 |
|
 |
17-01-2013 |
De boshut |
17-01-2013, 07:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-01-2013 |
Het begin van een boek |
Toen werd het lichter in het oosten, een roze gloed tussen de bomen. Hij
dacht, met de sneeuw wordt het beter, mijn gedachten zullen zich openen. En als
hij buitenkomt om het zaadbakje voor de meesjes en de vinken aan te vullen
hoort Ugo het vallen van de sneeuw in de rododendrons en is er de eerste regel
van een gedicht dat hij nimmer schrijven zal. Is het aldus dat hij zijn boek had moeten beginnen?
Hij herinnert zich het begin het evangelie van Johannes in LEvangile van labbé Bruckberger:
Du premier mot lEvangile
de Jean crève le plafond du temps, il transcende les siècles et les générations
qui se succèdent, il sétablit dans léternité.
Of, was dit een nog beter begin om te
komen tot een boek dat tijd en generaties doorkruist. Een tekst die zich
vestigt voor de eeuwigheid of dan toch voor lang na hem, een echo dragend,
zoals die eerste zin van Johannes?
Maar hernemen dat in het begin het Woord was, kan niet meer, maar misschien
kan wel nog een zin zoals Dantes eerste versregel van zijn Inferno:
Nel mezzo del cammin di nostra vita
Mi ritrovai per una selva oscura...
Maar wishful
thinking, want een boek met een dergelijk begin wordt niet meer geschreven
en zelfs indien het nog zou geschreven worden, wordt het niet meer gelezen want
te ingewikkeld, te ver gezocht, te
weinig verhalend, te ongeschikt om te
boeien.
Wat wellicht ook gezegd of gedacht wordt van wat
hij tracht te schrijven, en waarin hij de grens van de realiteit wil
overschrijden, omdat hij binnen wil wandelen, en er vertoeven, in de wereld
achter de wereld van elke dag, zijnde deze van het transcendente, het sacrale,
het domein van Hij die een naam draagt van amper drie letters en heel wat kosmisch
meer is dan die naam van amper drie letters.
En de vraag die opdook vanmorgen met de sneeuw en
met de plotse opduikende droefheid in hem - wat is het nut van de boeken die
hij las en nog leest?
Was en is het, om meer kennis op te doen en aldus
meer mens te worden en om via de kennis van anderen dichter te komen tot wat
niet te noemen, niet te bereiken is?
Boeken zijn soms niet gemakkelijk te begrijpen, maar
het zijn uitdagingen. En deze uitdagingen duiken op alsof iets of iemand hem in
de gaten houdt en er voor zorgt dat hij leest wat hij lezen moet.
Zoals vandaag, in een e-mail dat binnenkwam - op
een ogenblik dat hij dit het meest nodig had - over ondermeer een boek dat hij wil zien als
een vingerwijzing.
16-01-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-01-2013 |
De Adem van de Dagen (7) |
In de morgen, herlezend wat hij
de vorige dag geschreven had, kwam plots een zin in hem, de aanvang van Ernst Jünger
in zijn Auf den Marmorklippen,
een zin die hij opzocht:
Ihr
alle kennt die wilde Schwermut, die uns bei der Erinnerung an Zeiten des Glückes
ergreift
Hij ook kent dit nu, hij ook
voelt hoe zijn gevoelsleven vertraagt en hoe de herfst in hem gegroeid zit in
de eenzaamheid van het even eenzame huis en hoe herinneringen bij het minste
teken opduiken.
Herinneringen in hem
gebrand. En deze morgen in het sacrale van de luchten met schilfers licht doorheen
de gele bladeren van de twee oude, maar prachtige canadabomen aan de oostkant,
overvalt hem een niet te stelpen weemoed. Een niet te stelpen verlangen naar
dat dorp in de Val dAnniviers
waar hij was met haar en de kinderen, vakanties lang, elk jaar opnieuw, er
verblijvend tijdens de maand augustus, in een oude maar comfortabele chalet.
Hij was dit dorp, na haar
sterven, met de kinderen blijven opzoeken, en was deze chalet elk jaar blijven huren, alsof ze
daar meer en intenser aanwezig was. Een door de zon verbrande chalet, un chalet brûlé par le soleil, geplant en gegroeid tussen 'arolles' (pijnbomen) en lorken
met enkele berken ook en een pracht van een lijsterbes die glansde van de
vruchten. Een eiland van rust waarover het grote licht van de bergen was en in
de nacht, onder het laken van de sterren,
de ruisende stilte van de bergstroom in de diepte.
Een chalet die lijk de
voorsteven van een boot de vallei scheen binnen te schuiven. En het was ook daar,
en in die dagen, bevrijd van elke professionele verplichting, dat alles
samengenomen, zijn leven een andere dimensie kreeg en hij daar, met wat hij
meende een opdracht te zijn, begonnen is aan zijn boek.
Het was daar dat het zaad van
zijn immer aanwezig geweest verlangen te schrijven, vallen zou in goede aarde,
en vruchten opleveren zou, deels
dertig-, deels zestig-, deels honderdvoudig. Het was daar, dat uit de
talrijke impulsen van die maand, hij zich gerealiseerd heeft dat uit die dagen
van toen, een nieuwe Ugo was opgestaan, herrezen in een wereld die gevoed door
haar plotse dood, met de echo ervan klevend aan de dingen, zich opende voor
hem.
En nimmer heeft hij een kamer
gehad of zal hij ooit een kamer bezitten, die zich als het ware stolde om hem, waar hij zich zo goed voelde, totaal in harmonie met de houten wanden, met de
vreemde fotos en met de vele onbekende boeken omheen de bijbel, op de rekken
tegen de wand, en dan nog met de haard die wachtte om te worden aangestoken.
Hij voelde een ziel in die kamer
die de eigenaars la chambre des preux
hadden genoemd, zo iets als de kamer van de dapperen. Een ziel in die kamer,
doordrongen met wat zij had nagelaten in hem.
De kinderen betrokken op het
verdiep de vele kamers, hij wist zelfs niet wie waar sliep maar de kamer op het
gelijkvloers die hij voor zich gehouden had, louterde zijn alleen-zijn, en hij
voelde in zich een diffuus geluk telkens hij neerzat aan de door de tijd
gepolijste schrijftafel die, ingelegd in het bovenblad, de initialen C.H.E.E.
droeg en het jaartal 1699.
En terwijl zij toekeek die er
niet meer was, was het aan die tafel, waarin de houtworm aan het graven was en
waarover de geest nog hing van de vele geslachten die er zich over gebogen
hadden later zou hij vernemen dat ook niemand minder dan Titus Burckhardt aan
die tafel gezeten had - dat zijn eerste zinnen geschreven werden, een schrijven
dat, eens terug thuis, doorlopen zou tot het einde van het jaar, en dan een
volume te bereiken van meer dan honderd paginas om dan stil te vallen, alsof
hij leeg geschreven was.
Maar hij kon nu schrijven dat
zijn verblijf in deze chalet, het keerpunt betekende in zijn leven; dat haar
afwezig zijn en de geest van de kamer, een dergelijke impact hadden gehad, zo
dat hij begonnen was alle gedachten op te tekenen die opstonden in hem alsof
hij er plots nood aan had de essentie van al het voorbije terug te halen en
neer te schrijven opdat ook maar niets van al wat geweest was zou verloren
gaan?
Het is in die chambre des preux, met het veldbed tegen
de noorderwand dat hij slapen bleef en waar hij kennis maakte met het werk van
Titus Burckhardt, een werk dat voor hem een revelatie betekende en dat hem een
andere kijk gaf op de esoterische
betekenis van de architectuur van de Islam uit de beginperiode.
En, wat meer was, hij begreep
nu ook waarom er in de deur van de inkom, het kruis van de Tempeliers was
gebeiteld en ook waarom op de gietijzeren plaat achteraan de haard, de twee kolonnes
van de Tempel van Solomon waren afgebeeld met de zon er tussenin.
Nimmer zou hij vergeten hoe
gelukkig hij toen was, als hij, in afwezigheid van de familie die naar het dorp
was om boodschappen te doen, neerzat in de zon om te lezen of te schrijven aan
de oneffen leien tafel op het terras.
Was er ooit groter geluk
geweest in hem en ook, eigenlijk nu, in deze eerste dagen van wat hij als titel
(voorlopig) meegaf De Adem van de Dagen aan het werken was; nu hij die tekst van vroeger was gaan
opzoeken en passages eruit zal overnemen, deze morgen van een glorieuze
herfst, gedoken in wat vroeger was? Want er was ook Anja geweest.
15-01-2013, 23:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-01-2013 |
De oude man |
14-01-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-01-2013 |
Hoe wordt een boek geschreven? |
Of hoe schrijft zich een boek?
Wel, klaar en duidelijk, ik weet het niet.
Wat ik wel weet is dat ik geen
boek wil schrijven over feitelijke gebeurtenissen die in elkaar verweven, elkaar
opvolgen en een verhaal vormen; wel over gebeurtenissen die zich situeren in
het landschap van de geest, waarvan het in elkaar verweven zijn soms
onontwarbaar is.
Ik heb dus niet zoals Mulisch
voor zijn hemelgeschiedenis, een vooropgesteld plan, waarin alle feiten door
Mulisch zelf werden bedacht. Ik heb helemaal niets, al ken ik wel, na al die
jaren, enkele hoofdgedachten die
onvermijdelijk kans maken ter sprake te komen, zelfs als deze gedachten,
lichtjaren uit elkaar zouden liggen, zoals de chronologie van Egypte en wat
er is van de geest na de dood.
Maar een duidelijk plan heb ik
niet. Ik wacht op de inspiratie van het ogenblik dit blog is er het bewijs
van om te schrijven wat ik denk te mogen/kunnen schrijven.
Achteraf gezien is het bij mij
ook laag op laag die gelegd wordt Hertmans legt er dertig om zijn ergernis af
te zwakken, maar ik leg er dertig om te komen én tot het meest precieze woord
én tot de meest precieze weergave van de gedachte die ik op het oog heb. Verder
gaat mijn planning niet.
Zo vermoed ik ook nu al, dat ik
iets zeggen zal over Velikovsky en dan is het niet omwille van zijn Venus, geboren
als planeet, waar ik weigerig tegenover sta, maar wel omdat hij de gang van
mijn geestelijk leven grondig heeft gewijzigd en ook omdat ik me, zo-even de
vraag heb gesteld hoe het komt dat wij, westerlingen, nooit geleefd hebben met
boven ons, de planeten als goden Ares, Athena, Zeus, zoals de Grieken en de
volkeren van het Oosten.
Het zal hier, in de tijden vóór
Christus, maar een dorre religieus-- geestelijke woestijn geweest zijn -
alhoewel Avebury, alhoewel Stonehenge - met uitzondering van het Hoge Noorden
misschien.
13-01-2013, 02:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-01-2013 |
De Adem van de Dagen (6) |
Zo is de ontdekking van het
boek van Maurice Gilliams, Elias of het
Gevecht met de Nachtegalen een belangrijke gebeurtenis geweest in zijn
leven, dan toch wat boeken betreft.
Hij las en hij herlas het. Hij
vond het een eenvoudig groot boek. Eigenlijk een boek waarin heel weinig
gebeurde, en wat erin gebeurde waren zaken die hij ook had kunnen ontmoeten in
zijn jeugd.
Zo was er die passage waar Aloysius,
op een fiets die hij ontleend had, daar waar hij geplaatst stond tegen de
gevel van een woning, traag op en neer rijdt in de dreef, terwijl de passieve
Elias met de schrik in zijn leden, luistert naar de geluiden van stemmen en van
lepels in borden, komende uit het open venster van de eigenaar van de fiets.
Zo was er de geschiedenis met
de papieren bootjes die door Elias en Aloysius werden uitgezet, in de beek
achteraan het park. Een daad waarin hij zich terugvond, want ook hij had papieren
bootjes uitgezet op het helder stromend water van de sloot achteraan de
boomgaard, bootjes die hij zag als een boodschap aan de wereld met zijn naam
erop.
En dan was er nog het verhaal
van de plots opstekende storm en van de eeuwenoude beuk die ontworteld wordt en
neerstort voor de steigerende paarden van de koets met Elias en tante Henriette
erin, en de woorden van tante Henriette: Elias
nu hebben we tijd genoeg. Een verhaal
dat hij las als een verwijzing naar een gebeuren uit zijn jeugd.
Het was toen hij met moeder de
dreef naar het landgoed van zijn dromen waren ingewandeld, en ze ineens verrast
werden door een verschrikkelijk onweer waarbij, in een helser dan hels lawaai,
de bliksem insloeg in een enorme eik op korte afstand van hen zodat ze beiden
tegen de grond werden gegooid, tussen de opdwarrelende aarde en de afgerukte
takken.
Toen ze zagen dat de boom
middendoor was gespleten nam moeder hem heel dicht bij haar en fluisterde ze:
Het is helemaal niet erg, Ugo, ons Heer is altijd met ons.
En ons Heer was met hem
geweest want achteraf vertelde moeder aan wie het horen wilde dat hij, juist
voor het inslaan van de bliksem, ver voor haar de dreef was ingelopen en dat
ze, gevolg gevend aan een vreemd voorgevoel, hem juist op tijd teruggeroepen
had.
Teruggeroepen, opdat nu zou gebeuren
wat toen al ergens in de toekomst opgetekend stond.
Het is duidelijk, het is vooral
Gilliams geweest die in een beginfase, zijn wijze van schrijven sterk zou
beïnvloeden. Zonder Gilliams had hij misschien nooit die dringende behoefte gekend.
Maar het kan echter slechts een korte inleiding zijn geweest, het schrijven zat
hem in de genen.
Dit zijn verre gebeurtenissen
die hij thans oproept: de bootjes op het water, de dreef naar het landgoed en zijn
kleine hand in de hand van moeder. Alle gebeurtenissen uit het zorgeloze
landschap van zijn jeugd, waarvan hij nu het voor-altijd-voorbij-zijn ondergaat
in deze oude kamer waar hij zit voor de open haard waar het hout nog ligt te smeulen,
even nog, zoals de herinneringen die hem bezoeken.
Er zijn er echter ook, waarop
hij niet wenst in te gaan en te herbeleven. Duiken deze op, en weinig is er
nodig, ze worden in de kiem gesmoord, alsof ze nimmer waren geweest of dan toch
niet zoals ze zich hadden voorgedaan. Want heel wat was er dat zijn ouders, dat
zijn broers en vrienden niet goedkeurden en dat hij zich verwijten kon. Het was
een heel pak dat daar ergens lag opgestapeld, zoals James Joyce in zijn Ulysses
het wist als hij schrijft:
There are sins or (let us
call them as the world calls them) evil memories which are hidden away by man
in the darkest places of the heart but they abide there and wait.
Negatieve herinneringen dus,
opgeslagen in de verste plaatsen van ons hart, die op de loer liggen, klaar om
op te duiken.
Maar als rijper man waren er mooie,
troostende zaken die hij wel kon terugnemen. Er was zijn verliefdheid en zijn
huwelijk, er waren de kinderen, er was de zelfstudie die hem toeliet een ambt
te bekleden waar hij enorme voldoening in kende, al was er ook de ziekte, met
de dood op de drempel die gelukkig wachtte om toe te slaan. En dan, wat hij als
normaal beschouwen kon, het tanen van de verliefdheid en het wegdromen in een
andere, onbereikbare wereld, zoals in de droomwereld van zijn landgoed, een
droom die hij nu half verwezenlijkt zag in die oude woning van hem, gelegen aan
de rand van een bijna ontoegankelijk bos met wegen, toegesnoerd met bramen en
varens, zoals het omheinde bos van vele hectaren, waar Houellebecq het over
heeft in de laatste hoofdstukken van zijn boek dat hij met veel voldoening
gelezen had.
Vele herinneringen blijven
aldus kleven aan de dingen en duiken plots op in kleine, onooglijke
gebeurtenissen, als een glas wijn gehouden naar het licht, waar hij soms zijn
overleden broer in terugziet; een lege stoel op een terras, een liefdeslied van
Grieg, maar dit alles krijgt, nu hij erover schrijft, een zwaarte die hem stil
maakt, krijgt nu een andere inhoud, woorden die zich verslingeren in woorden en
andere zaken oproepen die ooit beelden waren of dromen waaruit we allen
bestaan, de grote zwijgende massa van de dingen die voorbij zijn.
12-01-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-01-2013 |
Schrijf maar wat gedichten |
Schrijf
maar wat gedichten
opdat
je niet te vlug zou sterven
als
je dood zult zijn,
opdat
er hier of daar
een
woord van jou nog wonen zou.
Een
kaft met poëzie
waar
men misschien,
zich
over buigen zal, een korte wijl
om
daarna, ook te verdwijnen
in
de schemer van de tijd.
Zoals
het van zovelen is
die
hier verzonken in de aarde
na
jaren, al vergeten zijn.
Zo
schrijf nog wat gedichten
opdat
je niet te vlug verschemeren
zou
eens je boeken dichtgeslagen,
je
pennen uitgedoofd
je
bladen blank gebleven.
En
kom ik dan,
als
woord, op avonden,
gewandeld
in je binnentuin
om
er naast jou neer te zitten,
even
maar.
11-01-2013, 01:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-01-2013 |
De adem van de dagen (5) |
Het schrijven is voor hem een
ziekte, een drug. Hij weet van Paul Nizon dat hij zestig jaar lang een dagboek
heeft bijgehouden - zoals er velen zijn met een dagboek als compagnon en dat
hij het typte op losse bladen die hij op het einde van het jaar bundelen liet.
Ugo heeft zijn dagboek
bijgehouden, schrijvend in zijn page-a-day
diary van de Economist - waarvan
het papier zacht is op de rectozijde en korrelig op de versozijde, en dit met
zijn pen, gevuld met inkt, lie de thé van J.Herbin depuis 1670, die er licht krassend maar o zo vloeiend
over glijdt, en hierbij denkt hij aan de grote Umberto Eco die in zijn In de Naam van de Roos ons meldt dat
hij de geschiedenis van Adson van Melk neerschreef in een paar grote schriften
van de Papeterie Joseph Gilbert waarin
het zo prettig is te schrijven als de pen zacht is.
En het schrijven in zijn dagboek
is een even grote vreugde geweest voor hem en die vreugde is gebleven, zoals
het een vreugde moet geweest zijn voor Umberto Eco. Eigenlijk is het meer dan
een vreugde het is een noodzakelijkheid.
Als hij dan terugdenkt aan zijn
droomlandgoed uit zijn jeugd - het is ook dit van zijn jongste broer geweest - gelegen
aan de rand van een bos dat eens park was en waar het licht opkomt, is hij deze
morgen de knaap van tien, twaalf, veertien jaar. Hij heeft geen globaal beeld
meer van die knaap van toen, maar hij weet wel dat het uitzicht van park en
landgoed totaal verwilderd was. De gracht er omheen, dichtgegroeid met els en
struikgewas, met varens en mossen, met waterplanten en salomonszegel terwijl
verdorde takken en omgewaaide bomen het nog verder in de tijd duwden.
Er hing een sfeer van
geheimzinnigheid over erf en park. Mede doordat de bewoners ervan leefden als
kluizenaars scheen het, alsof het geheel gestold lag in de greep van de tijd. Was
het alsof de geest van de geslachten die er geleefd hadden nog tussen de bomen
hing en het landgoed als een eiland boven de aarde dreef.
Als knaap werd hij er als het ware
naar toe gezogen en op een namiddag was de roep ervan zo groot dat hij het
gewaagd had, over de uitgedroogde gracht die rook naar modder en rottende
bladeren, die rook naar de kamperfoelie aan zijn mond, het park binnen te
dringen tot de witgekalkte muren van een prieeltje, in wat eens de achtertuin
van het vroegere nu totaal verdwenen - kasteel, zal geweest zijn.
Hij had binnengekeken door het
raam om een fractie lang te staren in de wijd open ogen van een halfnaakte
vrouw met donkere haren in slierten over haar bezweet gezicht, en over haar
gebogen de rug van een man.
Hij was toen hals over kop
weggerend, de handen voor zich uit, zijn adem schreeuwend in zijn borst en was
blijven lopen tot de eerste huizen van het dorp, om dan in een brede zwaai,
langs een veldweg terug te keren over de boomgaard naar het ouderhuis.
Moeder dacht dat hij gevochten
had toen ze de klonter bloed zag op zijn wang, maar hij vertelde dat hij in de
bramen was vast geraakt. Van het koppel repte hij met geen woord en zeker niet
wie hij gemeend had te herkennen.
Nu vraagt hij zich af of dit voorval
geen inbeelding is geweest, of tal van feiten die hij zich herinnert wel
werkelijk hebben plaatsgevonden; of het wel zo is geweest dat er, toen ze op
een avond aan het spelen waren op de weide, een man voorbijkwam op de fiets die
hen toeriep dat drie mannen verdronken waren in een waterput die ze wilden
reinigen; of het wel echt was dat hij op een dag aan de rand van het bos een
vuursalamander had gedood - er werd verteld dat een beet ervan giftig was - en
dat hij daarna de moed had gehad zijn vinger te plaatsen op het roerloze, koude,
geel-zwarte vel.
Maar werkelijkheid of niet,
deze beelden of waren het dromen, en vele andere blijven hem bezoeken, krijgen
een nieuwe omkleding, een lossere inhoud en vervagen, en van de vrouw en de man
die de liefde bedreven in het prieel gaat nu geen verwarring meer uit zoals dit
vroeger, lang het geval was geweest.
Ook, omdat hij heeft lief gehad
op vele plaatsen: in het rijpend koren - waar hij Knut Hamsun las - in het
wilde gras, tussen de bloeiende brem die woekerde rond dolmen en menhirs; in het
ochtend bed van een voor hem opengelaten woning en op zovele andere plaatsen,
getuigen van het leven dat opspringt, onhoudbaar, oncontroleerbaar, en soms herdacht
en nu herschreven. Of de totaliteit ervan die verstrengeld ligt in de knaap en
de man die hij geweest is, samengebald in die ene, zich steeds hernieuwende
herinneringen, nu een deze zijnde, nu eens de andere.
En als hij een beeld aanraakt daagt
een ander beeld op, wordt het een snoer van herinneringen die elk hun beurt
willen krijgen. Echter hoe komt het dat er gebeurtenissen zijn die verder zijn
doorgedrongen en zich dieper in hem hebben vastgehecht en andere die zich
oplosten en bijna totaal vervaagden als onbestaande?
10-01-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-01-2013 |
De kracht van de geest |
Je hebt heel wat te overwinnen
om het warme bed te verlaten en te gaan neerzitten in de kilte van de kamer met
een deken op de rug om te gaan schrijven in de holte van de nacht, onder de
lamp. Zelfs al heb je niets om over te schrijven, zelfs al hangen er nog
flarden slaap in je ogen.
Je weet Jupiter hoog in het
zuiden en naar het oosten toe, je sterrenbeeld Orion en heel laag bij de
horizon, Sirius, en het is over Sirius, de Sothisster van de Egyptenaren dat je
vandaag geschreven hebt en over Velikovsky, die in een deel van je leven
centraal heeft gestaan.
En je schreef over hem een lang
essay dat je nu uitdragen wilt, gebundeld, om er voor altijd komaf mee te maken.
En komaf te maken met Mars en Venus en Jupiter, de drie goden van de volkeren
van de Oudheid. Met de grote vraag, waarom het goden waren, waarom ze aanbeden
werden als Ares, als Athena, als Zeus door de Grieken en de andere volkeren,
met een andere naam dan, Inanna voor Venus bijvoorbeeld.
En wat meer is, waarom ze
oorlog voerden onder elkaar en de Yahweh van de Bijbel, de God van de Hemelse Legerscharen
werd genoemd.
Gek om hierover na te denken en
er iets over te willen schrijven. Maar je denkt aan Dante, de banneling,
rondzwervend met zijn Commedia in de maak. Schrijvend in het midden van de
nacht, in het licht en de geur van de flikkerende kaarsen over hem, het onsterfelijke
werk, waarmede hij alle troubadours en wat deze schreven voor hun verre geliefde,
ver zou overtreffen. Een werk dat nog nooit over een vrouw zou geschreven zijn,
zoals hij het neervederde in zijn Vita
Nova. En hij toen zijn Vita Nova - zijn sonnettencyclus aan zijn geliefde
Beatrice - plots afbrak om te beginnen, na studie, aan wat later genoemd zou
worden zijn Divina Commedia.
En zeven eeuwen later, in het
midden van de nacht, iemand die hier niet alleen aan denkt, maar het
neerschrijft ook omdat het niet op de
sofa noch onder het dons is dat je roem verwerft, zoals Vergilius het aan
Dante wist te melden.
09-01-2013, 03:48 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-01-2013 |
De Adem van de Dagen (4) |
En dan, wat zijn
boek betreft, is er wat Rupert Sheldrake schoorvoetend waagt voorop te stellen
- hoewel Sheldrake bekent deze idee niet te propageren - als zou het heden
vanuit de toekomst worden beïnvloed.
Hij kan ermee
akkoord gaan, want hij heeft meer en meer het gevoel dat het boek hem zijn wil
oplegt. Dat het in potentie zijn (voorlopige) vorm al heeft - zoals hemel en
aarde in potentie bestonden op het einde van de zesde dag - maar nog niet af,
nog niet voltooid, trouwens nu ook nog niet.
Hij kan zonder
schroom verhalen dat het boek hem een ritme wil opleggen dat even hoog ligt dan
de duizend woorden die Anthony Burgess, zoals hij eens las, elke morgen schreef
voor hij neerzat aan de ontbijttafel. Maar dit geeft een probleem want het is een
ritme dat te hoog ligt voor zijn jaren.
Nu, Burgess was
verre van zo oud als hij nu is wanneer hij deze woorden schreef. Zelfs al weet
hij vele gegevens en impressies in hem opgestapeld, en wel zo dat hij deze niet
meer intomen kan, dat ze uitpuilen en dat hij het uitzwerven ervan, over het
grasveld, over de bomen, over de huizen van het dorp, over de maagdelijke
bladen papier, niet meer tegenhouden kan.
En toch zal hij geen notaboekje
aanleggen met de structuur erin van wat hij zeggen wil, zeker niet zoals de
grote Mulisch het heeft gedaan voor het schrijven van zijn Ontdekking van de Hemel; hij zal evenmin een doos gaan openen met
brieven erin en een andere met fotos, beide uit een ver verleden, zoals Serge Doubrovsky,
die hem nochtans de idee van de autofiction
bijbracht.
Neen, hij zal zich laten
overvallen door het woord en het nemen zoals het komt, met flash backs naar
dingen die waren of hadden kunnen zijn. En de gang van zaken in zijn leven is
niet uitsluitend afhankelijk van hem zelf - hoe groot is onze vrijheid van
handelen wel?
Het is hij niet alleen die
beslissen zal over elke wending die zijn verhaal neemt of zou kunnen nemen. Het
zal, zoals Sheldrake het vermoedde, meestal vertrekken vanuit de toekomst, waar
alles al geformuleerd staat, maar waar hij nog niets vanaf weet. Vandaag zal
dit zo zijn en morgen en overmorgen. Het verhaal, als het een verhaal wordt,
zal hij optekenen zoals het komt.
Hij ziet dus de inbreng van het
omringende in de gebeurtenissen als heel belangrijk. Soms ligt het in de lijn
van de verwachtingen, soms is dit totaal onverwacht. En dit laatste gebeurt
maar al te vaak opdat hij hierin niet een mysterieuze interventie zou zien.
Nu, (vermeende) toevalligheden
te zien als mysterieus betekent helemaal niet dat hij zich aanmelden wil als
een uitverkorene. Gedachten die onverwacht opduiken overkomt elk van ons, maar
niet iedereen staat klaar en is er telkens ontvankelijk voor, ook hij niet, om
in te spelen op de stootkracht, we noemen het ook inspiratie, die er van
uitgaat.
Neen, er lopen geen
uitverkorenen rond op aarde. Als er dan toch uitverkorenen zouden zijn dan is
het hoofdzakelijk omdat ze meer dan de anderen open staan om die onzichtbare
tekenen, die ons aanzetten tot een creatieve prestatie, als een soort
verplichting te interpreteren. Zij die deze tekens als dusdanig aanvoelen,
noemt Houellebecq
des artistes.
Er kan ook nimmer een
uitverkoren volk zijn geweest. Als er ooit een volk is geweest dat gemeend
heeft zich aldus aan te kondigen, dan berust dit op feiten die in ons derde
millennium, een andere verklaring meekrijgen.
Neen, hij is zeker geen
uitverkorene, als autodidact kent hij teveel de twijfelgevoelens als hij s
morgens gaat herlezen wat hij de avond ervoor zo goed dacht te hebben
geschreven. Maar het gevoel van het geïnspireerd zijn is soms aanwezig in zijn
handen onder de lamp, soms aanwezig in de muziek die de woonkamer bemeubelt en
nu en dan, als zijn pen stilvalt, doordringt tot hem - lijk de flarden
walsmuziek in La Valse van Ravel
binnenstromen in het park telkens de deur van de balzaal opengaat en, meent
hij te weten, dat deze inspiratie herkomstig moet zijn uit zijn verwevenheid
met de toekijkende kosmos, en meer nog, uit de boeken die hij las en hem
omringen in hun rekken.
En ook, dat dit alles
verstrengeld ligt met zijn eigen verworvenheden en bevrucht wordt met het
stuifmeel van de weemoed om het onherstelbaar voorbij zijn van zijn jeugd.
Als hij erin slaagt dit te
verwoorden dan zal hij zich voelen als uitverkorene, zonder een uitverkorene te
willen zijn of genoemd te worden.
08-01-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-01-2013 |
Interview met Stefan Hertmans |
Stefan Hertmans dacht
op het einde van het jaar, (even) aan Salman Rushdie die in zijn Joseph Anton
de verzuchting had geuit dat het verstandig
zou zijn zich terug te trekken uit de wereld van het commentaar en de polemiek,
en zich weer te wijden aan wat hij het liefst deed, aan de kunst die zijn hart,
zijn verstand en zijn geest van jongs af had gestolen
Het zal dus ook de
verzuchting van Hertmans geweest zijn en ik zie niet in wie hem hiervoor enig
verwijt kan of mag toesturen, zeker niet zij die de helft van de woorden in de
Van Dale willen schrappen omdat ze te moeilijk zijn voor de jeugd van nu en
enkel, wat Hertmans noemde het Verkavelingsvlaams, wensten over te houden in
het onderwijs.
Ik erger me al lang
aan zij die de Vlaamse cultuur uitdragen met wapperende vaandels op de
sportmanifestaties waar ook ter wereld behoudens in Wallonië en ons
minachten als we niet openlijk uitkomen voor een autonoom Vlaanderen. Want wie
zegt er ons dat er achteraf in dat autonoom Vlaanderen geen machtsstrijd zal ontstaan
tussen Antwerpen, Limburg, of Limburg en beide Vlaanderen, al was het maar op
basis van het Vlaams dat er gesproken wordt.
In feite kan me dit
geen zier schelen. Op mijn ouderdom mag ik het citaat van Salman Rushdie als
het mijne aanzien. Ik ben Vlaming en voel me Vlaming, en ik wens en verlang
iets toe te voegen aan de Vlaamse Literatuur, iets van mij zelf als ik ertoe in
staat zou zijn.
Maar schrijvend in
het Nederlands belet het me niet te veronderstellen dat de Vlaming die me leest
ook citaten in het Engels, het Frans, het Duits, te lezen krijgt en zelfs
Spaanse als het Frans hierbij van een grote hulp is om het citaat te begrijpen.
Ik bedoel eenvoudig
dat het niet is omdat ik deze citaten onvertaald gebruik, ik minder Vlaming zou
zijn, integendeel, de veeltaligheid is een eigenschap van de Vlaming.
Dus, Stefan
Hertmans, erger je niet als je door een Kevin Absilis getekend wordt, zoals ik
las maar Absilis las ik niet en zal ik niet lezen als een typische,
politiek correcte, Vlaamse-identiteitsvrezende, belgicistische progressieve. Ik
zou er eerder fier op zijn aldus getekend te worden.
Het zijn trouwens
woorden die in hun Van Dale niet meer zullen voorkomen, want te moeilijk. Eigenlijk, na
lezing van het interview van Filip Rogiers in het dS Weekblad van zaterdag 5
januari, wou ik enkel één zin weerhouden, één prachtige zin, althans volgens
mij. En ik denk dat ik deze hier mag overnemen:
Ik
word het niet moe om in lezingen te zeggen, misschien zit de man of vrouw die
voor ons allemaal net zon grote betekenis zal hebben als Kafka 50 jaar geleden,
op dit eigenste moment ergens in de stad op café. Hij zit daar kijkt naar iedereen
en niemand naar hem. Hij laat zich niet verzoeken of bevelen hoe zijn stem zou
moeten klinken, wat zijn kunst zou moeten zeggen. Het echt nieuwe, dat wat
straks de mens weer zal laten voelen dat hij mens is, laat zich niet in een
programma duwen.
Ik wens er enkel de
vraag aan toe te voegen of die heer of dame in hun wereld wel de gelegenheid
zal krijgen om zijn of haar stem te laten horen
07-01-2013, 00:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-01-2013 |
De Adem van de Dagen (3) |
Gisteren is de Elihoe
in hem opgestaan en weet hij dat het nu, eens en voor altijd de tijd is van het
woord. Hij wil nu in tekens bewaren en uitdragen, de mens die hij was en wilde
zijn onder de mensen. En schrijvend heeft hij in gedachten, de zin van Freeman
Dyson:
To me the most astounding fact in the universe, even more astounding
than the flight of the Monarch butterfly is the power of the mind which drives
my fingers as I write these words.
Een zin die hem blijft vervolgen als hij de beweging
ziet van zijn vingers die over de lijnen glijden, zo maar tekens nalatend die
te interpreteren zijn, die komen van binnen in hem en terechtkomen bij hen die
deze tekens ontcijferen zullen.
En omwille van deze zin, die vanmorgen
ineens in zijn gedachten opdook, heeft
hij Infinite in all Directions van
vele jaren terug, uit het rek gehaald en meegenomen in de wachtzaal van de
dokter - hij heeft zorg om de stijgende pijn in zijn rechtervoet waar hij, voor
hij ontvangen werd, een andere prachtige passage
kon lezen, tevens de meest hoopvolle die hij de laatste tijd te lezen kreeg:
Mind, through the long course of biological evolution,
has established itself as a moving force in our little corner of the universe. Here
on this planet, the mind has infiltrated matter and has taken control.
Hoewel hij al een belangrijke stap
verder heeft gezet en gesteld heeft dat de geest altijd de controle over de
materie heeft gehad, Is hij Dyson dankbaar, de aandacht te hebben gevestigd op
de intrinsieke waarde van de geest. En Dyson gaat hier op verder. De infiltratie van de geest in al wat is, is a law of nature. Het is de geest die
heerst. Zijn infiltratie zal niet gestopt worden door om het even welke
catastrofe of het nu hier is op deze aarde of op een andere plaats, of het nu plaats
vindt, of binnen een miljoen jaar, het is de geest die als overwinnaar
overblijven zal. En de geest is geduldig:
Mind has waited for three billion years on this planet
before composing its first string quartet.
Het Universum is lijk een vruchtbare grond omheen hem, klaar om de zaden
van de geest te doen zwellen, te laten openbarsten en te doen bloeien.
Hij, Ugo, wil dit hier benadrukken
omdat deze woorden hem diepte geven als mens en omdat hij voelt dat de ideeën
in hem, evenwijdig lopen met deze van Dyson die een geestelijke broeder is. Beiden
vertoeven ze, een groot deel van hun zijn, in de band geest, die lijk de
ringen om Saturnus, omheen de aarde drijft.
De woorden van Dyson en de woorden
in hem, omkringen hen lijk ranken klimop;
staan al sinds eeuwen geschreven op de obelisk die met zijn schaduw, niet
alleen het uur van de dag aangeeft, maar vooral de doorgang van de mens hier op
aarde als zijnde een volwaardig element van de Geest die in den beginne was.
En uit die Geest, die van het Woord
is, is het Universum ontstaan. En een magisch deeltje van deze Geest is ingeplant
in de mens, en het is dit deeltje dat de mens voedt.
Hoe verantwoordt hij dit, hij, Ugo
die zich haast om nog niet te sterven. Hoe kan hij ernaar leven?
*
1 Freeman Dyson: Infinite
in all Directions: Penguin Books, 1988
06-01-2013, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-01-2013 |
Opvolging van Blogs |
Het schijnt me toe dat een
blog om de drie dagen geen wijs besluit was. Ik wens mijn ritme op te voeren
waar het kan, zo niet doe ik er twee jaar over wat zeker niet wenselijk is.
Aan
mij is het schrijven, als de inspiratie er is, is er geen probleem.
La inspiración es la ocasión del genio. Honoré
de Balzac (1799-1850) zou dit gezegd hebben, lees ik in mijn Spaanse Agenda
2013. Maar of ik om deze reden een genie zou zijn heb ik mijn twijfels. Wel is het zo, en ik schrijf dit ergens in mijn tekst van vandaag, als de inspiratie opduikt sta ik (meestal) klaar om deze vast te grijpen.
05-01-2013, 04:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
De Adem van de Dagen, vervolg 2 |
In de valavond had
hij de haard aangestoken en was hij gaan neerliggen op de sofa met een deken
over zich. Hij was ingeslapen en had gedroomd dat hij met vader in een sneeuwstorm
was. Dit was al eens in werkelijkheid gebeurd, toen ze, midden in de nacht, een
nacht midden in de oorlog, - hoe oud was hij toen bij een hevige sneeuwval, een
eik hadden afgezaagd in het bos, hout om te branden in de Leuvense stoof bij
gebrek aan kolen wellicht.
In de flarden droom
die hij overhield, sneeuwde het en stonden ze voor een gebouw waarvan de gevel één
grote poort was, met talloze kleine luiken die open en dicht sloegen. Zo leek
het toch. Vader beukte met beide handen op de poort en riep woorden naar hem die
verloren waaiden - lijk vele dagen die verloren waaien, een jeugd die wegwaait
- maar hij wist duidelijk, heel duidelijk wat hij hoorde in het geroep dat van vader
was of van de stormwind.
De woorden staan duidelijk
getekend in zijn gedachten, en is het alsof hij ze lezen kan in het schrale
licht dat nog in de kamer hangt. Hij kan deze woorden nu overmoedig, uitdragen
over de holle weg die hij nemen wil, want hij weet duidelijk, en niemand zal hem
dit ooit ontnemen, dat de geest niet ontstaan is uit de materie maar dat het de
geest is die de materie heeft gebaard.
In feite, als hij
nadacht over de oorsprong van deze zin, waren zijn dagen er al lang van dooraderd.
Het was een soort paradigma dat zich langzaam in hem had gedefinieerd, een zaadbol die zich vormde, waarin vele
begrippen uit zovele boeken en zovele gedachten in schubben over elkaar lagen. Het
wondere was dat het kiemproces van deze zaadbol, in de voorbije uren,
schijnbaar in gang was gekomen, alsof alle geheime elementen van zijn bestaan,
zich gekruist hadden op die nameloze plaats die zijn lichaam was en nu, ineens,
deze idee hadden geformuleerd dat al wat is, ontstaan is uit de Geest, al wist
hij niet hoe die Geest eigenlijk kon geformuleerd worden.
Aldus
gebeurde het, dat wat in hem van bij zijn geboorte, vervlochten in zijn DNA, moet
aanwezig geweest zijn, en als een onzichtbare diagonaallijn, bossen en velden
doorkruiste, zeeën en stranden, bergen en stromen, gebeurtenissen en gedachten,
de adem van zijn dagen was, om plots, een fractie van tijd, los te komen en te
convergeren in één enkele hoofdzin, getekend door de Geest die onvermijdelijk van
in den beginne, moet aanwezig geweest zijn.
En als beschikker over
het woord, is hij, Ugo, in deze ogenblikken van zijn bestaan, almachtig. Is hij
todopoderoso, zoals Tzinacàn, de
magiër uit het verhaal van Jorge Luis Borges,
na het ontcijferen van de woorden van de god, verborgen in de vlekken op de
pels van de jaguar die naast hem opgesloten zat, van elkaar gescheiden door een
glazen wand.
Almachtig, om
woorden te produceren die vertellen over wat gebeurde en wat niet gebeurde en op
deze wijze te beschikken over de realiteit als over de irrealiteit der dingen. Wel
wetende dat hij bij dit alles afstand zal doen en hij kan hier niet lichtzinnig
over heen - van het houvast dat jarenlang God is geweest voor hem.
Zo zal uitkomen dat
het boek dat zich schrijft vandaag en morgen, ver, ver voorbij halverwege, de
enige mogelijkheid is die hem nog rest, in de laatste van zijn dagen, die zich aankondigen
in de vertraagde gang van zijn lichaam, de totaliteit van wie hij was en is, te
verlengen, over de dood heen, naar de eeuwigheid toe.
En dat het moment
is aangebroken waarvan hij altijd, met grote zekerheid heeft geweten dat het eens
komen zou: het ontwaken uit wat hij nu noemen wil, zijn geestelijke inertie.
Hij houdt hierbij
twee voorbeelden voor zich uit, namelijk in de eerste plaats, de grote Ovidius
die hem, zonder aan te kloppen, regelmatig bezoekt. Ovidius die, dankzij zijn Metamorfosen, overtuigd was van zijn
onsterfelijkheid, want wat er ook gebeuren mocht, zij zouden voor eeuwig zijn
naam meenemen in de tijd.
En een tweede
beeld, krachtiger dan ooit voorheen, de Dante in hem die schreef - al was het Vergilius
die de woorden sprak dat het noch
neergezeten op het dons noch onder de dekens gelegen, dat je roem verwerft en
dat hij die zijn leven aldus doorbrengt evenveel sporen nalaat als rook in de
lucht en schuim op het water.
Hieruit vloeide
voort dat alle creatieve krachten in hem gericht waren op het nalaten van een
blijvend, levend iets, dat van hem nog zou verhalen, de tijd in, tot het uiteindelijk,
maar dan hopelijk ver erna, vergaan zou tot de letters van een naam in een oud
register.
Zo, wat hij stellen
wil zal opstijgen uit de rozenvelden, de weiden en de akkers, uit de stroom
dichtbij en uit de open luchten erover; zal ontstaan uit een dichtgegroeid woud
met varens in de zomer en bramen en netels tot in de herfst. En dwars doorheen
dit alles zal hij een holle weg nemen waarvan de bermen begroeid zijn met
gebeurtenissen, die alle, hoe groot of hoe klein, hun impact zullen hebben op
het boek dat in potentie reeds geschreven ligt, gebundeld en in zijn gekleurd couvert.
Zoals in het boek
van het leven we lazen het in psalm 139 - reeds alle gebeurtenissen die nog
komen opgetekend liggen, al hebben ze nog niet plaats gevonden, dus ook dit
schrijven.
Het is van uit deze
kamer van deze eeuwenoude hoeve, het enige gebouw dat rest van een vroeger
nonnenklooster, in deze vroege morgen van deze vroege herfst dat het boek
vertrekken zal om uit te komen in op de laatste pagina, in zijn omegapunt, dat reeds
getekend ligt, ergens in de tijd.
Omai convien che tu
così ti spoltre / disse il maestro, ché, seggendo in piuma,/ in fama non si
vien, né sotto coltre: / sanza la qual chi sua vita consuma, / cotal
vestigio in terra di sé lascia / qual fummo in aere ed in acqua la schiuma.
(Inferno, canto XXIV, 46-51
05-01-2013, 03:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-01-2013 |
De Adem van de Dagen (1) |
De
aanhef van het boek dat zich nu schrijft ontstaat niet hier, in de kamer van
deze oude woning, waar geslachten van vader op zoon hun adem hebben gebrand in de
donkerte van de open haard als in de zware eiken balken van de zoldering, de
aanhef ervan ligt veel verder in de tijd, ligt zelfs diep in zijn jeugd. In
feite heeft hij er altijd aan gedacht, zo ver zijn herinneren reikt, maar het
is pas vandaag dat hij is gaan neerzitten om te schrijven over de mens die hij
was, die hij had willen zijn en die hij had kunnen zijn, onder de mensen.
Hij,
Ugo dOorde, voelt zich hierbij als Elihoe uit het boek van Job, die oordeelt dat
hij te lang al heeft gewacht om te zeggen wat hij te zeggen heeft en dat nu
zijn tijd gekomen is, nu of nooit, dit sacrale ogenblik van de eerste woorden.
Elihoe,
zegt hij luidop, al ken ik je maar uit de bijbel, maar ook ik steek vol met
woord en argument, ook ik word opgehitst door wat me roert en gistend is als jonge
wijn die nieuwe zakken dreigt te scheuren.
En
hij vereenzelvigt zich met Elihoe, omdat in hem, zo ver hij zich herinneren
kan, gedachten roepen, smeken, om te worden neergeschreven en aldus bewaard te
blijven hopende, hopende zoals Ovidius, tot lang erna ook omdat zoveel nog
te begrijpen is, te verwerken is; ook omdat de geest hem wakker houdt en ideeën
uitkomen op nieuwe ideeën; en ook omdat het grote mysterie van het zijn,
oneindig veel facetten vertoont en de lichtinval hem soms overhoop haalt.
En
dan vooral omdat hij denkt dat de Groot-Levende, onverklaarbaar, onvoorstelbaar,
ontegensprekelijk niet is wat hij denkt dat Hij is. Maar dat Hij
negenennegentig maal meer is.
Om
al deze redenen en er zijn er nog vele andere, deze roekeloze, gotische woorden.
Gotisch, waar gotiek verwijst naar het metafysische, het transcendente;
roekeloos omdat hij niet weet waar hij uitkomen zal en of hij uitkomen zal. En
hij wist zich, vooraleer hij één woord had neergezet, een man van de gotiek, hij
wist dat hij, zoals de kathedraal haar wortels heeft diep in de aarde als hoog
in de luchten, hij zijn woorden halen zal, niet alleen uit de dingen van de
aarde, wat maar normaal is, maar vooral
in de brede strook geest die hoog boven de aarde drijft en even beschikbaar
is, als water en aarde, als vuur en luchten. Die strook is brokaat, is
paarlemoer. De kamers van het huis zullen ermee behangen worden alsof het
woorden waren van Bijbel en Bhagavad Gita, in letters, in gesymetreerde letters
die eeuwig zijn en waarvan de betekenis reikt tot in de verste uithoeken van de
tijd.
Hij
droomt, het ganse boek wordt een gedroom, een autofictie. Het is, van al wat is
en al wat worden zal, de toonaard van het boek.
*
03-01-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-12-2012 |
Psalm 139 |
Ik begon mijn jaar
2012 met enkele regels uit psalm 139:
Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book
all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet
there was none of them.
Als het
boek bestaat zal het een virtueel boek zijn, een boek dat enkel in potentie bestaat,
waarin reeds opgenomen én al wat was én al wat is, én wat uit het reeds
bestaande, voortkomen zal vandaag, morgen en zo verder de tijd in, tot het zal
vol geschreven zijn om het te sluiten en of het daarna nog zal geopend worden
valt te betwijfelen.
Al weet
je maar nooit.
Al weet
je maar nooit wat voort zal komen uit de wortels in de tijd verstrengeld.
Voor mij
of heb ik het al gezegd is er is nog altijd, zoals voor elk van ons, het
ogenblik that we all have to overcome.
Hoe weet ik niet, wellicht gelaten, of wie weet, verheugd misschien dat, nu
alles hier geleden is, het keren naar de bron, een hoogdag is.
Zo houd
ik me vertrekkensklaar, maar blijf ik schrijven tot het laatste is gezegd. U
leest me voortaan op elke dag waarvan het cijfer of het getal deelbaar is door
drie. Dit plande ik al een tijdje geleden, maar wat het precies wordt blijft
zelfs voor mij nog een vraagteken, een vraagteken waar ik mijn jaar mee beëindig.
Het ga je
heel goed, beste lezer, in het jaar dat zich opent.
31-12-2012, 07:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Nog 29 december 2012 |
Waar
het water zich haastte om nergens
aan
te komen: de Leie en de vrienden,
omdat
van vele dagen er een lijn getekend
stond
die niet te nemen is, niet te overschrijden
of
slechts met vrienden van ver en dichterbij
en
hen te bekoren met zwermen vogels
in
de luchten tot boven de torens
en
de eenden in de beemden, de hartklop
van
het land waar zij genodigd waren.
En
de woorden die zo zacht gesproken
alles
gevend wat er te beleven is
gedachten
zaaiend lijk kersenbloesems
in
de lente, om te worden opgeraapt
en
in een boek gekleefd om te bewaren,
kommerloos.
En te openen op dagen
die
als palen in de aarde, opgesmukt
te
wachten staan voor later.
De
Leie en de tijd, of waar de uren
niet
verschoven, maar stille bleven
-
lijk de reiger aan de overkant -
momenten
van het samenzijn,
het
licht als zilver opgespaard.
En
toen het doofde gingen we, rijker
dan
wanneer we kwamen.
En
lang de tijd van groot herinneren.
31-12-2012, 00:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-12-2012 |
Op het einde van de Rit |
Als ik de
blogs van Saramago nog even opensla dan stelde hij zich op het einde van de rit
de vraag die elke schrijver van dergelijke berichten zich zou stellen:
¿ Han valido la pena estos commentarios, estas
opiniones, estas criticas? El mondo esta mejor que antes?
Y yo ¿ cómo estoy? ¿
Es esto lo que esperaba?
Hij
is verstandig genoeg om op al deze vragen niet positief te antwoorden, het zou
een teken zijn van mentale blindheid, vindt hij. Daarentegen zou een
neen-antwoord wijzen op een te overdreven nederigheid. Laat het ons dus houden
bij de berusting te weten dat al wat we doen of schrijven amper onze doelstelling
benadert.
Ik
kan me vandaag, op de vooravond van het afscheid van deze Geschriften, zelfde
vragen stellen. Loonde het de moeite elke dag een pagina te schrijven over een
boek, een voorval, een opinie die ik meende te hebben? Is de wereld er beter
door geworden? En voor mij, heb ik bereikt wat ik gehoopt had te bereiken?
Ik
kan ja antwoorden op de eerste vraag. Wat ik ook schreef en hoe ik het schreef,
het hield mijn geest in beweging, het hield me weg van tv en sofa. Het kostte
me moeite, zeker, maar het bezorgde me ook voldoening, soms innerlijke vreugde.
Achteraf
evenwel, bij het herlezen van sommige van mijn teksten, weet ik dat ik de
perfectie niet haalde en evenmin, dat ik mijn droombeeld, te werken aan iets
groots, iets dat verwondering zou verwekken, niet benaderde. En ook weet ik dat mijn woorden werden niet met
klokkengelui ontvangen, niet verspreid zoals ik wou en vooral dat de wereld er niet beter is door geworden.
Daarentegen
werden de blogs van Saramago onthaald als deze van een groot schrijver, en kregen
ze een echo die hangen blijft tot ver na zijn dood. Al was het maar in wat ik
trachtte te presteren.
Deze
van mij zullen een stille dood sterven.
30-12-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-12-2012 |
Karel Lodewijk Mortier, 85 |
Een goede
vriend hij leest me dus hij weet dat deze tekst van hem komt stuurde me op
zondag 11 maart 2012, om 12.10 een e-mail:
Karel en,
Claude Lévi-Strauss op zijn 90ste:
(Il y a) aujourdhui pour moi un moi réel, qui nest plus
que le quart ou la moitié dun homme, et un moi virtuel qui conserve encore une
vive idée du tout.
Le moi virtuel dresse un projet de livre, commence à
en organiser les chapitres, et dit au moi réel: Cest à toi de continuer
Et le moi réel qui ne peut plus, dit au moi virtuel:
Cest ton affaire. Cest toi seul qui voit la totalité.
Ma vie se déroule à present dans ce dialogue très
étrange.
Ik
bewaarde deze woorden om er vandaag ik was dan toch vooruitziende iets aan
toe te voegen.
Ik
haalde de 85, maar niets zegt me dat ik de 86, de 87 en ga maar verder, de 90
van Claude Lévi-Strauss halen zal. Het
is een kwestie van overleven, en voor mij ook, een kwestie van overleven van
mijn virtuele ik, maar dan, in de grote, noodzakelijke, voedende,
schreeuwende Hoop, dat mijn reële ik voldoende kracht, moed en inzet zal
overhouden, opdat létrange dialogue,
waar Lévi-Strauss mee gekweld zit, niet mijn lot zou zijn.
29-12-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-12-2012 |
Volle Maan |
Wat
ben ik, was de vraag die José Saramago, Nobelprijs literatuur, - de man die
mijn voorbeeld was voor deze blogs van mij - zich stelde? Niet wie ben ik,
maar wat ben ik.
Wel
ja, wat ben ik, een simpel mens die even opkijkt van zijn klavier en precies
boven zijn scherm de schemer ziet van de lichtende ronding van de volle maan.
Wel
ik weet dat het de maan is, de kat weet het niet. Ik kan er de sterren bij
denken, de beweging van maan en sterren, ik kan er de kosmos bij denken, het
ontelbare, het oneindige en weten dat dit alles mijn oorsprong is en ook mijn
Omega. Ik weet dat ik weet dat ik weet en, dat ik niet weet wie of wat dit
alles omvat in één reusachtige, bewuste omhelzing.
Vandaag
ben ik nog van dit alles, morgen of overmorgen ben ik van deel van die
omhelzing.
Ik
groet je, maan van mijn hart, ik groet je vanuit mijn soms duistere en soms
lichtende blog. Hopende dat dit beeld van jou, deel van de volle maan schuivend tussen de wolken doorheen de kruinen
van de bladerloze bomen, me nog lang moge bijblijven, vooral nu in deze dagen.
(Mijn PC is
allergisch aan het woord Saramago, ik heb het pas getypt of het wijzigt zich in
het woord Schraag. Ik moet het telkens twee à driemaal typen voor het blijft
zoals het hoort. Wat is er verkeerd aan?).
28-12-2012, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |