Een vreemd gedicht van Garcia Lorca, een gedicht dat voor mij de zuiverste poëtische expressie is. Een gedicht dat zijn poëtische kracht haalt uit het woord en uit de beelden die opgeroepen worden, alhoewel het kinderlijk schijnt heeft het zeker een dramatische inslag.xml:namespace prefix = "o" />
Bij de vertaling spitsen we ons te veel op de woorden, en de zin ervan, terwijl Lorca ons een poëtische mengeling naliet van woord, beeld en klank.
Ik dacht er het volgende van over te houden:
(Frederico Garcia Lorca werd tijdens de Spaanse burgeroorlog gefusilleerd, zijn graf is nog steeds onbekend.)
Tussen de takken van de laurier
zag ik twee donkere duiven,
de ene was de zon,
de andere de maan.
Lieve buren zegde ik tot hen:
Waar is mijn graf gelegen?
In mijn staart zegde de zon,
In mijn keel zegde de maan.
En ik reizend
met de aarde aan mijn zijde
zag twee arenden van sneeuw
en een meisje naakt.
De ene was de andere
en het meisje was geen enkele.
Arendjes zegde ik:
Waar is mijn graf gelegen?
In mijn staart zegde de zon,
In mijn keel zegde de maan.
Tussen de takken van de laurier
zag ik twee naakte duiven.
De ene was de andere
en de twee waren geen enkele.
Por las ramas del laurel
vi dos palomas oscuras:
la una era el sol,
la otra la luna.
Vecinitas, les dije,
¿Dónde està mi sepultura?
En mi cola dijo el sol
En mi garganta dijo la luna.
Y yo que estaba caminando
con la tierra por la cintura
vi dos aguilas de nieve
y una muchacha desnuda.
La una era la otra
y la muchacha era ninguna
Aguilitas, les dije,
¿Dónde està mi sepultura?
En mi cola dijo el sol
En mi garganta dijo la luna.
Por las ramas del laurel
vi dos palomas desnudas
la una era la otra
y las dos eran ninguna.
|