in die dagen dat mijn ouders verhuisden naar Gent en dat ik in plaats van bij Clémentine, terecht kwam in een of andere school, waar ik wellicht heel ongelukkig was. Ik herinner me dat we er elke morgen een boterkoek met rozijnen erin kregen, samen met een glas melk, en dat ik die koek niet wou eten omwille van de rozijnen erin. Pas later ben ik er op een vreemde manier achter gekomen, vanwaar die afkeer kwam.
Ik was toen met een groep Lions-vrienden in ‘La Houve’, een Bed & Breakfast in Cap Gris Nez, gehouden door een dame een, vertelde men van haar, radiéthésiste van een jaar of vijftig. Op de laatste avond van ons verblijf zaten we allen voor de haard in het salon, toen de Dame binnenkwam om ons te vergasten op een laatste drink, en na een tijdje begon ze over elk van ons er aanwezig, iets te vertellen over hoe ze ons zag en wat ze in het bijzonder had opgemerkt. Zo zegde ze van een groot persoon onder ons dat ze hem gekend had in een vorig leven en dat hij toen minstens een bisschop was.
Van mij wist ze te zeggen dat ik in mijn verre jeugd iets had mee gemaakt dat me diep had geraakt en dat ik de gevolgen ervan nog altijd meedroeg. En zegde ze, je staat op het punt van een grote reis te maken waarvan je niet gerust bent in de goede afloop. Op het ogenblik zelf wist ik niet wat het trauma wel kon geweest zijn; wat de reis betrof deze ging naar Noord-Yemen en effectief ik was er niet heel gerust in, maar het kon dat ze er iets over gehoord had want ik zal er voorzeker over gesproken hebben met de vrienden.
Pas achteraf in bed heb ik er aan gedacht dat mijn trauma zijn oorsprong had in het feit dat ik door mijn verhuis gescheiden was van mijn nichtje Clémentine en dat ik daarom niets wilde weten van de school waar ik naar toe moest elke dag en zeker niet van de boterkoeken met rozijnen. En deze afkeer van de boterkoeken met rozijnen is me praktisch mijn ganse leven bij gebleven. Wat ik tot vandaag niet begrepen heb is hoe de dame er toe gekomen is dit soort trauma te ontdekken bij mij, gezien ikzelf het nooit op die wijze begrepen had.
Ik herinner me ook nog dat ze me bij het weggaan speciaal ter zijde riep om me te zeggen dat ze wist dat de reis die ik ging ondernemen, waarheen het ook mocht zijn, een grote reis worden zou. En hierin had ze volkomen gelijk, Yemen werd toen een fantastisch gebeuren.
03-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-12-2015 |
Gedicht |
Je wist het toen het nog zomer was.
Toen het koren bloeide en wolken stuifmeel je bestoven met gedachten, flinterdun opgehaald en neergezet op niets hopende, je had, zo dacht je, alles al gehad wat je krijgen kon, meer was er niet.
Je wist het over haar gebogen, hoe het leven was, hoe teer de dagen soms, de rozen ook, de wikke in de hagen, en het licht als oosters saffier dat Dante onovertroffen wist, en hij Borges ermee bekoorde.
Zo heb je honderdvoudig het geluk gekend, je zelfs hoopte dat de tijd niet verder lopen zou – aardig om te denken – maar laat toch maar komen wat nog komen moet, versterving is niet vreemd en evenmin begoocheling.
Hoewel de dagen vlugger lopen hier, intenser doelgericht we ondertussen verder gaan, en opgelucht we kijken kunnen hoe de sterren, Orion en Sirius vooral, een morgen in de late herfst, verbazen.
Je hoopte het toen het nog zomer was en stilte ingebed je hart geroerd, omdat zij er was, het bloed dat zwijgen bleef alsof onbestaande wat ooit vroeger was en je toch nog grijpen kon, als spiegelbeeld beneveld.
Diep ademend dankbaar zijnde, dit toen het nog zomer was.
02-12-2015, 07:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-12-2015 |
W.G.Sebald |
Ik teken op wat van het ogenblik is, het maakt geen verschil de maand of de dag, ik schrijf dus niet tijd gebonden. Vandaag had ik geluk, was er Stefan Hertmans, was er wat hij wist te vertellen, zoals ik – hij schonk me ooit zijn ‘Putje van Milete’ – hem kende, literair gekleurd met diepgang en waardevol, over de dichtbundel van W.G.Sebald (1944-2001)[1].
Heb het gelezen met vreugde in mij omdat het van hem kwam en omdat ik er zaken in vernomen heb waarvoor ik Sebald, die ik amper ken, dankbaar ben, al was het maar voor die ene korte zin: ‘Mijn medium is het proza, niet de roman.’
Ik las dit als een vingerwijzing voor mezelf omdat ook voor mij het proza belangrijker is dan de roman. Om eerlijk te zijn omdat ik geen onderwerp heb voor een roman, omdat ik geen ‘wereldschokkende’ gebeurtenissen te vertellen heb, ik kleinburgerlijk man, die enkel over het leven, zoals ik het gekend heb met goede als met minder goede momenten, iets weet te vertellen, over eenvoudige dingen en dit op die ene wijze die ik zou kunnen bedenken, gedragen door een veelvoud van mijmeringen waar niemand, in deze tijden, nood aan heeft. Mijmeringen over het leven van de zoekende mens die ik was en gebleven ben en zijn 'vervelende' neiging uit te maken wie die God is waar er zoveel om te doen is of dan toch was.
Waarvoor Hertmans beroep doet op Friedrich Hölderiins beroemdste regels – zegt hij – ‘Nah ist / und schwer zu fassen der Gott’, een regel die ik meen voor mezelf, niet vroeger dan in mijn blog van gisteren te hebben opgelost, of dan toch een begin van een verse oplossing. Webald indachtig zijnde zal ik dus voortaan uitkijken – er rest me niet meer veel tijd – om een prozaïsche roman te schrijven, of die ooit uitgegeven wordt of niet heeft geen belang, for us there is only the trying, the rest is not our business.
Dus ik herhaal me, ik ben Hertmans dankbaar, me het ‘mijn medium is het proza niet de roman’ van Sebald, te hebben bijgebracht in zijn recensie.
En dan is er nog iets, even belangrijk, dat Hertmans heeft opgemerkt, als hij het gedicht van Sebald aanhaalt:
Moeilijk om te begrijpen / is namelijk het landschap/ wanneer je in de sneltrein van daar / naar ginds voorbij rijdt / terwijl het zwijgend / toekijkt hoe jij verdwijnt.
Schitterend. Gelukkig de man die plots deze zin krijgt toegeschoven van uit het niets, dat niet het niets is maar het iets, voor Dante de Muze is.
Elke morgen hoop ik wakker te worden met een dergelijke eerste zin die op zich zelf al een gedicht is: ‘moeilijk om te begrijpen is het landschap’, Hertmans bouwt er een verhaal rond met de versregels van Hölderlin als spiegelbeeld. Het landschap, schrijft hij, is voor Sebald, en dat vanaf zijn vroegste werk, een verwarrende nabijheid, een grotendeels gewiste tekst, een nooit helemaal te begrijpen raadsel’. En zegt hij nog: hij loopt er in rond met een pen als camera.
Ik dacht aan een passage die ik ooit geschreven had, zittend in de trein die me naar Brussel bracht. Ik had het opgetekend in een verzameling van ‘Fragmenten uit mijn dagboek’. Maar mijn vondst was van een totaal andere aard dan die prachtige zin van Sebald. Ik herneem hier wat ik toen geschreven had, een beeld van wat ik mijn mijmeringen noem:
In een boek dat ik in der haast had meegenomen, een kaart gevonden met een zwart-wit afbeelding van Akhnaton, en overgeschreven op de rugzijde van de kaart, in haar zo vloeiend, inviterend handschrift, enkele lijnen uit een gedicht van Carl Sandburg:
‘You and a ring of stars / may mention my name / and then forget me. / Love is fool star.
De trein door het ontwakende, onbegrepen landschap. Hij dacht, noch tijd, noch afstand kunnen hier iets aan wijzigen, lijk bloesems in de wind blijven herinneringen dwarrelen over mij, over mijn handen, over mijn bezig zijn en nu onverwacht en onverhoopt, na zovele jaren, haar stem terug en sterren in zijn ogen. Zo spreek nog eenmaal mijn naam en vergeet me dan, vergeet me, for love is a fool star.
Ik schreef dit in de trein, maar de Muze was me niet gunstig want ik vond niet wat Sebald wist te schrijven: dat het landschap zwijgend toekeek hoe ik verdween.
[1] W.G.Sebald: Over het land en het water, een keuze uit de gedichten 1964-2001, vertaald door Ria Van Hengel, ‘De Bezige bij’. Verschijnt op 3 december, Stefan Hertmans in de DSL van 27 november 2015.
01-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-11-2015 |
De Val van een Knikker |
Ik zie me genoodzaakt verder te bouwen aan mijn blog van gisteren 29 november. Het is een normaal iets voor de mens die ik ben, die zoekt en blijft zoeken naar verheldering van wat is en hoe het gesteld is met dit Universum dat ons overweldigt door zijn structuur en vooral door zijn beweging naar buiten en wellicht ook naar binnen en al wat er mede verband houdt van het ontstaan van nieuwe sterrenstelsels, zoals het gebeurt in het sterrenbeeld van Orion, als eenvoudig weg nemen we het gebeuren van een knikker die valt. En kleven we op beide gebeurtenissen de vraag: is er dan iemand die bepaalt of zou kunnen bepalen waar dat nieuw sterrenstelsel moet komen of, bepalen zou wat die ene knikker kan en niet kan, en waar hij moet stilvallen. Zou het kunnen dat er iemand is die dit zou kunnen bepalen?
Wat het sterrenstelsel betreft vrees ik dat de wetenschapper dit niet zou kunnen, wat de knikker betreft zou hij misschien de weg afgelegd door de knikker kunnen berekenen, maar zelf bepalen kan hij niet met absolute zekerheid, zoals een golfer niet met absolute zekerheid bepalen kan waar precies zijn golfbal zal terecht komen, hij weet het bij benadering, liefst zo dicht mogelijk bij de hole, maar dit is het enige wat hij vermag.
Waar de knikker ook moge vallen, is een kwestie van de knikker, niemand intervenieert behalve de omstandigheden waar en hoe de knikker valt. De Natuurwetten die de weg bepalen die de knikker aflegt, hoe hij die aflegt en de plaats waar hij stoppen zal, liggen vast sinds het begin der tijden en aan deze wetten dient niets meer gewijzigd te worden en wordt ook niets meer gewijzigd. Trouwens indien er iets zou gewijzigd worden zou dit inherent zijn aan de wetten zelf. Hij of Het die/dat ik niet noemen kan, ziet niet toe of het zo of anders afloopt, Hij of Het hoeft het ook niet te doen, het systeem is wat het is, en elk gebeuren vloeit voort uit andere gebeurtenissen en andere omstandigheden die alle – als we even nadenken - hun beginpunt hebben in de Big Bang.
Wat ons de vraag oplevert of er iets was vóór de Big Bang?
Misschien, misschien niet, maar Iets moet er geweest zijn op ‘het ogenblik’ van de Big Bang, niet erna, misschien zelfs niet meer erna. Maar wat er was op het ogenblik van de Big Bang was ontzaglijk ‘ontzaglijk’, zo dat het niet/nooit te noemen is. Dit, wat niet te noemen is was van het ogenblik van de Big Bang en is dit gebleven, en is van de fractie van elk ogenblik dat de Big Bang verder ‘Bangt’. Want dat doet hij. Zodat, wat het moment van de Big Bang betreft, er zelfs geen tijd bestaat, wel een opvolging van Big Bang momenten, die in the mean time momenten zijn van dat Iets en dit tot op het ogenblik van nu, dit punt hier ‘.’ En weeral verder.
Als er IETS was op het ogenblik van de Big Bang is, gezien die Big Bang verder uitdijt tot in het oneindige, en nog verder uitdijt – het oneindige dat nog oneindiger wordt – is het, het IETS dat er was, dat uitdijt. In feite is er niets anders dan het uitdijend IETS dat we zien met de ogen als het Universum. Het IETS, dat ik niet noemen kan, niet noemen mag – zeker niet met een door de mens gepollueerde naam - en dat ik daarom de of het Onnoembare noem, bij gebrek aan beters.
Als de knikker valt is het zijn moment, zoals het zijn moment is zo lang hij in de zak zit maar als hij valt is het, het moment van de wetmatigheden die er voor zorgen hoe hij op botst en waar hij terecht zal komen. Wat er van die wetmatigheden is, is een andere zaak – voor mij zijn ze deel van dat fameuze Iets - maar deze gelden even goed voor de val van een muntstuk als van een appel, als de vorming van een nieuw sterrenstelsel.
Maar niemand is er die nood heeft om te bepalen waar de knikker moet vallen.
30-11-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-11-2015 |
De aarde en de mens is een random verschijnsel |
Een lezer schrijft me van uit Perth dat de aarde en de mensheid een random verschijnsel zijn. Ik antwoord hem dat ik denk dat dit goed mogelijk is maar in feite van weinig belang. Wat wel van belang is, is de geest in de mens. Voor mij is van in den beginne alles er op gericht - en ik weet dat dit een zeer belangrijke stellingname is - om meer geest dan materie te zijn en is het om de geest, de spirit, dat het om te doen is, of het nu onder de vorm van de mens is, en dan hier op aarde, kan en zal wel at random zijn. Maar het is dan ook alles, ik heb er geen zorgen mee. Echter eens de mens er was (zelfs at random) is hij gaan evolueren naar de mens van nu maar dit is dan geen toevalligheid meer – toeval bestaat niet, toeval is een rendez-vous met de omstandigheid waarin je terecht komt, toeval is de samenloop van omstandigheden die, wat mijn persoon betreft (zoals die van jullie), maken dat ik en jullie ben en zijn wie ik ben en jullie zijn.
En die omstandigheden beginnen bij de mens van Lascaux en zelfs nog veel verder, bij de eerste tekenen van een begin van geest in de materie en dan moet je terug naar de geest in het Higgs deeltje, of je wilt of niet, je ontkomt er niet aan vast te stellen dat er van in het begin een lijn heeft gelegen in de evolutie die ons gebracht heeft waar we nu staan, maar er is een maar. We zijn nog maar homo sapiens op weg naar homo sapiens sapiens en verder nog in de duizenden jaren die nog voor ons liggen, tenware een atoomcatastrofe of een andere, een botsing met een ander hemellichaam, en de geest verplicht zou zijn te herbeginnen op een andere planeet met totaal andere gegevens als beginstadium, echter met hetzelfde doel, tien twintig maal indien nodig..
We blijven ons opstellen als het zichtbaar deel van een zichtbare wereld, en dat zijn we, maar is er binnen die wereld geen wereld van particules, en zijn we niet onderworpen aan die inner-particuleswereld?
In een recensie over het boek van Steven Gimbel: ‘Einstein. His space and times’, lees ik in de Standaard der Letteren van 27 november over ‘de absurditeit van de quantumwereld’. Ik stel me de vraag waarom de quantumwereld absurd zou zijn, is het omdat we hem niet begrijpen, of is het omdat de absurditeit er van zo is, dat ik in staat ben de tekst die ik nu om 20.42 aan het schrijven ben, een paar seconden later afgeprint wordt op het scherm van een pc in Perth. Is het dit het absurde van de quantumwereld, of is het omdat we geconfronteerd worden met gegevens die we – de mens die we nog maar zijn – niet meer kunnen begrijpen?
Dit is meer een vaststelling dan een vraag. Als ik er dan aan toevoeg dat er ’iets’ is die dit begrijpen moet of begrepen heeft hoe het in elkaar moest gestoken worden, en ook met particules die zelfs ver van elkaar verwijderd, nog communiceren met elkaar, dan wens ik, dan wil ik, er een naam aangeven, en niet de naam die gepollueerd is, wat ons betreft door de Bijbel, maar een naam van mij: 'de of het wat niet te noemen is', het/de Onnoembare wat door het Oosten, Lao Tzeu, Tao wordt genoemd.
Meer is er niet, want het is al immens. Als ik dan het woord God in de plaats zou stellen van het/de Onnoembare, en dit met de betekenis die ik er aan geef, dan plaats ik God, het/de Onnoembare, in zijn volle glorie, wat mijn zuivere bedoeling is. Dit is dan de God van de wereld binnenin de zichtbare wereld.
Heel mijn betoog heeft natuurlijk geen zin als de wereld binnenin niet aanvaard wordt – wat maar al te dikwijls het geval is – door de wereld buiten. Het is in elk geval een stadium waar de mens doorheen moet, pas dan zal er kunnen gesproken worden over het bestaan van God, het/de Onnoembare.
29-11-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-11-2015 |
Ce qui crève les yeux |
Een zin die je overvalt in de wagen of in de straat laat je best zo maar niet gaan, zeker niet een ganse nacht, want als je hem in de morgen terug opzoekt heeft hij veel van zijn kracht verloren, alleen al omdat de woordschikking verloren ging. Dit gebeurde gisteren zodat ik nu moeite heb om me te herinneren welk beeld ik toen uitdragen wou.
Zo begint je de morgen met een verliespunt, stel je vast dat er in je blog, die je overdroeg naar de centrale computer en die je gisteren laat herschreven hebt, op de belangrijkste passage, leemtes vertoont en nu, in het blauwe licht van de morgen, moeilijk te begrijpen overkomt, zelfs voor jou die hem schreef.
Verbeteren dus, heel het leven is verbeteren wat is, verbeteren en uitbreiden en andere richtingen opzoeken die soms zo maar opduiken om de hoek. Dit was het geval met een beknopte omschrijving van wat ik een 100% Spinoza heb genoemd. Terecht? Niet volledig, mais de toute façon suffisant pour me faire comprendre.
Hoe we ingesteld zijn om te schrijven wat we schrijven is me een raadsel, hoe we er in slagen woorden die zo maar opduiken, lijk bij een componist de muzieknoten, om te zetten in tekens is een van de grote wonderen van de geest. Freeman Dyson zag dit als een groter wonder dan dit van de monarch butterfly die elk jaar een tocht onderneemt van Mexico naar Canada (moet de passage opzoeken) maar het gebeurt, en er over nadenkend en ontledend wat er in feite gebeurt, is het duidelijk een wonder, een van de zovele die het leven ons biedt en die we aanvaarden zonder een woord van dank aan wie ook, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is – wat het niet is – maar zo zijn we nu eenmaal, we zoeken en blijven zoeken om Hem te noemen zoals we gewoon zijn: ‘God’, en hij zit vlak onder onze neus, Hij zit in elk van onze geledingen van geest of lichaam, in elk sprietje mos als in elke atoom of boson van het Heelal, en waar gaan we Hem zoeken? In de Bijbel of de Koran, terwijl we Hem moeten zoeken, als we per sé toch een boek willen raadplegen in de Tao, geschreven in tekens die voor ons weliswaar moeilijk te ontcijferen zijn, maar zo is het nu eenmaal. De moeilijkheidsgraad is een maatstaf, Hem waardig. Hij is geen vodje papier dat men verfrommelen kan en weggooien in de papiermand, dit ware maar al te gemakkelijk. Hij is en blijft untouchable, onaanraakbaar, gelukkig, maar Hij is wel bereikbaar als je Hem niet te ver gaat zoeken - al kan dit ook heel ver van ons - maar het leven is, voor zij die zien of willen zien, zo bijzonder, zo tot in het aller allerkleinste detail in elkaar gestoken que cela crève les yeux, dat niemand of niets hier op aarde in staat is een miljardste deel ervan te verwezenlijken.
