xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Was uitgenodigd
op een lunch. De laatste genodigde die opdook was, zo dacht ik als ik hem zag
aankomen, een oud man.
Aan tafel zat ik
naast hem. Hij was een passieve sporter en kende goed Roger Moens en mijn broer
Daniƫl. Hij zegde me dat hij van 1930 was, en ik die van 1927 ben,waagde het te denken dat hij een oud man was.
Wie ben ik dan en
hoe komt het dat ik me niet zie staan, pratend bij het aperitief, met mannen
van veertig, hoogstens vijftig jaar, alsof ik nog een van hen was? Van de laatst
aangekomene zag ik hoe oud hij wel was, terwijl ik me voelde als een van vijftig,
en meende met hen te mogen discussiƫren op een voet van gelijkheid, ik de man,
met witte haren en bruine vlekken op de handen, de man van het jaar 1927.
Niet te vatten
dat ik nog vastzit aan de man van vijftig jaar die ik eigenlijk nooit geweest
ben, want toen zat ik nog vast aan de man van dertig.
Hoe ervaar ik
mijn ouderdom als ik in gesprek ben, als ik zinnen opteken voor de eeuwigheid
die er aankomt?
Ik ervaar mijn
ouderdom niet. Ik ben zoals Doubrovsky, zonder ouderdom als ik schrijf, zelfs
al schrijf ik over de ouderdom die ik heb.