Waarom zou ik me zorgen maken over mijn woorden als het maar ‘mijn’ gedachten zijn die ik neerzet en me inspan om dit te doen op de meest leesbare en literaire wijze.
Het was ook zo toen ik over Dante schreef en Dante toekeek over mijn schouder, monkelend, en er ook mijn broer Daniël toen was die me volgde en vanuit zijn hoogte en zijn weten me verwees naar boeken in mijn omgeving waar ik een antwoord vinden kon op de vragen die ik me stelde. Dit waren grote momenten van verbondenheid over de dood heen.
Het was van alle plaatsen op deze plaats hier dat ik stond toen mijn broer me riep, me riep vanuit de golven hier, zijn stem van verre kwam en ook van heel dichtbij.
ik luisterde, ik hoorde, zo zuiver, zo verhelderend ik op de plaats hier waar ik stond en waar ik nu terug ga staan.
Geweten toch dat hij het was en niemand anders het kon zijn die me vertederen wou, ik naar hem gericht.
Heb hem niet geantwoord omdat hij wist dat alles al gezegd toch was, omdat hij wist hoe het ging met mij en hoe het worden zou.
Hij is hier gebleven de tijd dat ik hier schrijven bleef,
hij naast mij gezeten, samen naar de zee gekeken,
die ons toedekken wou: de levenden en de doden, omhelzen wou in osmose.
Het was hier dat ik toen stond lang geleden. Hij nu nog wachtende aan de hemelpoort,
ongerust waar ik wel blijf.
|