Zoals ik nu bezig ben, en je zult het begrepen hebben, heb ik vandaag een naam gegeven aan ‘het of de Onnoembare’, waar ik gisteren – ook van morgen bij het verbeteren – het over had, en ik weet dat ik Hem (Het) niet geschaad heb met mijn woorden en zeker niet met het beeld van de monarchvlinder van Dyson. Ik heb Hem eenvoudig omhangen, omkleed met een krans van ‘geselecteerde’ woorden een selectie dat Zijn werk is, uitgaande van mijn genen.
Mijn dag is goed, straks ontvang ik vrienden op een aperitief, ik zet nu de wijn klaar voor hen, fonkelend vooraleer geschonken en, er hangt nog steeds een blauwe schijn over het morgenlicht.
Ik kan nu beginnen denken aan de zin die ik gisteren verloren heb.
28-11-2015, 08:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-11-2015 |
Wie is die God waarover we spreken? |
Elke dag een nieuw onderwerp aansnijden, iets dat geen binding zou hebben met wat ik al geschreven heb of, bepaalde zaken gaan bekijken van uit een andere invalshoek of met andere verwevenheden is niet zo evident. Ikzelf ben geen PC die dit eventueel zou kunnen uitschakelen of minstens een verwittiging sturen. Maar het is me duidelijk, mijn geest, wat het onthouden betreft, vertoont gaten, en als het gebeurt dat ik eens – dikwijls is dit niet – terugblader, dan heb ik regelmatig de neiging belangrijke zaken te herkauwen, maar om deze reden noem ik ze dan ook belangrijk.
Ik wou vandaag met een blog antwoorden aan iemand die me meer dan de anderen regelmatig schrijft en begaan is met de inhoud als de omvang van mijn blogs. Hij permitteerde zich zelf mijn blogs van maart 2012 tot januari 2015 te gaan lezen, wat een hele inspanning moet gevergd hebben. Hij vond dat één op zeven blogs voor hem waard was afzonderlijk genoteerd te worden, waarvoor ik hem van harte dank. Ik hoef zijn naam niet te noemen, hij leest me, hij weet dat ik me tot hem richt, niet in code, maar openlijk zoals het betaamt onder mensen die zich vriend noemen, vriend zelfs al zien we elkaar niet zo heel veel.
Ik weet dat, zoals wij allen, he is struggling with the most important question on earth and heaven, who or what is the one called God? Ik wou dat ik hem in klare termen op deze vraag kon antwoorden. Ik kan hem alleen zeggen dat, wat met absolute zekerheid bestaat – dit wil zeggen waaraan niet kan getwijfeld worden omdat het betekenen zou dat we aan ons zelf zouden twijfelen – het, het Universum is.
Het Universum IS maar het zegt ons nog niet hoe het is, noch vanwaar het komt, noch waarheen het vliedt als teken van de tijd die als een pijl de ruimte in schiet. Maar het Universum kan ontleed worden. Wijze wetenschappers hebben er zich over gebogen en blijven dit doen. En zoals het Universum vliedt, zo blijven zij in beweging om te weten hoe het is gestructureerd en vooral hoe de diverse structuren ervan op elkaar inwerken, zoals ze inwerken op elkaar.
Wat mij betreft loopt deze vraag minstens evenwijdig, zo niet gelijk, met de vraag hoger in het Engels gesteld. Ik baseer me hiervoor niet op Spinoza – hoewel deze, beide vragen zonder de minste twijfel als gelijklopend zou gezien hebben, indien hij in onze dagen had geleefd – maar omdat ik, de jaren helpende, er toe gekomen ben om dit als een waarheid te aanzien. Een waarheid die boven alles uitsteekt en die ik ten allen prijze verdedigen wil. Aldus, mijn beste vriend, heb ik slechts één antwoord op de uiteindelijke vraag, die we ons stellen moeten, hoe komt het dat een Higgs deeltje – het minimaalste dat we tot nu toe kennen – ‘weet’, niet alleen weet welke affiniteit het heeft met de andere deeltjes, maar ook, weet en kent welke functie het te vervullen heeft in het raderwerk van het immense Universum dat ons overkoepelt en levend houdt. En het heeft een functie, otherwise it wouldn’t exist.
Mijn antwoord hierop is dan ook heel duidelijk, het is omdat die affiniteit is wat niet te noemen is, het of de Onnoembare is en dat, zoals het Univetrsum is, het of de Onnoembare is. C'est du Spinoza 100%.
Aan elk van ons is het geraden het of de Onnoembare een naam te geven, echter zonder zijn ‘onnoembaarheid' te schaden.
27-11-2015, 07:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-11-2015 |
Soort van curriculum vitae |
De essentie van wie ik ben en hoe ik geworden ben wie ik ben ligt opgetekend in een bundel van 250 dagboekfragmenten gespreid over 300 pagina’s die ik in 2005 een eerste maal heb samengebracht, in 2009 heb herwerkt en gebrocheerd werden in 10 exemplaren. Vandaag rest er me nog één exemplaar. Het kan dat er exemplaren bij de verhuis zijn verloren gegaan, andere zal ik uitgedeeld hebben aan de meest intieme vrienden, maar wie precies en of het wel zo is weet ik niet meer.
In de loop van de jaren van mijn blogs, ben ik herhaaldelijk fragmenten van toen gaan terughalen, heb ik deze herschreven als nieuwe elementen en liggen die nu voor een groot deel verspreid over de meer dan 1.800 blogs die ik sindsdien geschreven heb. Als ik alles zou samenbrengen vandaag dan kom ik ruim tot meer dan één miljoen woorden en zou ik gemakkelijk vijf volumes dagboeken kunnen vullen.
Ik teken dit hier op, niet om er over te bluffen, want wat ik schreef ligt daar maar bij à l’état brut, zonder versiering en eerder op schijf dan gedrukt, maar alleen maar om aan te tonen – er zijn ook de met de hand geschreven dertig dagboeken – wat iemand, die geboren is met de schrijfwoede, als leek vermag te schrijven in zijn leven. Ik ben er niet fier op, want weinig zag het licht van de wereld en het ziet er naar uit dat het aan mijn echtgenote en of aan de kinderen zal liggen of er van al mijn geschrijf ooit iets de wereld zal worden ingeschoven.
Na wat ik gisteren haalde bij Joost Vandecasteele en dan vooral zijn uitlatingen over de uitgevers, is de moed om een poging in die richting te doen, in mijn schoenen gezakt en vrees ik dat de enige waarde van wat ik schreef zich beperken zal tot wat het schrijven ervan voor mij betekende, namelijk de vreugde van het schrijven zelf. De moeite en de inzet dat het me kostte neem ik er graag bij als weinig betekenisvol.
Ik troost me vandaag – il le faut bien – met de zin van T.S.Eliot die blijft door mijn teksten dwalen: for us there is only the trying the rest is not our business, en daar stopt het dan en heb ik de keuze die geen keuze is, de zin van Eliot te vertalen in: ‘ verder schrijven en niet omzien.’
Dit verwoordende dacht ik aan mijn werk over Dantes Inferno, dacht ik er aan dat het minimaalste dat ik zou kunnen doen is die teksten uit mijn blogs gaan halen en ze samenbundelen, al was het maar voor de twintig à vijfentwintig lezers van mijn blogs, opdat minstens zij een herinnering aan mij zouden overhouden eens mijn blog zullen uitgestorven zijn en van de kaart geveegd.
Zo ver sta ik dan deze morgen van 26 november 2015, op de dag dat ik stilaan mijn achtentachtigste jaar aan het ‘boucleren’ ben. Ik ben er nog niet ten volle, maar ik voel al enkele tijd dat het aan het komen is. Dantes Inferno ware een geschenk waarop ik mijn lezers, zij die me trouw gevolgd hebben, zou kunnen vergasten. We wachten nog, maar denken er ernstig aan.
26-11-2015, 04:27 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-11-2015 |
Over het schrijven van een boek |
Ik luister in de morgen naar Klara. Elk stukje muziek dat ik te horen krijg is een muzikale blog, meer is het niet, maar het is heel veel, het is van een broeder van mij die op elk ogenblik van de dag begaan is geweest met het componeren van die ene pagina die nu uitgedragen wordt tot in de huiskamers van velen en niet alleen daar maar tot over de velden, tot binnen de steden en de dorpen, uitgedragen als het werk van de geest in de mens, het teken van zijn band met de Kosmos. En het neerschrijvende vergat hij wie hij was en hoe hij er toe gekomen was zijn dag te vullen met dat ene stukje muziek, het enige dat over bleef van die dag in zijn leven.
Dit is wat er gebeurt bij mij als de muze binnen sluipt, want zonder haar zit ik verstrengeld in wat van de wereld is, zij is het die in heel wat gevallen mijn reddende engel is, voor wie ik dag aan dag een kaars zou moeten laten branden, en het ook doe nu en dan, hopende.
Veel andere middelen zijn er niet. Ik kan gaan bladeren in wat ik vroeger schreef, maar dan moet ik heel ver terug in de tijd, ik kan ook teruggrijpen naar wat ik las in een of ander dagblad of tijdschrift of boek. Zo was ik verrast te lezen van Joost Vandecasteele[1] die het had over het werk van de romanschrijver die zich afvraagt of hij ‘blij moet blijven als ons boek van 90.000 woorden een recensie krijgt van 100 woorden’ en ook ‘dankbaar blijven als ons manuscript een voor-en een achterplat krijgt en daarom 20 € kost met 1 € voor ons bestemd.’Wat nu precies weinig aanmoedigend klinkt voor iemand die geneigd zou zijn ook eens een boek te schrijven om wat euro’s te verdienen.
En dan vaart hij uit tegen het schrijvers ras en vraagt hij zich af of we ons zelf blijven zien ‘als scheppers van escapistische luxeproducten voor een vergrijzende niche?’. Om dan na vele omwegen en duidelijk in ongenoegen te eindigen op de vraag of we het nog de moeite waard vinden.
Ik begrijp zijn reactie. Ik weet wel niet welk soort boeken hij schrijft en welke literaire of andere waarde zijn boeken hebben en ik begrijp ook de uitgever van een boek waarvan hij bij voorbaat weet dat bij De Slegte gaat terecht komen. Ik weet evenmin wat Vandecasteele bedoelt met de rol die Tom Lanoye hierbij krijgt toebedeeld. In elk geval , zoals ik hem lees voelt hij zich niet als een succesvol schrijver, dit is een zekerheid.
Ik evenmin ben succesvol geweest in het verleden al kreeg ik wel geen driemaal nee uit Nederland op één etmaal, zoals Vandecasteele, en al heb ik zelf maar eenmaal geprobeerd toegang te krijgen tot het literaire landschap van de Nederlanden.
Ik dacht er deze morgen nog over na en vond dat als je geen boek kunt schrijven dat een lange nagalm heeft, dat op het nachttafeltje ligt of dan toch regelmatig ter hand wordt genomen om een pagina te lezen of te herlezen en passages erin met potlood te onderlijnen, het beter is er nimmer aan te beginnen, zelfs als het je amper één euro per verkocht boek zou opleveren.
Als je schrijft is het om te overleven en liefst niet op een schab bij De Slegte. Maar, en dit is het geval bij mij, je kunt ook schrijven niet met de bedoeling gepubliceerd te worden maar om de geneugten die het schrijven je geeft, en dit is een totaal ander gegeven.
[1] Vlaamse schrijver, columnist en stand-upcomedian. Hij schreef romans als ‘Massa’ (2012) en Vel (2013): De Standaard der Letteren van 30 oktober 2015.
25-11-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |