Ik wist dat zijn verstillen nakend was, toch was ik er niet op voorbereid, dacht ik er niet aan dat het zo vlug gebeuren zou, hoopte ik nog altijd dat het niet gebeuren zou, dat hij niet voor mij zou zijn weggegaan, hij was een jaar jonger dan ik en ik schreef nog over hem een paar dagen terug. Maar mijn vriend, mijn broeder in de geest, is heengegaan.
Wat is er van het verkillen van het lichaam dat je zolang al hebt bewoond, gekoesterd en verzorgd en nu je het hebt afgestoten je je ervan hebt bevrijd, nu je opgestegen bent, zoals we weten grootmoedig, wat is er van het verstillen in de dood?
En wat is er van het moment dat je terug opgenomen wordt, ontkleed van alle materie, tijdloos, vederlicht en puur en glorierijk in het wonder van de geest die van het Universum is en waaruit je in den beginne als kind was ontstaan;
Het is aldus dat we je hebben weten heengaan, los en open naar oorden van eeuwige klaarte en zelfvoldaanheid nu de strijd gestreden en gewonnen is.
Niet dat er geen pijn is, geen droefheid is, niet dat er geen leemte is ontstaan bij je kinderen, je klein- en achterkleinkinderen, bij je vrienden en je kennissen, allen treuren we om jou. Maar, en dit wil ik je zeggen, bevrijd als je bent van het aardse en het wereldse zingen we allen in koor je alleluja, je ‘requiescat in pace’, je ‘in paradisum’. Gregoriaans willen we omhelzen het beeld dat je ons laat van jou en het hoog in ons herinneren houden, gekroond met laurier en edelweiss.
En ik, je reisgenoot, je gezel, hoe groet ik je voortaan als ik je spreken wil, als ik je vragen wil hoe je werd opgenomen in het Arcadia waar je wacht voorbij de poort op ons en waar we, eens samen terug, spreken zullen - als spreken nog nodig zal zijn - over dingen waar het hier op aarde beter is erover te zwijgen, woorden van Dante.
Het andere leven dat ons stervelingen nog wacht is jou beschoren, een leven dat is van het eeuwig leven dat van de Kosmos is, je bewegend van oost naar west, van noord naar zuid, van zenit naar nadir, zonder je te verplaatsen omdat je bent van al die plaatsen. Ineens hoeven we niet je te volgen, je bent nu overal waar wij zijn en gaan, je vergezelt ons op onze wegen al weten wij het niet zo duidelijk afgelijnd waar we je vinden kunnen we weten toch dat je niet bent heengegaan omdat je je verslingerd hebt in ons waar we je houden willen tot we zelf zijn aangekomen.
Mijn elegie tot jou, mijn vriend, Pierre Hollevoet: je ging niet heen, je kwam dichterbij want er is geen afstand meer tussen ons.
En, T. S. Eliot; ‘We die with the dying. See, they depart and we go with them. We are born with the dead. See, they return, and bring us with them.
|