xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik schreef drie jaar geleden dat ik herbegonnen was aan het schrijven van een boek, een soort van vie roman, een poging de knaap en de man op te roepen die ik geweest ben, maar dan niet exact zoals ik het geweest was, maar zoals ik het had kunnen geweest zijn.
Zijnde de kreet van Thomas Heywood die ik ontmoet in een essay van T.S.Eliot:
O God! O God! That it were possible
To undo things done; to call back yesterday.
En de bemerking van Eliot:
which surely no men or women past their youth, can read without a twinge of personal feeling.
Wat het geworden was want ik heb er lange tijd aan gewerkt - ligt nu opgeborgen in mijn schuif, een bundel van 300 paginas. De moed ontbreekt me het geschrevene opnieuw tot leven te roepen en er dagelijks een paar uren aan te werken om dan (misschien) uit te komen bij een nieuwe bundel in mijn schuif die nu al uitpuilt van wat ik ooit schreef.
Het blijft een beslissing die open blijft staan, waar ik dagelijks aan denkt. Voorlopig, in elk geval, stel ik me tevreden met het volbrengen van mijn opdracht van elke dag.
Wat ik vond in mijn bundel:
Hij ziet in zijn lang verbeelden de spiegelvijver in het bos met lisdodden en waterlelies - en met Van Eeden heeft hij de waterlelie lief - met vlekken eendenkroos en libellen boven de biezen.
In de tijd van toen was de vijver veel ruimer met de bomen die toekeken in het water, wachtend op de plons van zijn naakt lichaam dat de spiegel brak in duizend kringen en hij lijk een grote witte vis onder het watervlak dreef, tussen de watertorren die naar de diepte doken, tussen de stekelbaarsjes en de salamanders, drijvend onder het eendenkroos door, langs de roodgroene stengels van de waterlelie, en daarna als hij zich aankleedde, het water effen terug en de wind even zacht in de bomen.
Het was hier dat hij eens gestaan had met vader op een koude novembernacht en hij een deel van de sterrenhemel weerspiegeld had gezien een voldoende ogenblik, waaraan hij later terugdenken zou toen hij las dat Solomon een soort zee had laten plaatsen naast zijn tempel, misschien om de weerspiegeling van de sterren erin op te volgen.
Hij wist dat, net als hij, de vijver oud geworden was. De put, want meer was het niet, die s winters en in de lente vol liep en in de zomer uitdroogde, was bijna volgroeid met struiken en biezen, met het wrak van een auto, met matrassen, met repen behangpapier en nog wat brak water dat rook naar roest en modder. De prijs van een op hol geslagen beschaving die voor haar afval geen sluitende oplossing heeft en dit stukje ongerepte natuur had ingepalmd om er een kunstwerk van te maken in deze voor velen schijnbaar, als hij hun kunst voor ogen krijgt, zo troosteloze wereld.
Hij hoopte dat hiermee het punt was bereikt waarop de mens, dankzij de kracht van de geest, de weg terug zou vinden opdat de komende geslachten, zijn kleinkinderen en hun kinderen en kleinkinderen, bootjes zouden kunnen maken al was het met de bladen gescheurd uit zijn dagboeken, om deze uit te zetten zoals hij zo dikwijls had gedaan. Hij zag in zijn verbeelden de vergeelde papieren bootjes wegdrijven over het water, de inkt van het geschrevene zich vermengend met water, de betekenis ervan uitwissend om aldus de tijd die alles in de vergeethoek duwt, voor te zijn.
Als hij dan herneemt dat precies vóór de Big Bang, de ganse evolutie van kosmos, naar aarde, naar mens, naar homo sapiens, in potentie reeds aanwezig was, dan was ook het negatieve van nu, de vervuiling die we kennen, hierin opgenomen en dus ook de oplossing die eraan zal gegeven worden.
Of misschien ook niet, en dan zal de Heer van het Heelal, zoals Hij het misschien voorzien had maar hopen we dat dit niet het geval was herbeginnen met een nieuw spiegelbeeld-mens op een van de vele planeten dat het Universum rijk is.
Je bent geen wetenschapper denkt hij, je waagt je op een terrein dat je niet betreden mag, evenmin als je het gebied van het landgoed betreden mocht, maar je doet het en zult het je ganse leven blijven doen. Dus, je luistert niet naar de Ecclesiasticus : Hou je niet onledig met wat je niet begrijpen kunt. Maar je blijft geloven dat de waarheid moet geborgen liggen in wat ongrijpbaar is en onbegrijpbaar, en dat het aftasten van de levende realiteit een goede stap is naar wat je intuïtief vermoedt aanwezig te zijn en dat dit aftasten precies datgene is waarin het doel van je bestaan moet omschreven liggen.
|