xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Beelden uit mijn
kind zijn die ik houd, die ik meeneem waar ik ga of wat ik doe, tussendoor, een
relikwie, een tederheid.
Het is het bos
dat me opneemt in zijn geurende schoot. We hadden een hut gebouwd, met takken
en kleine boomstammen, in de bedding van een uitgedroogde vijver, die geurde naar
wat resten van brak water en van rottende bladeren wie kent nog die geuren?
met in de kanten de tekening van de vrijgekomen haarfijne wortels, gehaakt in
de nog even vochtige aarde.
Een fractie van
een beeld, en een vleugje van de geuren die hij nog raden kan in een vleugje
van een herinneren dat een ogenblik hangen blijft om dan weer te verdwijnen.
Maar nu, omgezet in woorden terug tot leven komt als een onooglijk feit uit de
zovele feiten uit die jeugd van hem.
Laat me nog even,
denkt hij, laat me nog even de geuren, laat me nog even het beeld van de
tekening van de bloot gekomen haarfijne worteling van salomonszegel en
dalkruid, van grassen en van allerlei planten, wortels door elkaar en over
elkaar, het wondere leven dat zich vertakt tot diep in de donkere welige aarde,
zoals de herinneringen zich vertakken in de diepte van mijn geest, in mij of
omheen mij. Ik weet het niet.
En komt ik terug
in de hollende tijd, en denkt ik aan een versregel, gebeiteld in de wand van de
fontein voor het Dragon hotel in Hangzhou (China): Southern hills appear in sight of a leisurely mind.
De anderen, de
ogen gesloten door internet, facebook, twitter, skype, zien de heuvels
niet die opduiken in de mist boven de bomen.