xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Waar
het water zich haastte om nergens
aan
te komen: de Leie en de vrienden,
omdat
van vele dagen er een lijn getekend
stond
die niet te nemen is, niet te overschrijden
of
slechts met vrienden van ver en dichterbij
en
hen te bekoren met zwermen vogels
in
de luchten tot boven de torens
en
de eenden in de beemden, de hartklop
van
het land waar zij genodigd waren.
En
de woorden die zo zacht gesproken
alles
gevend wat er te beleven is
gedachten
zaaiend lijk kersenbloesems
in
de lente, om te worden opgeraapt
en
in een boek gekleefd om te bewaren,
kommerloos.
En te openen op dagen
die
als palen in de aarde, opgesmukt
te
wachten staan voor later.
De
Leie en de tijd, of waar de uren
niet
verschoven, maar stille bleven
-
lijk de reiger aan de overkant -
momenten
van het samenzijn,
het
licht als zilver opgespaard.
En
toen het doofde gingen we, rijker
dan
wanneer we kwamen.
En
lang de tijd van groot herinneren.
|