xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Wat de Leie in mij zag,
deze middag
was niet om door te geven
aan wild vreemden,
zo vertelde ze,
achterdochtig als ze was
in het eerste groen
met vlakken licht,
van stiltes op en in het water,
trillend lijk de snaren
van een vioolsonate
en het beeld van de eeuwige reiger
omgekeerd
in de graskant neergezet,
alsof er niets anders
te beleven viel,
te ontdekken
in de geheimenis van de dagen
over elkaar geschoven
lijk schubben
tot in het oneindige.
Of ik er kwam of niet,
of ik er stond of niet,
te staren of niet
groot ogend,
de Leie is er traag vandaag
voorbijgeschoven
zoals ze er gisteren was,
ademend,
een donker lint
doorheen de beemden
van mijn hart.
|