In het bos wist hij dat de bomen hem aankeken, dat ze voelden dat hij een boom-man was, iemand die hen waardeerde voor wat ze waren: beuken, eiken, dennen, berken, lijsterbes. Wisten dat hij de geur kende van de ontdooiende aarde, de geur van rottende blaren in het kreupelhout, de geur van water lijk de geur van dood en leven, dat hij wist van het stille punt dat van het ene is als van het andere, dat hij hun ganse cyclus volgde : openbarsten en bloeien, bevrucht worden en als vrucht wachten op een nieuw beginnen. En het licht zo teer, zo schraalblauw tussen de nog naakte kruinen en het geluid van takken bewegend over elkaar, alsof het fezelen was in woorden. xml:namespace prefix = "o" />
En zijn geest sprak tot de geest van de bomen in poëtische woorden, omdat poëzie, zoals de kunst, begint daar waar het onnoembare aanwezig is, begint bij wat verzwegen wordt.
Het magisch contact met de natuur wordt aldus een gesprek van geest tot geest en hij hoort wat niet gezegd wordt en hij ziet wat niet te zien is, alsof zijn geest het doek was waarop de natuur zijn kleuren en vormen heeft neergezet. En zo gebeurt het dat het bos groeit in hem en dat hij weg groeit in het bos.
Dit is maar een momentopname, maar ze is typerend voor de man die hij was en gebleven is. En omdat het woord een antwoord vraagt herhaalt hij hier, en dat zal zijn stelregel blijven voor de rest van zijn dagen, dat hij in deze wereld een gerichtheid wil die positief is en zin en betekenis moet geven aan zijn leven dat nu al lang genoeg een twijfelgeval is geweest.
Een oplossing staat open, uitermate creatief zijn. Er is geen andere uitweg voor de mens hier op aarde en dit is evenveel, zo niet meer, als bemin je naaste als jezelf, wat utopisch is. Creatief en correct zijn, toegeeflijk in je omgang met anderen, dit is het noodzakelijke en haalbare gebod voor ons, mens in wording.
|