 |
|
 |
|
|
 |
10-03-2014 |
Het bos |
In het bos wist hij dat de bomen hem aankeken, dat ze voelden dat hij een boom-man was, iemand die hen waardeerde voor wat ze waren: beuken, eiken, dennen, berken, lijsterbes. Wisten dat hij de geur kende van de ontdooiende aarde, de geur van rottende blaren in het kreupelhout, de geur van water lijk de geur van dood en leven, dat hij wist van het stille punt dat van het ene is als van het andere, dat hij hun ganse cyclus volgde : openbarsten en bloeien, bevrucht worden en als vrucht wachten op een nieuw beginnen. En het licht zo teer, zo schraalblauw tussen de nog naakte kruinen en het geluid van takken bewegend over elkaar, alsof het fezelen was in woorden.
En zijn geest sprak tot de geest van de bomen in poëtische woorden, omdat poëzie, zoals de kunst, begint daar waar het onnoembare aanwezig is, begint bij wat verzwegen wordt.
Het magisch contact met de natuur wordt aldus een gesprek van geest tot geest en hij hoort wat niet gezegd wordt en hij ziet wat niet te zien is, alsof zijn geest het doek was waarop de natuur zijn kleuren en vormen heeft neergezet. En zo gebeurt het dat het bos groeit in hem en dat hij weg groeit in het bos.
Dit is maar een momentopname, maar ze is typerend voor de man die hij was en gebleven is. En omdat het woord een antwoord vraagt herhaalt hij hier, en dat zal zijn stelregel blijven voor de rest van zijn dagen, dat hij in deze wereld een gerichtheid wil die positief is en zin en betekenis moet geven aan zijn leven dat nu al lang genoeg een twijfelgeval is geweest.
Een oplossing staat open, uitermate creatief zijn. Er is geen andere uitweg voor de mens hier op aarde en dit is evenveel, zo niet meer, als bemin je naaste als jezelf, wat utopisch is. Creatief en correct zijn, toegeeflijk in je omgang met anderen, dit is het noodzakelijke en haalbare gebod voor ons, mens in wording.
10-03-2014, 08:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-03-2014 |
Het begin van het beginnen |
Dit is het begin van alle beginnen. Deze eerste woorden, deze eerste zin die zich manifesteert en bestaansrecht opeist. Alsof het een geboorte betrof, een ontstaan uit het onberijmde.
Als hij hier opduikt, niet in het midden van zijn leven, maar ver er voorbij, te ver om wel te zijn, te ver voorbij om nieuwe werelden op te bouwen, maar nog juist goed genoeg om terug te blikken op wat de punten zijn, de gebeurtenissen die hij zich nog herinnert of herinneren wil en deze geplaatst in wat zijn dagen geworden zijn, hier in die oude woning, gelegen aan de rand van het bos dat het bos van zijn jeugd is geweest en thans te dicht is gegroeid opdat hij het nog herkennen zou. Maar zoals hij wenst terug te keren naar de man die hij was, zo wil hij het bos behouden zoals hij het gekend heeft, en niet alleen het bos maar het ouderhuis, de straat, de school, de kerk, de huizen.
En uit de totaliteit van dit alles heropstaan en te herbeleven het leven dat hij kende gemengd met het leven dat hij had kunnen kennen.
Vooraf wil hij zeggen dat hij een huis is geweest voor de vele boeken die hij las - al las hij er duizend te weinig en wat hij las vermengde zich, verstrengelde zich met de essentie van zijn bestaan en zal onvermijdelijk uitvloeien in wat hij te vertellen heeft, daarom niet onmiddellijk herkenbaar, maar gebruikt als springplank naar een ander beeld, geplaatst in een andere context, met een andere opvulling.
Dit zelfde ogenblik is het alsof al wat ooit geschreven werd, al wat de mens ooit gepresteerd en gedacht heeft, lijk stuifmeel van geest omheen hem drijft - het beeld van de muze die ons bezoekt van tijd tot tijd - en dit soms, op grote momenten door ons gecapteerd wordt als met een bijzondere gsm.
Zo heeft hij zijn leven lang de poëzie van het woord opgezocht, zo op dagen die lichtend waren en ruim, toen het lente was, zoals vandaag, even goed als toen het grasperk vol gestrooid met bladeren lag. Even goed als in de donkerste nachten bij de roep van uilen in het bos, als bij de opkomst van het eerste licht en de zang van lijsters en merels en sijsjes.
Hier en nu, zoals het was en zoals het is en zoals het altijd zijn zal in lente en in zomer. De herfst en de winter nog ver af zijnde, maar op zijn ouderdom o zo dicht bij.
09-03-2014, 09:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-03-2014 |
Altijd hopende |
Ik schreef drie jaar geleden dat ik herbegonnen was aan het schrijven van een boek, een soort van vie roman, een poging de knaap en de man op te roepen die ik geweest ben, maar dan niet exact zoals ik het geweest was, maar zoals ik het had kunnen geweest zijn.
Zijnde de kreet van Thomas Heywood die ik ontmoet in een essay van T.S.Eliot:
O God! O God! That it were possible
To undo things done; to call back yesterday.
En de bemerking van Eliot:
which surely no men or women past their youth, can read without a twinge of personal feeling.
Wat het geworden was want ik heb er lange tijd aan gewerkt - ligt nu opgeborgen in mijn schuif, een bundel van 300 paginas. De moed ontbreekt me het geschrevene opnieuw tot leven te roepen en er dagelijks een paar uren aan te werken om dan (misschien) uit te komen bij een nieuwe bundel in mijn schuif die nu al uitpuilt van wat ik ooit schreef.
Het blijft een beslissing die open blijft staan, waar ik dagelijks aan denkt. Voorlopig, in elk geval, stel ik me tevreden met het volbrengen van mijn opdracht van elke dag.
Wat ik vond in mijn bundel:
Hij ziet in zijn lang verbeelden de spiegelvijver in het bos met lisdodden en waterlelies - en met Van Eeden heeft hij de waterlelie lief - met vlekken eendenkroos en libellen boven de biezen.
In de tijd van toen was de vijver veel ruimer met de bomen die toekeken in het water, wachtend op de plons van zijn naakt lichaam dat de spiegel brak in duizend kringen en hij lijk een grote witte vis onder het watervlak dreef, tussen de watertorren die naar de diepte doken, tussen de stekelbaarsjes en de salamanders, drijvend onder het eendenkroos door, langs de roodgroene stengels van de waterlelie, en daarna als hij zich aankleedde, het water effen terug en de wind even zacht in de bomen.
Het was hier dat hij eens gestaan had met vader op een koude novembernacht en hij een deel van de sterrenhemel weerspiegeld had gezien een voldoende ogenblik, waaraan hij later terugdenken zou toen hij las dat Solomon een soort zee had laten plaatsen naast zijn tempel, misschien om de weerspiegeling van de sterren erin op te volgen.
Hij wist dat, net als hij, de vijver oud geworden was. De put, want meer was het niet, die s winters en in de lente vol liep en in de zomer uitdroogde, was bijna volgroeid met struiken en biezen, met het wrak van een auto, met matrassen, met repen behangpapier en nog wat brak water dat rook naar roest en modder. De prijs van een op hol geslagen beschaving die voor haar afval geen sluitende oplossing heeft en dit stukje ongerepte natuur had ingepalmd om er een kunstwerk van te maken in deze voor velen schijnbaar, als hij hun kunst voor ogen krijgt, zo troosteloze wereld.
Hij hoopte dat hiermee het punt was bereikt waarop de mens, dankzij de kracht van de geest, de weg terug zou vinden opdat de komende geslachten, zijn kleinkinderen en hun kinderen en kleinkinderen, bootjes zouden kunnen maken al was het met de bladen gescheurd uit zijn dagboeken, om deze uit te zetten zoals hij zo dikwijls had gedaan. Hij zag in zijn verbeelden de vergeelde papieren bootjes wegdrijven over het water, de inkt van het geschrevene zich vermengend met water, de betekenis ervan uitwissend om aldus de tijd die alles in de vergeethoek duwt, voor te zijn.
Als hij dan herneemt dat precies vóór de Big Bang, de ganse evolutie van kosmos, naar aarde, naar mens, naar homo sapiens, in potentie reeds aanwezig was, dan was ook het negatieve van nu, de vervuiling die we kennen, hierin opgenomen en dus ook de oplossing die eraan zal gegeven worden.
Of misschien ook niet, en dan zal de Heer van het Heelal, zoals Hij het misschien voorzien had maar hopen we dat dit niet het geval was herbeginnen met een nieuw spiegelbeeld-mens op een van de vele planeten dat het Universum rijk is.
Je bent geen wetenschapper denkt hij, je waagt je op een terrein dat je niet betreden mag, evenmin als je het gebied van het landgoed betreden mocht, maar je doet het en zult het je ganse leven blijven doen. Dus, je luistert niet naar de Ecclesiasticus : Hou je niet onledig met wat je niet begrijpen kunt. Maar je blijft geloven dat de waarheid moet geborgen liggen in wat ongrijpbaar is en onbegrijpbaar, en dat het aftasten van de levende realiteit een goede stap is naar wat je intuïtief vermoedt aanwezig te zijn en dat dit aftasten precies datgene is waarin het doel van je bestaan moet omschreven liggen.
08-03-2014, 07:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-03-2014 |
Wat de Leie |
Wat de Leie in mij zag,
deze middag
was niet om door te geven
aan wild vreemden,
zo vertelde ze,
achterdochtig als ze was
in het eerste groen
met vlakken licht,
van stiltes op en in het water,
trillend lijk de snaren
van een vioolsonate
en het beeld van de eeuwige reiger
omgekeerd
in de graskant neergezet,
alsof er niets anders
te beleven viel,
te ontdekken
in de geheimenis van de dagen
over elkaar geschoven
lijk schubben
tot in het oneindige.
Of ik er kwam of niet,
of ik er stond of niet,
te staren of niet
groot ogend,
de Leie is er traag vandaag
voorbijgeschoven
zoals ze er gisteren was,
ademend,
een donker lint
doorheen de beemden
van mijn hart.
07-03-2014, 04:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-03-2014 |
Leo Vroman |
Leo Vroman (1915-2014)
De onderwerpen behandeld door Leo Vroman in zijn laatste dichtbundel Die Vleugels (Querido, 160 blz. 18.95 ), zijn zo wat deze waarover ik het waag te schrijven in mijn gedichten en mijn blogs. Hem lezen zou dus voor mij een grote inspiratie kunnen zijn met ver dragende gevolgen. Daarom stel ik me voorlopig tevreden met de zeer duidelijke recensie van Luuk Gruwez in De Standaard van 28 februari.
Gelijkenissen wat de onderwerpen betreffen zijn er want ik ook sla de vleugels uit naar het gebied over de levensgrens. Vele van mijn lezers verwijten me dit soms maar eens ze mijn ouderdom zullen bereikt hebben zullen ze beseffen dat die grens heel dichtbij is gekomen.
Maar als Vroman schrijft dat hij vreest dat zijn as doodkoud zal bezig blijven met verzen te schrijven, dan moet ik bekennen dat ik deze vrees nog niet heb gedeeld. Wel is het zo, dat het zoals bij Vroman, mijn schriftuur is die me (geestelijk) in leven houdt, voor mij ook is het een perpetuum mobile, mijn blogs zijn er het bewijs van, met dien verstande dat Vroman misschien elke dag een gedicht schreef gedichten die gepubliceerd werden wat heel wat meer verdienste heeft dan de sobere teksten die ik elke dag tracht te laten verschijnen.
Ik heb ook andere zaken met hem gemeen. Er zijn, schrijft Gruwez, passages die suggereren dat het met de dood niet echt afgelopen is wat ik ook zo graag blijf herhalen dat er toch een soort getransformeerd voortbestaan is al was het maar via het vehikel van de gedachte
En dan nog, ook hij, zoals ik al zo dikwijls heb geschreven, vindt de kosmos wonderbaarlijk.
Welk besluit trek ik hieruit. Met het einde in het zicht gaan we stilaan, bewust of onbewust, vooruit kijken naar het grote ogenblik waarop we de ogen zullen sluiten om deze een fractie van tijd die geen tijd meer zal zijn erna heropenen zullen op het Grote Licht van de eeuwigheid.
06-03-2014, 07:45 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-03-2014 |
Hoe een boek |
Hoe een boek zou kunnen beginnen:
Onstuitbaar is het leven, onstuitbaar de natuur. Lijk het water van de bron door de moslaag dringt en opborrelen gaat zodra de aarde ontdooit, zo stijgen in de boom de sappen vanuit de diepste wortels naar het hoogste punt van de kruin, zo gaan de botten zwellen en openen zich de bladeren als met een knal. En uit de warme aarde kruipt de bosanemoon op, het speenkruid, het bosviooltje, een fuga van het wondere leven.
En de woorden van vader als hij met hem door de velden wandelt op deze trage zondagnamiddag als het licht weemoed is en de geluiden gedempt :
De tijd overweldigt me, het is lente en het is nog maar pas herfst geweest, alsof er geen winter was tussenin, en het zal zomer worden en een jaar zal voorbij zijn gegaan en zo zijn de jaren van mijn leven voorbijgegaan alsof het jaar maar een vingerknip was. Weet je, Ugo, we hebben niet het recht een ogenblik tijd te verspillen en toch doen we het en jij ook zult het vlug genoeg beseffen dat de seizoenen en de jaren voorbij hollen .
De hese stem nog van vader in de kamer waar hij schrijft, de wind om het huis, de prangende stilte, en in zijn handen met bruine plekken reeds op de rug ervan, de trilling van zijn verre jeugd.
Hoe onbezorgd hij toen was, vrij en licht van gedachten. De weiden met bloemen en vlinders, de geuren van gras en kruiden, de kreet van zijn bloed als hij neerlag onder de ruisende canadabomen. Hoe diep was dat alles niet weg gegroeid onder een eeltlaag van jaren. Wat bezat hij toen dat hij thans niet meer bezit of wat had dit ogenblik van nu nog gemeen met wat toen zo reëel was, zo tastbaar, zo helder was.
Maar het licht is gevulder nu, het ruisen van de wind in de bomen is doffer, voorbij is zijn onbezorgd zijn, voorbij het jagen van zijn bloed, al komt nu plots klaar en duidelijk de warmte van haar lichaam tegen zijn lichaam, zelfs nog van de smaak van appelen in haar mond toen hij haar kuste en hij voor de allereerste maal zijn hand onder haar open kleed schoof en haar borsten voelde, de plotse hardheid van haar tepel voelde, haar lenden tegen zijn lenden, zijn lichaam om haar heen gegroeid. En ze zijn naam noemde, in die zachtste zachtheid, in die onmetelijkheid van het beminnen. Ugo, had ze gezegd, blijf tegen mij, blijf altijd zo tegen mij, blijf een eeuwigheid tegen mij .
05-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-03-2014 |
Prozagedicht |
Nu ontwaken de vogels, nu zit hij neer om met hen zijn blog te schrijven en over hun gezang zijn woorden neer te zetten alsof het zijn leven was of wat er nog van restte.
Hoe bestaat hij, hoe is zijn leven verlopen om uit te komen waar hij zich nu bevindt, schrijvend, zich keer op keer herhalend, gedachten zaaiend alsof zijn woord een deel van Waarheid zou kunnen inhouden.
En niets in meer of niets in min: te zijn zoals hij is en niet te zijn zoals hij wou dat hij zijn zou. Met vele verliespunten, te veel om wel te zijn, de dagen te vlug voorbij, uitgehold tot een bundel beschreven paginas zonder stevigheid, zonder hoorngeschal, zonder timbalen, enkel wat gezang van vogels in de bomen er over uitgezet en dit, vóór het eerste licht.
04-03-2014, 06:48 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-03-2014 |
Mindscape |
Er was een wereld van gedachten lijk een landschap vol met bomen in de bot, klaar om open te springen, bomen in bloesem klaar om zaad te vormen en andere, gegroeid uit een twijfel-zaadje, als onafgewerkte gedachten.
Hij was in Parijs op de Place de Trocadéro en hij las er van Valéry, in gouden letters op de muren aangebracht:
Dans ces murs voués aux merveilles, jaccueille et garde les ouvrages de la main prodigieuse de lartiste, égale et rivale de la pensée. Lune nest rien sans lautre.
En hij schrijft maar, Iemand of Iets stuurt hem woorden die hij optekent op zijn blad. Het grote wonder van gedachten, zoals bij Valéry die zich vormen tot tekens. Gedachten die uitgedragen worden en gelezen en gestapeld in rijen zoals de rijen boeken die hem overvielen in de bibliotheek van Mafra, waar hij lang geleden een gedicht over maakte en nu hij Portugal denkt, de slagzin in zwarte graffiti geschreven op de witte muren van de Universiteit van Coimbra:
A universidade so illuminara o povo, no dia em que lhe puserem fogo.
Of de universiteit zal maar verlichten de dag dat ze in vuur zal staan. Deze zin van Antero de Quental ook was een gedicht waardig.
De dagen die zinnen zijn, die beelden zijn, opgeraapt hier of daar, ontstaan uit het niet zoals een ster ontstaat, een planeet, uit het niet van het niets en toch is.
Of dacht hij, het onbestaande, zijn blog, dat wordend was toen hij neerzat, en eens te meer wordt ingelogd.
03-03-2014, 07:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-03-2014 |
Gedachten geprojecteerd in het Oneindige |
Hij wou zich, in de mate van zijn beperktheid, op sommige ogenblikken van zijn leven, afstemmen op dat ene stille punt in de ruimte opdat, zoals het inwerkt op de slinger van Foucault, het ook zou inwerken op hem, op zijn daden als op zijn gedachten, als op zijn creatief zijn. Afgestemd zijn van tijd tot tijd op dat ene punt, om in het merg ervan, te worden opgenomen, om te zijn, om te leven zoals het hoort voor de mens te leven.
En hij kan onmogelijk, in dat ene punt een menselijk handelende God zien die zijn hand zou houden boven de hoofden opdat alles goed zou gaan. En, opdat voor de mens alles optimaal goed zou gaan, hij deze onderlinge relatie met God zou gaan bepalen in wetten en regels, alsof we niet ingeschakeld zouden zijn als aslijn en pijl (Teilhard de Chardin) in de spirituele evolutie in en van het Universum.
De vrijheid werd ons evenwel gelaten om, ofwel ons te beperken tot het gereveleerde en Hem aldus onvermijdelijk te herleiden tot een oppermachtige, ofwel om te gluren naar Hem door de bressen die de tijd geslagen heeft in de muren van de woorden die omheen Hem werden opgetrokken.
Velen zijn er die dit doen en voortdurend nieuwe bressen slaan, zoekend, reikhalzend naar andere horizonten, naar vollere wereldbeelden.
Velen zijn er die, vertrekkende bij het grote mysterie van het oneindig kleine, het atoom en nog verder, het elektron slingerend om de kern, in een onregelmatige beweging, met de snelheid van het licht, en nog veel verder, de deeltjes van dit elektron, om met dit minimale in het achterhoofd uit te kijken naar de verste Melkweg, en in dit oneindig perspectief een ogenblik maar het globale beeld te houden van het totaal bevreemdende van ons Universum.
Een ogenblik maar dit beeld te houden is voor hem meer dan alle gebeden die hij bidden kan.
02-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-03-2014 |
De Wilgen zijn geknot geworden. |
De wilgen zijn geknot geworden
In deze streek,
het hakmes keer op keer,
de rijke sappen opgesprongen
en schilfers hout zo blank
op het groenend wintergras.
We komen er,
de losse takken op een hoop,
de gloed van vuren en tot as vergaan
alsof wij het waren.
We komen er,
het Morgenland
met avondweemoed
dichtgesnoerd.
We hebben het niet gewild maar
prikkeldraad tot roest bevroren
in de stam gegroeid.
De wilgen zijn geknot geworden,
de lange rij,
de wortels opgewekt, de pieren
uit de grond gekropen,
de eksters die gaan paren,
krijsend,
en nieuwe geuren opgedoken
in de bomen.
De wilgen schieten weer,
de draad nog
dieper in de schors gekropen,
uitgedoofd de vuren.
Gedenken,
niet van as te zijn,
maar wilg te zijn en weer herboren.
De wilgen zijn tot bloei gekomen,
de vogels er hun nest gebouwd,
de tijdloosheid
die van de Leie is,
wij er in opgenomen.
01-03-2014, 08:08 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-02-2014 |
In de ruimte van de geest |
Op trage ogenblikken als de tijd zich stolt omheen de dingen, is het alsof hij plots op het punt staat het beeld te grijpen dat alles uitklaren zal, datgene wat niet te verwoorden is en toch, lijk het geruis van de wind in de bomen, aanwezig is, ons begin en ons einde verstrengeld.
Hij leeft in de onbegrensde ruimte van de geest waar alles mogelijk is, droom die realiteit is en realiteit die droom kan zijn. Waarin hij zijn herinneren vervormen kan en aanvullen tot een nieuw herinneren, waar hij wegwandelen kan in het landschap van schijnbaar onbenullige gebeurtenissen, die toch hun belang hebben of zullen hebben vroeg of laat.
Zoals onze primitieve(!) schilders op de achtergrond van hun doeken, droom-landschappen wisten te schilderen om meer intensiteit te geven aan hun onderwerp, om aan te tonen dat in hun verbeelden er ook een totaal andere wereld aanwezig was, zo ook wenst hij de aanwezigheid van het niet te verwoorden Andere, te benadrukken.
Hij wil dus dit zeer conformistisch, kleinburgerlijk leven dat hij gekend heeft en in al zijn dagelijkse gebeuren nog kent, bemeubelen met de dingen die hij niet bezat, herbeleven wat geweest is en dit herbeleven schuiven in en over wat hij gewenst heeft dat het zou geweest zijn.
Hij wil dat de muren van de woning die hij betrekt doordrongen zouden zijn van alle huizen die hij heeft bewoond, van alle plaatsen waar hij is geweest en van alle tijden die hij heeft gekend. Zo wil hij thans alle blanke vlekken kunnen invullen, nu hij heel goed weet dat in zijn lichaam de krachten aan het minderen zijn, en dat deze afname enkel gecompenseerd kan worden door een grotere aanwezigheid van geest.
De tijd van ledigheid is voorbij. Hij heeft nu een gevecht te leveren tegen die andere persoon in hem die hem ontmoedigen wil, die hem voortdurend wijst op het nutteloze van zijn denkpatroon.
28-02-2014, 00:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Jan Hoet |
Ik kan deze man niet laten voorbijgaan zonder een woord, zonder een herinnering op te roepen. Een eerste maal ontmoette ik hem naar aanleiding van een schilderijen tentoonstelling van jonge schilders, waarbij hij gevraagd werd als jurylid. Hij had toen nog niet die bekendheid die hem nu omkranste. Een tweede maal was in SIDMAR waar hij werken uit ik denk uit de SMAK had samengebracht en waar hij in zijn eigen stijl een voordracht gaf over de werken die hij had uitgekozen. Achteraf, staande voor het schilderij van de Deen Asger Jorn, vertelde hij me over de betekenis van de COBRA beweging voor de schilderkunst. Een derde maal was het bij mij thuis waar mijn echtgenote hem had uitgenodigd op een lunch. Hij kwam over als een man vol leven, een groot iemand, groot in de simpele zaken van het leven, met een eigen sterk eigen kijk op het begrip hedendaagse kunst.
Hij was een wereldfiguur in zijn visie over wat kunst was en wat kunst moest zijn. Zelfs indien zijn oordeel niet altijd onbesproken bleef, werd hij door velen gevolgd, gewaardeerd en opgezocht.
Hij overleed de morgen van 27 februari, hij, die eeuwig had moeten leven en in elk geval niet zo vlug zal vergeten zijn. Zijn dood trof me diep.
28-02-2014, 00:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-02-2014 |
Blog na blog |
Ik schrijf wel blog na blog, maar over de ruimtes, de uren, de dagen er tussen - een blog is hoogstens een uur alles inbegrepen -, schrijf ik niets alsof mijn leven dag aan dag herleid zou zijn tot dit ene uur.
Ik neem telkens mijn geschreven blog in gedachten mee in mijn bed, ik ga dus slapen met wat de volgende ochtend van mij zal verschijnen, en denk reeds aan wat ik de dag erna zal brengen. Het is duidelijk a never ending story waar ik mee geconfronteerd ben want alle gebeuren is op deze wijze ondergeschikt aan wat ik schrijven zal.
Later, als ik de som zal maken van het gepresteerde, zullen enkel de paginas tekst overblijven en wie zal alsdan de moeite doen om die teksten te gaan herlezen. Bijvoorbeeld, zal ik het doen, zal ik de moed hebben, het geproduceerde van de drie voorbije jaren uit te zuiveren en te bundelen?
Zou een zinnig mens het doen om er de eventuele vrije ruimte in zijn dagen mee te vullen?
Cervantes (1547-1616) was een groot en veel schrijver, hij hield zich, na het succes van zijn Don Quijote de la Mancha (1605), bezig met het schrijven van novellen, Novelas ejemplares noemde hij ze, waaronder El Coloquio de los Perros of het gesprek tussen twee honden van het Hospital de la Resurección in Valladolid.
Dit belette wel niet, zoals ik onlangs las, te sterven in grote armoede. Maar hij zal al verhalen schrijvend zijn tien laatste jaren doorgebracht hebben deze novellen zullen wel niet het succes kennen van zijn Don Quijote, maar het deerde hem niet, hij schreef wat hij schrijven wou, zonder om te zien.
Ik heb geen verhalen te schrijven, ik kan hoogstens herschrijven/herwerken wat ik schreef. We denken eraan uit noodzaak.
27-02-2014, 23:46 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-02-2014 |
Wat is dit ruisen |
Wat is dit ruisen dat van verre komt,
van achter de dorpen, de steden,
van voorbij de horizon,
dat het spreken is
van wat niet wordt gezegd,
niet gezegd kan worden,
niet opgetekend in een verhaal
met kleurtekeningen,
in holtes van licht
binnen sijpelend
onder romaanse gewelven
en in pijnpunten
op kapitelen
in verborgen leemtes
zoals van Moissac,
met de eenzame ceder
op de binnenkoer
alsof het de laatste van de wereld was.
Wat is dit ruisen dat van verre komt
van achter de hagen,
de luchten, de planeten
en langsheen de sterren,
gebrandmerkt in onze leden
en vermenigvuldigd
tot we er over struikelen
niet wetende, niet vermoedende
wat er is dat moet geweten
en toegedekt zal blijven,
nog voor eeuwen.
Dit ruisen dat van verre komt
we hoorden het,
immer door
hebben toen geaarzeld
gemeend van waar het komen kon.
Echter
niet naar ons toegehaald
om er in te worden opgelost,
mystiek van vroegere tijden
26-02-2014, 09:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-02-2014 |
De Vraag |
Het is altijd met respect dat ik opkijk naar de groten van deze aarde die een poging doen een beeld te schetsen van wat de Oneindige Oneindigheid van het Universum, zo naar buiten als naar binnen, te betekenen heeft.
Vele ideeën dienaangaande zijn eeuwen geleden opgestaan, neergeschreven, heropgenomen keer op keer aangevuld, aangepast en verfijnd. Het wereldbeeld dat eruit is ontstaan is overweldigend, is niet te vatten, zelfs het beeld van wat precies de Big Bang zou betekent hebben, hoe deze tot stand is gekomen en hoe hieruit het Universum zich heeft gevormd, zijn gebeurtenissen die elke verbeelding tarten.
Is het dan niet beter de dingen te laten zoals ze zijn en zich vooral niet al te veel vragen te stellen, noch over wat we de Schepping noemen, noch over het al dan niet bestaan van een Schepper.
Op deze dag, in het prille licht van een nieuwe vroege lente en het zwellen van de botten voel ik het vreemde van dit nieuwe leven dat doordringt tot in mijn leden, tot in mijn geest. En ik denk aan wat ik las bij Lao Tseu :
Quand un esprit inférieur entend parler du Tao il le tourne en dérision, sil ne le tournait pas en dérision, le Tao ne serait pas le Tao.
Ik zou dit ook kunnen zeggen van God. Zij die lichtzinnig deze naam horen vernoemen keren het hoofd, indien ze het hoofd niet hadden gekeerd, dan god zou God niet geweest zijn.
Ik blijf dus met die vraag zitten wie of wat is die God waar we, atheïst of gelovige, ondanks alles niet kunnen over zwijgen en hoe bestaat Hij met betrekking tot het Universum. Is er én het Universum én God, of is het Universum het materieel aspect van God, of van wie of wat we God noemen?
25-02-2014, 09:46 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-02-2014 |
Nog van vroeger |
Met vrienden van vroeger was hij uit Ieper met de bus vertrokken voor een bezoek aan een champagnekelder ergens in de buurt van Reims. Het land waar ze doorreden was een grote mistwolk met hier en daar plots banden licht, gefilterd in bundels over de velden waar jagers als schimmen over schoven.
Toen er gestopt werd in Saint-Quentin, zag hij voor zich, oprijzend uit de mist, op het einde van de wandelstraat, de donkere vormen van de Collegiale en was er een stem in hem die hem kiezen deed een bezoek aan de kerk te brengen dan het drinken van een koffie.
Hij was tussen twee bedelaars binnengetreden in de grote donkere zwijgende ruimte waar hij onmiddellijk geconfronteerd werd met het labyrint, getekend in de betegeling van de van bidstoelen bevrijde middenbeuk.
Was het, op het ogenblik dat hij zich bewoog over de lijnen van het labyrint of was het erna als zijn oog de lijn van de kolommen naar het gewelf toe volgde, dat hij als meegezogen werd de hoogte in en dat hij plots wist dat het labyrint de sleutel was of dan toch een heel belangrijk element was voor het ontcijferen van de levende ruimte over hem die als een koker was waarin hij opstijgen kon om in contact komen met de er aanwezige onzichtbare krachten die niet anders konden zijn dan de krachten van het kosmisch Absolute.
Alsof hij, zichzelf vergetend, in deze koker van krachten, God of het Absolute plots raken kon met de vingertoppen.
In de bus die hen verder voerde naar Reims toe, bleef de resonantie van de gevoelens die waren opgewekt. Hij sprak erover met de vriend naast hem die ook de kerk had bezocht maar bij wie het labyrint helemaal niet was opgevallen.
Hij was er in elk geval van overtuigd dat hij een tipje van de sluier, over de functie van het labyrint in de eerste gotische kathedralen, had opgelicht; dat de mens die de kathedraal bezocht, gemagnetiseerd werd door de krachtenlijn én van het labyrint én van de kolommen en op deze wijze in contact werd gebracht met deze krachtenlijnen die voor de Kathedraalbouwers naar God of het te bereiken Absolute voerden.
24-02-2014, 10:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-02-2014 |
Erbarme dich |
Je zou je een foto kunnen bovenhalen hoe je er uit zag of waar je waart twintig of meer jaar geleden, bv. ergens in Italië het mag ook Genua zijn - op een leeuw gezeten om aan te tonen hoe goed je er uitzag toen en hoe goed nog vandaag, wat ik niet doen zal, wel zou ik twintig jaar kunnen teruggaan in de tijd en zien waar ik toen mee bezig was, welke boeken ik kocht en las of welke teksten ik aan het schrijven was, maar het heeft weinig zin wat mij betreft, want telkens moet ik terugkomen tot het nu van het nu, het enige dat zin heeft.
Ik luisterde toen wel niet naar de Matthäus-Passion zoals nu, ik was, precies twintig jaar geleden, van Robin Lane Fox, The unauthorized Version: Truth and Fiction in the Bible aan het lezen. Ik zag dit boek toen als een nieuw geestelijk avontuur en de eerste zin eruit die ik overgenomen had was een zin uit het Evangelie van Johannes, zijnde de woorden van Jezus aan Pilatus gericht:
To this end was I born and for this cause came I into the world, that I should bear witness to the truth. Every one that is of truth heareth my voice.
What is truth? asks Pilate and does not receive a reply.
Dit is dan de foto die ik terugvind in mijn dagboek met mijn bemerking van toen, dat ofwel de schrijver van het Evangelie van Johannes het niet wist, ofwel dat Jezus het niet nodig vond Pilatus uit te leggen wat de waarheid was.
Vandaag zou ik eraan toevoegen dat ik ook ben blijven zoeken naar die Waarheid en dat ik, hoe meer ik er naar zocht hoe verder ik er ben afgedwaald.
Ik heb wel een visie die me leert dat mijn einde of wat er na zal komen even sensationeel en wonderlijk zal zijn als het leven, zoals ik het waarneem omheen mij en in mij. Het leven dat een wonder iets is, onevenaarbaar, ongrijpbaar qua ingewikkeldheid eens teruggebracht tot de allerkleinste bouwstenen ervan, en hun inwerking op elkaar, onovertroffen en onbegrijpbaar voor de mens die we nog maar zijn.
Ondertussen is er Bach en Bach en Bach. Is er:
Erbarme dich,
Mein Gott, um meiner Zähren Willen
Schaue hier, Herz und Auge weint vor dir
Bitterlich.
Wat nut heeft het vanavond nog meer te schrijven.
23-02-2014, 11:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-02-2014 |
Psalm 139 |
Als ik gisteren Frederico Garcia Lorca heb boven gehaald en dat fameuze gedicht van hem dat ik vond in een boekje over poëzie dan was het omdat ik ineens de moed verloren had om verder te werken aan mijn blog.
Was het omdat ik dacht mijn boeken dicht te doen, mijn blogs te laten voor wat ze waren en weg te zinken in een rustgevende ledigheid, wachtende op wat de komende dagen me brengen zouden.
Eens te meer overviel me het gevoel leeg geschreven te zijn een gevoel dat regelmatig opduikt en dat ik keer op keer verwerp - maar dit maal was het verschillend, dit maal was een gevoel van totale moedeloosheid.
Omdat ik dacht dat wat ik nu al enkele jaren aan het doen ben me geen stap verder heeft gebracht, geen stap dichter tot de waarheid die ergens achter de wolken in het verste uiteinde van de Kosmos aanwezig moet zijn, onbereikbaar, onherkenbaar, onontvankelijk. En elke poging nader te komen tot dat punt, al was het maar in een enkele maal in een hoogstaand literair betoog, gedoemd is te mislukken.
Mijn schrijven brengt niet de minste aarde aan de dijk, het is een nutteloos gedoe van een oud man die zich vastklampt aan het woord en aldus de wereld hoopt te redden van de ondergang. Een oud man die zich niet oud wil voelen, maar het toch duidelijk herkenbaar is, en die zinnen uit zijn hoed haalt, zoals een goochelaar er witte duiven uit te voorschijn tovert wat ik trouwens nooit begrepen heb en er soms met een zekere fierheid durft op terugblikken, waarin hij zich telkens schromelijk vergist. Te schromelijk opdat hij verder zou gaan zoals hij bezig is.
Maar dan is er nog die Ugo dOorde, die dwarsligger die hem troost, aanmoedigt en rechthoudt omdat hij weet dat zijn leven staat en valt met de blog die elke dag gebracht wordt.
Wie het halen zal valt staat in elk geval reeds geschreven in het Boek waarvan sprake in een van de verzen van psalm 139.
22-02-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-02-2014 |
Frederico Garcia Lorca |
Een vreemd gedicht van Garcia Lorca, een gedicht dat voor mij de zuiverste poëtische expressie is. Een gedicht dat zijn poëtische kracht haalt uit het woord en uit de beelden die opgeroepen worden, alhoewel het kinderlijk schijnt heeft het zeker een dramatische inslag.
Bij de vertaling spitsen we ons te veel op de woorden, en de zin ervan, terwijl Lorca ons een poëtische mengeling naliet van woord, beeld en klank.
Ik dacht er het volgende van over te houden:
(Frederico Garcia Lorca werd tijdens de Spaanse burgeroorlog gefusilleerd, zijn graf is nog steeds onbekend.)
Tussen de takken van de laurier
zag ik twee donkere duiven,
de ene was de zon,
de andere de maan.
Lieve buren zegde ik tot hen:
Waar is mijn graf gelegen?
In mijn staart zegde de zon,
In mijn keel zegde de maan.
En ik reizend
met de aarde aan mijn zijde
zag twee arenden van sneeuw
en een meisje naakt.
De ene was de andere
en het meisje was geen enkele.
Arendjes zegde ik:
Waar is mijn graf gelegen?
In mijn staart zegde de zon,
In mijn keel zegde de maan.
Tussen de takken van de laurier
zag ik twee naakte duiven.
De ene was de andere
en de twee waren geen enkele.
Por las ramas del laurel
vi dos palomas oscuras:
la una era el sol,
la otra la luna.
Vecinitas, les dije,
¿Dónde està mi sepultura?
En mi cola dijo el sol
En mi garganta dijo la luna.
Y yo que estaba caminando
con la tierra por la cintura
vi dos aguilas de nieve
y una muchacha desnuda.
La una era la otra
y la muchacha era ninguna
Aguilitas, les dije,
¿Dónde està mi sepultura?
En mi cola dijo el sol
En mi garganta dijo la luna.
Por las ramas del laurel
vi dos palomas desnudas
la una era la otra
y las dos eran ninguna.
21-02-2014, 22:08 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-02-2014 |
Lang geleden schreef ik |
Lang geleden schreef ik:
Elke nieuwe dag denk ik bij het opstaan, een massa tijd voor mij te hebben om te lezen of te schrijven, maar telkens, of bijna telkens, valt het verkeerd uit. ik moet er heel vroeg, soms voor dag en dauw, aan beginnen om aan te komen waar ik aankomen wil. Toch blijft het zo dat, hoe ik me ook inspan, tal van boeken en dan vooral dagbladknipsels zich opstapelen naast mij.
En zo is een groot deel van mijn leven geweest, een leven van schrijven en lezen, en zo gebeurde het ook dat wat mijn geestelijke ingesteldheid betreft, sommige boeken, Steinmänner zijn geweest op het korrelige ijs van de gletsjer die het leven is.
Zo is er Le Mystère des Cathédrales van Fulcanelli, over de betekenis van de alchemie in de gotiek, meer in het bijzonder in verband met de Notre Dame van Parijs, waarin ik gevangen werd door zijn schitterende verwijzing naar het capitulum van de mis van de Onbevlekte Ontvangenis, op 8 december, en tekst genomen uit het boek Wijsheid, dat als volgt begint: De Heer bezat me in het begin van zijn wegen, alvorens om het even wat te doen, vanaf het in principio.
Wat ik begrepen heb als de bevruchting van het Woord waaruit alles ontstaan is.
Zo is er het boek van Fabre dOlivet: La Langue Hébraïque restituée , met een woord-gebonden letterlijke vertaling van de tien eerste hoofdstukken, (de Cosmogonie van Mozes) uit Genesis. En dan vooral met zijn schitterende vertaling (die ook deze is van Paul Nothomb) van het vers dat ik niet aanvaarden kan als komende van God, namelijk vers 3, 19: je bent van stof en tot stof keer je terug. Dit terwijl Fabre dOlivet me leerde:
que ce nétait ni la poussière des uns, ni la fange des autres, vers laquelle il devait retourner; mais lélément spirituel, principe de son être.
En als ik de Bijbel niet heb vernoemd dan is het omdat het vanzelfsprekend is dat dit, voor het westen dan toch, maar zeker voor mij, het Boek der Boeken is.
Er zijn er honderden andere geweest, om er duizelig bij te worden, maar deze twee met vanzelfsprekend de Bijbel - steken er deze morgen boven uit.
En bij wat er reeds geschreven staat, wat heb ik er nog aan toe te voegen, niets in meer, ik kan enkel herhalen, of verhalen op een andere wijze, een betere of een minder goede, wat reeds geschreven staat. Dit is het enige dat ik vermag. Hernemen is een noodzaak voor mij, hernemen en herkleuren, herschikken met andere verbanden.
Dit is mijn leven, het woord is mijn adem, is mijn bloed.
20-02-2014, 11:46 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |