xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als ik gisteren Frederico Garcia Lorca heb boven gehaald en dat fameuze gedicht van hem dat ik vond in een boekje over poëzie dan was het omdat ik ineens de moed verloren had om verder te werken aan mijn blog.
Was het omdat ik dacht mijn boeken dicht te doen, mijn blogs te laten voor wat ze waren en weg te zinken in een rustgevende ledigheid, wachtende op wat de komende dagen me brengen zouden.
Eens te meer overviel me het gevoel leeg geschreven te zijn een gevoel dat regelmatig opduikt en dat ik keer op keer verwerp - maar dit maal was het verschillend, dit maal was een gevoel van totale moedeloosheid.
Omdat ik dacht dat wat ik nu al enkele jaren aan het doen ben me geen stap verder heeft gebracht, geen stap dichter tot de waarheid die ergens achter de wolken in het verste uiteinde van de Kosmos aanwezig moet zijn, onbereikbaar, onherkenbaar, onontvankelijk. En elke poging nader te komen tot dat punt, al was het maar in een enkele maal in een hoogstaand literair betoog, gedoemd is te mislukken.
Mijn schrijven brengt niet de minste aarde aan de dijk, het is een nutteloos gedoe van een oud man die zich vastklampt aan het woord en aldus de wereld hoopt te redden van de ondergang. Een oud man die zich niet oud wil voelen, maar het toch duidelijk herkenbaar is, en die zinnen uit zijn hoed haalt, zoals een goochelaar er witte duiven uit te voorschijn tovert wat ik trouwens nooit begrepen heb en er soms met een zekere fierheid durft op terugblikken, waarin hij zich telkens schromelijk vergist. Te schromelijk opdat hij verder zou gaan zoals hij bezig is.
Maar dan is er nog die Ugo dOorde, die dwarsligger die hem troost, aanmoedigt en rechthoudt omdat hij weet dat zijn leven staat en valt met de blog die elke dag gebracht wordt.
Wie het halen zal valt staat in elk geval reeds geschreven in het Boek waarvan sprake in een van de verzen van psalm 139.
|