 |
|
 |
|
|
 |
07-09-2020 |
Waarom zou ik me zorgen maken? |
Waarom zou ik me zorgen maken over mijn woorden als het maar ‘mijn’ gedachten zijn die ik neerzet en me inspan om dit te doen op de meest leesbare en literaire wijze.
Het was ook zo toen ik over Dante schreef en Dante toekeek over mijn schouder, monkelend, en er ook mijn broer Daniël toen was die me volgde en vanuit zijn hoogte en zijn weten me verwees naar boeken in mijn omgeving waar ik een antwoord vinden kon op de vragen die ik me stelde. Dit waren grote momenten van verbondenheid over de dood heen.
Het was van alle plaatsen op deze plaats hier dat ik stond toen mijn broer me riep, me riep vanuit de golven hier, zijn stem van verre kwam en ook van heel dichtbij.
ik luisterde, ik hoorde, zo zuiver, zo verhelderend ik op de plaats hier waar ik stond en waar ik nu terug ga staan.
Geweten toch dat hij het was en niemand anders het kon zijn die me vertederen wou, ik naar hem gericht.
Heb hem niet geantwoord omdat hij wist dat alles al gezegd toch was, omdat hij wist hoe het ging met mij en hoe het worden zou.
Hij is hier gebleven de tijd dat ik hier schrijven bleef,
hij naast mij gezeten, samen naar de zee gekeken,
die ons toedekken wou: de levenden en de doden, omhelzen wou in osmose.
Het was hier dat ik toen stond lang geleden. Hij nu nog wachtende aan de hemelpoort,
ongerust waar ik wel blijf.
07-09-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-09-2020 |
Er zijn van die dagen |
Mijn wereld is een kleine wereld geworden, ik verplaats me weinig meer, het beeld van de morgen is dit van de avond, zo op weekdag als op zondag, alleen het licht wijzigt zich met de uren en de dagen en ik zit geklemd in de dagen, geklemd in de tijd en de seizoenen. Eén middel heb ik om me ervan te ontdoen: mijn verbeelden. Enerzijds is het niet veel, anderzijds is het een ‘iets’ dat me recht houdt en me nog altijd situeert onder de levenden.
Zo zie ik het toch en zo verplaats ik me van hier tot ergens waar alles is zoals ik het wil. Soms is het voldoende, soms is het weinig, ik moet nemen wat komt als het komt, vroeg in de morgen of laat in de nacht. Ik moet maar zien dat ik klaar sta te nemen wat zich aanbiedt.
Dit is mijn leven geworden. Zo geraak ik deze morgen van september niet ver weg, niet verder dan de tuin. Het is de herfst die toeslaat tot in mijn aderen en ik kan hem niet verwerken. Daarenboven, een slechte nacht, een pijn in de lenden, een pijn in de schouders, toereikend om terug te keren onder de lakens en er de ganse dag te blijven, in gedachten bouwend, aan een verhaal dat niet opgetekend wordt, een verhaal van wat ooit was en van wat anders had kunnen zijn, ware dit er niet geweest, of ware het anders verlopen, anders zoals je het wenste of zoals het hoorde.
T.S. Eliot, mijn gezel, zoals er zovele zijn in dergelijke momenten, wist het ook, hij schreef in zijn ‘Four Quartets’[1]:
All time is unredeemable What might have been is an abstraction Remaining a perpetual possibility Only in a world of speculation.
Geen houvast dus, in een dergelijke toestand, geen zekerheid hoe erg je er ook naar verlangt, je blijft totaal onwetend over wat schuil gaat in de dagen die zich uitrollen voor jou. Wel ken je er ene, deze onverbiddelijke zekerheid, dat het ogenblik van alle ogenblikken er ooit eens zal staan, ooit, en dat dit punt, genesteld in de tijd, dichter en dichter schuift, nakend zelfs is. Dit is een waarheid, een van de weinig echte waarheden waaraan je niet ontkomt.
Verkeerd is het eraan voltijds aan te denken, en dat gebeurt ook niet, wel op lome dagen, zoals deze, arm aan wijsheden en de herfst zich aankondigt in je lijf en leden. Zo riskeert je dikwijls dat je dag in een armoede aan woorden verlopen zal als je niet reageert.
Wat ik heb getracht is die loomheid weg te schrijven. Wachtend op de schemering is het beste dat je kunt doen.
En als de avond komt en je, je herleest. Je denkt, ik laat wat er geschreven staat. Het is zoals het was, het mag geweten zijn dat er vele momenten zijn dat ik niemand of niets te ‘befluisteren’ heb; dat ik een leegte ben en ik de wil niet heb me voor te doen alsof de dag als een gewone dag zou verlopen zijn.
Voor eenmaal is wil ik er niet in slagen, wil ik jullie zeggen hoe het soms met mij is gesteld. Niet altijd is het zo, gelukkig. Maar er zijn van die dagen waarop de confrontatie met wat van de dag is, te ongewoon om dragen is. Morgen, denk ik, morgen zal het beter gaan, vandaag is een uitzondering die mijn normaal gewoon erzijn, bevestigt.
Je hoort het wel.
[1] T.S.Eliot: ‘Four Quartets’ : Burnt Norton. Faber & Faber
06-09-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-09-2020 |
Zal ik jullie blijven bekoren? |
Zal ik jullie blijven bekoren met de woorden die ik schrijf. Met de pogingen die ik doe om, vertrekkende van uit het diepste van mezelf, een zinnig iets op te halen, hopende jullie ermee te verrassen, zodat het jullie stil houdt een bepaald ogenblik in de dag en jullie meeneem waar ik heenging, zelfs al is het niet ver af, zelfs al is het maar even buiten in je tuin?
Onlangs, op facebook nam - noem ik hem een vriend? - hij tekent zich Kdp, me mee met zijn foto’s, in zijn tuin. Een tuin met bloemen en planten, zelden zoveel samen gezien, gehuld in een herfstsfeer. De verscheidenheid ervan, de kleuren ervan, overweldigend. De keuze ervan deze van de poëet in hem.
Het is dit beeld dat ik elke dag oproepen wil met mijn woorden. Ik wil ze een even grote draagkracht meegeven, niet wat het beeld ervan aangaat, niet onmliddellijk uiterlijke ervan, maar gaande tot in de diepte van ons bestaan en tevens omkranst met poëzie, zoals bij Rilke:
‘Wirst du schlafen können ohne dasz ich wie eine Lindenkrone mich verflüstre über dir?’
Of:
‘Zal je dag zijn wat je wenst dat hij is, als ik je niet even ‘befluister’ met mijn woorden?’
Weet dat het mijn betrachten is, je even niet binnen te brengen in een omgeving waar je anders niet komen zou, en hiervoor wil ook ik gaan waar ik anders niet komen zou; weet dat je me uitdaagt om zo een plaats op te zoeken die strookt met ons beider verwachten. Een opdracht die ik aanvaard en naar best vermogen, zoals Rilke, jullie ermee ‘befluisteren’ wil.
Niets is me te veel om dit stadium te bereiken. Ik reis hiervoor de wereld van mijn herinneren af en als deze niet toereikend zou zijn, voeg ik er deze van mijn dromen en mijn verbeelden aan toe.
Ik denk nu - vreemd zullen jullie denken - aan het graf van Theo Van Gogh en van zijn broer Vincent in Auvers-sur-Oise. Het regende toen en ik plukte er een takje dwergvarens uit de kerkhofmuur. Ik vond het terug in een in lila couvert gebonden bundel ‘Elégies et autres vers’ van Francis Jammes, uit zijn rij gehaald door de vierjarige Jane en op de grond gevallen. Francis Jammes, de man zijnde die volgens Gilliams schreef, en dit is zeker toepasselijk op mij: ‘la Poèsie que j’ai rêvée gâta toute ma vie’.
Ik vond dus dit takje dwergvarens terug, platgedrukt, de sporen erin wellicht nog even sterk, even beloftevol als toen ik het geplukt heb. Ik wist waar en wanneer ik het geplukt had. Ik heb het terug geplaatst tussen de bladen, met de beelden eraan verbonden die ik blijvend in mij draag.
Denkend ook aan Jorge Luis Borges die een gedroogde violet vond tussen de bladen van een boek, herinnering, zegt hij aan een niet te vergeten namiddag, maar toch vergeten[1].
Wat mij dus niet overkwam.
[1] Jorge Luis Borges : ‘Nueve ensayos dantescos’, Espasa, Collección austral, 1998 : ‘…un libro y en sus pàginas la ajada violeta, momento de una tarde sin duda inolvidado y ya olvidado’. (Las Cosas)
05-09-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-09-2020 |
Hubert v. M. |
Ik zag reeds heel wat vrienden gaan. Zo veel reeds, zodat ik me afvraag hoe het komt dat ik, er nog altijd ben. Ik houd hun namen en telefoonnummers in de lijst van mijn contacten, je weet maar nooit, en ik denk er zelfs niet aan hen te verwijderen, ‘deleten’ heet dit nu.
Bovenaan, uit de alfabetische schikking gehaald, hoe weet ik niet, ik ken niet de gewoontes noch de ingewikkeldheid van mijn smartphone, staat de naam van Hubert v. M., een man die een toevlucht was, een hulp ook, een man naar mijn hart, wiens ziekte en heengaan - dat te plots, te onverwacht was - van dichtbij heb meegemaakt. Zijn naam blijft er staan alsof hij hier wachtende is, ergens op aarde, in een of andere wolk, wachtend op de dag dat ik zal gaan om samen met mij het andere leven te betreden.
Hij is een geduldig man en ik zal graag gebruik maken van zijn hulp op het ogenblik van mijn vertrek. Hij is de laatste van zij die gingen. Van de vorige heb ik niet het gevoel dat zij hier wachten op mij, neen, zij zijn vertrokken, alleen hun herinnering blijft en het is als herinnering dat ze regelmatig opduiken in mijn gedachten.
Ook de herinnering aan het geval Chovanek zal blijven. Voor een tijd geprojecteerd op een zwart doek, wapperend in de avondwind, en dit omwille van het absurde ervan. Het absurde van het absurde: een man die weigert zijn voorbehouden plaats in het vliegtuig in te nemen, wellicht halsstarrig weigert, en wiens halsstarrigheid, de halsstarrigheid bij anderen zal opwekken, met als uiteindelijk gevolg een on-noodzakelijke dood.
Een stupide oorzaak met de dood als gevolg. Ik kan er niet omheen, ik kom er niet van los, het merkteken ervan is heel diep gebrand omwille van het onzinnige ervan.
Toch moet ik verder, vandaag al. Moet ik dit geval categoriek afsluiten. Denken dat het een film is die ik gezien heb, zoals de beelden gisteren van een alpiniste in de effenheid van de besneeuwde wand van K2. Een beeld dat me beangstigde, dat ik ook achtergelaten heb, omdat ik de spanning niet meer houden kon en het beeld heb afgebroken omdat ik me verplichtte te denken dat het ‘maar’ film was.
Zo bestaan we dan, realiteit te zien als film en film als een realiteit die ons aangrijpt. Wij, gegrepen tussen de twee armen van de tang, met moeite ons bevrijdend zo van het ene, als van het andere.
Telkens gaan we aldus de confrontatie aan met onszelf, hoe ook de omstandigheden zijn waarin we ons bevinden, in realiteit of in gedachten, we kunnen er ons zo maar niet van los wrikken, want we zijn geschokt, dooreen gehaald al was het maar een ogenblik, het zindert na, onvermijdelijk.
Ook het heengaan van Hubert, zelfs al is het al een tijd geleden, zindert nog na. Ik denk dan echt aan wat ik hoger schreef, hij is nog altijd wachtende in een wolk om me mee te nemen, ooit.
Zoals hij gewoon was me mee te nemen, naar een concert of naar een voordracht, waar ook.
04-09-2020, 06:28 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-09-2020 |
Het geval Chovanek |
Ik kan me deze morgen niet ontdoen van het geval Chovanek. Niet dat ik alles gevolgd zou hebben wat er verteld wordt over de verantwoordelijkheden in deze zaak. Voor mij is dit totaal bijkomstig, is dit, in dit Belgenland, een normaal verschijnsel; voor mij is de eigenlijke oorzaak van het gebeurde van belang omdat het gevolg ervan de dood betekende van een man die wellicht gehaast was om terug te keren naar zijn land, naar zijn echtgenote en zijn kinderen, wat ik veronderstel. Of het zo was weet ik niet. In elk geval hij was op de luchthaven van Charleroi in het bezit van een kaart die hem recht gaf op plaats in een vliegtuig naar Bratislava op een wel bepaalde dag en uur.
Die plaats droeg een nummer en er wordt bepaald dat je normaal het recht hebt om op die plaats met dat nummer te gaan neerzitten, echter niet op een andere plaats naar willekeur. Van het ogenblik dat Chovanek deze regel niet volgt, of niet volgen wil ondanks aandringen van het cabinepersoneel, begint zijn verhaal te lopen.
Had hij dus gedaan wat hij te doen had, en normaal van elke passagier wordt verwacht, dan ware hij aangekomen in Bratislava en hadden we wellicht nooit iets gehoord van hem, Ik zeker niet en, ik zou vandaag een totaal andere blog geschreven hebben dan deze die me van morgen door mijn geweten wordt opgedrongen te schrijven.
De eerste vraag die zich stelt is, waarom Chovanek niet de plaats wil innemen die hem rechtmatig toekomt, waarom meent hij recht te hebben op de plaats die hij verkiest, hij moet toch de geplogenheden ter zake kennen, wat ook normaal verwacht wordt van hem zonder enige discussie.
Hij is dus, en hij alleen, alle anderen uitsluitend, de oorzaak van al wat volgen gaat, tot zijn weerspannigheid het vliegtuig te verlaten - die ik begrijp in zijn toestand hoewel ik niet begrijp waarom hij niet tevreden is met de plaats die hij kocht; tot het gewelddadig, voor hen noodzakelijk, optreden van de politie die misschien niet de reden kent waarom hij uit het vliegtuig wordt gezet; tot het gevolg ervan, zijn opsluiting in een cel; tot het tot bloedens toe slaan met zijn hoofd tegen de celdeur. En zo verder, tot het hoogtepunt, de arm opgestoken in de cel, men zegt als een Hitlergroet, door iemand van de politie, terwijl de man op de grond wordt gehouden, hoe ook, er zal een reden geweest zijn voor de man die hem tegen de grond hield. Hoe hij hem hield is een andere zaak.
Ik ga niet verder nu, ik voel me er trouwens niet goed bij. Het overige wat de verantwoordelijkheden betreft maakt geen deel uit van wat ik te zeggen heb. De eigenlijke oorzaak van het ganse gebeuren ligt bij Chovanek en bij niemand anders, tenware er een andere ongekende oorzaak voorafging voor hem aan de oorzaak die ik vooropstel.
De gevolgen van deze oorzaak, of eventueel oorzaken, jaagt nu de bevolking zeker deze van België en Slovakije op stang, omdat ze de dood, althans schijnbaar, er kan een anderer oorzz tot gevolg heeft. Dramatisch voor de man Chovanek en zijn echtgenote en familie. Nog dramatischer omdat hijzelf er de oorzaak van is, en dit onmiskenbaar voor mij dan toch.
Er is nog een ander gevolg eraan vast te knopen. Iemand moet getroffen geweest zijn door de beelden die in de luchthaven werden opgenomen en zeker door deze opgenomen in de cel. Dermate er door getroffen geweest dat deze in de handen zijn gekomen van de echtgenote van Chovanek. In elk geval, hoe dit ooit gebeurde - ik heb niet geluisterd naar of gelezen wat hierover in de media gekomen is - maar deze beelden hebben nu een waarde in potentie van 100 miljoen euro, want dit is het bedrag dat de familie, echtgenote, kinderen, ouders van het slachtoffer, wellicht zal menen te mogen eisen van de Belgische Staat. In plaats van een drama, ongeacht de verantwoordelijkheden, wordt het nu een geldzaak.
Nochtans is de schuldige van alles, zoals ik al zegde, in naakte feiten, niet ver te zoeken. Maar, of dit enige juridische waarde heeft valt te betwijfelen. Want er zijn nog enkele ‘maars’: het cabinepersoneel kon gezien hebben dat de man gestoord was en de ogen hebben gesloten. Maar, met een ‘gestoorde’ man aan boord, laat je dan het vliegtuig zo maar opstijgen?
03-09-2020, 07:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-09-2020 |
Muziek versus Literatuur |
Daar gaan we weer de dagen af van één tot het einde van de maand. Het is voor mij niet nieuws meer, het duurt een tijdje, maar eens het einde daar, is het pak dagen weg, onherroepelijk weg. Of het relaas van een blijvend herbeginnen, een aftellen van 1 tot 30/31, ik ken het liedje maar al te goed opdat ik het niet eens vermelden zou, elk cijfer, elk getal krijgt een kleur mee, een inhoud, liefst verschillend liefst van het vorige.
Alles wijzigt zich, gelukkig is er nog de muziek op KLARA, deze blijft grotendeels bij het oude, het vertrouwde. We kunnen er ons in nestelen, we voelen er ons thuis van de morgen tot de avond, tot ver in de nacht, met nu en dan enkele nieuwe schakeringen die we graag aanvaarden, omdat we er ondertussen mee vertrouwd geworden zijn. Arvo Pärt noem ik dan, zijn ‘Spiegel im Spiegel’ noem ik dan, en andere werken van hem. En, er zijn er heel wat die vernieuwing hebben gebracht. Maar klanken zijn geen woorden, de klankenwereld is een andere vorm van poëzie dan de meer directe woordenwereld, waarover we struikelen soms, zoals ik, gisteren, over de gedichten van Iduna Paelman, een naam die best te onthouden is, als voorbereiding op al wat nog komen kan.
Ik waagde het, ‘gebazel’ te noemen, maar ik zou beter kijken naar wat ík hier elke dag breng en me afvragen hoe Iduna, een knappe blondine die de Standaard ons toont, hoe zij schrijven zou over mijn prestaties die ik, met haar maatstaven, even goed, poëzie zou kunnen noemen mits aan mijn woorden een andere presentatie mee te geven.
In feite, wat ik over het hoofd zie, is dat ze de moed en/of het inzicht heeft gehad iets nieuws te proberen, iets totaal anders, waar Ilja Leonard Pfeijffer mee begonnen is, wat hem toeliet de Vlaamse poëzie aan de kant te schuiven in een van zijn ‘leiding’ gevende artikels waarover ik het in een van mijn (verre) vorige blogs - te moeilijk om te lokaliseren - heb gehad.
Wellicht: we zijn wat de Letteren betreft, aan vernieuwing toe. Lijk in al wat was worden de oude gewaden afgelegd en worden nieuwe aangetrokken, die nood hebben om zich in te burgeren. Misschien is het nog een zoeken, maar uiteindelijk zal het nieuwe het vertrouwde worden en wordt het oude op zij geschoven. Echter, zoals ik al zegde, dankzij KLARA, de muziek van eeuwen terug, zij houdt stand, wat niet kan gezegd worden van de literatuur. Wie leest er nog deze van een eeuw terug, ik denk nu aan een favoriet van mij, Jules Verne, of zelfs Stendhal, of Joyce, of Proust, of Gilliams, wie leest hen nog? Terwijl er geen dag voorbij gaat zonder Bach of Mozart of Beethoven. Heb ik er een sluitende verklaring voor? Of, hebben jullie er een?
Misschien, ware KLARA er niet - wat een ramp zou zijn! - dan ware er geen verschil, want in gedachten zouden we elke dag evenzeer begaan zijn met de muziek, deze van wie ook, als met de literatuur, deze van wie ook. Hoe zou het er aan toegaan indien er een zender ware die elke dag, enkel literatuur tot en met deze van de Oudheid brengen zou. Ik hoor al hoe Ovidius, hoe Cervantes, hoe Van Ostaijen klinken zou, of Gezelle, of Arthur Van Schendel.
Dit zou dan toch ook iets ‘nieuw’ zijn.
02-09-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-09-2020 |
De geur van de herfst |
Herfst, of dan toch op de drempel ervan, de eerste geuren ervan. Het herfstbeeld zit hem ook al in de schikking van de letters: een halve klinker en vijf medeklinkers, een dofheid en een sisgeluid; zit hem in wat is van de morgen: het uur is er vóór het licht er is, het is terug even wennen voor de morgenmens die ik ben.
Alleen komt september onverwacht dit jaar, heb ik ‘september’ niet voelen aankomen zoals de vorige jaren. Ik heb een lange tijd buiten de tijd geleefd, in een schijnbare, andere tijdsomgeving en heb moeite om terug te keren naar waar ik zijn moet. Het werk van de geest is het werk van een meester. Het is dat van een vriend schilder die zomerlandschappen schildert in de winter en sneeuwlandschappen in de zomer, wat achteraf niemand vermoeden zal, hijzelf misschien ook niet als hij opgeslorpt wordt door zijn werk. Ik heb nog een andere vriend, een dichter, ik verwacht van hem een gedicht met de naam september erin. Hij is iemand die trouw tijdsgebonden zijn gedichten maakt en zijn binding met de tijd ligt hem in de details van het woordgebruik, waarin hij een grote soepelheid kent, zijn dichtersmerk trouwens.
Ik leef dus ook in afwachting van wat op mij afkomt uit de wereld omheen mij, zoals ik elke dag in afwachting ben van de blog die ik ga schrijven en die in pas ken als hij geschreven staat.
Jane, de kleindochter, vier jaar, was hier vorige week, ze heeft hier zaadjes in de aarde gestoken in de hoop dat er een zonnebloem zal uitkomen, zoals ze er een heeft zien staan - mooi en groot zegde ze - in de tuin. Ik heb haar verteld dat die gegroeid was uit een zaadje zoals ik er haar een toonde. Als ze hier straks aankomt, zal ze het zich nog herinneren, zal ze gaan kijken in de pot aarde waarin ze haar zaadje heeft geplant? En dan hoe zeg ik haar dat het zaadje een lange tijd nodig heeft.
Ze zal ons eens te meer overhoop halen en ons behandelen alsof ik we haar kinderen zijn en zij de moeder, een spel dat ze speelt in volle ernst, zodat ik, want ze heeft het op mij gemunt, soms in de hoek moet voor iets dat ze denkt dat ik misdaan heb.
Zo zit het leven vol kleine, ik noem ze ‘attenties’: een dichter uit een of andere hoek die je verrast, of een schilder, of een beeldhouwer. De dag van vandaag is er - beseffen we het wel?- het wonder van het e-mail (ik weet welk wonder het is want dit van mij is 'gedesactiveerd' en dit voor nog enkele dagen!) en, daarenboven, het grote wonder van het kind dat op bezoek komt en het andere, het licht dat zich heeft losgewrikt van het uur, of vice versa.
Alles vergt een aanpassing, alles vraagt je aandacht, een uittreden uit jezelf om ‘in’ te blijven en te zijn wat verwacht wordt dat je bent. Je hoeft de deur niet uit om een verhaal te vertellen, je hebt alles bij de hand, je hoeft geen boek, geen televisie, alles wordt je in de schoot geworpen, eens je neerzit om te schrijven. De ene dag is het wat meer dan de andere. Het hangt af van het doel dat je je stelt.
Ook, soms is er het dagblad. Ik weet nu dat ik deze woorden hier, woorden die gaan bij de dag van één september, de vorm had kunnen geven als van een gedicht. Ik had er wat meer verrassingsbeelden/-woorden, kunnen tussen schuiven en, hou je vast, het zou perfecte poëzie geweest zijn; poëzie om bekroond te worden, zoals deze die ik ontmoette van de 29 jarige Iduna Paelman, een Amsterdamse, wiens verhaal gaat in de Standaard[1].
Ik lees haar ‘gedichten’ als een aanfluiting van wat ik dacht poëzie te zijn. Maar in de ogen van de literaire jury ben ik achterlijk, want poëzie is nu gebazel geworden als ik lees onder de titel: Geschiedenisles:
‘In de stad van de overledenen is alles schematisch / onder woorden gebracht. Op bordjes onder huisnummers / staat hoeveel geweld is aangedaan welke pogingen mislukten. / Achter in je boek is een tijd met alle conclusies die ooit / getrokken zijn. Je bent een domme leerling als je die niet leest. / …
Inderdaad ik ben een domme man, geworden, als ik denk dat poëzie anders klinkt.
[1] De Standaard der Letteren van zaterdag, 29 augustus 2020.
01-09-2020, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-08-2020 |
Be mindful. |
Ik vertel aan een vriend dat mijn blogs al dermate lang lopen - het werd een levensnoodzaak - dat ik sterven zou indien ik er mee zou stoppen. Hij antwoordt me: “Oei, oei, opgepast, zeker niet stoppen dan!”
Wat ik ook niet zinnens ben, toch nu nog niet. Want nu ik het heb gehad over de simpele dingen des levens, weet ik waaraan me te houden. Wim Kayzer, hij nog eens, heeft het me duidelijk gemaakt, hoe intens het leven wordt als het einde nadert, op kousenvoeten zoals bij mij. Heilzaam, denk ik dan, voor hen die een blog te produceren hebben en de tijd niet vinden andere zaken belangrijker te vinden. Ik kan het niet genoeg benadrukken. Wat me daarenboven aanmoedigt is het feit dat ik door enkelen gelezen wordt midden in de nacht.
Ik kijk dus vooruit, ik weet welke betekenis mijn blog verworven heeft en welke verantwoordelijkheid eraan verbonden is voor mij. Een dubbele aandacht wordt vereist. Ik blijf dan denken aan wat Ouspensky[1] me leerde, namelijk steeds bewust te zijn dat jij het bent, jij in vlees en bloed en niet, zoals het zo dikwijls gebeurt, de machine in jou die de handelingen stelt.
Er is een tijd geweest dat er in Gent affiches op de muren hingen, ik meen dat deze uitgingen van de Universiteit: ‘leef bewust’. Of het iets heeft opgeleverd weet ik niet, en of het meer dan dagelijkse ‘Blijf verwonderd’ van KLARA iets bijbrengt weet ik evenmin, wel weet ik dat een identieke spreuk opgetekend staat in het kasteel van Cawdor - een parel van een kasteel, toegewezen aan Macbeth zoals verteld wordt - in het noorden van Schotland: ‘Be mindful’.
Eens je dit gelezen hebt in het wapenschild boven de ingangspoort, er staande, ‘open minded’, ontvankelijk, het grote leven inademend, verlaten deze twee woorden je nooit meer, ze worden in jou gebrand: Mens, ken je oorsprong zo ken je je toekomst; of: Mens, geest je bent en geest je blijft. Dit, mijn vriend die me leest in het midden van de nacht, het ogenblik om het te lezen, is iets waar de dood geen vat op heeft. Dus, be mindful het maximum aan ogenblikken.
Ik weet bij ondervinding dat dit geen full time job kan zijn, dat we regelmatig weg zijn in het land van dromen of in een voorbij vluchtende wereld van weinig of niets, maar, dag aan dag, al is het slechts, een fractie van een ogenblik, be mindful, laat alles los, zij vol van geest en leeg van lichaam, kijkend, verwonderd, naar het vloeien van water, naar het branden van een blok hout in de haard, of zoals de Elias van Maurice Gilliams, verbaasd over de wortelingen van een grassprietje.
Een ogenblik verwondering om de kleine dingen van het leven. Even kijkend binnen in het gewone waar we normaliter aan voorbijgaan, om hierin het grote te zien.
Zou Mozart eraan gedacht hebben als hij zijn veertigste symfonie componeerde?
[1] Ouspensky: ‘In search of the miraculous, Fragments of an unknown teaching’, Arkana Paperbacks 1987.
31-08-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-08-2020 |
De simpele dingen des levens. |
Er is een beetje - eigenlijk veel - geluk nodig om een blog te schrijven. Ik geef me er telkenmale rekenschap van als ik de tekst heb ingelogd en ik kan denken aan de volgende, wat al niet meer zo evident is: tweemaal geluk kort na elkaar. Maar, het gebeurt, zelfs zonder de hulp van de Standaard der Letteren, enkel met de hulp van mezelf.
Ik nam gisteren ‘Het Boek van de schoonheid en de troost’ van Wim Kayzer in de hand. Ik verschoot toen ik zag dat het dateerde van twintig jaar terug. Ik vroeg me af wat ik al die tijd, anders dan schrijven, gedaan had, en ik kon het me niet meer herinneren. Nochtans twintig jaar is geen peulschil, het is een massa dagen van opstaan en slapen gaan met er tussenin tal van gebeurtenissen die zich hebben opgelost alsof ze er nimmer geweest zijn, niets zouden ze nagelaten hebben indien ze niet werden opgetekend Maar dan nog, welke betekenis kennen de woorden nog, maakt het enig verschil, geschreven of ongeschreven?
Het ene feit is dat ze voorbij zijn en dat ze gemaakt hebben dat je vandaag schrijft wat je aan het schrijven bent en vooral, dat je er niets meer aan wijzigen kunt, wel ernaar terugblikken, maar wat heb je eraan?
En toch, het plotse gevoel - een gevoel van geluk - dat ik gisteren had, toen ik mijn handen onder de kraan hield en ik het vloeien van het water zag, is er nog altijd. Ik was geroerd door wat zo simpel was/is maar ook zo broodnodig , geroerd door de kleine dingen van het leven waar we geen oog meer voor hebben.
in zijn gesprek met Guinevere Claeys, weet Kayzer ook wat er is van de simpelheid der dingen. ‘Zo aan het eind’, zegt hij, ‘Is er op dit moment niets in mijn leven dat niet de moeite waard was of is: een zilverpapiertje dat voor je uit tinkelt in een straatgoot, gezwetst op de televisie, het licht van je bureaulamp dat op een boek valt dat je nooit lezen zult, het geluid van een bosmaaier in de verte, de stem van m’n vrouw die iets onverstaanbaars roept van uit de buik van het huis, de regen die op je gezicht plenst alsof je weer zestien bent’.
En op een ander moment in het gesprek: ‘de geur van het gras dat ik maaide, het geritsel van de beek onder ons slaapkamerraam, het gekraak van de derde tree van de trap van de keuken.’
Ik voel dat er een boodschap aan verbonden is, dat ik gevraagd word het boek, dat zo goed in de hand ligt, dat 333 pagina’s telt, kleine druk, regelafstand 1.15 , waarin reeds heel wat onderlijnd werd twintig jaar geleden, dat ik het herlezen/her-verwerken moet. Een opdracht die ik mee krijg, terwijl ik weet dat ik ook mijn boek nog een allerlaatste maal lezen moet, alvorens op zoek te gaan naar een bestemming ervoor. Desnoods aan KANTL, om het manuscript er te deponeren tot iemand het ontdekt en er enige waarde aan toekent.
Ik heb dus, als ik vooruitkijk, drukke dagen in het verschiet. Ik kan die aan als ik gespaard blijf van elementen die mijn dagen kunnen vergallen. Ik blijf dus schrijven ook over mezelf maar meestal over mijn verhouding tot anderen, die mijn raadgevers zijn.
Ook Wim Kayzer wist het voor zichzelf: ‘ik heb mijn intellectuele vermogen altijd pover en dus irrelevant gevonden. Via anderen ben ik op zoek gegaan naar antwoorden.’
Ikzelf ben er niet veel beter aan toe.
30-08-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-08-2020 |
Het angstaanjagende bij Wim Kayzer. |
Momentopname: Wellicht voor het eerst in mijn leven, een gevoel van geluk gekend deze morgen, als het water over mijn handen vloeide, wat een geluk dacht ik dat het water is wat het is, vloeiend, een balsem op mijn handen. Wie of wat zorgde er voor? Een gevoel dat ik meedroeg tot ik neerzat en het optekenen kon. Het me niet zó vlug verlaten zal.
En dan, wat ik schrijven wil deze morgen, over een uitspraak van Wim Kayzer (73), de man met de lap over het linkeroog, de man die, ‘vaak via de omweg van anderen heeft geleefd’; de man die de groten der aarde interviewde en deze interviews bundelde in twee belangrijke programma’s op de VPRO, in 1993, over ‘Een schitterend Ongeluk’ en in 2000, over ‘De Schoonheid en de Troost’, televisiemonumenten die wel een heruitzending verdienen[1].
Ik heb aan het verslag in de reeks: ‘het leven, een gebruiksaanwijzing’, in de Standaard der Letteren, hier deze van 22 augustus 2020, opgetekend door Guinevere Claeys, niets toe te voegen, wel iets op te merken, iets van Kayzer zelf, dat ik - maar wie ben ik eigenlijk wel? - moeilijk accepteren kan.
Kayzer, verneem ik, maakt voor het ogenblik een moeilijke periode door. De dood zit hem op de hielen en hierover weet hij weinig goeds te vertellen, wat ik begrijpen kan. Ik citeer zijn woorden:
‘Ik hecht natuurlijk ontzaglijk aan het leven. Hierna wacht er niets. Het he-le-maal niets. Geen kans dat er ooit een schim van me opnieuw zal verschijnen. Dat is begrijpelijk voor de darwinist die ik ben en angstaanjagend voor de mens die ik ben…’
Ik haal deze woorden uit de tekst van Guinevere Claeys die vele mooie woorden/zinnen van Wim Kayzer laat verschijnen, maar des te tragischer klinkt het bekrachtigen van ‘het he-le-maal niets’ dat er is na de dood. Ik beken dat het me verrast dit te vernemen van hem omdat ik weet welk geluk hij heeft gekend, de personaliteiten te ontmoeten en er een gesprek mee te voeren. Ik dacht dat iemand die dit bravoure stuk had uitgevoerd, immuun was voor de dood en deze niet zou zien als ‘angstaanjagend’.
Ik denk (nog) niet te verkeren in zijn toestand van ‘hartfalen fase 3’, maar ik hoop dit angstaanjagend gevoel niet te zullen kennen; ik hoop dat ik weten zal dat ik op de drempel sta van het nieuwe leven dat me wacht, zelfs al weet ik niets, absoluut niets hierover; ik hoop dat het geloof dat ik heb, een geloof zal blijven en dat ik vertrekken zal met de glimlach, een beetje zoals Pessoa, die zijn bril vroeg om te vertrekken.
Destijds - was het na zijn eerste of na zijn tweede programma? - heb ik een brief geschreven aan Wim Kayzer, om hem te bedanken voor het genoegen, het groot geluk eigenlijk dat ik gekend heb hem te kunnen volgen op zijn spoortocht doorheen de wereld van de groten der aarde die hij uitgekozen had. Ik zou hem nu willen schrijven om hem te zeggen dat het afscheid nemen van het aardse leven, een verwachten inhoudt, een verwachten op iets kolossaals. George Steiner die hij ooit interviewde en die hem onlangs is voorgegaan, wist dit ook, namelijk dat het passender is te sterven in de hoop, dan te sterven in de leegte.
[1] Deze programma’s zijn in boekvorm uitgebracht door Uitgeverij Contact. In 1993: ‘Een schitterend Ongeluk’: ‘Wim Kayzer ontmoet Oliver Sacks, Stephen Jay Gould, Stephen Toulmin, Daniel C. Dennet, Rupert Sheldrake en Freeman Dyson’; en in 2000: ‘Het boek van de schoonheid en de troost’.
29-08-2020, 07:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-08-2020 |
Von Däniken, een visionair? |
Zelfs na Galileo Galilei, leven we verder alsof de aarde het centrum van de wereld is, met de mens als enig verstandelijk wezen en, met in de hemel boven hem voor de enen, het Niets, voor de anderen, een toeziende, interveniërende God of Allah.
Komt hier ooit enige verandering in, is de mens dan zo geblaseerd dat hij de aarde blijft omhelzen en haar zien als het begin en het einde van alles?
In elk geval alles wijst er op, vooral als je de doorsnee getuigen ervan raadpleegt: de schrijvers, de schilders, de componisten, de zo genaamde kunstenaars en wie weet nog allemaal, ze blijven hier ronddolen als ‘aan-de-aarde-verbondenen’ die niet verder zien dan wat zich hier op aarde afspeelt en alles doen om dit te belichten in de goede of in de minder goede zin. Het is hun recht natuurlijk, maar ze hebben ook het recht, meen ik toch, te zien en er in volle ernst mee bezig te zijn, wat zich voordoet au-delà du monde tel que nous le voyons, want wat we zien is maar een reflectie van wat IS, een reflectie van wat we menen, elk voor zichzelf, dat de realiteit is.
Er is nu op ‘Netflix’ een film opgedoken over de UFO’s die ons zouden bezocht hebben, te vinden ook op Google: https://youtu.be/WiSKF8JjoSc . Als ik zie welke personaliteiten erin optreden dan kan ik moeilijk anders dan besluiten dat het voorgestelde geen verfilmde utopie is maar een waarheid aan feiten bevat die ons binnenvoeren in een totaal andere wereld dan deze die we menen te kennen, een wereld die ons moet doen nadenken.
We kunnen er ook aan voorbijgaan, dit is de gemakkelijkste en minst ons storende stellingname - wellicht eigen aan de massa - maar we kunnen ook, al was het maar even, erover nadenken en ons erop instellen als in verwachting van wat uiteindelijk, vroeg of laat reëel komen zal.
Ik denk nu aan Erich Von Däniken in zijn woning in Zofingen (CH) - een vriend van mij woont in Zofingen en ik was er ooit in 1946 en herinner me de spitse toren van het kerkje - en ik denk aan zijn (gecontesteerd) boek ‘Waren de goden kosmonauten’, (1968) waarin hij zich baseert o.m. op het Boek van de Profeet Ezechiël dat we terugvinden in het Oude Testament, hoofdstuk 1: versregels 4-28. De man werd vergruisd door de historici en wetenschappers-astronomen (hij schreef ook, in een zelfde verband, iets over de Nazca tekeningen). Er werd zelfs de spot gedreven met hem maar, was het door Ezechiël beschrevene, wel een visioen, iets zo maar uit de lucht gegrepen? Wel, als je het leest dan moet je onvermijdelijk verbaasd staan over zijn verbeelding en kan het dus dat Ezechiël effectief getuige is geweest van een uitzonderlijk gebeuren.
Zouden de Heren in het document ooit gedacht hebben, zoals ik, aan Von Däniken en aan de Profeet Ezechiël? Hebben zij het niet gedaan, ik wel, ik ben de tekst gaan opzoeken, en heb Ezechiël herlezen. I was astonished to read:
Ezechiël 1: 19: And when the living creatures went, the wheels went by them: and when the living creatures were lifted up from the earth, the wheels were lifted up. (King James Bible).
Ikzelf heb altijd gedacht dat Von Däniken een te rijke verbeelding had, en dat wat hij schreef te nemen was met een korrel zout. Vandaag, na de film, me toegestuurd door iemand die me duurbaar is, rijst de twijfel in mij: Von Däniken, was hij wel een visionair?
28-08-2020, 07:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-08-2020 |
Grote momenten in het leven |
Deze op elkaar volgende blogs - en ik herhaal me wellicht - zijn zovele momenten in een leven die lijk een foto, in woorden worden omgezet. Ze nemen slechts een smalle geul in van het bestaan. Ze zijn een momentum van gedachten en gevoelens, een ebbe en vloed beweging van wie men is, van wie men denkt te zijn en de betekenis hiervan in de maatschappij, in de Kosmos. Dit laatste uitzonderlijk zijnde want weinig zijn zij die zich hier vragen over stellen, wat maar normaal is want dit overstijgt het dagelijkse van ons bestaan.
Ze staan dus getekend door al wat er is aan voorafgegaan; ze zijn van de vele ogenblikken die je kende, van de vele plaatsen die je bezocht en waar je je ooit bewust bevond; ze zijn van al die tijden. Wat betekent dat alles over en van jou, in en over elkaar ligt, het heden gegroeid uit het voorbije en het komende groeiend uit het heden, en in méér, realiteit en droom vermengd, zodat het geschrevene, zo wens ik het toch, de kleur en de smaak heeft van melk in koffie of koffie in melk, crèmekleurig, aldus de realiteit niet duidelijk afgelijnd, maar gevoileerd gedroomd: realiteit en droom innig vermengd. Hieruit voortvloeiend: een blog begint niet met de eerste regel, een blog begint met al wat er is aan voorafgegaan, geschreven of niet geschreven, verspreid of opgeborgen gebleven.
Er is geen twijfel hierover, zoals er geen twijfel was voor James Abbott McNeill Whistler, toen men hem vroeg - leert ons Jorge Luis Borges[1] - hoeveel tijd het hem gevergd heeft om één van zijn ‘Nocturnos’ te schilderen. Het antwoord van Whistler was: ‘toda mi vida’.
Zo zijn mijn blogs niet begonnen op een dag in mei van het jaar 2010, ze hebben hun wortels, én bij mijn ouders, grootouders en de vele geslachten ervoor, onvermijdelijk doorweven met de stand van planeten en sterren, al is er over dit laatste niets bewezen of kan er niets bewezen worden, toch aanvaarden we dat we bij de geboorte, of bij de conceptie hun invloed hebben ondergaan.
Deze blog is dus duidelijk geïnspireerd door Borges, had ik hem niet gelezen, wanneer of waar ook, ik zou hem niet hebben opgezocht op de plaats waar ik hem vinden kon, want de door hem aangehaalde zin van Whistler draag ik mee in mijn dagen. Vandaag werd hij me te machtig en heb ik hem uit zijn schuiloord gehaald.
Wie me ertoe heeft aangezet, hoe ik er ooit ben bij terecht gekomen? Weet ik niet. Wat ik wel weet is dat ik Borges las - ik had een woordenboekje Spaans bij me - gezeten op een rots dichtbij de aanstormende golven, het water tot op de bladen van Borges’ ‘Discusión’, spattend.
De zee, de luchten, de op de rotsen slaande golven en Borges, grote onvergetelijke momenten in het leven.
[1] In zijn essay over ‘ la Poesia gauchesca’, uit zijn bundel ‘Discusión’, Biblioteca Borges, Alianza Editorial, 1997. Borges voegt eraan toe: ‘Con igual rigor pudo haber dicho que había requerido todos los siglos que precedieron al momento en que lo pinto.
27-08-2020, 10:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-08-2020 |
Er zijn van die dagen, soms. |
Het feit is dat ik nog eenmaal, de 105 Fragmenten kritisch, heel kritisch herlezen moet en deze binden aan elkaar om er een sluitend geheel van te maken. Dit is een moeilijk werk omdat ik al zovele malen, fragment na fragment kritisch heb bekeken voor ik het heb laten gaan. Ik moet dus een maximum aan kritiek opbrengen voor wat er staat, wat een bijna, voor mij, onmogelijke opdracht geworden is. Het zal er vooral op aankomen te schrappen wat geschrapt moet worden, want ik ben heel gul geweest in mijn gedachten en bewoordingen. Dit is wat me tussendoor te wachten staat de komende dagen: een voorbode op de herfst, die van mij dan.
Ondertussen moet ik me verontschuldigen voor de vele typefouten in mijn tekst van gisteren. Ik had die klaar in de namiddag en wou die inloggen voor het slapen gaan. Echter als ik de tekst terug wou nemen vond ik hem niet meer terug op mijn pc en heb ik er een nieuwe tekst moeten schrijven, die onvoldoende herlezen en onverzorgd werd ingelogd. Het zijn zaken die meer en meer gebeuren. Het wordt me duidelijk, mijn dromen beginnen me te overstijgen, ik moet de realiteit onder ogen zien en weten dat ik te ver aan het gaan ben, veel te ver; dat wat ik doe elke dag niet meer voor mijn leeftijd is.
Ik ondervond het ook met de documentaire over Petra - ik was ooit in Petra - op Canvas een paar dagen terug. Ik had moeite deze te volgen, al heb ik wel begrepen dat bij de bouw van Al Khazneh, de tempelgevel bij het binnenkomen in Petra, de houwers ervan, van boven af begonnen zijn, dat ze die gevel afdalend naar de basis uit de rots hebben gehouwen met alle details erop en eraan, en dit over de ganse breedte ervan, laag per laag dus, zodat ze geen stellingen nodig hadden, ze hadden het uitstekend deel rots onder hen.
Ik moet dit bezoek aan Petra beschreven hebben staan in mijn dagboek van die tijd, maar de moed ontbreekt me om die tekst te gaan opzoeken. Zo wat was het nut van het dag aan dag bijhouden, waar ik ook was of wat ik ook deed of las, van die dagboeken?
Als ik er vandaag over uitweid dan is het omdat ik nu weet ik dat het bijhouden ervan een nutteloze zaak is geweest, zoals ik heel wat nutteloze zaken heb gedaan in mijn leven; zoals het me thans toeschijnt dat mijn ganse leven nutteloos is geweest, omdat er, als uiterlijk teken van mij, de kinderen uitgezonderd, weinig zal overblijven.
Ook deze geschriften die nu al meer dan tien jaren doorlopen zullen op een dag verdwijnen. Verloren moeite ook, want ze hebben me moeite gekost, de ene dag wat meer dan de andere.
En toch ga ik verder, wie denkt ik wel te zijn, een andere dan een veelschrijver?
Sla ditmaal geen acht op wat je te lezen krijgt. Er zijn van die dagen in een leven dat het minder gaat, soms minder dan minder.
26-08-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-05-2020 |
Een vriend schrijft me. |
Een vriend die, evenals ik, niet weet wat er gaat gebeuren met zijn boeken nadat hij vertrokken is naar de Eeuwige Boekenvelden, schreef me deze morgen een mooie e-mail, en hij ontroerde me diep. En waarom? Omdat hij het is. Omdat ik weet dat hij de zorg heeft om op elk ogenblik van de dag het juiste suikerpeil van zijn lichaam in stand te houden. Zo, met zijn woorden ontroerde hij me.
Vooral nu, omdat deze geschreven zijn in wat we gedwongen zijn ‘coronatijden’ te noemen en hij de kracht vond en de juiste instelling om als een feniks op te staan uit deze barheid van dagen, dagen waarin ik me geroepen voelde uit te weiden over de donkere zijde ervan terwijl hij zich wist staande te houden in het licht, het grote licht dat van de hoop is.
Hij is jonger dan ik, maar zo veel nu ook niet, eens de vijfenzeventig voorbij zijn alle jaren elk jaar iets minder. Maar, hoe hij ingetogen zijn dagen doorbrengt roept bewondering op. Hij schrijft me:
‘Zelfreflectie mag, maar met maat en gewicht, ‘In pondere et mensura’ zoals luidt in het devies van kloosteroverste Isabella de Colins, te zien boven de toegangsdeur van de kapel van het Hospitaal in de Gasthuisstraat en indachtig dat: ‘Les jours se suivent et ne se ressemblent pas! Aber hinten den Wolken scheint die Sonne. Ga mijn vriend, ga wandelen in de natuur, ‘Nature, thou art my godess’ (King Lear 1, 2)’, luister naar haar stilte, die de stilte is van de bloeiende aarde en geniet ten volle van haar rust en haar schoonheid, geniet van je verbonden zijn met haar en, niets meer zal je deren.’
Ik lees dit en denk aan het andere gezicht van de natuur waar ik het al enkele dagen over heb. Wie heeft het bij het rechte eind, welke wereld wacht er op ons: de wereld die hij beschrijft en, gezien de omstandigheden, thans achter ons ligt en die we wellicht niet meer kennen zullen, of de wereld van de natuur met het Janusgezicht?
Het heeft er alle schijn van dat het dan toch een tijd vóór en een tijd nà zal worden, al is het nog niet doorgedrongen, zeker niet bij hem. Hij staat er boven, hij kent de gemoedsrust eigen aan de mens die een leven leidt, voor wie het sacrale geen ijdel woord is.
Ik weet niet op wat hij gereageerd heeft, is het op wat ik voorheen geschreven heb, heeft hij me willen gerust stellen met een goede afloop die hij voorziet? Het kan, maar voor mij zijn de feiten heel zwaar en verontrustend wat de toekomst aangaat.
Mijn ingesteldheid is een negatieve en al wat negatief is, is gevaarlijk. Beter ware dat ik hem volgen zou en geloven dat het coronavirus, het covid 19, zeker geen wapen is van de natuur tegen de inbreuken van de mens op het ecologisch evenwicht in de natuur, maar een gewone oprisping onder de virussen, die van voorbijgaande aard is.
Het is in elk geval beter rond te lopen met een positieve gedachte dan met een negatieve, zoals bij hem het geval is, want hij ziet het anders: na regen komt er zonneschijn.
'En, wie weet, tot morgen', zegde Bart Vanhoudt gisteren - een variatie op 'misschien' - even voor middernacht toen hij zijn programma op Klara afsloot. Ik ook zou dit kunnen zeggen, nu: 'en, wie weet, tot morgen.'
15-05-2020, 10:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-05-2020 |
Nederigheid om te herrijzen. |
Als ik hoor in welke toestand een groot deel van de bevolking in dit land zich bevindt dan voel ik me bevoordeligd. Ik ken, vooral niet, de ongemakken van eenzaamheid en innerlijke leegte. Mijn blog vangt die op, vult mijn dag en een deel van de nacht, eens geschreven, voel ik me even bevrijd en kan ik beginnen denken aan mijn blog van de volgende dag. Er komt dus geen einde aan en ik heb geen minuut tijd om me te vervelen, want tussenin heb ik mijn boeken en, als er nog tijd over is - de vijver houd ik in gedachten - heb ik Klara, heb ik de televisie, heb ik het dagblad nu en dan, niet elke dag, want daar precies heb ik geen tijd voor.
Wat niet belet dat het me deert dat, naar ik hoor, een groot deel van de mensen om me heen, zich diep in de penarie voelen en ik hen niet helpen kan. En ik zie niet in, en dat is het ergste, dat hun toestand zich wijzigen zal in de eerstkomende maanden, jaren misschien. Ik denk aan wat ik de vorige dagen schreef, het abnormale van de toestand die een normale toestand riskeert te worden, met het gevolg, grote delen van de economische om te beginnen, en de culturele bedrijvigheid die stilaan uitdooft en stil valt.
De enige oplossing, maar die is science fiction, in de oorlogstoestand - president Macron - waarin we ons eventueel zouden kunnen bevinden, is een doemscenario, is doen en handelen alsof Covid 19 niet bestaat en hopen op the survival of the fittest. Zoals het destijds gebeurde bij een aanval van de pest of van de cholera (waarvan ik moeilijk kan zeggen dat het een wapen van moeder Aarde was).
Maar in de in de XXIste eeuw schrijf je zo iets niet, weet je dat de medische wereld, dat de wetenschap, een oplossing zou kunnen vinden, een vaccinatiemiddel of een medicijn dat sterk genoeg is om dit te voorkomen. Maar wat in de tussentijd en wat indien geen van beide zou gevonden worden?
Ik durf er niet aan denken, maar zoals de zaken staan, er wel aan denken dat, zoals de pest verdween na verloop van tijd, ook Covid 19 uitgeraasd, verdwijnen zal en we als verwittigd mens er twee zullen waard zijn. Echter, hoe en in welke levenssfeer? Hopelijk, wijzer en nederiger wat het leven van de Natuur om ons heen betreft.
Enkel grote nederigheid kan ons redden, wat dit behelst is waar we van nu af moeten aan denken. Hier van sterven zullen we niet, integendeel, misschien herrijzen we uit de asse?
14-05-2020, 06:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-05-2020 |
Het is inderdaad, |
Het is inderdaad, een zware gok die ik deed in mijn blog van 10 mei. Maar telkens ik om me heen kijk zie ik de glimlach, de lach zelfs, van de lente, nochtans, de spiegeling van de natuur is oogverblinding, want die spiegeling is niet deze van de Annamiet, rood met witte stippen in het bos, die niet aan te raken is, maar zich toch toont open en bloot, terwijl Covid 19 een sluipmoordenaar is, een uitstoot van die zelfde natuur. Eens je dit denkt en schrijft is het, het bewijs dat er iets verkeerd is gegaan en zoek je naar een mogelijke verklaring die er zo maar niet is.
De grote welwillendheid die van de lente is wordt hier gefnuikt en is een vergif geworden. Vraagt dit niet om het waarom ervan, nu we ineens niet meer kunnen handelen, zelfs niet meer kunnen denken zonder Covid 19 in ons achterhoofd?
Ik was gisteren uren weg op de Mississippi met Huck Finn en Jim en Tom Sawyer, maar eens het boek terzijde gelegd dook er het spook van de virus op om alles te vergallen. Het abnormale is schijnbaar het normale aan het worden. De vraag die ik me stel: kunnen we nog een roman voortbrengen waarin die virus geen rol zou spelen?
De functie van de mens op aarde heeft een andere wending genomen, is nu te voorkomen dat hij niet gevat wordt, niet besmet. Hij durft het huis niet meer uit en als hij het toch waagt, hij elke andere aanwezigheid schuwen moet: ‘I beg you don’t come nearer, stay where you are, no handshaking, no hug, no kiss, but social distancing.
Durf je nog een hond strelen, een kat, zijn zij ook niet gevaarlijk geworden als drager van het onheil opgenomen te worden in de ‘intensiv care’ van het ziekenhuis?
Ons leven bousculeerde in de totale onzekerheid van wat is en van wat komt, je neemt geen boek meer op in een boekenwinkel om er even in te bladeren, een andere kan het voor jou in handen genomen hebben, alles is negatief geworden, niet meer dit, niet meer dat, een nieuwe leer- en leefmethode dringt zich op.
En dan zou ik aarzelen te schrijven wat ik schreef in die blog van 10 mei? Als ik dit plaats tegenover wat verkeerd was aan het gaan in onze wijze van leven - oorzaak van de opwarming van de aarde - en de aarde die zich zo maar liet afslachten met alle gevolgen voor het leven dat ze droeg en draagt, kan het dan niet dat ze intervenieert op haar manier om een rem te leggen op de vele activiteiten die haar immense schade berokkenen?
Een gok, is het een gok dit te beweren?
Het kan, maar toch, het heeft er alle schijn van, alleen is het vreemd zo iets te zeggen, heel vreemd en daarom onwaar, omdat denken we, de aarde zelf, niet reageren kan, geen zelfverdediging in zich draagt. Daarom geloven we het niet, is er zelfs tot op vandaag hierover niet de minste twijfel.
Maar opgepast, het kan dat de twijfel toeneemt in de dagen, de maanden, de jaren die op ons afkomen. En dan, hoe zullen de gedachten hierover evolueren, wat gewordt van de twijfel, als de vooropgestelde 15% van nu opklimt tot 50%, tot 55%: het begin van een revolutie in onze gedachtewereld: de aarde die heerst over de onderdanen die we maar zijn.
13-05-2020, 06:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-05-2020 |
Hoe een dag verlopen kan, soms. |
‘Car toute un siècle s’ébruitait dans la sécheresse de sa paille, parmi d’étranges désinences : à bout de cosses, de siliques, à bout de choses frémissantes.’ (Vents)
Hoe begrijpen we zo iets, hoe vertalen we dit naar het Nederlands, naar het Japans want het gebeurde of, hoe ik het waag te vertalen:
‘Want een ganse eeuw werd ruchtbaar in de dorheid van haar stro tussen vreemde toevoegsels: stukjes peulschil, stukjes hauw, stukjes trillende dingen.
(Ik denk aan Cees Nooteboom als ik dit lees. Nooteboom wiens werk nu bekroond werd met de ‘Premio Formentor de las Lettras 2020’, wat hij zeker, meer dan wie ook, verdient.)
Hoe vreemder het woord hoe des te gebruikelijker het is voor Saint-John Perse; wiens bundel nog altijd naast mij ligt en die ik wel eens durf meenemen naar de kleinste plaats in het huis.
Terwijl ik al een paar weken ‘Huckleberry Finn’ aan het lezen ben. Nadat ik het boek jaren onleesbaar heb geacht, ben ik er eindelijk toegekomen, alle moeilijkheden van de dialecttaal erin, op zij te zetten, en ben ik nu, als een schooljongen, aan het lezen ervan begonnen.
Ik ben aangekomen aan het zoveelste hoofdstuk waar ze aan het overleggen zijn hoe een gevangen gezette runaway nigger, een vriend van Huck Finn, te bevrijden.
Drie elementen, drie werelden die zich kruisen in mij die zich in de dag mengen in mij: de resten van de poëzie van Perse, de avontuurlijke wijze wereld van Huck Finn en Jim, en de woorden die ik vinden moet voor mijn blog.
Wat een wereld waar ik in verzeild ben geraakt en hoe het kan dat ik op mijn (hoge) leeftijd tot in mijn verre jeugd ben afgedaald om weg te dromen in de wondere, fascinerende avonturen van een knaap nog die met een weggelopen ‘nigger’ de Mississippi afvaart op een vlot.
En toch, ik voel me er goed bij, ik heb nog de echo in mij van een Frans dichter, ben binnen in de tijd en het leven rond New Orleans, waar ik ooit was, op de Mississippi waar ik ooit was, en ik schrijf dingen waar ik soms, vol van ben, zoals mijn ‘bevalling’ van gisteren.
Mijn geest, mijn gedachten, zitten overvol met beelden, met namen. Bijvoorbeeld een vriend die me schrijft over de ‘Processy Theory’ van Alfred Whitehead, die overeenkomt met wat ik herhaaldelijk in mijn blogs geschreven heb dat alles verweven is met alles. Toeval bestaat dus niet ofwel, alles is toeval.
‘There is urgency in coming to see the world as a web of interrelated processes of which we are integral parts, so that all of our choices and actions have consequences for the world around us.’
Woorden van Whitehead die ik lees bij Google. De zin ervan die ik las bij Fritjov Capra, bij ( de vriend van wijlen Hubert v. M. ) Gérard Bodifée, bij zovele anderen en die uitermate tekenend zijn voor de omgeving waarin we onze handelingen stellen.
En zoals het altijd verloopt, hoe ben ik deze morgen terecht gekomen in de woorden die ik zo-even geschreven heb. Wat zette me er toe aan, was het Mark Twain, was het Saint-John Perse, was het een vriend die me schreef over Alfred Whitehead.
Het is simpelweg het bewijs dat al wat was en is en komen zal, verweven zit in een immens web, waar we ons nimmer kunnen uit loswrikken, nimmer of te nooit.
12-05-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-05-2020 |
Covid 19, wat indien? |
Niemand denkt er aan, of beter, niemand durft er in de verste verte aan denken dat ‘Covid 19’ - ik schrijf het met hoofdletter - het verdedigingsmechanisme is in gang gezet door de Aarde zelf om haar ecosysteem terug in goede banen te leiden en, dat deze autodefensie een verwittiging is voor de mens, tot waar hij kon gaan, maar geen stap verder. We durven er niet aan denken omdat we alsdan beseffen dat we geleid worden door een kosmisch systeem en dus ondergeschikt eraan. Ik waag het niet dit te zeggen met een 100% zekerheid - ik wil nog niet gek verklaard worden - maar geef het toch een kans van 15% dat het zo is. Welke betekenis zou er moeten aan gegeven worden?
Wat we er ook mogen van denken, de 15% mogelijkheid blijft, en in dit geval betekent dit dat er een omwenteling plaats vindt in ons leven, in onze wijze van denken en in onze wijze van handelen. Alles zou basculeren alsof het noorden het westen wordt en het zuiden het oosten en dit in alles wat we doen en plannen te doen, want we zouden plots geconfronteerd zijn met de onvermijdelijke vaststelling, dat er ineens een Heerser is opgedoken boven de horizon, dat we in het oog gehouden worden door de Natuur zelve, wie die ook moge zijn en hoe die er moge zijn, en dat er, in plaats van een leegte, wat we altijd gedacht hebben, er een Aanwezigheid is. Ik spreek niet over God, ik spreek over een Eigenheid van de aarde als deel van de Kosmos.
We zouden eindelijk gaan inzien dat er altijd, van in den beginne, een lijn ligt in de evolutie - een evolutie naar binnen - die de geest van de mens, want daar komt het op neer, doorgemaakt heeft van het ogenblik af dat hij beginnen rechtop lopen is tot het ogenblik dat hij het Higgsdeeltje heeft ontdekt; dat deze evolutie helemaal niet te wijten is aan de mens zelve maar aan de impulsen die komen van uit het diepste van de kosmos: de stuwende kracht van de geest erin, inwerkend op de geest van ons.
Wat ik hier vooropstel is - houd je vast! - dat wat we noemen Covid 19, een wapen is van de Aarde zelf en dat er al dergelijke voorbeelden zijn gedaan in een dichtbij verleden. Deze zouden wijzen op het bestaan van een macht die alle leven hier in haar greep houdt en beschermt. Gekheid zul je zeggen, maar het is een ander aanvoelen van - een grote stap verder kijken naar - wat er voor het ogenblik in feite aan het gebeuren is, hier op aarde. Het besef dat wij, de mens, het zo maar niet voor het zeggen hebben dat er een macht is, welke ook, boven ons, waaraan we groot respect verschuldigd zijn.
Een paar dagen al dat ik rondloop met deze gedachte en ik denk niet dat ik de enige ben om deze15% mogelijkheid in te zien. Onze enige verdediging is vaccinatie die echter geen absolute zekerheid biedt, misschien wel een wapen tegen Covid 19, echter niet tegen een mogelijke Covid 20.
Het kan dus dat we in de toekomst moeten leren leven met een ‘Covid’ om ons heen, dat we van nu af aan, het risico zullen kennen - de ogen moeten sluiten, denkend dat wij het niet zullen zijn die getroffen worden - maar stel je dan voor dat, ingeval onze medische wetenschap falen zou en er meer en meer besmettingen van deze aard zouden afkomen op ons, dat de ziekenhuizen overvol komen, zoals dit nu al het geval is geweest op bepaalde plaatsen. En dan wat? Het is geen fictie dat ik schrijf.
Een vriend sprak me over het herlezen van ‘La Peste’ van Albert Camus, de toestand erin geprojecteerd op de toestand die we kennen zouden, maar ik zie voldoende welke de gevolgen ‘ooit’ zouden kunnen zijn.
In de Standaard der Letteren van 8 mei, las ik het interview van Luc Devoldere met de Sloveense schrijver Boris Pahor, ‘106 jaar oud, blind maar lucide. Vandaag roept hij op tot een wereldparlement dat niet zal toestaan dat iemand nog van honger sterft.’
Pahor heeft ingezien, dat de aarde één geheel geworden is, dat er geen afstanden meer zijn tussen de volkeren, en zijn die er nog, dan zijn die technisch, in een virale wereld te overbruggen. Covid 19, indien het er is als wapen van de Natuur, zou een dergelijk Parlement noodzakelijk maken.
Houden we onze gedachte even bij de 15% mogelijkheid, wat de betekenis ervan zou zijn. En, indien 100%, want dan zitten we met een groot probleem.
11-05-2020, 06:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-05-2020 |
Verbondenheid |
Ik weet dat dit gesprek dat ik onophoudend voer met mezelf, bijna op elk ogenblik van de dag - anders kom ik er niet - tezelfdertijd een gesprek wordt met een wereld buiten mij, vooral dan met de vrienden die me kennen en me lezen. Ik denk er niet aan, of amper, als ik schrijf. Ik denk er wel aan als ik mijn tekst laat gaan en zou er dan graag willen aan toevoegen: ‘het ga je goed, jij die me leest, het ga je heel goed’.
Want het is het ogenblik dat ik weet, dat er mettertijd tussen ons iets gegroeid is, iets dat er is zonder er te zijn: een verwachten bij mij dat je me lezen zult en een verwachten bij jou dat ik er zal staan met wat je nog niet weet. En dikwijls moet ik erin slagen je te verrassen. Weet dan als dit gebeurt, de verrassing bij mij even groot was.
Dit is het fenomenale dat van het schrijven is. Ik heb een vriend beeldhouwer, vrienden die schilderen. Ik ben ervan overtuigd dat zij, eens hun werk af, verrast zijn van wat ze presteerden. Ik heb er die reisverhalen schrijven, die verhalen schrijven op hun facebook, ik heb er die elke maand minstens één gedicht schrijven - heb dit van mei nog niet ontvangen - of e-mails rondstrooien. Zoals ik mezelf ken weet ik welk gevoel ze kennen als iets af is. Het is een gevoel dat we als mens gemeen hebben, een soort fierheid gedaan te hebben wat in een zekere zin van ons, als mens, wordt verwacht.
Ik wil dit zien als een optreden, een verschijnen op het toneel van het mens-zijn, met een soort boodschap tot onszelf en tot onze medemens.
Dit ‘optreden’ hoeft niet zo heel veel te zijn, een mail, met welke boodschap ook, een late brief nog met de hand geschreven - wat een zeldzaamheid aan het worden is - maar in elk geval een prestatie is van ons mens-zijn.
Het mooie is dat het tekens zijn van verbondenheid, een verbonden zijn dat het begin is van de vriendschap die ontstaat en een warmte uitstraalt én naar binnen in ons, én naar buiten. Het gebeurt dan bij mij dat ik persoonlijk iets te zeggen heb aan iemand en ik kan dan niet anders dan beginnen met een, ‘mijn beste’, en ik meen dit oprecht, want je bent of je wordt alsdan de beste vriend die ik heb, één van hen.
Het is die verbondenheid die het doet. En ik ben een gevoelig mens, ik heb vlug tranen in de ogen en hoe verder ik opschuif in de tijd, des te gevoeliger ik word. Een eigenschap van het oud worden, van een teveel aan herinneringen die meer en meer de smaak krijgen van het voorbij zijn; een weemoed die je eigen wordt, en lijkt op een stilaan uitdoven, wegglijden in een wereld die het begin wordt van wat je te wachten staat. Elk ‘optreden’ is dan als een stuiptrekking van wat vroeger was.
Tot hier ben ik vandaag gekomen. Ik had het helemaal niet verwacht toen ik begonnen ben. Ik weet dus ook dat jij die me leest, dit evenmin zult verwacht hebben;
En, bij dit ‘evenmin’ dacht ik even aan Stefan Hertmans en zijn vertaling van het ‘neither’ van Samuel Beckett. Maar dat is een andere geschiedenis die je terugvindt o.m. in mijn blog van 6 april van dit gezegend (?) jaar 2020.
10-05-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-05-2020 |
Misschien (2) |
Ik kreeg een mooie, zo vond ik toch, een bijna ontroerende reactie op mijn blog van 07 mei. Ontroerend omdat hij zijn ware aard bloot gaf, want, vroeg me een vriend, waarom dit akelige, dit weinig zeggende ‘misschien’ niet vervangen door ‘als het God belieft’. Klara, voegde hij er aan toe, troont elke dag met de muziek van Bach, en wie Bach zegt, zegt God, wat kan de Directie van Klara er tegen inbrengen als Bart Vanhoudt, zijn programma elke nacht sluiten zou met: ‘als het God belieft, tot morgen’?
Weet evenwel niet wat Bart Vanhoudt erover denken zou, is hij uit hetzelfde hout gesneden als mijn vriend, voor wie God nog altijd is wie hij was: een toevlucht, iemand met wie hij converseert van in zijn jeugdjaren, die een baken is in zijn leven, en nu verwacht dat diezelfde God een baken bleef in het leven van Vanhoudt. Wat kan, maar gezien het verschil in leeftijd, wellicht niet het geval zal zijn. Maar toch, stel dat het programma op Klara zou afgesloten worden met God als centrale figuur. Zou dit zo misstaan in deze tijden van nu?
Lang geleden ontmoette ik in de Bank een stagiair van de Centrale Bank van Vietnam, dit ver voor de oorlog aldaar die alles overhoop halen zou. Hij vertelde me dat de radioprogramma’s in zijn land altijd afgesloten werden met een gedicht waarin de gedachte: alles is Tao centraal stond. Zou het niet een donderslag zijn in klaarlichte dag te eindigen met een afscheid ‘als ’t God belieft ben ik er morgen terug’ dat het Vlaanderen van nu, dan toch zeker de helft ervan, onterecht op zijn kop zou zetten ?
Bart Vanhoudt, ken ik van zijn foto, en als ik hem hoor praten, als een wijs man. Trouwens je moet een wijs man zijn als je elke dag er bewust van bent, wat al heel diepzinnig is, dat het kan, dat de volgende dag niet deze van jou kan zijn, maar deze van het lot, dat in de handen ligt van Hij of Het met de naam God getekend, een God die de bundeling is van alles wat van het leven en van het zijn is, het punt waar alles begon en alles eindigen zal. Er is in dit geval totaal niets verkeerd aan, de naam van God aan te roepen. In tegendeel, je presenteert jezelf als een man die grondig heeft nagedacht over wie die God kan zijn.
Ik hoor Vanhoudt dan zeggen: ‘ik sluit hier af, maar als het de God die ik ken belieft, dan ben ik hier morgen weer terug voor jullie.
Het is de mooiste gedachte die je hebben kunt en ik dank mijn vriend dat hij me hier op gewezen heeft. Het is ons aller ‘inch Allah’ maar dan doordacht tot op het been, tot in het merg ervan.
Heb Bart Vanhoudt mijn blog gestuurd. Heeft hij mijn woorden gelezen? Ik weet het niet, maar ik heb die avond van 23.00 uur af, geluisterd naar zijn programma ‘Late Night Shift’. Spijtig genoeg ben ik ingeslapen en ik ben pas ontwaakt toen hij zijn laatste nummer, het ‘Moritz Von Oswald Trio’ al had aangekondigd en al had afgesloten zoals hij gebruikelijk afsluit met zijn ‘misschien tot morgen’.
Ik weet dus niet of er op het ogenblik van het afsluiten, een aarzeling, een lichte aarzeling was in zijn stem. Weet ook niet of hij deze tekst hier, gaat opzoeken en lezen.
Wat ook, als hij er ‘misschien’ zal zijn vanavond, kan het, dat ik kort vóór middernacht, bij zijn heengaan - en hopelijk ben ik dan nog klaar wakker - van hem een uitspraak als een donderslag ga horen.
Al vrees ik ervoor.
09-05-2020, 05:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |