Zegde ik jullie al dat wat je leest van mij een brouwsel is van droom en werkelijkheid dat soms uitmondt in filosofische beschouwingen; zegde ik jullie al dat mijn leven meer een leven is geweest van boeken dan van gebeurtenissen en dat het boeken zijn die me leiding hebben gegeven en me gevormd hebben. Zonder boeken, zonder het lezen en herlezen ervan was ik een bezadigd man gebleven, te weinig leven om buiten te komen.
Schrijf ik ooit in de richting van een soort roman dan zal ik dit brengen onder de vorm van een opeenvolging van bedenkingen, verwacht je aan het watervlak van een vijver die ik bezoek in de morgen of in de avond, niet aan een stormende zee met boten die vergaan en opvarenden die verdrinken of gered worden, neen, verwacht je hoogstens aan wat rimpelingen op het water, of de gloed van een opkomende of ondergaande zon, het tere licht van de maan of het punt van een planeet in de nacht, wel een reiger die neerstrijkt en staat te ‘filosoferen op zijn manier’ op de rand van die vijver.
Verwacht je dus niet aan dramatiek, of aan al te hevige gebeurtenissen, maar slechts aan wat schommelingen die in elk leven voorkomen.
Het is vanuit deze stellingname dat ik op een dag vertrokken ben, totaal vrij, vanuit een punt dat zich evengoed situeren kon in de tijd als buiten de tijd, waar of fictief het is om het even. De woorden staan er eerder als een sonate dan als een symfonie, als ik maar ergens uitkom waar het goed is er te staan als beginnend schrijver.
Mijn uitdaging is vergeten wie ik ben en hoe ik leefde en welke de wegen waren die ik ben ingegaan, een nieuwe tijd van een nieuw iemand die voor een deel ikzelf kan zijn maar evengoed iemand anders dan ik wat me meer ruimte zal geven, rijker opgevuld en warmer verteld.
Het resultaat ervan staat nog in zijn stellingen, zoals ‘Notre Dame’ in Parijs nu volop in stellingen staat, zoals het zichtbaar was een paar dagen geleden in een reportage op de BBC. Maar eigenlijk is een vergelijk onmogelijk, de stellingen binnenin ‘Notre Dame’ zijn op zich al een meesterwerk.
Wat van mijn bedoening zeker niet kan gezegd worden. Ik heb er ook niet het vertrouwen in dat de bouwers van de kathedraa wel hebben als ik zie hoe ze bezig zijn. Hun werk gaat de eeuwigheid in, waarheen dat van mij heen zal gaan weet ik hoegenaamd niet.
Het is maar een poging van een arme man al is het wel zijn levenswerk.
|