Leo Vroman (1915-2014)
De onderwerpen behandeld door Leo Vroman in zijn laatste dichtbundel Die Vleugels (Querido, 160 blz. 18.95 ), zijn zo wat deze waarover ik het waag te schrijven in mijn gedichten en mijn blogs. Hem lezen zou dus voor mij een grote inspiratie kunnen zijn met ver dragende gevolgen. Daarom stel ik me voorlopig tevreden met de zeer duidelijke recensie van Luuk Gruwez in De Standaard van 28 februari.
Gelijkenissen wat de onderwerpen betreffen zijn er want ik ook sla de vleugels uit naar het gebied over de levensgrens. Vele van mijn lezers verwijten me dit soms maar eens ze mijn ouderdom zullen bereikt hebben zullen ze beseffen dat die grens heel dichtbij is gekomen.
Maar als Vroman schrijft dat hij vreest dat zijn as doodkoud zal bezig blijven met verzen te schrijven, dan moet ik bekennen dat ik deze vrees nog niet heb gedeeld. Wel is het zo, dat het zoals bij Vroman, mijn schriftuur is die me (geestelijk) in leven houdt, voor mij ook is het een perpetuum mobile, mijn blogs zijn er het bewijs van, met dien verstande dat Vroman misschien elke dag een gedicht schreef gedichten die gepubliceerd werden wat heel wat meer verdienste heeft dan de sobere teksten die ik elke dag tracht te laten verschijnen.
Ik heb ook andere zaken met hem gemeen. Er zijn, schrijft Gruwez, passages die suggereren dat het met de dood niet echt afgelopen is wat ik ook zo graag blijf herhalen dat er toch een soort getransformeerd voortbestaan is al was het maar via het vehikel van de gedachte
En dan nog, ook hij, zoals ik al zo dikwijls heb geschreven, vindt de kosmos wonderbaarlijk.
Welk besluit trek ik hieruit. Met het einde in het zicht gaan we stilaan, bewust of onbewust, vooruit kijken naar het grote ogenblik waarop we de ogen zullen sluiten om deze een fractie van tijd die geen tijd meer zal zijn erna heropenen zullen op het Grote Licht van de eeuwigheid.
|