 |
|
 |
|
|
 |
17-05-2022 |
Boodschappers van de Heer. |
Er werd gebeld aan de deur vanmorgen. Twee dames, een jongere en een oudere die haar moeder kon zijn, beiden sober gekleed in het zwart.
Ze stonden daar glimlachend voor hem als boodschappers van de Heer, wisten ze, en of ze even van zijn tijd mochten nemen. Wat hij hen graag toestond. Al stond hij daar op zijn kousenvoeten.
“Mijnheer”, vroegen ze, “gebeurt het wel eens dat je nadenkt over het leven en over de dood, maar vooral over het leven” zegde de jongste. En de oudste: “gebeurt het dat u ooit eens nadenkt over de schoonheid van het morgenlicht dat” zegde ze, “het licht is van de Heer,. Wel, het boek over het leven en over de dood en over het licht, over het leven en de dood en het licht” herhaalde ze, is het wondere boek dat de Bijbel is.”
‘Leest u wel eens de Bijbel’, vroeg de jongste, ‘kent u de woorden van de Heer?”
Ze keek hem recht in de ogen en hij ontweek haar blik niet, er was iets kinderlijks in haar blik, iets dat eenvoud was en puur, zuiver als sneeuw, zelfs voorbereid op een verkeerd antwoord van hem.
Hij aarzelde om te antwoorden, maar hij wou hen overtreffen en tezelfdertijd hun plezieren: “de Bijbel is ‘mon livre de chevet’, ik heb hem onder mijn hoofdkussen, in het bed” zegde hij denkend aan de mogelijkheden van een familie Bijbel in het bed.
“Ik heb”, zegde hij, om me duidelijk te maken, een bijbel naast mijn bed op de nachttafel”, voegde hij eraan toe.
Ze schrok even, de jong dame, wellicht dacht ze dat ik spotte met haar. Maar hij stelde haar gerust, “het is maar een kleine Bijbel, een van 1611 en ik lees er soms in, en ik weet dat de Heer het licht is van de wereld, maar ik ben niet zoals jullie een boodschapper van de Heer, ik draag het niet uit zoals jullie, ik hoop in elk geval dat je succes hebt met jullie boodschap.”
Ze keken hem aan, een ogenblik dacht hij dat ze hem wilden omhelzen en de oudste, een gezette dame met een hoed vol rozen, zegde toen “ U moet ons eens komen bezoeken”, en ze stopte hem een folder in de hand, “hier is ons adres en hier staat onze boodschap te lezen en we zullen u allen van harte verwelkomen, u op elk ogenblik van de dag. Het was aangenaam praten met u, het komt o zo zelden voor dat we iemand ontmoeten die hier in deze straat, die hier in dit dorp de Bijbel leest en dan nog in bed. Weet je wel hoe zelden dit ons overkomt dat iemand ons zegt dat het licht dit is van de Heer, van Jehova?
Hij nam de folder aan, en bedankte hen voor het bezoek: “Ik wens jullie beiden alle succes toe”, zegde hij, “Het wordt hoog tijd dat Jehova terug opstaat in ons midden, dank u”, zegde hij, “het gaat jullie goed”.
“Onze dag is goed begonnen”, zegde de jongste boodschapster van de Heer.
“Ik ben maar een oude man” antwoordde hij, “mijn dagen zijn geteld maar ik weet hoe ze te gebruiken.”
“Oud, het kan, maar vooral ook een wijs man”, en ze reikte hem de hand, een mooie fijne hand, een tere hand, die hij even te lang hield, in haar ogen kijkend.
Wat van de dag is, is van de dag, maar als het opgetekend staat is er iets meer van de dag die voorbij is.
17-05-2022, 05:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-05-2022 |
Het herinneren. |
Heb naast mij een stapel boeken liggen die mogelijks als ik het onderlijnde erin raadpleeg het begin kan zijn van een blog. Ze kijken me vragend aan maar elke dag ga ik er meestal aan voorbij, of neem ze hoog uit eens in de hand om ze daarna terug te leggen. Ik weet dat ik hen onrecht aan doe, een vreemd gebaar is het omdat er achter elk boek een schrijver schuilt die smeekt om gelezen te worden – zoals ik smeek dat mijn blogs gelezen worden.
Ik heb echter elke dag nog gedachten genoeg die vragen om genomen te worden. Dus er is geen gebrek aan ideeën, voorlopig nog niet. Het kan dat ik dit in de loop der jaren al enkele keren heb gezegd, ook dat het ritme van mijn blogs eroor gezorgd heeft dat het schrijven ervan, de krachtlijn van mijn leven is geworden, mijn levensadem eigenlijk, zonder deze zou ik verwelken en opgaan in ouderdom zoals er zovelen zijn. Ik mag dus de hemel dankbaar zijn dat mijn levensadem gevoed wordt door mijn blogs en vice versa, zonder mijn blog was ik, wat ik noem, een levende dode.
Tezelfdertijd, en het is Pierre Hollevoet die me eraan herinnert - hij was van 1928 - realiseer ik me hoe dicht ik mijn eindpunt genaderd ben. Nochtans geef ik me er pas nu en dan rekenschap van, ik heb het bericht van iemand anders nodig om te weten hoe rakelings dicht ik gekomen ben. De ernst van het leven krijgt het gelaat van de dood. Ik weet dat ik hem gedenken moet met woorden, dat ik een éloge funèbre had moeten schrijven maar bij hem heb ik, eigenaardig genoeg, niet het gevoel gehad dat hij is heengegaan, neen, het is alsof hj dichter tot mij is gekomen, alsof ik hem raken kan, alsof hij bij mij staat en toekijkt bij het schrijven van deze woorden. Ik had het niet nodig, ik voelde die drang niet en nog steeds niet.
Trouwens hoeveel woorden zijn er niet die nooit geschreven worden, Pessoa wist dat de mooiste en de meest prangende woorden nimmer geschreven worden. Ik denk erbij en wellicht dacht hij het ook, omdat het geen woorden zijn maar gedachten die het verwoorden ervan ver overstijgen.
Ik hoor nu hoe de afscheidsceremonie verlopen is. Het was een hoogstaand evenement door de familie en de vrienden gebracht. Het verheugt me want hij verdiende het, hij was een grote persoonlijkheid en het is als een broer van mij dat ik me hem blijf herinneren, hij spreekt met mij elke dag en er zijn er nog die ik elke dag ontmoet in mijn gedachten.
16-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-05-2022 |
Het verste punt. |
Hij kan zich inbeelden dat de stenen die hij opraapte op zijn tochten in de bergen, in zich leven dragen, dat ze een uitstraling hebben, zelfs zoals hij ze bekijkt en in de hand houdt dat ze gezellen zijn geworden. Hij weet niet wat ermee zal gebeuren als hij er niet meer zal zijn, maar ze zullen hun rol voor hem vervuld hebben want sommige ervan zijn kleine beeldhouwwerken, zijn meer dan kunstwerken omdat ze gebeiteld werden door de wind en regen en zeker door de eeuwen erover en erin. Het is onmiskenbaar, de vorm en het uitzicht die ze verworven hebben zijn kosmische vormen en kosmische beelden en het is om deze reden dat ze gekoesterd worden.
Ooit raapte hij op het strand van bij ons een stuk silex op, waar een oog werd ingekrast en een lijn voor de muil, duidelijk de kop van een vis, het werk van een van onze voorvaderen en waarover hij nu, geïnspireerd door Ouspensky, op zijn beurt geïnspireerd door Gurdjiev, woorden aan wijdt die misschien zullen gelezen worden, als zijnde te ver gezocht, maar hij herhaalt het, voor hem hebben ze de waarde van een gedicht opgerezen uit het onbekende van de geest.
Het zijn stenen die hij zou willen plaatsen in een glazen kast onder speciale belichting, als bewijsmateriaal van wat kosmische kunst is, grootlevend en onvergankelijk. Hij zou die kast plaatsen naast zijn boekenrek, de werken uit de kosmos naast de kracht van het geschrevene dat is van de kosmische mens in wording.
Want schrijven vereist een kosmische instelling, wat voor hem betekent zich bevrijden van het omringende en opstijgen boven de aarde in wat zijn sporen in het eeuwige heeft.
En dan zoekt hij bij Fernand Pouillon, de destijds omstreden architect, deze zin van Bernard de Clairvaux, stichter van de Cisterciënzers:
‘A l’oeuvre donc, sache que le moment est venu pour toi de tailler dans le vif, étant admis que celui de la méditation l’ait précédé. Si jusqu’alors tu n’as remué que ton esprit, il faut maintenant que tu remues ta langue, il faut maintenant que tu remues ta main. Ceins-toi de ton glaive, de ce glaive de l’esprit qui est le verbe de Dieu.’
Een zin, wat minder religieus geladen, die ik altijd heb willen toepassen in mijn werk, zelfs in mijn beoordelingen van de stenen die ik raapte en zorgvuldig bewaard heb, omdat ze voor mij een binding hadden, de stenen met het kosmische en zijn werken met de geest in de Kosmos.
Vraag hem niet dit steviger uit te leggen, hij kan het niet het is een gevoelskwestie die hem niet loslaat.
Hij weet wat hij elke dag te doen heeft en hij weet dat het niet schuilend in de aarde of juist op het aardoppervlak is dat hij het vinden zal, dat hij verder kijken moet, de blik voor hem uit naar het verste punt.
15-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-05-2022 |
Wie ben ik vandaag 13 mei 2022? |
Er wijzigde zich iets, ik schrijf mijn blogs niet meer in de morgen vóór het eerste licht, ik begin er pas aan in de valavond als het licht verzwakt, hebben jullie het al opgemerkt?
Het is het begin van de aftakeling van mijn doorzettingsvermogen. Waar ik vroeger bleef aandringen om toch maar mijn 500 woorden te bereiken stap ik het nu eerder af, ik zie het niet meer als noodzakelijk zo ver te komen. Ik zak weg.
Het kan dat het is wat ik vrees dat mijn geest verzwakt, dat hij zijn frisheid, zijn energie verloor of aan het verliezen is, nog niet grootschalig maar toch in afgang. Hoe verzet ik me ertegen, welke oplossing is er voorhanden nu de vreugde van het schrijven me verlaten heeft omdat mijn zelfzekerheid me verliet?
Ik zegde het al, ik begrijp dat het voor mijn lezers moeilijk moet zijn me te volgen in het landschap dat ik gewoon ben te betreden als ik aan het schrijven ga. Volg ik mezelf nog wel: ben ik niet terechtgekomen met mijn gefillosofeer over Bijbel en Egyptische geschiedenis, over Paulus en zijn verblijf in Arabië, over het Laatste Avondmaal en de rol gespeeld door Judas en Maria Magdalena, kan het dat een roman gevuld wordt met al deze zaken?
Ik betwijfel het ten stelligste. Niemand van de personen rondom mij hebben hier nood aan, niet in het minst, en het is voor hen dat ik blijf schrijven, me in een zekere zin steeds maar verheerlijkend tot in het ijle.
Ik heb dus gewed op het verkeerde paard, op een paard dat niet winnen kan. Wie zal me dan lezen zoals ik wens gelezen te worden, traag en met interesse, vooral dan in de tijden van nu?
Ik weet dat ik me aan het afbreken ben, maar ik denk dat het niet zonder reden is, dat ik geen kans maak op enig succes, integendeel het is oneer die me wacht en hoongelach. Kan ik het aan op mijn jaren, zou iemand, zelfs van half mijn jaren het aankunnen?
Hoe groot is mijn eenzaamneid vandaag des te meer omdat ik me fysisch niet in staat voel me te verplaatsen naar de afscheidsceremonie van een vriend die voor mij zeer waardevol is geweest, die ik, zoals ik me thans neergeslagen voel, hem vergezellen wou op zijn laatste reis. Dit ook, en nog het ergst van al, is van mijn eenzaamheid, groter kan niet.
Ik ijl wellicht, ik ben niet meer meester over mezelf. Hoe meer ik eraan denk dat ik er niet zal op aanwezig zijn des te erger dat ik me voel, erger dan erg. Ik werd in enkele dagen een zwakkeling, een ander persoon. Pijn is mijn deel, niet van mijn lichaam die ben ik gewoon, maar deze van mijn geest die amper te dragen is, die me overwelmt.
Wie ben ik vandaag, wie morgen?
14-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-05-2022 |
Geschriften. |
Omdat de nacht een deken is waarin je je wikkelen kunt en je niets méér moet zijn dan wat gedroom, bevrijd van het denken, bevrijd van het woord.
Zo, laat de nacht nog even slapen, laat je nog even gedachteloos alsof je, zelfs wakker geworden, nog slapen bleef met je vingers glijdend over het klavier, lettertekens achterlatend die je verklaren zult als de echo van wat je gisteren schreef; jij nog altijd verblijvend in de veilige zone vóór het doek opgaat en er nog aan toevoegen kan de echo van de echo van alle vorige dagen die er waren en er niet waren, sporen van de dagen van het niet-denken en van het er-niet-zijn, lijk het zilveren spoor van de slak nagelaten over de vloer (Stefan Hertmans).
Zo, te zeggen wat geen betekenis draagt, lijnen die lijken op vreemde wezens, elke letter een op en neer gaan, verder lopend, tekens van letters aan elkaar en in elkaar, woorden woordeloos van inhoud, dit alles vóór het licht er is.
Jij, onwetend hoe je dag verlopen zal maar niet wachtende op enkel nemende wat er komt.
En ik beken ootmoedig dat ik geleefd heb zonder het werk te kennen van Jeroen Brouwers zoals ik ook het werk van tal van andere schrijvers niet ken. Ik ben altijd bezig geweest met wat ik meende te vertellen te moeten hebben en heb nu, als ik de media - Tom Lanoye - geloof een enorme achterstand in te halen.
Ik beken evenwel dat de onderwerpen behandeld door Brouwers eigenlijk niet mijn ding zijn, ze zijn te zeer geworteld in wat van het harde dagelijkse is en ik ben gevormd van jongsaf om er buiten te staan. Ik verlang niet opgeschrikt te worden door vreemde gebeurtenissen of door onevenwichtige toestanden of omstandigheden. Dergelijke zaken zijn niet mijn ding, dus Brouwers ook niet.
Wat echter niet betekent dat hij geen groot schrijver zou zijn en ik hem alle eer verschuldigd ben. Vooral nu hij overwonnen ligt door de ziekte en naar ik hoor zijn werk zeker de eeuwigheid trotseren zal.
Maar ik las ook Brusselmans niet, al heb ik ook respect voor zijn veelschrijverij wat niet aan elk van ons gegeven is. Wel aan mij want ik schrijf minstens 175.000 woorden per jaar, zijnde grosso modo ruim 300 pagina’s, weliswaar onsamenhangende geschriften.
Wat niet kan gezegd worden noch van deze van Brusselmans, hoog samenhangend, noch van deze van Jeroen Brouwers, misschien té samenhangend, maar ik ben er niet op gericht of erop gesteld om hen te willen evenaren in het schrijven, zeker niet Brusselmans die is trouwens onnavolgbaar en hij gaat er prat op.
Ik ga dus verder zoals ik het altijd heb gedaan.
13-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-05-2022 |
Dankbaar. |
Moeder, vader, waarom lezen wij, wat is het dat ons aanzet om boeken te verslinden alsof het warme broodjes waren? Het is een vraag, die mag, die moet gesteld worden dan toch door iemand die schrijft?
Waarom lezen jullie elke dag mijn blog, soms in het midden van de nacht, soms vroeg in de morgen? I wonder. En ik zoek niet naar een antwoord, ik zou me schromelijk kunnen vergissen. Wat echter belangrijk is, het zet me aan verder te gaan met wat ik zo lang al doe.
Het is meer dan een wandeling, het is een uitdaging, ik daag mezelf uit, ik wil weten of ik het blijf kunnen en hier wijk ik niet vanaf al kost het me heel wat, ik wil volhouden.
Gekheid?
Neen, het voedt me, het doet me leven, het houdt me wakker en uitzonderlijk levend. Kan er een betere reden zijn op mijn leeftijd dan in leven blijven en dan nog wel sterk geestelijk?
Wellicht is het dat wat ik bewijzen wil aan jullie en aan mezelf, mijn pogen om toch maar niet te vergaan in nutteloosheid. Ik heb dit reeds verwoord in alle mogelijke vormen en woorden, ik herhaal het en blijf het herhalen: elke dag/morgen pep ik me op, neem ik mijn drug om op het einde van mijn betoog er een gelukkig gevoel aan over te houden. Soms een gevoel van een glas champagne, soms het gevoel van een glas cava, maar elke blog is een overwinning op mezelf. Ik hoop maar dat het in een zelfde mate, verbazing of verwondering betekent voor jullie.
Gisteren was er een ogenblik vertwijfeling, ik was vertrokken in een vreemde richting en geraakte pas na middernacht op een aanvaardbaar pad om te besluiten, het zijn dan dagen van spanning en vrees niet tijdig klaar te komen met mijn verhaal.
Eigenlijk, hoe ik het ook opvat die spanning is er altijd ook als de woorden gemakkelijk komen, omdat ik weet, dat ik zodra het laatste woord daar is ik denken moet aan wat erna kan komen. Zo weet je dat je nimmer uitgeschreven bent dat er altijd een vervolg is of een nieuw begin.
Een rit gewonnen in de Ronde van Italië bevrijd je niet van het rijden van de volgende rit, kampioenen weten dit, zoals ik - geen kampioen - het ook weet.
De sleur, die elke dag zou kunnen zijn wordt aldus een attent zijn op het minste teken dat je wordt aangereikt, en niet alleen deze die van ergens komen maar vooral deze die van nergens komen en je met voorrang koesteren moet. Ze komen rechtstreeks uit de hemel al weet je niet uit welke hemel de tekens zijn er toch.
Dankbaar maakt je er gebruik van als ze er zijn want ze zijn je adem.
12-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-05-2022 |
Het risico. |
De merel zong in volle glorie toen ik ontwaakte. Het was nog een stukje nacht en vormen waren niet méér dan schaduwen die de dingen in hun greep hielden. Het was alsof de tijd het ontluiken van de dag nog even tegenhield, tot de merel stil viel, tot het klaarder werd en de dag zich opende op een nieuw begin en wat het begin van gisteren was stond geschreven, toegedekt om het te vergeten.
Gelukkig, ik kon terug gaan schrijven en tekens neerzetten zoals het altijd gebeurde. Gedachten uitstrooiend, koel en sober, eigenwijs maar teder uitgespreid, verlangend om gelezen te worden. Je schrijft dan woorden die opduiken uit de moslaag die van het leven is, die van de vele dagen is, die zich geopend hebben en zich daarna gesloten, en die ik soms terughalen wil uit hun verleden omdat ik er geen afstand kon van doen.
Vreemd dat ik dat nog vermag na al die dagen.
Wat ik wel weet is dat ik, eens ik begin te schrijven me metamorfoseer in een ander persoon - maar ik zegde dit al - en ik herhaal het omdat het een gevaarlijk iets is, omdat ik alsdan het gewoon-dagelijkse achter mij laat en ik oorden opzoek waar ik me dan meer thuis voel omdat ik me er kan uitleven in wat ik noemen wil ondergrondse of bovenaardse gedachten. En het gevaar schuilt hem dan in het feit, dat de lezer van die geschriften terecht komt in een wereld die hij niet gewoon is te ontmoeten en een te grote inspanning moet doen om te vatten wat ik vertellen wil, tenminste als ik iets zou te vertellen hebben.
Hij zoekt dan iets dat hem opvrolijken kan en hij komt binnen in donkere gangen die de neiging hebben af te schrikken.
En waarom herhaal ik dit omdat dit misschien niet zo zeer geldt voor een blog van een paar honderd woorden, maar wel risicovol is als het loopt over honderd pagina’s.
Dit is, alles samen genomen, het probleem waaraan ik niet ontkomen zal en waarmee ik riskeer via mail veelvuldig geconfronteerd te worden.
Pas nu dringt door tot mij dat een boek schrijven gelijk is aan zich bloot geven.
Het zij dan maar zo.
11-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-05-2022 |
Levenswerk. |
Zegde ik jullie al dat wat je leest van mij een brouwsel is van droom en werkelijkheid dat soms uitmondt in filosofische beschouwingen; zegde ik jullie al dat mijn leven meer een leven is geweest van boeken dan van gebeurtenissen en dat het boeken zijn die me leiding hebben gegeven en me gevormd hebben. Zonder boeken, zonder het lezen en herlezen ervan was ik een bezadigd man gebleven, te weinig leven om buiten te komen.
Schrijf ik ooit in de richting van een soort roman dan zal ik dit brengen onder de vorm van een opeenvolging van bedenkingen, verwacht je aan het watervlak van een vijver die ik bezoek in de morgen of in de avond, niet aan een stormende zee met boten die vergaan en opvarenden die verdrinken of gered worden, neen, verwacht je hoogstens aan wat rimpelingen op het water, of de gloed van een opkomende of ondergaande zon, het tere licht van de maan of het punt van een planeet in de nacht, wel een reiger die neerstrijkt en staat te ‘filosoferen op zijn manier’ op de rand van die vijver.
Verwacht je dus niet aan dramatiek, of aan al te hevige gebeurtenissen, maar slechts aan wat schommelingen die in elk leven voorkomen.
Het is vanuit deze stellingname dat ik op een dag vertrokken ben, totaal vrij, vanuit een punt dat zich evengoed situeren kon in de tijd als buiten de tijd, waar of fictief het is om het even. De woorden staan er eerder als een sonate dan als een symfonie, als ik maar ergens uitkom waar het goed is er te staan als beginnend schrijver.
Mijn uitdaging is vergeten wie ik ben en hoe ik leefde en welke de wegen waren die ik ben ingegaan, een nieuwe tijd van een nieuw iemand die voor een deel ikzelf kan zijn maar evengoed iemand anders dan ik wat me meer ruimte zal geven, rijker opgevuld en warmer verteld.
Het resultaat ervan staat nog in zijn stellingen, zoals ‘Notre Dame’ in Parijs nu volop in stellingen staat, zoals het zichtbaar was een paar dagen geleden in een reportage op de BBC. Maar eigenlijk is een vergelijk onmogelijk, de stellingen binnenin ‘Notre Dame’ zijn op zich al een meesterwerk.
Wat van mijn bedoening zeker niet kan gezegd worden. Ik heb er ook niet het vertrouwen in dat de bouwers van de kathedraa wel hebben als ik zie hoe ze bezig zijn. Hun werk gaat de eeuwigheid in, waarheen dat van mij heen zal gaan weet ik hoegenaamd niet.
Het is maar een poging van een arme man al is het wel zijn levenswerk.
10-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-05-2022 |
Weggenomen uit een manuscript. |
Is het niet zo dat de Bijbel, dat elk boek, elk kunstwerk die naam waardig, het bewijs is van het creatieve dat ingebouwd is in het Universum en zich reflecteert in het creatief karakter van de mens; is het niet hét beeld van de vrijheid die de mens heeft, de vrijheid inzake creativiteit? In feite de enige vrijheid, want een andere bezit hij amper, onderhevig als deze is aan de levensomstandigheden.
En deze beweging vinden we terug in ons religieus denken, want, onder de bevreemdende impuls van de New Physics, is onvermijdelijk een nieuw paradigma, een nieuw gedachtenpatroon ontstaan want de New Physics dringen binnen in de wereld van het onzichtbare, het raakvlak met het metafysische. Zo ook heeft het religieus denken nood aan het onzichtbare dat og altijd te zichtbaar wordt voorgesteld.
Die tijd is voorbij. De begrenzing van het woord maakt plaats voor de ruimte van de geest. De mens overschrijdt thans de drempel van een totaal nieuwe dimensie, deze van zijn afgestemd zijn op de beweging van het Universum en binnenin de spirit van het Universum.
De boeken van de Bijbel, het grote epos van de mens in zijn verhouding tot zijn God die woorden sprak en daden stelde, zijn te hernieuwen in een epos van de mens in zijn zoektocht naar zijn geïntegreerd zijn in al wat is en komt.
Het is het doel van ons bestaan hier op aarde, wat volgens de Bijbel specifiek is van de kosmische Elohim - deze van baereshit bara Elohim - te benaderen en af te tasten, te omkringen is en erin binnen te dringen omdat we er deel van zijn.
Hij beseft ten volle dat deze zoektocht niet altijd volgehouden wordt, dat er heel wat breekpunten zijn, momenten waarop hij begaan is met andere zaken, ernstige als onbenullige, waarbij hij amper de dag ziet opengaan en de dag ziet sluiten. Maar het is duidelijk: zijn beeld van God valt niet samen met het beeld dat Paulus ons voorhoudt. Paulus, die trouwens schrijft dat alleen de geest van God het wezen van God kan kennen. Hij schrijft ook dat we niemand behalve onszelf kunnen kennen. Maar Paulus zegt ook dat hij hierop een uitzondering is. Hij kent Jezus omdat ‘God besloten had zijn Zoon aan hem te openbaren’.
Hoe dit gebeurde weten we niet. Wat we wel weten is dat hij niet aarzelt te bekennen dat hij, na de ‘roep’ van de Heer op de weg naar Damascus te hebben gehoord, ‘onmiddellijk, zonder een mens te raadplegen naar ‘Arabië’ vertrokken is om pas drie jaar later naar Jerusalem te komen waar hij Kefas (Petrus) en Jacobus, de broeder van de Heer, zal ontmoeten.’[1]
Is Paulus naar Arabië gegaan om te weten wie Jezus was?
[1] Paulus: Brief aan de Galaten 1: 23
09-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-05-2022 |
Boodschap. |
Boodschap
Het is een boodschap die ik elke morgen schrijf voor jullie, een kort verhaal van wat ik denk of doe, geknipt uit de dagen van mijn leven.
Ik zie het als wat woorden samengebracht om een verpozing te zijn zo voor jullie als voor mij. Voor mij is het zelfs meer, is het om in leven te blijven als een levende en niet als een levende dode die hier nog wat ronddoolt niet wetende waarom of waarvoor.
Ik vervul dus dag aan dag een opdracht die ik mezelf heb meegegeven. In den beginne als een soort spel, een weten of ik het kon, daarna werd het ernst, zocht ik te overbluffen in alles en nog wat, zelfs in het verkondigen van waarheden. Vandaag is het - durf ik het schrijven, - routine geworden om het toch maar vol te houden tot het einde toe.
Na al die jaren ben ik op een kruispunt gekomen in mijn schrijven, een tijd al dat ik me bevind op een plateau die ik nu aan het verlaten ben, ik daal af naar de vlakte toe en ik voel me er ongemakkelijk bij, het dalen is niet mijn sterkste kant want er zijn schijnbaar geen vooruitzichten meer die ik tegemoet ga, het is eerder een hernemen, staande in de schaduw, van wat vroeger was.
Ik zie ook hoe ik overkom bij jullie, de cijfers liegen niet, ze kalven af en zijn geen inspiratie meer om me te overtreffen waar het nog zou kunnen; wat erger is de vreugde van het geschrevene is in vele gevallen verdwenen.
Wie ben ik dan nog als ik achterlaat wat niet gesmaakt wordt, niet als een dessert wordt gezien. Dit is hoe ik me voelde deze morgen, ik ben duidelijk overwerkt en op mijn leeftijd is dit een zwaarte die moeilijk om dragen is.
Door mijn manuscript in te dienen ben ik in een stroomversnelling gekomen die is uitgemond in een gevecht met mezelf, zo fysisch als spiritueel en het is dit laatste dat finaal het heftigst doorweegt.
Om te besluiten, denkt vooral niet dat ik verder ga uit ijdelheid om te tonen dat ik het nog altijd aankan, neen, ik ben een verminderd persoon geworden die evenwel niettegenstaande tal van ongemakken de ingeslagen weg blijft volgen tot het laatste woord ervan dat hij niet kent en ook niet kennen wil.
Hij wil nog alle kanten uit kunnen, hij wil nog gaan naar oorden waar hij nooit was, naar oorden die er zijn en andere die er kunnen zijn speciaal voor hem en waar hij heen kan gaan om zijn moeë leden neer te leggen en enkel adem nog te zijn en afgebroken stilte, echter, nog niet de stilte van Hamlet.
08-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2022 |
Overkoepeling. |
We schuwen allen de eenzaamheid omdat we niet eenzaam geboren zijn, omdat we herkomstig zijn uit het massale leven dat ons besproeit en voedt. We zoeken er een naam voor maar de naam zelf heeft geen belang, van belang is de lading van die naam, van belang is wat die naam betekent voor ons: hetzij een volheid, hetzij een leegte. Hier is geen ontkomen aan. Dit is waar we met leven moeten, waarmede we de dag moeten ingaan tot de slaap ons overvalt.
De keuze is dus, ofwel ruim zijn in je visie wat dan inhoudt een kosmische visie te hebben, met al wat dit betekenen kan; ofwel je beperken tot een visie begrensd door de aarde en dan is je rekening vlug gemaakt. Maar ons beperken tot de aarde is heel wat ignoreren, want we negeren de overkoepeling en het osmoserende. We zien niet verder dan de aarde die, zoals we het nu al weten om de zon tolt, maar we zien niet de beweging van de zon in haar zonnestelsel, noch de beweging van het zonnestelsel in de Kosmos, waar het allemaal op aan komt. En daarmee zullen we het in onze dagen en gedachten moeten stellen.
Voor velen is dit voldoende, voor anderen is dit ontoereikend, is dit zeker niet hoopgevend, is dit te leeg aan inzet en zeker te arm aan creativiteit.
Daarom zoeken we naar een ingesteld-zijn met de Kosmos als visie. We zwerven uit, we zoeken in ons leven naar een overkoepeling, die functioneert als een rijkdom, als een hoop op iets dat buiten het aardse ligt en ons mogelijkheden biedt om meer te zijn dan simpelweg mens. Het is het domein van onze dromen, van ons verruimen tot burgers van de Kosmos en niet enkel en alleen van dat ene zwarte punt in de Kosmos.
Het blijft bij een zoeken in een domein dat van de geest is, pas daar kunnen we uitstijgen boven het alledaagse. Het eens uitproberen is een eerste stap in die richting.
Ik heb hier geen lessen te spellen of een leidraad voor het leven op te stellen, ik ben hier maar om in alle nederigheid te zeggen wat ik denk van het leven dat ons beschoren is en hoe we dit opvatten kunnen. Het is geschreven voor zij die zich geroepen voelen uit te kijken naar wat ik noem een soort overkoepeling die een verrijking betekent. Zo zie ik het.
07-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-05-2022 |
Een vriend die ging. |
Ik wist dat zijn verstillen nakend was, toch was ik er niet op voorbereid, dacht ik er niet aan dat het zo vlug gebeuren zou, hoopte ik nog altijd dat het niet gebeuren zou, dat hij niet voor mij zou zijn weggegaan, hij was een jaar jonger dan ik en ik schreef nog over hem een paar dagen terug. Maar mijn vriend, mijn broeder in de geest, is heengegaan.
Wat is er van het verkillen van het lichaam dat je zolang al hebt bewoond, gekoesterd en verzorgd en nu je het hebt afgestoten je je ervan hebt bevrijd, nu je opgestegen bent, zoals we weten grootmoedig, wat is er van het verstillen in de dood?
En wat is er van het moment dat je terug opgenomen wordt, ontkleed van alle materie, tijdloos, vederlicht en puur en glorierijk in het wonder van de geest die van het Universum is en waaruit je in den beginne als kind was ontstaan;
Het is aldus dat we je hebben weten heengaan, los en open naar oorden van eeuwige klaarte en zelfvoldaanheid nu de strijd gestreden en gewonnen is.
Niet dat er geen pijn is, geen droefheid is, niet dat er geen leemte is ontstaan bij je kinderen, je klein- en achterkleinkinderen, bij je vrienden en je kennissen, allen treuren we om jou. Maar, en dit wil ik je zeggen, bevrijd als je bent van het aardse en het wereldse zingen we allen in koor je alleluja, je ‘requiescat in pace’, je ‘in paradisum’. Gregoriaans willen we omhelzen het beeld dat je ons laat van jou en het hoog in ons herinneren houden, gekroond met laurier en edelweiss.
En ik, je reisgenoot, je gezel, hoe groet ik je voortaan als ik je spreken wil, als ik je vragen wil hoe je werd opgenomen in het Arcadia waar je wacht voorbij de poort op ons en waar we, eens samen terug, spreken zullen - als spreken nog nodig zal zijn - over dingen waar het hier op aarde beter is erover te zwijgen, woorden van Dante.
Het andere leven dat ons stervelingen nog wacht is jou beschoren, een leven dat is van het eeuwig leven dat van de Kosmos is, je bewegend van oost naar west, van noord naar zuid, van zenit naar nadir, zonder je te verplaatsen omdat je bent van al die plaatsen. Ineens hoeven we niet je te volgen, je bent nu overal waar wij zijn en gaan, je vergezelt ons op onze wegen al weten wij het niet zo duidelijk afgelijnd waar we je vinden kunnen we weten toch dat je niet bent heengegaan omdat je je verslingerd hebt in ons waar we je houden willen tot we zelf zijn aangekomen.
Mijn elegie tot jou, mijn vriend, Pierre Hollevoet: je ging niet heen, je kwam dichterbij want er is geen afstand meer tussen ons.
En, T. S. Eliot; ‘We die with the dying. See, they depart and we go with them. We are born with the dead. See, they return, and bring us with them.
06-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-05-2022 |
Waar we aangekomen zijn. |
Vanaf een bepaalde dag in mijn leven heb ik gepoogd het bewijs te vinden dat de dood niet het einde is maar ofwel een nieuw beginnen, ofwel een terugkeer naar de bron waaruit we ontsproten zijn. Van deze zoektocht zijn bijna in al mijn geschriften sporen te vinden. Ik vond dit zo belangrijk dat ik er mijn slaap voor opofferde.
Er is nu in mijn laatste blogs een beeld opgedoken van een realiteit die ik voorheen nog niet gezien had, het beeld én van de aarde verloren in de oneindigheid van het Universum, én het beeld van de mens, niet in verhouding tot de massa aarde, maar in zijn verhouding tot het Universum, wat een totaal ander beeld geeft en de nietigheid van zijn volume als deel van dit Universum duidelijk onderlijnd.
Hij is in dit Universum niet op te merken, zo minuscuul is hij. En toch Pessoa wist het, hij vertelde dat hij de grootte had van zijn geest en niet de grootte van zijn gestalte, en het is hierop dat ik me steun om te zeggen dat ik, hoe miniem ik ook moge als zijn deel van het stoffelijke van het Universum, ik dankzij mijn geestelijk vermogen groter ben dan al de stof aanwezig in dat Universum want ik ben in staat te denken.
Er zijn dus twee maatstaven naast elkaar zoals Pessoa die aanduidt, deze van het stoffelijke en deze van het geestelijke, beide hebben niets gemeen met elkaar, beide zijn duidelijk gescheiden van elkaar en het sterven van het ene heeft niets te maken met het andere. Daarom houd ik het bij de onsterfelijkheid van de geest.
Wat dit precies betekent weet ik (nog) niet , maar weten dat in het lichaam stof en geest gescheiden zijn is al voor mij een stap vooruit in de richting van wat ik altijd getracht heb te bewijzen.
Ons lichaam functioneert als een ontvangtoestel voor de geest, de groei van dit functionele betekent de groei van het gebruik ervan, zijnde de groei van het gebruik van de geest in ons, een geest die oneindig is, die deze van het Universum is.
Het gebruik van die geest, dat in den beginne voor de beginnende mens dicht bij zero lag is vandaag gegroeid tot een zeker percentage, we zijn het zeropunt al ver voorbij maar hoever weet ik niet, tien, twintig percent?
Echter het cijfer is me geen zorg, toch niet vandaag. Ik meen dus dat ik, waar ik nu aangekomen ben, met een min of meer gerust gemoed mijn blog kan sluiten.
Het ga je goed, het ga je heel goed, beste lezer!.
05-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-05-2022 |
Hoe klein of hoe groot |
Een vriend van mijn leeftijd vroeg me vanmiddag hem nu en dan mijn blog te mailen.
Toen ik hem antwoordde dat hij mijn woorden elke dag vinden kon op ‘Bloggen.be’, deed hij een beweging met de hand, om me duidelijk te maken dat het te ingewikkeld was voor hem om me daar te gaan opzoeken, hij wou het rechtstreeks op zijn e-mail.
Hij kent me, hij weet dat ik van zijn soort ben nog steeds bezig met wat me in mijn jeugd werd bijgebracht, wel wetende dat ik vandaag niet meer op een identieke wijze aanvaarden kan wat me toen geleerd werd. Niet dat ik God wil wegdenken uit mijn leven, maar de God van mijn jeugd is niet meer diegene waar ik nu naar opkijk, of beter waar ik nu naar op zoek ben en ik meen de schaduw van Hem gevonden te hebben.
Het verschil met mijn vriend is dat hij gestopt is met zoeken of misschien nimmer gezocht heeft.
Ik denk, heb ik gezegd dat er heel wat zijn die hier zo rondlopen, die weten dat ze misleid werden met verhalen die opgetekend staan in het Oude als in het Nieuwe Testament, verhalen die nu niet meer gelezen worden als een schittering van waarheid, zoals het destijds gepredikt werd in een voorbije encycliek. Ik ook ben een van hen, bij mij ook is de echo van het vroegere blijven hangen en ik kan dit zo maar niet wegdenken. Maar, het is en was een begin, een noodzakelijk begin, want waar zouden we gestaan hebben hadden we dit begin, de Bijbel én de Kerk niet gekend? Misschien nog altijd bij een of andere godheid, bij Mars of Saturnus of de zon. De zon schijnt me een waardige God toe voor iemand die nooit hoorde van de God van de Bijbel.
Maar we hebben nu een God die ik verweven weet in zijn Universum omdat we redenerende mensen zijn en we sedert Galileo Galilei weten dat de aarde niet meer het centrale punt van het Universum is met God er precies boven en onder en opzij om alles in het oog te houden wat er hier gebeurt. Dit is echter nimmer het geval geweest want we weten nu dat Hij weggedeemsterd zit in elke cel, in elke atoom van zijn Universum, dus ook in de cellen en de atomen van ons lichaam, een lichaam gemaakt uit de stof van sterren.
Aldus, wat er ook moge gebeuren, wat we ook mogen vernemen, de essentie van wat we geloof noemen is er nog maar het is een geloof geworden in een onzichtbare, onnoembare Aanwezige, wiens uiterlijke is wat we kunnen zien en waarnemen van het Universum om ons heen, waarin die Aanwezige verblijft in elk deeltje, hoe klein ook ervan.
Ik heb dit niet gezegd aan die vriend en ik ga hem deze blog niet laten geworden. Ik zal dit enkel vertellen - ik herhaal me dus voor de zoveelste maal - aan jullie die gewoon zijn dit van mij te vernemen, niet zoals ik het vertelde de vorige keren, maar gewijzigd in de zin dat ik vanuit een andere plaats begonnen ben om uit te komen waar ik uitgekomen ben. En dat die Aanwezige aanwezig is in de mens, maar nu gezien in zijn verhouding tot de totaliteit van het Universum, zoals ik, dit schrijvende, me wil zien, niet veel zijnde, nog geen speldekop groot, maar in één blik het ganse Universum met de Aanwezige erin, overschouwend.
Hoe klein ben ik dan wel, of beter, hoe groot.
04-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-05-2022 |
Hoe we het Universum kunnen lezen. |
Het jaar ontrolt zich, de dagen komen en gaan, ongeacht of we er zijn of er niet zijn en ongeacht hoe we er zijn, het gebeurt onverstoorbaar dat de massa die de aarde is zich tollend slingert om haar zon. geregeld tot op een fractie van een seconde na, tot op een gespleten haar na.
Een op zich ontstellende beweging waar we geen zicht op hebben ware het niet dat de zon zich schijnbaar verplaatst van oost naar west wat zich uit in een speling van het licht: een opkomst ervan en een afgaan ervan, dag die overgaat in nacht en nacht die overgaat in dag met al de kleurschakeringen van licht eraan verbonden
Het is een klein deeltje leven in het Universum dat we mee maken, hoewel de beweging zelf van de aardmassa niet in te beelden is, zodat we hier rondlopen de ogen gesloten op wat het eeuwige is van de aarde om de zon én van de zon gekneld in haar zonnestelsel én van het zonnestelsel gekneld in de ontelbare zonnestelsels van het Universum, die met steeds maar toenemende snelheid - wat ook niet in te beelden is - zich van elkaar verwijderen.
Dit is tenminste wat er gezegd en bewezen wordt, dit is wat er gebeurt, dit is wat er met ons gebeurt, maar we zijn er ons niet, of maar voor een sprankel, van bewust.
En dan, wie denken we wel dat we zijn en wat komen we hier doen?
In feite zijn we, alle verhoudingen naar beneden gehaald, niets meer dan de kleinste mier in wat er rest van het Braziliaans regenwoud.
Dit is onweerlegbaar de realiteit van ons bestaan hier op deze aarde, dit is wat we meemaken van wat we kunnen zien en waar we mee omgaan alsof dit allemaal niet bestond voor ons, geen snars ervan, geen seconde tijd ervan.
Het fenomenale is dat wat we ons niet inbeelden kunnen wat er te zien zou zijn indien we het Universum zagen zoals het in de ‘reële werkelijkheid’ is opgebouwd, alles met alles verbonden. Dit is wel iets dat geweten is maar wat dit ‘verbonden-zijn eigenlijk betekent, geen snars kunnen we ons ervan inbeelden. Want dit betekent dat de deeltjes van ons lichaam verbonden zijn met de deeltjes die zich bevinden op het einde van het Universum als dit ooit een grens zou kennen.
Of het nuttig is dit te weten is een andere vraag, het is maar een beeld dat ik meen te mogen oproepen om ertoe te komen te kunnen schrijven dat het meest fenomenale, het fenomenale in het vierkant, is dat die onzichtbare kleine mier in dat onzichtbaar klein regenwoud weet heeft van dat fenomenale in het vierkant dat ze zich er een beeld kan van vormen dankzij de geest die dat klein nietig mens- miertje in zich heeft.
Hoe weten we niet.
Is die geest eigen aan het mens-miertje of is het zo gebouwd en zo opgevat opdat het gebruik zou kunnen maken van de geest die van het Universum is om te weten ‘hoe’ het Universum is
Gebruik maken van de geest die onsterfelijk is.
03-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-05-2022 |
De twijfel die groeit |
Ik heb de dag van 1 mei aan mij laten voorbijgaan. Hij staat teveel in de kijker, te politiek geladen opdat ik er een symbolische waarde zou aan toekennen. Ik heb al genoeg problemen met wat ik te schrijven heb op een normale dag, opdat 1 mei me zou beroeren of meeslepen in een of andere richting.
Vorige jaren heb ik er misschien anders over gedacht, was het een soort van mikpunt in het jaar, maar vandaag bij het ontwaken heb ik niet gevoeld dat de meimaand begonnen was en ben ik ‘cool’ gebleven, afstandelijk van alles en ben ik de dag, hoewel een zondag, binnengegaan zonder plichtplegingen welke ook. Want de dag van 1 mei is het moment van mijn schrijven dat jullie pas morgen 2 mei onder ogen krijgen als 1 mei al zal vergeten zijn door velen, wellicht ook door mij, ware het niet dat dit geschrevene hier, nog een tijd zal blijven hangen zoals er zoveel is dat blijft hangen in de mazen van mijn geschriften.
Hoe sta ik er tegenover, ja welke betekenis geef ik eraan? Eigenlijk geen enkele. Ik weet alleen dat wat er staat, dat wat er overgebleven is van mijn dagen, alleen betekent dat ik bezig ben geweest met woorden, zoals anderen bezig zijn geweest met muzieknoten, of met een blok hout, of met het beschilderen van een doek.
Het is het bezig zijn zelf dat telt. ‘For us there is only the trying the rest is not our business’ zegt mijn kameraad van vele dagen, T.S. Eliot, en ik volg hem als de koele kikker zoals ik me voel vandaag.
Want ik voel me niet goed, er drijven onrustwolken aan, ik zie donkere tijden opduiken, tijden waarin ik misschien neergehaald wordt, met de voeten getreden, omdat ik gewaagd heb voorvallen te beschrijven, gedachten te verdedigen die ik beter verzwegen had op mijn leeftijd. Waar ik thans mee begaan ben is om de massa woorden die er staan en bloot zullen gegeven worden, te ontdoen van alle taalonzuiverheden, en er zijn er veel, die werden bloot gelegd door meer bekwamere dan ik.
En dan betreft het nog maar de uiterlijke vorm maar hoe staat het met de innerlijke, met de inhoud ervan?
Men zegt me wel dit en wel dat, maar uiteindelijk waar het op aan komt is hoe wordt het opgenomen en hoe verteerd, mogelijks hoe wordt het de kop ingedrukt.
In feite sta ik nergens, is alles nog te voltooien, is er nog maar een eerste contact met een uitgever die zich ontfermen gaat over mijn manuscript van 114.000 woorden dat ik binnen leveren moet voor 30 mei. Ik werk eraan om binnen die termijn klaar te komen.
Ik vertel jullie dat omdat ik al enkele dagen opgestaan ben in een wolk van werk en onzekerheden, en meer dan ooit nood heb aan doorzettingsvermogen terwijl de twijfel groeit. Twee toestanden waarmede ik word geconfronteerd in de komende dagen.
Kan ik die confrontatie meester?
02-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-05-2022 |
Onsamenhangend. |
Na het verhaal gehoord te hebben van Francesca en Paolo valt Dante als voor dood. Het overkwam ook Ugo, midden zijn geschriften, maar hij is onmiddellijk terug opgestaan trouwens het was, zoals bij Dante, een ingebeelde val.
Hij, Ugo, heeft dan de pen weer opgenomen om te zeggen hoe hij het stelde en hij stelde het goed maar voelde zich als een man die na een lange reis huiswaarts keert, alle deuren en luiken gesloten vindt, het grasperk overwoekerd en de hagen hoog opgeschoten. En ook dat hij voor het huis een vreemde was geworden en het huis zelf maar doodgewoon: dat er geen krachtlijnen doorheen liepen en vooral dat het geen eigenschappen genoeg bezat om er te zijn zoals hij er wou zijn. En hij besloot er niet verder te blijven wonen maar te vertrekken naar waar hij nog nimmer had gewoond om er te zijn met al wat hij wist en niet wist en er te schrijven zoals hij er hoopte te zijn.
Hij zocht in zijn geheugen welke plaats hij uitkiezen zou en er waren er vele, sommige kende hij al, van andere had hij al gehoord, van nog andere enkel gehoord in zijn verbeelden.
Hij dacht toen aan de bergen. Hij wist van een groep chalets, in de Valais op een hoog plateau waarvan de eigenaars te oud waren om er nog heen te gaan, drie chalets in een driehoek geplaatst, nu verlaten door God en iedereen. Drie chalets, met in een ervan, zoals hij ooit had gezien, een kamer vol boeken, maar hij wist niet of hij er nog op zijn leeftijd geraken zou. Hij wist ook van een chalet hoger nog gelegen en meer nog afgezonderd op de rand van een alp waar de reeën en de hinden zich verzamelden in de valavond, een chalet die hij misschien betrekken kon als hij het vroeg voor een zomer en een herfst tot de sneeuw zou komen.
Hij wist op andere plaatsen in Schotland, waar hij ooit was, op het eiland Mull, van een witte woning met groene luiken aan de oevers van een loch en een berg die erover helde; zoals hij wist van een plaats in Toscane, waar Dante had geweest en er wellicht gewerkt aan zijn Commedia; zoals hij wist in de Provence, in Maussane-les-Alpilles, van een woning, ‘le Mas des Anges’, middenin de olijfbomen en nog een andere, een veel oudere, dichtbij de Cisterciënzers abdij van Le Thoronet met een kamer lijk een cel met blote muren, zoals een schrijver van bij ons, Stefan Hertmans, in de Ardèche er een kamer heeft, waar hij ‘de Bekeerlinge’ schreef, of deze van Cees Nooteboom waar deze dan zijn ‘533 Dagenboek’ schreef maar dat was op een Spaans eiland.
Maar hij had eerst de boeken uit te kiezen die hij meenemen zou, en toen hij die had klaargelegd samen met inktpot, pennen en bladen papier, met nog wat kleren erbij, hoorde hij de weeklachten van de boeken die thuis zouden blijven, zo intens was hun klagen dat hij dit niet kon aanhoren en hij heeft toen gedacht dat het misschien wijselijker was te blijven bij het oud vertrouwde om niets van zijn boeken te moeten achterlaten.
Hij aarzelde lang om zeker te zijn, neergelegen op de sofa voor het vuur in de haard en toen het vuur was uitgedoofd dacht hij te zijn waar hij zijn wilde zijn.
En is hij beginnen schrijven aan de eiken tafel voor de haard, elke dag een nieuw beginnen. Hij leefde er lang en eerder gelukkig dan ongelukkig want hij had weinig contacten met de wereld erbuiten. En toen het lente was, was hij nog niet uitgeschreven.
Hij heeft het grasperk gelaten zoals het was met de bloemen, de bijen en de vlinders en de haag laten dichtgroeien omdat de merel die elke dag aan het zingen sloeg vóór het licht opkwam erin zijn nest had gebouwd, want hij ondervond dat noch het verwilderd grasperk, noch de hoog opgegroeide haag, noch de merel een hinder was voor zijn dagelijks schrijven.
Integendeel.
01-05-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-04-2022 |
Bevreemdend het schrijven. |
Wat van de dag is, is van de dag, eens avond, eens nacht kun je niet meer terugkomen op wat er in de dag gebeurde met jou en omheen jou het heeft zich onherroepelijk verweven met al wat was van de dagen ervoor en het is uit het verwevene dat het komende zal ontstaan.
Dit is wat van het leven is, dit is wat is van onze dagen die we elke morgen binnengaan en die ons brengen – herinner je de geschiedenis van de naar Ispahaan gevluchte man[1] - waar we horen te zijn in gedachten en in geschriften.
Er is geen ontkomen aan. Er zijn geen vluchtheuvels, geen rustplaatsen waar we, al was het maar even, bewegingloos en gedachteloos kunnen blijven opdat niet gebeuren zou wat anders wel zou gebeuren en de dag als totaal neutraal zou kunnen doorgebracht worden, want ook dergelijke dagen, dergelijke momenten kennen hun weerslag op de volgende.
Een ganse dag bewegingloos blijven, niets schrijven, geen stap verzetten buitenshuis, zelfs de kamer niet verlaten, opdat er toch maar niets gebeuren zou, heeft geen zin, want dan zou het net geweven worden, hoe weet ik niet maar misschien met een leegte van de dingen die je niet hebt gedaan en dus niet zijn tot stand gekomen.
Waar ben je, mijn beste Karel of is het Ugo, vanmorgen toch mee bezig, hoe ben je nu het woord dat je heilig is, aan het behandelen, aan het manipuleren om met een beweging van je hand, van je vingers de wereld duidelijk te maken dat wat van de dag is onherroepelijk is, met voor jou de onderliggende gedachte dat alles reeds klaar en duidelijk getekend staat vóór je dag begint, want wat je schrijft vandaag is wat zal overblijven en wat zal overblijven is wat je geschreven hebt, niets anders dan dat.
Zelfs al wou je eerst bij het ontwaken vertellen over het bezoek dat je gisteren ontving aan de voordeur, het bezoek van een paar dames, een jonge, een kind nog bijna en een oudere, die je de Bijbel kwamen aanbevelen - de Bijbel aanbevelen aan jou? - en je hen hebt afgescheept met hen te zeggen dat het enkel het Oude Testament was dat je interesseerde en dan vooral het deel waarin hun Jehova zegde dat hij ‘IK BEN’ moet genoemd worden, wat ze schijnbaar niet begrepen. Ze hebben me een flyer gelaten die hier nu naast mij ligt en zijn weggegaan, gelukkig of niet gelukkig, naar een andere voordeur in de straat.
Aanzie deze laatste paragraaf als niet geschreven, als een achtergelaten ‘fait divers’, wat het niet is natuurlijk, het is meer dan dat, het is iets dat ik bestempelen wil als moedig en als treurig. Daarom moet je het zien, zoals ik het al zegde, als niet geschreven, hoewel het er staat.
Is dit beangstigend, helemaal niet, de dag begint en de dag sluit zich op de nacht en de nacht opent zich op de morgen, een etmaal is vlug voorbij, voor je het weet is de toekomst verleden geworden.
[1] ‘Uit de ‘Tuinman en de dood’ het gedicht van P.N.Van Eyck, wat een plagiaat is van het gedicht uit ‘Le grand écart’ van Jean Cocteau die spreekt van Isfahan ipv Ispahan. Cocteau die zich baseerde op het verhaal van Rumi, de Arabische mysticus die het wellicht haalde bij iemand voor hem.
30-04-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-04-2022 |
De Ajuin in de literatuur. |
Een tekst die ik niet kwijt wil - en ik hier herneem - ook omdat hij verpozing is, ook voor mij, ik heb er nood aan en dit na al wat ik de vorige dagen geschreven heb. Heel veel is deze tekst niet en volledig is hij wellicht evenmin, want ik ken te weinig Shakespeare om te weten of hij er ooit iets zou over geschreven hebben.
Het gaat hier over de passage van de ui - un drôle de mot! - in de literatuur. Ik onthield wat Hemingway over de ui/ajuin wist te zeggen in zijn ‘For whom the bell tolls’, waar, een Amerikaan, Roberto, een groep republikeinse verzetsstrijders heeft vervoegd om een brug te dynamiteren en ziet dat een van hen zijn stuk brood met een brok gestoofde haas, bedekt met een volle schijf ajuin, en kijkend naar Roberto zegt: ‘una cebolla es como una rosa, alvorens er in te bijten.
Ik vond het boek niet meer terug, evenmin de pagina uit de Hemingway/hemingway die een lezer me toen gestuurd heeft, ik moet me dus behelpen met wat mijn geheugen heeft opgetekend: ‘an onion is like a rose’. Kwam de idee van de sfrijder of van de schrijver van het boek? Ik denk dat het een vondst van Hemingway was.
Pablo Neruda ook waardeerde de cebolla. Hij schreef er zelfs een gedicht over waarin hij onomwonden ons overtuigde:
‘Ajuin, helder als een planeet en bestemd om te schitteren, een blijvende constellatie, ronde roos van water (tranen) op de tafel van de arme lui…[1]
Hij zegt er ook nog andere dingen over, maar het feit is, en er zijn er weinigen die dit gedaan hebben, dat hij er een gedicht heeft over gemaakt.
Elio Vittorini ook weet iets te vertellen over la cipolla in zijn ’Conversazione in Sicilia’: het relaas van Silvestro uit Noord-Italië, die een bezoek brengt aan zijn moeder in Sicilië. Hij vergezelt haar, op haar ronde om inspuitingen te geven aan de zieken van het dorp. In een van de grotwoningen, waar het onmogelijk is voor hem om ook maar iets te onderscheiden aanhoort Silvestro het gesprek van zijn moeder, Concezione, met de vrouw en de zieke man in bed. En ik vertaal de passage:
‘Je moet eten’, zegde ze, ‘hoe meer je eet hoe vlugger je zult genezen. Wat heb je vandaag gegeten?’ / ‘Ik heb een ajuin gegeten’ antwoordde de stem van de man. / ‘Het was een goede ajuin’, zegde de stem van de vrouw, ‘ik heb hem geroosterd in de as.’ / ‘Goed’ zegde mijn moeder, ‘Je zou hem ook een ei moeten geven.’ / ‘Zondag heeft hij een ei gekregen’ zegde de stem van de vrouw. / En mijn moeder zegde: ‘bene.’[2]
Het is een eenvoudige passage uit het boek - een meesterlijk boek, een boek over het leven van de simpele mens in de jaren dertig, een passage die me nog immer treft omwille van de dramatische ondertoon.
Er was toen - ik schreef het in 2015 - gelukkig, een goede vriend en lezer van mijn blogs die me er attent op maakte dat ik de ui van Ernest Claes vergeten was. Hoe kon ik de meest beroemde onder alle uien uit de Vlaamse literatuur vergeten, de ui van Tjeef uit ‘De Witte’? Of de ui die Dries onder zijn oksel steekt, waarbij zijn hemd uit zijn broek blijft hangen, hij een ‘flinke mep’ van de meester krijgt, de Witte de ui kan bemachtigen en niets beter vindt dan hem in te slikken, wereldliteratuur?
Ik weet nu ook dat ik had moeten denken aan de Zwiebel Geschichte van Günther Grass[3], maar er zullen er mettertijd nog wel andere opduiken. Het kan niet dat de ui, een van de belangrijkste groenten uit de tuin en op de tafel van los pobres gentes als van deze van de rijken, niet regelmatig opduiken zou in wat er geschreven wordt naast wat erover verteld wordt in de kookboeken.
[1] Cebolla,/ clara como un planeta / y destinada / a relucir/ constelación constante, / redonda rosa de agua / sobre / la mesa / de las pobres gentes… (Uit ‘Siete maneras de decir manzana’ van Benjamin Prado, Taller de Poesía, Fuenlabrada (Madrid), 2000.
[2] -Dovete mangiare– disse. –Più mangiate e più presto guarirete. Che avete mangiato oggi ? - / -Ho mangiato una cipolla, - la voce dell’uomo rispose. / - Era una buona cipolla. Gliel’ho arrostita nelle cenere. - / Bene, - mia madre disse. – Dovrest dargli anche un uovo. / Domenica gliel’ho dato, - disse la voce della donna. / E mia madre disse : -Bene.
(Elio Vittorino : ‘Conversazione in Sicilia’, RCS Libri S.p.A., Milano, Edizione BUR 2006.)
[3] Günther Grass: ‘Beim Häuten der Zwiebel’, Steidl Verlag, 2006 (Häuten= villen, schillen.
29-04-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-04-2022 |
Het licht uit het oosten waar hij nood aan heeft. |
Hij wist dat het ritme van zijn ouder worden een meer progressieve fase was ingegaan. Al hoopte hij dat het maar inbeelding was en van voorbijgaande aard, maar hij kon de kwellingen niet meer zo goed aan, hij onderging ze meer en meer de laatste dagen, weken, maanden. Hij trachtte nog altijd deze, zoals voorheen, te onderdrukken of weg te schrijven, maar ze drongen door tot in zijn armen tot in zijn vingers zelfs, en nu zelfs openlijk in zijn dagelijkse blogs.
Zo voelde hij het toch aan.
En het is niet alleen over het lichaam dat hij het heeft ook de geest voelt schijnbaar de kwellingen aan, de ideeën drogen uit, de woorden komen stugger, de vlotheid bij het schrijven vertraagt, in een woord de vreugde van het schrijven kent hij niet meer zoals het vroeger was als zijn blog geschreven stond.
Komt die jeugdige blijheid ooit terug? De blijheid iets geschreven te hebben dat stevig was, iets dat inhoud had en poëtisch genoeg opdat erover een lichte glans zou liggen die binnendrong tot in elk woord ervan? Wat het ook moge zijn hij zal zich verzetten tegen deze slijtage vooral dan deze van de geest.
Hiertegen echter bestaan geen trucs, de regel is te beginnen aanvaarden dat het maar logisch is dat je gekomen bent op het zoveelste kruispunt in je leven en dat het ditmaal veel ernstiger is dan alle vorige keren samen. Omdat het vroeger crescendo ging en vol beloftes stak, terwijl nu de hoogvogels eruit verdwenen zijn en het niveau aan inhoud eerder terugloopt dan gestabiliseerd blijft.
Hij heeft dus dringend nood aan een nieuwe impuls om los te komen en zich te bevrijden van elke beginnende vorm van moedeloosheid die klaar staat om binnen te vallen en hem spiritueel te verlammen. Een impuls om als jonge man in oude klederdracht gehuld zijn pelgrimstocht verder af te wandelen.
Gisteren kende hij dit gevoel nog niet. Hij was aan de vijver, hij luisterde lang naar het aanhoudend geruis van de wind in de populieren, hij had er nooit aan gedacht dat het zo duidelijk hoorbaar was. Het was al dat hij te zeggen had, dat hij te voelen had, weinig meer dan de frisheid van de wind in zijn gelaat en het schuiven van de wolken over hem. Hij kende geen verlangens, kende enkel de grote rust van de vijver binnen in hem, het water licht rimpelend, het spiegelbeeld licht verdoezeld en hij zoekend naar een woord, een zin om alles wat er was, in vast te leggen. Te grijpen wat er te nemen was van het grote, sidderende leven omheen hem, het te houden en erin op te gaan om erin te blijven.
Te weten van het ogenblik dat het is, en het komende zich vormend is, dat hij zich vastankeren moest op elk ogenblik dat nog komt, dat dit de essentie was en dat hij er zich rekenschap moest van geven dat die ogenblikken er zijn voor elk van ons, maar dat erin voortekenen zijn die voor elk van ons verschillend zijn.
Hij meende die van hem te kennen. Hij wist wat er was van de breuk in het ritme van het leven van deze tekenen, en de tijd, dacht hij, de tijd waarvan men zegt dat hij niet is, die is. Hij kan hem niet wegdenken. Hij kan roerloos blijven zitten of staan, maar de tijd die van de beweging van de aarde is omheen haar zon, is de tijd die met zijn lichaam afrekent, zijn lichaam dat nu aan het verschralen is, merkbaar en voelbaar. Er is geen ontkomen aan.
En toch nog niet, schreef hij ooit als de eindregel van een gedicht, toch nog niet de witte vlag gehesen. Hij zal het gedicht eens moeten opzoeken, het dateert van jaren terug, toen al kende hij de problemen van het ouder worden, Cervantes kende die, allen kennen we die, en ze te kennen is ze aanvaarden, is ze overwinnen.
De populieren hier bewegend met de wind, de wind die uit het oosten komt, uit het milde oosten van de geest, Bernardus, de ‘heilige’ man van de cisterciënzers wist dat, en vertelde het ons.
En wij, wat doen we, we vertellen het verder.
28-04-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |