 |
|
 |
|
|
 |
06-01-2013 |
De Adem van de Dagen (3) |
Gisteren is de Elihoe
in hem opgestaan en weet hij dat het nu, eens en voor altijd de tijd is van het
woord. Hij wil nu in tekens bewaren en uitdragen, de mens die hij was en wilde
zijn onder de mensen. En schrijvend heeft hij in gedachten, de zin van Freeman
Dyson:
To me the most astounding fact in the universe, even more astounding
than the flight of the Monarch butterfly is the power of the mind which drives
my fingers as I write these words.
Een zin die hem blijft vervolgen als hij de beweging
ziet van zijn vingers die over de lijnen glijden, zo maar tekens nalatend die
te interpreteren zijn, die komen van binnen in hem en terechtkomen bij hen die
deze tekens ontcijferen zullen.
En omwille van deze zin, die vanmorgen
ineens in zijn gedachten opdook, heeft
hij Infinite in all Directions van
vele jaren terug, uit het rek gehaald en meegenomen in de wachtzaal van de
dokter - hij heeft zorg om de stijgende pijn in zijn rechtervoet waar hij, voor
hij ontvangen werd, een andere prachtige passage
kon lezen, tevens de meest hoopvolle die hij de laatste tijd te lezen kreeg:
Mind, through the long course of biological evolution,
has established itself as a moving force in our little corner of the universe. Here
on this planet, the mind has infiltrated matter and has taken control.
Hoewel hij al een belangrijke stap
verder heeft gezet en gesteld heeft dat de geest altijd de controle over de
materie heeft gehad, Is hij Dyson dankbaar, de aandacht te hebben gevestigd op
de intrinsieke waarde van de geest. En Dyson gaat hier op verder. De infiltratie van de geest in al wat is, is a law of nature. Het is de geest die
heerst. Zijn infiltratie zal niet gestopt worden door om het even welke
catastrofe of het nu hier is op deze aarde of op een andere plaats, of het nu plaats
vindt, of binnen een miljoen jaar, het is de geest die als overwinnaar
overblijven zal. En de geest is geduldig:
Mind has waited for three billion years on this planet
before composing its first string quartet.
Het Universum is lijk een vruchtbare grond omheen hem, klaar om de zaden
van de geest te doen zwellen, te laten openbarsten en te doen bloeien.
Hij, Ugo, wil dit hier benadrukken
omdat deze woorden hem diepte geven als mens en omdat hij voelt dat de ideeën
in hem, evenwijdig lopen met deze van Dyson die een geestelijke broeder is. Beiden
vertoeven ze, een groot deel van hun zijn, in de band geest, die lijk de
ringen om Saturnus, omheen de aarde drijft.
De woorden van Dyson en de woorden
in hem, omkringen hen lijk ranken klimop;
staan al sinds eeuwen geschreven op de obelisk die met zijn schaduw, niet
alleen het uur van de dag aangeeft, maar vooral de doorgang van de mens hier op
aarde als zijnde een volwaardig element van de Geest die in den beginne was.
En uit die Geest, die van het Woord
is, is het Universum ontstaan. En een magisch deeltje van deze Geest is ingeplant
in de mens, en het is dit deeltje dat de mens voedt.
Hoe verantwoordt hij dit, hij, Ugo
die zich haast om nog niet te sterven. Hoe kan hij ernaar leven?
*
1 Freeman Dyson: Infinite
in all Directions: Penguin Books, 1988
06-01-2013, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-01-2013 |
Opvolging van Blogs |
Het schijnt me toe dat een
blog om de drie dagen geen wijs besluit was. Ik wens mijn ritme op te voeren
waar het kan, zo niet doe ik er twee jaar over wat zeker niet wenselijk is.
Aan
mij is het schrijven, als de inspiratie er is, is er geen probleem.
La inspiración es la ocasión del genio. Honoré
de Balzac (1799-1850) zou dit gezegd hebben, lees ik in mijn Spaanse Agenda
2013. Maar of ik om deze reden een genie zou zijn heb ik mijn twijfels. Wel is het zo, en ik schrijf dit ergens in mijn tekst van vandaag, als de inspiratie opduikt sta ik (meestal) klaar om deze vast te grijpen.
05-01-2013, 04:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
De Adem van de Dagen, vervolg 2 |
In de valavond had
hij de haard aangestoken en was hij gaan neerliggen op de sofa met een deken
over zich. Hij was ingeslapen en had gedroomd dat hij met vader in een sneeuwstorm
was. Dit was al eens in werkelijkheid gebeurd, toen ze, midden in de nacht, een
nacht midden in de oorlog, - hoe oud was hij toen bij een hevige sneeuwval, een
eik hadden afgezaagd in het bos, hout om te branden in de Leuvense stoof bij
gebrek aan kolen wellicht.
In de flarden droom
die hij overhield, sneeuwde het en stonden ze voor een gebouw waarvan de gevel één
grote poort was, met talloze kleine luiken die open en dicht sloegen. Zo leek
het toch. Vader beukte met beide handen op de poort en riep woorden naar hem die
verloren waaiden - lijk vele dagen die verloren waaien, een jeugd die wegwaait
- maar hij wist duidelijk, heel duidelijk wat hij hoorde in het geroep dat van vader
was of van de stormwind.
De woorden staan duidelijk
getekend in zijn gedachten, en is het alsof hij ze lezen kan in het schrale
licht dat nog in de kamer hangt. Hij kan deze woorden nu overmoedig, uitdragen
over de holle weg die hij nemen wil, want hij weet duidelijk, en niemand zal hem
dit ooit ontnemen, dat de geest niet ontstaan is uit de materie maar dat het de
geest is die de materie heeft gebaard.
In feite, als hij
nadacht over de oorsprong van deze zin, waren zijn dagen er al lang van dooraderd.
Het was een soort paradigma dat zich langzaam in hem had gedefinieerd, een zaadbol die zich vormde, waarin vele
begrippen uit zovele boeken en zovele gedachten in schubben over elkaar lagen. Het
wondere was dat het kiemproces van deze zaadbol, in de voorbije uren,
schijnbaar in gang was gekomen, alsof alle geheime elementen van zijn bestaan,
zich gekruist hadden op die nameloze plaats die zijn lichaam was en nu, ineens,
deze idee hadden geformuleerd dat al wat is, ontstaan is uit de Geest, al wist
hij niet hoe die Geest eigenlijk kon geformuleerd worden.
Aldus
gebeurde het, dat wat in hem van bij zijn geboorte, vervlochten in zijn DNA, moet
aanwezig geweest zijn, en als een onzichtbare diagonaallijn, bossen en velden
doorkruiste, zeeën en stranden, bergen en stromen, gebeurtenissen en gedachten,
de adem van zijn dagen was, om plots, een fractie van tijd, los te komen en te
convergeren in één enkele hoofdzin, getekend door de Geest die onvermijdelijk van
in den beginne, moet aanwezig geweest zijn.
En als beschikker over
het woord, is hij, Ugo, in deze ogenblikken van zijn bestaan, almachtig. Is hij
todopoderoso, zoals Tzinacàn, de
magiër uit het verhaal van Jorge Luis Borges,
na het ontcijferen van de woorden van de god, verborgen in de vlekken op de
pels van de jaguar die naast hem opgesloten zat, van elkaar gescheiden door een
glazen wand.
Almachtig, om
woorden te produceren die vertellen over wat gebeurde en wat niet gebeurde en op
deze wijze te beschikken over de realiteit als over de irrealiteit der dingen. Wel
wetende dat hij bij dit alles afstand zal doen en hij kan hier niet lichtzinnig
over heen - van het houvast dat jarenlang God is geweest voor hem.
Zo zal uitkomen dat
het boek dat zich schrijft vandaag en morgen, ver, ver voorbij halverwege, de
enige mogelijkheid is die hem nog rest, in de laatste van zijn dagen, die zich aankondigen
in de vertraagde gang van zijn lichaam, de totaliteit van wie hij was en is, te
verlengen, over de dood heen, naar de eeuwigheid toe.
En dat het moment
is aangebroken waarvan hij altijd, met grote zekerheid heeft geweten dat het eens
komen zou: het ontwaken uit wat hij nu noemen wil, zijn geestelijke inertie.
Hij houdt hierbij
twee voorbeelden voor zich uit, namelijk in de eerste plaats, de grote Ovidius
die hem, zonder aan te kloppen, regelmatig bezoekt. Ovidius die, dankzij zijn Metamorfosen, overtuigd was van zijn
onsterfelijkheid, want wat er ook gebeuren mocht, zij zouden voor eeuwig zijn
naam meenemen in de tijd.
En een tweede
beeld, krachtiger dan ooit voorheen, de Dante in hem die schreef - al was het Vergilius
die de woorden sprak dat het noch
neergezeten op het dons noch onder de dekens gelegen, dat je roem verwerft en
dat hij die zijn leven aldus doorbrengt evenveel sporen nalaat als rook in de
lucht en schuim op het water.
Hieruit vloeide
voort dat alle creatieve krachten in hem gericht waren op het nalaten van een
blijvend, levend iets, dat van hem nog zou verhalen, de tijd in, tot het uiteindelijk,
maar dan hopelijk ver erna, vergaan zou tot de letters van een naam in een oud
register.
Zo, wat hij stellen
wil zal opstijgen uit de rozenvelden, de weiden en de akkers, uit de stroom
dichtbij en uit de open luchten erover; zal ontstaan uit een dichtgegroeid woud
met varens in de zomer en bramen en netels tot in de herfst. En dwars doorheen
dit alles zal hij een holle weg nemen waarvan de bermen begroeid zijn met
gebeurtenissen, die alle, hoe groot of hoe klein, hun impact zullen hebben op
het boek dat in potentie reeds geschreven ligt, gebundeld en in zijn gekleurd couvert.
Zoals in het boek
van het leven we lazen het in psalm 139 - reeds alle gebeurtenissen die nog
komen opgetekend liggen, al hebben ze nog niet plaats gevonden, dus ook dit
schrijven.
Het is van uit deze
kamer van deze eeuwenoude hoeve, het enige gebouw dat rest van een vroeger
nonnenklooster, in deze vroege morgen van deze vroege herfst dat het boek
vertrekken zal om uit te komen in op de laatste pagina, in zijn omegapunt, dat reeds
getekend ligt, ergens in de tijd.
Omai convien che tu
così ti spoltre / disse il maestro, ché, seggendo in piuma,/ in fama non si
vien, né sotto coltre: / sanza la qual chi sua vita consuma, / cotal
vestigio in terra di sé lascia / qual fummo in aere ed in acqua la schiuma.
(Inferno, canto XXIV, 46-51
05-01-2013, 03:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-01-2013 |
De Adem van de Dagen (1) |
De
aanhef van het boek dat zich nu schrijft ontstaat niet hier, in de kamer van
deze oude woning, waar geslachten van vader op zoon hun adem hebben gebrand in de
donkerte van de open haard als in de zware eiken balken van de zoldering, de
aanhef ervan ligt veel verder in de tijd, ligt zelfs diep in zijn jeugd. In
feite heeft hij er altijd aan gedacht, zo ver zijn herinneren reikt, maar het
is pas vandaag dat hij is gaan neerzitten om te schrijven over de mens die hij
was, die hij had willen zijn en die hij had kunnen zijn, onder de mensen.
Hij,
Ugo dOorde, voelt zich hierbij als Elihoe uit het boek van Job, die oordeelt dat
hij te lang al heeft gewacht om te zeggen wat hij te zeggen heeft en dat nu
zijn tijd gekomen is, nu of nooit, dit sacrale ogenblik van de eerste woorden.
Elihoe,
zegt hij luidop, al ken ik je maar uit de bijbel, maar ook ik steek vol met
woord en argument, ook ik word opgehitst door wat me roert en gistend is als jonge
wijn die nieuwe zakken dreigt te scheuren.
En
hij vereenzelvigt zich met Elihoe, omdat in hem, zo ver hij zich herinneren
kan, gedachten roepen, smeken, om te worden neergeschreven en aldus bewaard te
blijven hopende, hopende zoals Ovidius, tot lang erna ook omdat zoveel nog
te begrijpen is, te verwerken is; ook omdat de geest hem wakker houdt en ideeën
uitkomen op nieuwe ideeën; en ook omdat het grote mysterie van het zijn,
oneindig veel facetten vertoont en de lichtinval hem soms overhoop haalt.
En
dan vooral omdat hij denkt dat de Groot-Levende, onverklaarbaar, onvoorstelbaar,
ontegensprekelijk niet is wat hij denkt dat Hij is. Maar dat Hij
negenennegentig maal meer is.
Om
al deze redenen en er zijn er nog vele andere, deze roekeloze, gotische woorden.
Gotisch, waar gotiek verwijst naar het metafysische, het transcendente;
roekeloos omdat hij niet weet waar hij uitkomen zal en of hij uitkomen zal. En
hij wist zich, vooraleer hij één woord had neergezet, een man van de gotiek, hij
wist dat hij, zoals de kathedraal haar wortels heeft diep in de aarde als hoog
in de luchten, hij zijn woorden halen zal, niet alleen uit de dingen van de
aarde, wat maar normaal is, maar vooral
in de brede strook geest die hoog boven de aarde drijft en even beschikbaar
is, als water en aarde, als vuur en luchten. Die strook is brokaat, is
paarlemoer. De kamers van het huis zullen ermee behangen worden alsof het
woorden waren van Bijbel en Bhagavad Gita, in letters, in gesymetreerde letters
die eeuwig zijn en waarvan de betekenis reikt tot in de verste uithoeken van de
tijd.
Hij
droomt, het ganse boek wordt een gedroom, een autofictie. Het is, van al wat is
en al wat worden zal, de toonaard van het boek.
*
03-01-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-12-2012 |
Psalm 139 |
Ik begon mijn jaar
2012 met enkele regels uit psalm 139:
Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book
all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet
there was none of them.
Als het
boek bestaat zal het een virtueel boek zijn, een boek dat enkel in potentie bestaat,
waarin reeds opgenomen én al wat was én al wat is, én wat uit het reeds
bestaande, voortkomen zal vandaag, morgen en zo verder de tijd in, tot het zal
vol geschreven zijn om het te sluiten en of het daarna nog zal geopend worden
valt te betwijfelen.
Al weet
je maar nooit.
Al weet
je maar nooit wat voort zal komen uit de wortels in de tijd verstrengeld.
Voor mij
of heb ik het al gezegd is er is nog altijd, zoals voor elk van ons, het
ogenblik that we all have to overcome.
Hoe weet ik niet, wellicht gelaten, of wie weet, verheugd misschien dat, nu
alles hier geleden is, het keren naar de bron, een hoogdag is.
Zo houd
ik me vertrekkensklaar, maar blijf ik schrijven tot het laatste is gezegd. U
leest me voortaan op elke dag waarvan het cijfer of het getal deelbaar is door
drie. Dit plande ik al een tijdje geleden, maar wat het precies wordt blijft
zelfs voor mij nog een vraagteken, een vraagteken waar ik mijn jaar mee beëindig.
Het ga je
heel goed, beste lezer, in het jaar dat zich opent.
31-12-2012, 07:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Nog 29 december 2012 |
Waar
het water zich haastte om nergens
aan
te komen: de Leie en de vrienden,
omdat
van vele dagen er een lijn getekend
stond
die niet te nemen is, niet te overschrijden
of
slechts met vrienden van ver en dichterbij
en
hen te bekoren met zwermen vogels
in
de luchten tot boven de torens
en
de eenden in de beemden, de hartklop
van
het land waar zij genodigd waren.
En
de woorden die zo zacht gesproken
alles
gevend wat er te beleven is
gedachten
zaaiend lijk kersenbloesems
in
de lente, om te worden opgeraapt
en
in een boek gekleefd om te bewaren,
kommerloos.
En te openen op dagen
die
als palen in de aarde, opgesmukt
te
wachten staan voor later.
De
Leie en de tijd, of waar de uren
niet
verschoven, maar stille bleven
-
lijk de reiger aan de overkant -
momenten
van het samenzijn,
het
licht als zilver opgespaard.
En
toen het doofde gingen we, rijker
dan
wanneer we kwamen.
En
lang de tijd van groot herinneren.
31-12-2012, 00:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-12-2012 |
Op het einde van de Rit |
Als ik de
blogs van Saramago nog even opensla dan stelde hij zich op het einde van de rit
de vraag die elke schrijver van dergelijke berichten zich zou stellen:
¿ Han valido la pena estos commentarios, estas
opiniones, estas criticas? El mondo esta mejor que antes?
Y yo ¿ cómo estoy? ¿
Es esto lo que esperaba?
Hij
is verstandig genoeg om op al deze vragen niet positief te antwoorden, het zou
een teken zijn van mentale blindheid, vindt hij. Daarentegen zou een
neen-antwoord wijzen op een te overdreven nederigheid. Laat het ons dus houden
bij de berusting te weten dat al wat we doen of schrijven amper onze doelstelling
benadert.
Ik
kan me vandaag, op de vooravond van het afscheid van deze Geschriften, zelfde
vragen stellen. Loonde het de moeite elke dag een pagina te schrijven over een
boek, een voorval, een opinie die ik meende te hebben? Is de wereld er beter
door geworden? En voor mij, heb ik bereikt wat ik gehoopt had te bereiken?
Ik
kan ja antwoorden op de eerste vraag. Wat ik ook schreef en hoe ik het schreef,
het hield mijn geest in beweging, het hield me weg van tv en sofa. Het kostte
me moeite, zeker, maar het bezorgde me ook voldoening, soms innerlijke vreugde.
Achteraf
evenwel, bij het herlezen van sommige van mijn teksten, weet ik dat ik de
perfectie niet haalde en evenmin, dat ik mijn droombeeld, te werken aan iets
groots, iets dat verwondering zou verwekken, niet benaderde. En ook weet ik dat mijn woorden werden niet met
klokkengelui ontvangen, niet verspreid zoals ik wou en vooral dat de wereld er niet beter is door geworden.
Daarentegen
werden de blogs van Saramago onthaald als deze van een groot schrijver, en kregen
ze een echo die hangen blijft tot ver na zijn dood. Al was het maar in wat ik
trachtte te presteren.
Deze
van mij zullen een stille dood sterven.
30-12-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-12-2012 |
Karel Lodewijk Mortier, 85 |
Een goede
vriend hij leest me dus hij weet dat deze tekst van hem komt stuurde me op
zondag 11 maart 2012, om 12.10 een e-mail:
Karel en,
Claude Lévi-Strauss op zijn 90ste:
(Il y a) aujourdhui pour moi un moi réel, qui nest plus
que le quart ou la moitié dun homme, et un moi virtuel qui conserve encore une
vive idée du tout.
Le moi virtuel dresse un projet de livre, commence à
en organiser les chapitres, et dit au moi réel: Cest à toi de continuer
Et le moi réel qui ne peut plus, dit au moi virtuel:
Cest ton affaire. Cest toi seul qui voit la totalité.
Ma vie se déroule à present dans ce dialogue très
étrange.
Ik
bewaarde deze woorden om er vandaag ik was dan toch vooruitziende iets aan
toe te voegen.
Ik
haalde de 85, maar niets zegt me dat ik de 86, de 87 en ga maar verder, de 90
van Claude Lévi-Strauss halen zal. Het
is een kwestie van overleven, en voor mij ook, een kwestie van overleven van
mijn virtuele ik, maar dan, in de grote, noodzakelijke, voedende,
schreeuwende Hoop, dat mijn reële ik voldoende kracht, moed en inzet zal
overhouden, opdat létrange dialogue,
waar Lévi-Strauss mee gekweld zit, niet mijn lot zou zijn.
29-12-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-12-2012 |
Volle Maan |
Wat
ben ik, was de vraag die José Saramago, Nobelprijs literatuur, - de man die
mijn voorbeeld was voor deze blogs van mij - zich stelde? Niet wie ben ik,
maar wat ben ik.
Wel
ja, wat ben ik, een simpel mens die even opkijkt van zijn klavier en precies
boven zijn scherm de schemer ziet van de lichtende ronding van de volle maan.
Wel
ik weet dat het de maan is, de kat weet het niet. Ik kan er de sterren bij
denken, de beweging van maan en sterren, ik kan er de kosmos bij denken, het
ontelbare, het oneindige en weten dat dit alles mijn oorsprong is en ook mijn
Omega. Ik weet dat ik weet dat ik weet en, dat ik niet weet wie of wat dit
alles omvat in één reusachtige, bewuste omhelzing.
Vandaag
ben ik nog van dit alles, morgen of overmorgen ben ik van deel van die
omhelzing.
Ik
groet je, maan van mijn hart, ik groet je vanuit mijn soms duistere en soms
lichtende blog. Hopende dat dit beeld van jou, deel van de volle maan schuivend tussen de wolken doorheen de kruinen
van de bladerloze bomen, me nog lang moge bijblijven, vooral nu in deze dagen.
(Mijn PC is
allergisch aan het woord Saramago, ik heb het pas getypt of het wijzigt zich in
het woord Schraag. Ik moet het telkens twee à driemaal typen voor het blijft
zoals het hoort. Wat is er verkeerd aan?).
28-12-2012, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-12-2012 |
Lettre à Gustave Cotter |
Mon cher ami
Gustave, fratello mio,
En ces derniers jours de lan 2012, je pense souvent à
toi.
A toi, dans ton Royaume du Home du Soleil (ou est-ce
le Home de la Lumière?) situé à
Grimisuat sur Sion, Là, où tu avais tes vignes, où tu fus maître après Dieu.
Là où pendant des années - et une toute première fois
avec mon père - des amis et moi nous
avons eu cet immense privilège, de te rejoindre au temps des vendanges et de
vivre en ta compagnie et de ta famille, ces tout grands moments dans la vie du
vigneron. Toi Gustave tu étais un frère pour moi, et pour les autres. Frère, ce
mot lourd de signification, aujourdhui amplifié par le fait que ces moments du
passé, sont devenus avec le temps, des souvenirs inoubliables.
Que de vendanges
que nous avons vécues avec toi, là, sur le flanc des collines, au-dessus
de Sion, les collines qui descendent jusquau Rhône et qui remontent sur
lautre versant, jusquaux cimes
enneigées qui nous étions si chères.
Mais il ny avait pas seulement les vignes, il y avait
aussi le village de Zinal, ce village au fond du Val dAnniviers, où un de tes
ancêtres avait son nom, Cotter, taillé, millésimé au dix-huitième siècle, dans
la partie haute dun de ces vieux chalets.
Que de jours et de soirées que nous avons passés
ensembles avec des amis communs, Robert Panchard et Freddy Aymon; que de courses que nous
avons faites ensembles, à commencer par les cabanes de lArpittetaz, du Tracuit, du
Grand Mountet, de Moiry, et ceci du temps où les cabanes navaient pas encore
lallure dun hotel, comme cest le cas maintenant; que descalades: le Besso,
le Blanc de Moming, la Pointe de Zinal, et tous les sommets du côté de
Moiry : les Aiguilles de la Lé, les Couronnes de Brayonnaz, la Pointe de
Moiry et, le Grand Cornier, un presque quatre mille, où nous avons dû, arrivés
à cent mètres du sommet, rebrousser chemin à cause du verglas.
Et puis, Gustave, mon très cher ami, nos randonnées
dans les forêts, nous deux, à la recherche de chanterelles, dagarics, de pieds
de moutons, toute la gamme de champignons de forêts que tu connaissais si bien et si moi je les
connais cest grâce à toi - des panniers pleins, que Germanine, ta tendre
épouse, qui mest très chère aussi, nettoyait et qui les conservait sous vinaigre et Dieu sait quoi encore, dans
de petits bocaux. Des champignons au
vinaigre, que lon dégustait accompagnant les nombreuses raclettes que nous
avons mangées dehors, sous les arolles de ton chalet, le Chardon bleu.
Et puis, et puis, mon grand ami, et puis tes vins, ton
rouge, et les vins de tes amis vignerons, de Freddy pour commencer, son Venin
de Vipère, un il de perdrix dune grande qualité, et de Héritier et Fabre,
leur sainte-Anne, leur Pinot noir.
Et puis, au cours des années, tous ces autres vins;
Humagne, Malvoisie, Amigne, Arvine, Johannisberg, Muscat, que tu mas fait
connaître. Et je noublie pas la Porte de novembre, ce vin délicieux, qui fut
mon vin préféré. Jai encore dans ma cave ici quelques bouteilles que je
conserve comme des reliques en espérant les boire un jour, qui ne viendra
peut-être jamais.
Et certainement je noublierai jamais, ton coup du
milieu, ton adorable Génépi que tu cueillais dans ton soi-disant, jardin, haut
dans la montagne.
Tout cela, fratello mio, et mille autres choses, par
exemple la tombe de Rilke au pied de léglise romane de Rarogne que nous avons
visitée avec Robert. En tout, une masse immense de souvenirs que je voudrais te
rappeler, Gustave, mon grand ami, en ton Royaume, en cette fin de lan 2012,
tout en te serrant fortement et longuement dans mes bras.
Charles, ton ami et frère.
27-12-2012, 00:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-12-2012 |
Leonard Nolens |
Leonard
Nolens ontving de prijs der Nederlandse Letteren voor zijn ganse oeuvre. Het weze hem gegund. Pascal Smet weet dat we in
hem het meest sublieme vieren dat de Nederlandse taal voortbrengt: een groot
dichter. En hij Nolens wordt bedankt voor dit groot dichter zijn want in zijn woord
belicht Nolens zijn dank voor deze dank van de jury. Wat ik nogal zielig vind
voor een poëet. Had graag van hem gehoord wat poëzie eigenlijk is - ik weet het
nog steeds niet, na Nolens en Hertmans en zovele anderen, en vooral, nu
onlangs, na Auster - maar ik wil het vandaag enkel hebben over twee zinnen die
ik licht uit zijn toespraak
bij de uitreiking van de prijs:
Wie spreekt neemt automatisch een ander in de
mond. Een ander houdt mijn hand vast nu ik dit schrijf.
Ook
ik ontsnap hier niet aan ook bij mij is het een ander die me aanzet tot
schrijven, die de aanleiding is en een aanleiding zoekt om te schrijven. Het is
die Ugo dOorde in mij die ik een naam heb gegeven, die me geen ogenblik met
rust laat, die altijd denkt in literaire vormen dan toch literair voor hem
en ik moet hem laten begaan, het is alsof hij me bezit en ik bezeten word door
hem.
Ik
denk dat dit het geval is voor allen die schrijven of kunst bedrijven, gedachten
die je worden opgedrongen, waarmede je rondloopt of die je plots, komende van
waar ook, overvallen. We kennen dit allemaal, we zijn dit allemaal even rijk.
Maar je moet iemand in jou hebben om, én de neiging te hebben, én de wil en
jij de moed om die neer te schrijven op elk ogenblik van de vierentwintig
uren dat een dag kort is.
Het
is hij die je de slaap ontneemt en de rust. Te zijn wie je (maar) bent komt op
de achtergrond, als toeschouwer, om hem de vrije hand te laten in wat
geschreven wordt. En, waarlijk, soms ben ik maar al te verheugd dat hij er is
en doet wat hij doet.
De
persoon die ik ben in de omgang en, de persoon die ik ben eens neergezeten en
schrijvend, of het nu is in mijn dagboek of rechtstreeks op mijn laptop wat
meer en meer het geval wordt deze laatste houdt er een andere mening op na:
Schrijven
man, schrijven is je adem, de rest is bijzaak, schijnt hij me te zeggen, en
dit op een wijze die ik niet tegenspreken kan, zelfs al zou ik willen.
Maar
ik wil niet, ik volg hem, o zo graag.
26-12-2012, 00:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-12-2012 |
Kerstdag |
Uit
een e-mail dat me (ongevraagd) toegestuurd werd door Être Présence licht ik
een zin uit een gebed dat ze suggereren:
Je ne pronocerai aucun mot blessant ou négatif
envers quiconque.
Bijwijlen
heb ik hier tegen gezondigd, heb ik verwijten toegestuurd aan zij die aan het
hoofd staan van de Europese Gemeenschap. Ik had het niet hoeven te doen.
Vooreerst ik weet niet hoe ik zou gehandeld hebben als ik in hun schoenen had
gestaan en ten tweede, negatieve zinnen brengen geen aarde aan de dijk,
integendeel ze blijven hangen en verspreiden zich met de wind en de golven van
onze Gsms.
Dit
is mijn voornemen op deze kerstdag. Het is niet veel en het is gemakkelijk op te volgen, trouwens
op mijn ouderdom is het beter elke vorm van negativiteit te mijden, zelfs als
ik zou menen er recht op te hebben is het beter dat ik in mijn schelp blijf.
Dit
is ook de eerste van mijn zeven laatste blogs die ik schrijven zal. Hierna neem
ik een sabbatjaar wat mijn dagelijkse blogs betreft. Van 2013 af leest u me
enkel nog op de dagen deelbaar door drie, de allereerste op 3 januari en zo
verder 6, 9 januari, tot het uitdoven van mijn pen en of inspiratie. Wat ik
schrijven zal wordt ook anders gestructureerd.
Wat
ik nog kan is het bundelen van mijn blogs van 2012, tenminste zo er vraag naar
is. Indien niet zullen deze teksten, voor een tijd dan toch, bewaard blijven op
een memostick voor het nageslacht.
Aan
allen die me lezen en aan hun familie stuur ik, zoals de traditie en mijn hart
het wilt, mijn warmste en meest genegen wensen voor Kerstdag en het Nieuwe Jaar,
vooral dan aan hen waarvan ik weet dat er in hun meest nabije familie, een
moeder is van wie de toestand weinig beloftes inhoudt. Ze wezen ervan overtuigd
dat ik aan die moeder, al ken ik ze niet, regelmatig denk, al helpt dit niet
veel, ik houd eraan deze zin hier aan toe te voegen.
25-12-2012, 00:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-12-2012 |
Nazindering |
Het
bezoek van Jan Hoet zindert na in mij. Dat een groot kunstkenner nu in zijn
(verre of dichtbije) herinneren mijn klein-kunst- werken meedraagt geeft me een
warm gevoel. Eén vraag rest er mij, had ik hem een werk moeten aanbieden als
geschenk? Maar ik waagde het niet hem de vraag te stellen, al had ik het graag
gedaan en even graag aan Lieve en Guido en aan Paul.
Nu,
het is een belangrijke dag geweest voor mij én voor zij die er aanwezig waren.
En het is een herinnering die ik koesteren zal omdat ze me rijker heeft gemaakt.
Dit
op de vooravond van Kerstdag. Ik hoor hoe Bart Stouten, op Klara, deze dag
beleeft, had er zelfs nog niet aan gedacht dat Kerstdag zo dichtbij was. Waar
is de tijd dat ik op twee stappen van de kathedraal leefde en luisteren ging
met de kinderen naar het kerstverhaal in de crypte van de kathedraal en verder
waar de tijd dat ik als kleine jongen met twee vrienden in de valavond de
huizen van de straat afliep met een ster in de hand, die draaide, terwijl we
zongen van de herdertjes die bij nachte in het veld lagen en hun schaapjes
hadden geteld.
Ver
af nu, in tijden die onwezenlijk schijnen, verhalen uit boeken in
oud-Nederlands geschreven, amper te ontcijferen. Maar ik beleefde ze. Op dagen
zoals deze duiken de herinneringen op, de sneeuw, de koude, de korte broek en grootmoeder
waar we langs gingen: maar mijne jongen en met blote knieën.
Vochtige
ogen nu ik denk aan toen, en aan grootvader die, op valavonden dat ik er langs kwam met
moeder, een droge haring roosterde op de kolentang boven het vuur. Een wereld
opgelost in de schemering van wat eeuwen geleden gebeurde. En avonden
op het ijs van de ondergelopen weiden, met kikvorsen eronder en salamanders en
wij jongens en meisjes joelend van genot en simpelheid, kikkers en salamanders op
het ijs.
Mijn
God, wat een jeugd het was en wie er uit te voorschijn is gekomen, de man die
ik nu ben, die nog altijd verrukt is over het bezoek dat Jan Hoet bracht aan
zijn werk. De innigheid van een bezoek, toegevoegd aan de woorden van mijn
blog.
24-12-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-12-2012 |
Bezoek |
Hoog
en waardevol bezoek, niemand minder dan Jan Hoet, samen met vrienden van hem,
Guido D.W. en Lieve, zijn echtgenote, en een andere vriend van hem Paul V.
Ik ben
niet gewoon een blog te schrijven over een dagelijks gebeuren, maar deze
zaterdag van 22 december was een hoogdag op alle gebied.
Jan
Hoet is een beminnelijk man, een man met zin voor humor, een man die met
aandacht luistert en er een grote levenswijsheid op na houdt. Had hem slechts
enkele malen ontmoet vroeger maar ik voelde me onmiddellijk als een oude vriend
van hem en had de indruk dat het wederkerig was.
Mijn
werk verraste hem, hij noch Guido hadden dit verwacht Paul kende het van
vroeger en hun oordeel: grote originaliteit, sterke persoonlijkheid en
prachtig werk aanvaardde ik met dank.
Ik
weet nu waar ik sta na de evolutie die ik heb doorgemaakt en zich spreidt over
ettelijke jaren.
Jan
Hoet vond dat ik nood had aan een discours, een mogelijkheid om over mijn
werk te spreken met andere kunstenaars en ook te zien hoe andere kunstenaars
hun werk beleefden. Maar ik dacht aan mijn ouderdom en dat ik nu niet meer
zoveel evolutie in mij draag.
Ik
ben hem uiterst dankbaar én Gonda, mijn echtgenote voor wat ze wist te bekomen.
Iemand, zoals Jan Hoet, heeft nu mijn werk gezien, mijn tekeningen, mijn etsen
en mijn collages van ets en kleine elementen uit de natuur.
Hij
weet nu dat zo iets bestaat. Ik ben er zeker van dat hij er over praten zal met
Luc Coene, de Gouverneur van de NBB, bij een volgende gelegenheid. Alleen
schijnt het me toe dat hun oordeel wat kunst betreft enigszins uit elkaar
loopt.
23-12-2012, 00:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-12-2012 |
Onvoorspelbare voorspelbaarheid |
Het
godsbeeld van Freeman Dyson is een grote waarde voor mij. Hij zegt heel
belangrijke dingen die moeten gezegd en herhaald worden en die een standpunt
belichten dat stilaan aan het doordringen is tot de mens dan toch tot mij -
overhoop gehaald door het bevreemdende van de kwantum fysica.
Het
is van die aard dat wat Genesis ons leert, als zouden we van stof zijn en
terugkeren tot stof, volgens mij een begrip is dat een fysicus van nu niet meer
aankleven kan. Zo zegt Dyson:
Between matter as we observe it in the laboratory
and mind as we observe it in our own consciousness, there seems to be only a
difference in degree but not in kind .
Een
vreemde zin: het verschil tussen wat die stof in werkelijkheid is en de geest
in ons zoals we die zien in ons bewustzijn, is een verschil in gradatie maar
niet in soort. En:
If God exists and is accessible to us, than his
mind and ours may likewise differ from each other only in degree and not in
kind. We stand in a manner of speaking, midway between the unpredictability of
matter and the unpredictability of God. Our minds may receive inputs equally
from matter and from God.
Is
dit niet wat ik de laatste tijd altijd heb vooropgesteld, namelijk dat matter in het Universum het zichtbare
deel van God zou kunnen zijn - zoals ons lichaam het zichtbare deel is van onze
geest - en kunnen aldus de inputs die
we ontvangen, herleid worden tot de inputs,
komende van de Geest - we noemen hem
God - van het Universum. En is ons
leven niet even unpredictable als de unpredictability eigen aan de materie -
op het niveau van het atoom dan toch en zijn we niet elk ogenblik onderweg
naar Isfahan, naar een gebeuren of een ontmoeting die beslissend zal zijn voor
het verdere verloop van onze dagen?
Dacht
ik eraan één jaar terug, dat mijn blog lopen zou tot waar ik nu aangekomen ben,
en dat ik vandaag of morgen of overmorgen
de moed moet vinden te beslissen wat de toekomst van mijn blog betreft?
En eens
wat nu nog enigszins unpredictable is, heeft
toegeslagen, wie besliste er, ik, of die andere, Ugo in mij, of het ik van het
Universum - zijnde alle draden van het web waarin ik gegrepen zit. Wat ik wel weet
is dat ik op weg ben naar de laatste zin van mijn verhaal geleid door een unpredictable predictability .
22-12-2012, 00:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-12-2012 |
Wintersolstitium |
Vandaag
bereikt de zon haar grootste zuidelijke declinatie, og haar verste punt naar
het zuiden toe. Vandaag begint de astronomische winter. Op ons halfrond zijn de
dagen nu het kortst (Sterrengids 2012, pag 92).
Welke
betekenis geven we er vandaag nog aan, als alles licht wordt mits een druk op
de schakelaar. We zijn te rijk geworden aan alle mogelijke comfort en te arm om
nog te denken aan het spirituele effect ervan en stil te staan bij de kosmische
gerichtheid van de aarde ten opzichte van de zon; te arm om ons even af te
vragen welke de betekenis was voor onze verre voorvaderen.
Het
effect ervan is niet onmiddellijk zichtbaar maar het was een duidelijk teken
van winst op de duisternis, een passage die gevierd werd en uitmondde
uiteindelijk in het feest van Kerstmis.
Ik
haal het aan omdat ik weet dat de kinderen en kleinkinderen mijn blogs lezen
(soms) en opdat ze weten zouden dat de spirituele betekenis er aan verbonden
niet mag teloor gaan. Opdat ze weten zouden, wat zo mooi wordt uitgedrukt, dat van
vandaag af, de zon op haar terugweg is naar de lente-equinox.
Ik
leerde dit in de allereerste plaats van mijn moeder, die het geleerd had van
haar moeder en zo verder en verder in de tijd toen het nog van een enorme betekenis
was.
21-12-2012, 01:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-12-2012 |
Inventaris |
Ben ik er
gelukkig mee als ik naga wat ik in de loop van het jaar heb gepresteerd en niet
te kijken naar wat ik nagelaten heb te presteren?
Gelukkig?
Neen, maar mijn vraag is verkeerd gesteld, had ik meer kunnen doen dan elke dag
een blog schrijven, en tussendoor wat gedichten samenbrengen en wat etsen van
vroeger omkleden met stukjes steen, schilfers hout en wat zaad van planten, en
inlijsten?
De tijd
is heerser hier, er is enkel en alleen het zijn en het blijven, en ook het niet-meer-zijn,
maar dit is dan voor anderen om het vast te stellen. Maar het had meer gekund
en beter en productiever. Ik had de paginas die ik nu heb samen gebracht een
aaneensluitend onderwerp kunnen geven en een soort boek voortbrengen in plaats
van 354 blogs tot en met vandaag in te loggen.
Wat ik
wel wil zeggen is dat ik me gelukkig mag voelen in staat te zijn geweest die
blogs te schrijven en in mij nog de potentie aanwezig te weten voor het
realiseren van de twaalf nog ontbrekende blogs. Tenminste - hoe zegde Dante het
ook weer? -se innanzi tempo, grazia a sé nol chiama .
Waar mag
ik nog op hopen dat me ongevraagd in de schoot zou vallen?
Ik heb eigenlijk
niets gezaaid of geplant er is dus geen oogst te verwachten, geen
publieksprijs, geen eervolle vermelding voor het gepresteerde. Niemand is komen
aankloppen om mijn spullen van blogs te bundelen en te verspreiden op een
andere en meer complete wijze dan ik heb gedaan. En, na 31 december, op mijn
ouderdom een sabbatjaar inlassen is niet ernstig, de tijd zou me voorbij
hollen.
Dus
20-12-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-12-2012 |
Tekeningen |
Mijn
tekeningen hebben enkel het voordeel origineel te zijn, bijna even origineel,
zo niet meer zelfs, dan wat ik schrijf. Ze zijn zeker, geen grote kunst, verre
van en verdienen geen ereplaats bij iemand die me niet kent, behoudens nu, in
de plaats waar alles werd opgehangen en opgesteld, om er niet op te vallen als
teveel. De vrienden die gisteren avond werden uitgenodigd om het zaaltje in te
huldigen (!) hebben zich kunnen overtuigen én van de hoeveelheid én van de
originaliteit.
Er is een
tekening bij waar ik precies een jaar aan gewerkt heb, telkens met kleine
stukken tijd. Een grote massa ingebeelde planten en diertjes in allerlei vormen
en volumes, zoals een diepzeeduiker die zou kunnen ontmoeten op de bodem van de
zee, maar dan - spijtig genoeg in zwart-wit en in twee dimensies. De tekening
is nu dertig jaar oud, de lijnen en de punten, de opvulling met minuscule
kleine driehoekjes of cirkeltjes is gebleven, maar het papier is vergeeld.
Als ik er
niet meer zal zijn, wat zal er met die tekening onder glas gebeuren, want de
afmetingen zijn respectabel, het formaat van papier was het grootste dat ik
vond was het Schoeller of Steinbach? maar hoe het ooit in mijn gedacht is
gekomen een dergelijke tekening te beginnen en af te maken is me een raadsel,
ik zou het moeten opzoeken in mijn dagboeken van toen, want het kan niet dat ik
er niet zou over geschreven hebben als ik er dag aan dag, zoals met mijn blog
vandaag, mee geconfronteerd ben geweest.
Maar wat ook
en hoe het verder zal verlopen, na mij zullen de tekeningen overblijven, ze
zijn niet zo volumineus, ze kunnen opgehangen worden, verspreid over de woning,
wat niet het geval is met de dagboeken, deze zijn niet alleen volumineus en
zwaar, maar praktisch onleesbaar omwille van mijn eigenaardig heel mooi zegt
een vriend mij geschrift en de tijd en volgehouden inspanning die het vergen
zou om gelezen te worden.
Ik vrees soms
dat mijn echtgenote en/of de kinderen al hebben gedacht: Van zijn dagboeken,
spaar ons Heer!'
19-12-2012, 02:43 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-12-2012 |
Dertig jaar vroeger |
Ik ben dertig jaar teruggegaan in
mijn leven. Heb de tekeningen en de etsen die ik toen gemaakt heb gaan halen op
zolder en het was nodig dat ik de fotos terugvond die een vriend-fotograaf van
Tienen gemaakt had, om vast te stellen dat er heel wat tekeningen verdwenen
waren. Zo dacht ik toch, tot mijn echtgenote ook gaan zien is op zolder en
terug is gekomen met een grote farde, waarin de verloren gewaande tekeningen
geborgen lagen.
Ik vermelde deze periode in de
aanvang van het boek dat geschreven wordt. Opdat je weten zou over welke
tekeningen het hier gaat neem ik een passage over uit dat boek, al in wording
sedert enkele jaren:
Hoe hij er toe gekomen is om met sobere
middelen, op grote witte bladen Schoeller-papier, met potloden van
verschillende hardheid, het wondere leven van de natuur te benaderen weet hij
niet meer. Alles was het product van een geestelijke visie. Zijn betrachting
was, de groei van mossen op rotsen en stenen, de fascinerende nervenstructuur
van rottende bladeren, de stilte van de bevruchting, in meeldraden en stampers,
weer te geven en aldus de verborgen energie erin, tot in de fossielen ervan, te
suggereren.
Maar hoe eenvoudig van vorm de elementen
optraden in de tekening en hoe geheimzinnig ook de opbouw ervan was, is hij er
wel ooit in geslaagd iets van wat zijn bedoeling was, over te brengen in zijn
potloodlijnen en -vlakken en was het niet zo, dat hij trachtte te tekenen wat
niet te tekenen was?
Maar als oningewijde kon hij zich enkel het
tekenen indenken als het op papier brengen van het onvatbare, het enige dat de
moeite loonde en dit betrachten hield
hem uren weg uit de wereld, met enkel de muziek, Bach als Ravel, als
Mahler, als zo vele anderen als zuurstof in de ruimte over hem.
Niemand ook zal maar enig vermoeden hebben gehad
van de innerlijke vreugde die hij kende, de impuls van zijn hand te volgen en
te zien hoe op het blad, geleidelijk aan, de sluimer van de levensenergie in
lijnen en tekens werd opgebouwd, om dan op het einde vast te stellen, dat eens
voltooid, eens zijn naam eronder geplaatst, de tekening begon te leven en hem
aanstaarde vanuit haar eigenheid.
Dit was een grote intens opgevulde periode
geweest, het leven van de tekenaar die hij was, die kleur gaf aan zijn leven
van elke dag, zijn leven als echtgenoot, als vader, als ambtenaar, als
liefhebber van literatuur en van alle vormen van kunst.
Hij wist dat wat hij schiep, origineel was en
als dusdanig waarde had; hij wist dat het iets was dat nog niemand gedaan had,
iets dat nog niet bestond in de wereld van tekeningen en etsen, maar grote
kunst was het niet, er kwam geen kleur aan te pas, enkel wat potlood en
hoogstens wat Oost-Indische inkt.
Deze
tekeningen en de etsen die erop volgden werden samengebracht in een kleine
ruimte; maar zou een kenner en belever van de hedendaagse kunst die deze ruimte
betreed er een woord van lof voor over hebben?
Ik denk het
niet, voor die kenner is het niet veel meer dan een bevlieging, een Spielerei,
meer niet. Voor mij was het de noodzaak creatief te zijn op welke wijze ook, maar zo zal het wel niet begrepen worden en zelfs, het is het resultaat dat telt. Mijn echtgenote vindt het 'tentoongestelde' waardevol. Het samenbrengen van alle werken is trouwens haar idee.
18-12-2012, 06:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-12-2012 |
Immanuel Velikovsky en Oedipus |
Ik kan niet zwijgen over Velikovsky,
hij heeft me beroerd tot in mijn ingewanden, van de avond af, dat ik hem hoorde
praten op TV, welke weet ik niet meer, in een ruw Engels, over zijn boek
Worlds in Collision was ik verloren. Ik heb hem jaren gevolgd, alle boeken
van hem en vele over hem, gekocht en gelezen, uitgepluisd zelfs. En wat
Akhnaton Oedipus - betreft, waar ik het gisteren over had, heb ik begrepen
waarom Akhnaton (Amenhotep IV) met een nieuwe God is voor de dag gekomen
nadat hij zonder het te weten zijn moeder had gehuwd - omdat hij niet werd opgevoed in Egypte, als
een zoon van zijn vader, maar in een naburig land aan het hof van een of andere
koning.
Het is laat al, ik ga alle gegevens
nu niet meer gaan opzoeken, maar hij groeide niet op als Egyptenaar, al was hij
de zoon van Amenhotep III.
Maar in dit verband kan ik nog het
volgende schrijven:
In september van 2010 publiceerde het National
Geography Magazine een artikel: King
Tuts DNA, unlocking Family Secrets, van de hand van Zahi Hawass, Egypts head archeologist.
Ik vernam toen dat na de
DNA-analyse van de mummie van Toethankamon en de DNA-analyse van tien andere
mummies, zich
onder de ongeïdentificeerde mummies dit van een mannelijk persoon bevond,
gemerkt als KV55, waarvan men dacht dat het waarschijlijk dit van Akhenaton of
Semenkhare zijn kon. Bij de vergelijking van de DNAs was het team van onderzoekers:
able to establish with a probability of better than 99.99 percent that
Amenhotep III was the father of the individual in KV55, who was in turn the
father of Tutankhamun.
Verder
kon aan de hand van de DNA van haar ouders, Yuya en Tuyu, het graf KV35EL
(Elder Lady) geïdentificeerd worden als dit van koningin Tiye, de vrouw van
Amenhotep III, en bleek ook, dat KV55 de mummie was van haar zoon Akhenaton,
vader van Touthankamon.
Verder kwam aan het
licht dat
Akhenaten had conceived a son with his own sister, the child would be
known as Tutankhamun.
Maar
het raadsel begon pas nu voor mij, want de DNA-analyse had wel uitgemaakt dat
Toethankhamon geboren was uit het huwelijk van Akhenaton en zijn zuster - beide
kinderen van Amenhotep III en zijn vrouw Tiye - maar wat indien men de
DNA-analyse, in plaats van deze van de zuster te nemen, deze van Tiye had
genomen, ware men niet even goed, zo niet beter, tot de conclusie kunnen komen
dat Toutankhamon de zoon was van Akhenaton en zijn moeder Tiye. Deze laatsten, buiten
hun weten gehuwd zijnde met elkaar?
Of,
dipus
gehuwd met zijn moeder, Jocaste, en de oude Tiresias die uiteindelijk, na lang
aandringen, aan dipus vertelt:
Quil est de ses enfants et le père et le frère,
De la femme dont il naquit et le fils et lépoux
Et de la même femme tour à tour fécondée
De son père le meurtrier
Ik
zelf zou nooit deze vergelijking tussen Akhenaton en dipus hebben gemaakt ware er niet Immanuel Velikovsky geweest die
op een schitterende wijze, volledig onafhankelijk van zijn andere werken, een
soort van detectieve roman uit de Oudheid heeft gebracht met zijn dipus and Akhenaton,
waarin hij hoopte te bewijzen dat de geschiedenis van dipus samenloopt met de
geschiedenis van Akhenaton.
Ik
heb toen een e-mail gericht aan de National Geographic Magazine,
ngsforum@ngm.com, om hen te vragen of de DNA van Tiye en Touthankamon ook niet kon
laten vermoeden dat Tiye zijn moeder was en niet de zuster van zijn vader,
Akhenaton;.
Heb
hierop wel een bevestiging van ontvangst gekregen, maar nooit een antwoord op
mijn vraag. Waarom, was mijn vraag te ongewoon of waren ze bevreesd mijn vraag
te bevestigen?
Het
probleem is hiermede natuurlijk niet opgelost. Zoals ik gisteren vermeldde leefde Akhnaton, volgens de traditionele Egyptische
Chronologie, in de XIIde
eeuw v.Chr., Sophocles in de IVde
eeuw v.Chr. Het schijnt me onmogelijk toe dat een verhaal gedurende tien eeuwen
wordt doorverteld.
Velikovsky
wist dit ook, maar hij vond a gap van
vijf eeuwen in de Egyptische Chronologie - wat hem niet in dank werd afgenomen
- en situeerde Akhenaton in de VIIIste eeuw,
wat een punt is voor de vergelijking die hij trekt tussen Akhnaton en Oedipus.
Maar
dit is dan een gans andere geschiedenis die me veel te ver brengen.
Gezien deze tegenstelling voor
altijd boven onze hoofden zal blijven hangen, is het misschien beter het te
houden bij Stefan Hertmans en voorop te stellen dat het weinig loont te weten of
de geschiedenis van Oedipus deze is van Akhnaton of niet. Alhoewel...
17-12-2012, 01:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |