Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    07-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eenzaamheid van de schrijver/kunstenaar

     

    Hij dacht bij het opstaan aan de tekst die hij gisteren had laten gaan, vertrekkende van Don Quijote en eindigend met een ode aan het Zijnde, dat zijn tentakels gespreid heeft over de ganse Kosmos en dat men, omwille van deze algehele verspreiding, ook een andere naam kan geven. Heeft hij hiermede dan het landschap van de theologie bewandeld of was het, waar hij naar toe wou, eerder aan kosmologie dat hij gedaan had, en hij gedacht en geschreven had in het spoor van de bouwers van Stonehenge of van de gotische kathedralen? Wat ook, hij voelde zich aangeleund bij hun gedachtengoed en eens aan het schrijven, worden de wegen die je bewandelt breder en breder, zoals de gevonden deeltjes steeds kleiner en kleiner worden om uiteindelijk terecht te komen in wat zou kunnen verhaald worden als de bouwstenen van de geest wat een gevaarlijke bemerking is. Echter hoe kan het metafysisch draagvlak waarnaar verwezen wordt anders omschreven worden.  

    En dacht hij, indien ik dit incipit van gisteren, ooit zou opnemen in een boek, dan zou dit pas geplaatst worden op het einde van de reis in Compostella zelf. Het halfweg plaatsen zou me de mogelijkheid ontnemen te zeggen hoe ik tot dit incipit gekomen ben. Ik heb dus helemaal geen spijt, gezegd te hebben wat ik gezegd heb, wat niet belet dat ik niet zou open staan voor een andere stellingname die me bevallen zou en dat ik niet bereid zou zijn deze te aanvaarden. En er is vanmorgen nog in meer wat ik haalde bij Paul Auster, uit zijn ‘The Invention of Solitude’, Book nine, The Book of Memory’, Auster die schrijft: 

    Every book is an image of solitude. It is a tangible object that one can pick up, put down, open and close, and its words represent many months, if not many years, of one man’s solitude, so that with each word one reads in a book one might say to himself that he is confronting a particle of that solitude. 

    Dit is niet alleen geldig voor een boek maar voor elke tekst, gedicht, proza of essay of wat ook dat geschreven wordt. Het ontstaat in de eenzaamheid van de schrijver en hij die het leest stapt binnen in die eenzaamheid, wordt er in opgevangen en wordt er aan deelachtig, wat onvermijdelijk een band schept tussen schrijver en lezer, echter alleen op voorwaarde dat de inhoud van het geschrevene toereikend geladen is om deze band op te wekken.

    En dan, dacht hij, stel ik me de vraag, of zou ik me die moeten stellen, is wat ik loslaat als blog, voldoende geladen opdat de lezer deelachtig zou worden aan de eenzaamheid waarin ik mijn blog geschreven heb? Zou ik als componist gehoord hebben dat het applaus na een uitvoering niet alleen zou gegaan zijn naar de dirigent en de uitvoerders, het orkest, maar ook naar het werk zelf? 

    Het is wijselijk dat elke schrijver, ook ik dus als pseudoschrijver, zich die vraag blijft stellen.

     

    07-01-2016, 07:58 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    06-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het incipit

     

    Die avond was hij lang opgebleven. Het huis over hem gebogen, de haard gedoofd en in het vale licht van de lamp op de tafel, de boeken in hun rek en de zware Luikse bollenkast, toekijkend op wat hij deed. In de tijdloosheid van het zijn, Klara afgezet, is hij gaan bladeren in zijn 'Quijote' – beter dan 'Quichotte' – zich afvragend hoe Miguel de Cervantes op de idee gekomen was om, dood ernstig te schrijven over een dolende ridder  met schildknaap, te paard door het land, handelend op een voor hem normale wijze die door de lezer, en dat wist hij terwijl hij schreef, gezien zou worden als het werk van een halve gare.

    Misschien, dacht hij, word ik ook, als ik zo verder ga en ik heb nog heel wat te zeggen, door mijn lezers gezien als even gek als Don Quijote, als ik schrijf, zoals ik in mijn aanvang schreef, dat alles ontstaan is uit de geest. Maar ook mij zal het niet deren, ik zal geen letter wijzigen aan wat ik te zeggen meen te hebben. 

    Een woord viel hem toen te binnen, ‘incipit’. Hij wou zeker zijn van de betekenis ervan en zocht het op in drie verschillende woordenboeken[1]. Ik wil dacht hij, mijn incipit, de tekst geschreven in minuscule letters, omheen de eerste letter van het eerste woord van mijn boek, om duidelijk te zeggen waarom het de geest is die de materie heeft gebaard; het geheel van de tekst, omlijst met een gulden kader beschilderd met sterren en planeten, met bomen, met mossen en zwammen, bloemen en vogels en insecten. En dit is wat ik schrijven zou :

    Het gebeurde, heel lang geleden, dat een schrijver-filosoof in onuitwisbare inkt in het Hebreeuws, drie woorden neerschreef, bereshit bara elohim. Hij tekende dit op in wondere conventionele karakters, die door ingewijden konden begrepen worden en in andere talen en tekens dan het Hebreeuws konden worden omgezet.

    Vele dachten dat de betekenis van bereshit, ‘in den beginne’ was en dat de drie woorden vertaald moesten worden als: ‘In den beginne schiep God’. Sommige gingen wel akkoord met ‘in den beginne schiep, maar vonden dat Elohim een meervoudsvorm was en dan waren het de goden, alle goden die er toen waren, die schiepen in den beginne. Andere nog gingen wel akkoord met om het even welke vertaling van ‘bara elohim, maar niet met de vertaling van ‘in den beginne’ voor ‘bereshit’, dat veel meer was dan in den beginne.

    Wat allen echter wel aanvaarden konden, omdat het moeilijk anders kon, dat uit wat geschapen was het Universum was ontstaan, maar zekerheid over wie het geschapen had en hoe of uit wat het geschapen werd had men niet. 

    Eeuwen, na de filosoof van bereshit bara elohim, schreef een andere filosoof, wellicht iemand die uit het verre oosten kwam waar het Tao werd genoemd, dat in den beginne het Woord was. Waaruit besloten kon dat het Universum was ontstaan uit het Woord dat in den beginne was. Maar niemand kon hieruit opmaken, welke vorm het Woord had, of wie of wat het was, opdat hieruit het Universum zou kunnen ontstaan zijn. 

    De tijd die verder schoof en de mens in de tijd, brachten nieuwe ideeën binnen, formuleringen op het waarneembare afgestemd, zeggende dat in den beginne, er een veld van energie was dat bestond uit minimale deeltjes die de bouwstenen waren waaruit het Universum is ontstaan. Over dit ontstaan was geen twijfel mogelijk, want het Universum was. Toen gebeurde het dat de wereld van de fysica langzaamaan tot de bevinding kwam, dat de minimale deeltjes die men dacht te kennen, konden worden gesplitst en dat, en dit was onrustwekkend, deze minimalere deeltjes eerder behoorden tot de metafysica dan tot de fysica. Mogelijks, werd er geopperd, zijn de aller minimaalste – en men dacht aan het Higgs deeltje – deeltjes van het Woord, en meende men te mogen besluiten, dat de formulering, ‘in den beginne was het Woord’, beter geformuleerd kon worden als ‘in den beginne was er een energieveld van deeltjes’ en, dat ‘het energieveld van deeltjes’ het Zijnde was dat in den beginne was. Om te besluiten dat dit nog altijd zo is.

    En iemand vond, dat in dit energieveld van deeltjes van het Zijnde – of uit de ‘in-vorm’ van het Zijnde – de spanning ineens zo intens is geworden dat met een BIg Bang een zichtbaar Universum tevoorschijn is gekomen dat, in feite, altijd in potentie in het Zijnde aanwezig is geweest; dat dit Universum de materialisatie was van het Zijnde en dat er aldus nimmer een schepping van het Universum is geweest, dat het  er altijd is geweest in zijn potentiële vorm, als het Zijnde.

    Waaruit kon en mocht besloten worden dat in het begin het Zijnde was en dat het Zijnde er altijd, altijd, altijd is geweest, dat zonder het Zijnde er niets ware geweest, omdat uit het ‘niet-zijnde’ niets kan ontstaan. En, dat het Zijnde is gebleven, gefragmenteerd in miljarden vormen, die alle vormen zijn van het Zijnde.

    En buiten het Zijnde is er niets. 



    [1] Van Dale: Lat. Beginnen, aanvangen, aanhef van een handschrift of boek (incunabel) zonder titelpagina, met behulp waarvan zo’n boek of handschrift toch kan worden aangeduid en geïdentificeerd.

    Le Robert: mot Latin, 3e pers.sing. de incipire, ‘commencer’. Premier mot d’un manuscrit, d’un livre.

    Collins English Dictionary: Latin : here begins. Used as an introduction word at the beginning of some medieval manuscripts.

     

    06-01-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    05-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.A religion called islam

     

    Het westen heeft zich met woorden krachtdadig bevrijd van de hegemonie van de Kerk, niemand werd hier voor ooit beschuldigd van racisme. Als we ons vandaag, ook en met dezelfde kracht en middelen willen ontdoen van het gevaar dat de islam betekent worden we, door diegenen die destijds de Kerk hebben uitgesloten, behandeld als racisten. Kan er nog gesproken worden van enige logica in dit land, in dit Europa? 

    Wat ons vanmorgen als mail bereikte is het beeld van wat racisme – eigen aan een ras uit de oertijd - is, geschetst door iemand die uit schrik anoniem wenst te blijven maar daarom niet minder de waarheid zegt: 

    'Jeudi, 8h55, le 3 décembre 2015, les voyageurs en gare de Libramont ont eu droit à un spectacle des plus étonnants. Des immigrants syriens (hommes entre 20 et 35 ans) apparemment du centre de réfugiés de St Ode, ont déposé des tapis de prière dans la salle d’attente et se sont mis à prier. L’outrance de la situation a été accentuée au moment où ceux-ci commencèrent à insulter et à faire des gestes obscènes à l’égard des femmes non voilées. A tel point, que devant la situation, des femmes ont préféré se voiler avec des châles ou autres, et cela par peur. C’est une jeune voyageuse excédée qui fera appel à la police et à Sécurail. A l’arrivée de la police, ceux-ci ont insulté les policiers de racistes, assortis de gestes explicites d’égorgements.' 

    Dit is het beeld dat ons herhaaldelijk te wachten staat als we ons als lammeren blijven verschuilen achter de term van racist en niet durven zeggen wat we luid, zonder enige schroom wat we denken, namelijk dat in plaats van te vluchten - in feite is het een infiltratie anders gedraagt je je hier niet als de veroveraars - neem je de wapens op en verdedigt je in uw land vrouwen, kinderen en ouderlingen. Het beeld dat ons zou moeten leren wat er ons te doen staat, en zeker Mevrouw Merkel, zeker zij. 

    Bij de bakker lag er ‘De Zondag’ van 2 januari met, naar aanleiding van de verjaring van de moordende raid op Charlie Hebdo, het betoog van de Gentse professor emeritus, filosoof Etienne Vermeersch (81). Volgens hem moeten zelfs, binnen de ethica, racistische en negationistische uitspraken worden toegelaten waarbij hij om te beginnen, bevestigt wat hij voorheen al op een sobere wijze had aangeklaagd dat, en ik citeer: ‘Onvermijdelijk moet de verspreiding van de islam in de Europese maatschappij een spanningsveld veroorzaken, omdat de islamregels haaks staan op datgene wat hier tot nu toe aanvaard werd’. 

    Hij vult dit aan met te zeggen, en we treden hem volmondig bij, dat: ‘de islam zich niet gemoderniseerd heeft, dat de islam evolueert opnieuw in een salafistische richting[1], dat is een ouderwetse vorm die typisch is voor Saudi-Arabië. Ook bij ons wint die stroming meer en meer aan invloed. Lees de sharia, al wat IS doet staat er in. Als een stad veroverd wordt, dan worden de mannen gedood en vrouwen en kinderen als slaven gebruikt.’

    Over de kans die een verlichte islam maakt is hij weinig optimist: ‘Onder invloed van het salafisme en ook de Moslimbroeders wordt een moderne lezing van de Koran teruggedrongen… Er zijn een aantal progressieve imams. Zij moeten een brede beweging op gang brengen. Zij zouden al een onnoemlijk belangrijk signaal kunnen geven door te zeggen dat onverdoofd slachten niet langer kan.’ 

    Ik wil niet verder ingaan op wat professor Vermeersch zegt over negationisme. Maar als ik het relaas lees van wat zich op een morgen in december heeft afgespeeld in het station van Libramont dan is het zeker geen bewijs van enige verlichting in de hoofden van hen die hier onze gastvrijheid, totaal en gewelddadig in woorden en gebaren, misbruiken. 



    [1] De redactie van ‘De Zondag’ voegt er aan toe : een fundamentalistische stroming binnen de soennitische islam.

    05-01-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    04-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de betekenis van het tekenen

     

    Hij had zijn dagboek altijd gezien als een voorbereiding op de dag dat hij zou beginnen aan het grote werk dat hij hoopte ooit eens te volbrengen. Maar in de loop der jaren was deze verwachting sterk afgezwakt al was het dagboek gebleven. Er overheen was echter de realiteit van elke dag, zijn werk in de bank dat hem geen openingen liet naar een of ander soort bedenkingen. Hij wist zich aldus wegzinken in het dagelijkse van het lome ritme van opstaan, bureau, familie en slapengaan, maar geestelijk was hij een leegte, amper opgevuld met wat lectuur en de vijfentwintig minuten die hij nodig had om zijn dagboek bij te houden.

    Gelukkig was er de maand augustus die alles compenseerde. Die maand was de maand van het echte leven. Hij bracht die door met de familie op een zelfde plaats in de Val d’Anniviers, in een klein bergdorp Grimentz of Zinal al naar gelang de chalet die hij huren kon. Het was de plaats waar hij opgenomen werd in het grote leven van de natuur en in de eenvoud van de vrienden die hij er had. Hij beklom er de bergen, hij liep er de bossen af op zoek naar paddenstoelen en was er gegrepen door de pracht van de flora. Het waren dagen en avonden die een bres sloegen in de steriliteit van wat hij kende in de stad. En het was daar dat hij de rust kende nodig voor een hernemen van de waarden van de geest en het gebeurde dat hij, op een dag, bij regen en het dorp gedompeld in de mist, aan het tekenen sloeg, een terugkeer naar het creatieve leven dat hij tussendoor altijd beoogd had. Hij voelde er zich tot grote dingen in staat en deze geladenheid nam hij mee naar zijn dagen thuis en van dan af zou de realiteit van het dagelijkse in meer, gebroken zou worden door zijn tekenen.

    Hoe hij er toe gekomen is om met sobere middelen, op grote witte bladen Schoellerpapier, het wondere leven van de natuur te benaderen, met potloden van verschillende hardheid, weet hij niet meer. Alles was evolutie, was geestelijke visie, maar het kwam erop neer dat hij betrachtte, de groei van mossen op rotsen en stenen, de fascinerende nervenstructuur van rottende bladeren, de stilte van het bevruchten in meeldraden en stampers, weer te geven en aldus de verborgen energie erin, tot in de fossielen ervan, te suggereren. Maar hoe eenvoudig van vorm de elementen optraden in de tekening en hoe geheimzinnig ook de opbouw ervan was, is hij er wel ooit in geslaagd iets van wat zijn bedoeling was, over te brengen in zijn potloodlijnen en vlakken en was het niet zo, dat hij trachtte te tekenen wat niet te tekenen was?

    Als ongeschoolde en als oningewijde kon hij zich enkel het tekenen indenken als het op papier brengen van het onvatbare, het enige dat de moeite loonde en dit betrachten hield hem uren weg uit de wereld, met enkel de muziek, Bach als Ravel als Mahler, als zo vele anderen, als zuurstof in de ruimte over hem. Niemand ook zal enig vermoeden hebben gehad van de innerlijke vreugde die hij kende, de impuls van zijn hand te volgen en te zien hoe op het blad, geleidelijk aan, de sluimer van de levensenergie in lijnen en tekens werd opgebouwd, om dan op het einde vast te stellen, dat eens voltooid, eens zijn naam eronder geplaatst, de tekening begon te leven en hem aanstaarde vanuit haar eigenheid.

    Dit was een grote intens opgevulde periode geweest, het leven van de tekenaar die hij was, die kleur gaf aan zijn leven van elke dag als echtgenoot, als vader, als ambtenaar, ingeschakeld in het financiële en economische leven van de maatschappij. Hij had toen duidelijk twee levens en eens het ene leven gesloten, stapte hij het andere leven, dit van het creatief zijn binnen. En hij wist dat wat hij schiep, iets was dat nog niet bestond, dat eigen gewin was, gedragen door een visie dat een vorm was van kunst, geestelijk verfijnd en beantwoordend aan de grote uiterlijke rust van de natuur. Pas nu, erover schrijvend, realiseert hij zich hoe ver hij toen al gekomen was met zijn werk, dat hij titels mee gaf als ‘East Coker’, ‘Polytrichum’, ‘In my beginning is my end’. 

    De tijd is er over heen gegaan, de tekeningen bij de kinderen opgehangen aan de muren of ergens verloren in een of andere kamer, het lot dat het vele van wat hij maakte heeft ondergaan. Enkele tekeningen heeft hij behouden, die hangen nu in de kamers van de woning, een woning die, zoals hij nu weet, slecht geïsoleerd is opdat ze hun uitzicht van vroeger lang behouden zouden, sommige zijn beginnen golven onder het glas.

    Achteraf gezien gebeurde het, dat omwille van tijdgebrek en het vastgegroeid zijn in zijn ambt, de potentiële mogelijkheden niet verder zijn uitgegroeid zodat langzaamaan zijn pogingen, die omwille van hun gedetailleerdheid veel tijd vergden, vervaagden, het familiale en het professioneel maatschappelijke kreeg een te groot impact op zijn doen en laten. 

    Als hij er nu over nadacht wist hij dat hij de inspanning van toen had moeten doorzetten, desnoods ten koste van heel wat andere zaken die minder inspanning vergden, te meer omdat hij een paar maanden geleden bij zijn dochter een tekening had gezien, die ze van de zolder had gehaald en nu had opgehangen in haar woonkamer. Hij was verrast bij het zicht ervan, want hij vond het een grote tekening, die hem des te meer verbaasde omdat hij vergeten was ze ooit gemaakt te hebben. 

    De bergen echter zouden hem nog een ander facet van het leven opleveren in die eerste maand augustus, na haar overlijden, die hij met de kinderen en kleinkinderen doorbracht in een van die oude chalets op Roua, even buiten het dorp Grimentz gelegen. 

     

    04-01-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    03-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.I'll be seeing you

     

    Writing a thousand words a day is a full time job, wil je in meer nog een blog schrijven dan krijg je het echt moeilijk, om niet te zeggen dat het te veel is. Er rest me dus weinig keuze, ofwel het ene ofwel het andere, en zo gebeurt het en zal het nog gebeuren dat fragmenten uit het boek verschijnen als blogs. Noteer echter dat het maar fragmenten zijn die niet noodzakelijk mogen/moeten gelezen worden als strikt volgend op elkaar. Pas als alles (?) zal geschreven staan zal ik alles kunnen op zijn plaats schuiven zoals het hoort.

    Dit is voor het ogenblik het enige plan waarover ik beschik. Hier moet ik het mee stellen en dit is weinig bemoedigend. Een troost heb ik, mits lichte aanpassing kunnen fragmenten worden gelicht uit mijn vorige blogs. In dit opzicht zijn mijn dagelijkse schrijfoefeningen niet vruchteloos geweest.

    Zo, beste lezer, gedenk me in je gebeden en als deze er niet zouden zijn, gedenk me in je dromen en je verwachtingen, vooral nu, in deze eerste dagen van januari die maar de voortzetting zijn van de laatste van december. Toch is het geen zuivere voortzetting, schijnt er een breuk te zijn, schijnt het ons toe dat we terecht gekomen zijn in een andere omgeving en we een andere persoon geworden zijn, vernieuwd en herboren om terug de lange weg op te gaan van de ons nog resterende 363 dagen voor ogen, om dan nogmaals uit te komen waar we vertrokken zijn.

    De heropening van het jaar is schijnbaar een groot gebeuren, zoals de verjaardag er een is. Het feest is echter van korte duur, even vlug als gekomen is de weg weer open en moet je, voorzichtig en met de nodige zorg de dagen binnen gaan wil je niet struikelen unterwegs

    Er is in deze dagen een liedje in mij dat me blijft achtervolgen en ontroeren, waarom weet ik niet. Het is misschien het enige lied waarvan ik de woorden heb onthouden, een lied van Frank Sinatra (denk ik toch): ‘I’ll be seeing you / in all the old familiar places…’.  Hoe het komt dat ik dit lied, met de eerste verzen ervan, in mij heb bewaard weet ik niet, misschien heeft het ook te maken met mijn blog van gisteren en eergisteren over het bezoek van mijn jongste dochter als ik, eenzaam in mezelf gekeerd, aan het schrijven was of, heeft het iets te maken met gebeurtenissen uit mijn jeugd of jonge jaren waarvan de impressies opduiken, zoals bij elk van ons, op de meest onverwachte ogenblikken en ons stil houden, beweegloos, even weggerukt uit onze omgeving en we meer verleden zijn dan heden, weggevoerd als we worden naar andere oorden waar het goed was te zijn. Flitsen van wegen misschien die we bewandelden, met in de bermen vuurvliegjes in de struiken op valavonden en je de hand hield van iemand die je duurbaar was, die tegen jou was aangedrukt om je niet meer los te laten. ‘I’ll be seeing you’, waar je waart en hoe je waart aan zee, in de luwte van de morgenwinden, opstijgend lijk een Venus uit de golven.

    Terug zien al wat was in je leven om de pijn te zijn van het voorbije. Maar je sterft er niet van, al wou je het, soms.

     

    03-01-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    02-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antonin Dvoràk

     

    Hij had lang wakker gelegen die nacht, de droefheid die hij plots had gevoeld was er nog. Hij kon die niet zo maar wegduwen, uit hem, het beeld van zijn dochter die bij hem kwam zitten terwijl hij schreef, het beeld van het kind dat ze toen nog was, lief en teer en hij, zijn in zich zelf gekeerd zijn, opgeslorpt door zijn werk en elk vrij uur gebruikend, vooral, want daar lag de reden, voor zijn boeken, zijn geschrijf en zijn dagboek, de ogen half gesloten voor wat er omging,  vulde hem met een zekerheid dat hij heel wat schuldig was aan haar en aan zijn gezin. Hij kende dit schuldgevoel van vroeger, en toen hij hier in de ouderlijke woning, na de dood van zijn ouders was komen wonen, had hij gehoopt volledig afstand te nemen van wat vroeger was, maar zo eenvoudig was dit niet. Het verleden vunste nog na zoals het vuur in de haard en een windje kon het aanwakkeren, toeslaan en hem verweesd achterlaten. En vandaag, in die enkele voor haar onschuldige woorden die ze sprak, heeft hij ineens een glimp ontvangen van hoe Eveline zich moet gevoeld hebben als ze alleen was overgebleven met hem in dat appartement in de stad. En hij had er geen oog voor gehad. Voortdurend bekommerd als hij was om, in feite, onbelangrijke zaken, want wat hadden alle dagboeken die hij vulde en alle boeken die hij las, wat had dit alles hem opgebracht? Nada, niets. En, vandaag, was hij nog altijd op dezelfde weg, op wandel naar een punt in de tijd dat hem heel wat kosten zou aan volgehouden inspanning, met eenzelfde verwaarlozing van dingen die meer noodzakelijk waren.

    En nu was de vraag van De Naeyer. Als hij hierop ooit positief zou reageren en hem tonen zou waar hij met zijn boek gekomen was, dan kon hij niet meer terug zonder gezichtsverlies en dat wou hij nu ook niet. Het is er op of er onder dacht hij, als ik hem mijn eerste pagina’s voorlees, dat soort inleiding dat ik de toonaard noem van mijn boek, waarin ik stelling neem dat alles ontstaan is uit de geest, dan hoor ik onmiddellijk zijn reactie en weet ik anderzijds of het leesbaar is, of het verteerbaar is wat ik schreef en ook,  en dit is ook niet onbelangrijk, weet ik wat ik van hem verwachten mag. 

    Hij stond op in het midden van de nacht en ging neerzitten aan de tafel. Cervantes naast zich, meer ziek dan oud, ontgoocheld, levend in armoede, werkend in alle haast aan het tweede deel van zijn Quichotte. Hij ook zal in zijn beginfase de behoefte gekend hebben zijn ’Don Quichotte’ voor te lezen om te weten waar hij stond, om te weten of zijn gewaagde idee, een soort ridder in het leven te roepen die zich onsterfelijk maken zou door de domme streken die hij uithaalde, die Quichotte zag als heldendaden, maar voor de lezer duidelijk zouden overkomen als het werk van een halve gare. Hij echter heeft niet het plan een verhaal à la Don Quichotte te schrijven. Hij heeft geen deel genomen aan veldslagen, hij is niet gewond geraakt aan de linkerarm, hij is niet gevangen genomen en heeft niet als slaaf verbleven in Noord-Afrika en ook hij was geen lezer van ridderverhalen, hoogstens een lezer van Jules Verne. Hij wou voor hem een boek over niets en over alles. 

    Hij had dus maar, zoals Cervantes in de laatste maanden van zijn leven - hij stierf op 19 april 1616 - één uitweg, haast maken, al was het maar om te tonen dat het ernst was, dat hij het boek wou en bewijzen wou dat hij dagelijks zijn duizend woorden had geschreven, wat niet zo zelfsprekend is.

    Hij had deze morgen, vóór Eveline had aangebeld, geluisterd naar een serenade waarin hij, in de violen, Antonin Dvorák meende te herkennen. Hij kon het opzoeken en zou het doen, maar hij had toen gedacht, wie ook het stuk moge geschreven hebben, hij is vertrokken uit het niets, met een wit blad, en op dat blad is de compositie tot stand gekomen die de tijd heeft getrotseerd en vanmorgen, honderd jaar en meer erna, te horen was in de huiskamer van velen. Er had even goed niets kunnen zijn – de naam van Dvorák nooit uitgesproken in de kamer - maar de muziek was er en hij kende de vreugde er naar te luisteren en te denken dat het van Dvorák kwam.

    Hij moet dus, als hij bereiken wil wat moet, elke dag een Dvorák zijn, elk uur, elk moment van het uur dat hij zal neerzitten om te schrijven, wil hij aan die De Naeyer tonen wie hij was en wat hij vermocht: geen zondagsschrijver, maar iemand wiens leven het was te schrijven, te verbeelden, te zien en te denken om te maken wat nog niet was en er nooit zou gekomen zijn ware hij er niet geweest. En als hij het opzocht, had hij wel degelijk juist geraden vanmorgen, het was een serenade van Dvorák (1841-1904) die hij herkend had.

    Hij dacht dit is wat ik bereiken wil, herkend worden niet zo zeer door wat ik schrijf maar wel door de wijze waarop ik mijn zinnen vorm en/of hoe ik mijn woorden uitdraag in zinsverband om aan elke zin mijn merkteken mee te geven. Een gevaarlijke opdracht die hij zich zelf oplegde, met Miguel de Cervantes en Antonin Dvorák als voorbeeld. Wel wist hij dat dit hoog gemikt was, dat hij hiermede geen van beiden ging evenaren maar hij hoopte en vertrouwde er op een poging te doen in deze richting.

    Hij schreef dit neer, ook in zijn dagboek, dat hij de dertig al geschreven pagina’s tekst van zijn boek meenemen zou en, ofwel een deel ervan, ofwel de totaliteit, voorlezen zou, maar zeker niet achterlaten in dat huis waarvan hij in zijn jeugd gedroomd had.

     

     

    02-01-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    01-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het bezoek

     

    Hij schrijft, met naast zich twee boeken die hij in de morgen uit hun rek heeft gehaald: Don Quichotte de la Mancha, edición del IV centenario, en een ander boekje dat hij destijds gevonden had bij De Slegte in Gent, ‘Op weg naar Don Quichotte’[1], waarom hij deze boeken nam weet hij (nog) niet, misschien enkel en alleen om iemand – en niet iets – naast zich te hebben als hij schrijft, een boek dat hij nu en dan eens openen kan, alsof hij hoopte dat woorden eruit hem beïnvloeden zouden.

    Hij wil dit schrijven als er wordt aangebeld. Wie, denkt hij, wie komt me storen, hij opent de deur met nog een halve zin te schrijven in het hoofd, maar het is zijn jongste dochter die daar staat. Papa, zegt ze. Hij is verrast en blij en neemt haar in zijn armen. ‘Wacht even’, zegt hij, ‘mijn zin’, en hij loopt terug naar zijn tekst om de zin uit te schrijven. ‘Iets dat ik niet kwijt wou’ zegt hij. Ze vertelt hem dat ze in de buurt moest zijn en dat ze even langs kwam. ‘Stoor ik je? Vraagt ze. ‘Mijn lief kind, hoe kun jij me ooit storen, je bent mijn verademing hier in dit huis’. Ze staat naast hem aan de tafel, een jonge mooie vrouw, de haren in de war van de regen en de hevige wind.

    Zegt ze hem terwijl ze haar mantel aflegt en neerzit: ‘Zo kwam ik dikwijls bij jou zitten als je in de kamer aan het schrijven waart in je rood dagboek. Ik zat daar dan en keek naar je handen op het blad en de tekens die je neerzette zonder op te zien, lijn na lijn. Weet je, gisteren was ik de ganse namiddag alleen in het huis, man weg, kinderen weg, helemaal alleen met de poes. Zalig, ik dacht aan die tijd van jou en mij in die grote kamer waar je bezig waart. Hoe rustig je toen waart maar je schreef maar. Ooit heb je me gezegd, terwijl je maar verder schreef, dat je werkte aan een verhaal voor de kinderen, een verhaal over een meisje en een koffer die op zolder stond, en ik, ik zat daar maar, stil, beweegloos, te kijken naar jou.’

    Hij was plots ontroerd door haar woorden. ‘Life is often a great sadness’, dacht hij, droefheid om het voorbije, droefheid om wat was en niet meer komen zal, nooit meer komen zal.

    Hij voelde hoe zijn ogen vochtig werden: ‘Ik herinner het me, zelfs dat je eens bij mij zijt komen zitten en dat je me vertelde over je droom. Je wou later een simpel leven in een simpele woning, een klein boerenhof, zegde je, verlaten in de velden met een ruime keuken met een vloer in rode tichels en een kat, je wou een kat maar geen hond. Als ik er nu aan terugdenk en nu je hier voor mij zit, is er een pijn in mij, pijn omdat het veel meer had kunnen zijn. Ik denk er dikwijls aan, het is een verwijt en een pijn en als ik blijf schrijven dan is het om die pijn te verdrijven, al helpt het niet veel, eens ik ophoud.

    ‘Vorige zondag, als we hier waren’, zegde ze, ‘hebben we allen gezien dat je er moe uitzag, droef en bezorgd dachten we, maar je eten was lekker en we hebben toch een aangename namiddag gehad, maar je hoeft dit niet te herhalen. We komen je in het vervolg halen en brengen je terug.’

    ‘Mijn kind’, zegde hij, ‘ik voel me goed hier, ik schrijf en lees en ik ben bezig met tal van zaken. Ik was hier onlangs in het bos aan dat kapelletje en heb er kennis gemaakt met een man die op dat erf is komen wonen waar we zo dikwijls naar toe zijn gaan wandelen. Hij hoopte me terug te zien zegde hij en hij weet dat ik schrijf; een van deze dagen ga ik er eens langs want ik ben nieuwsgierig om te weten hoe die droomwoning er van binnen uitziet.

    Hij zegde dit op het ogenblik dat er telefoon was in de hall. Hij haastte zich om op te nemen. Het was Raoul, de man uit het bos die hem vroeg hoe het stond met zijn boek en of het hem paste eens langs te komen in de loop van  volgende week. ‘Het is duidelijk dat telepathie geen ijdel woord is’, zegde hij, ‘ik sprak hier juist met mijn dochter over onze ontmoeting en ik hoor u. Natuurlijk kom ik graag even langs, ik bel je nog wel, mag ik je nummer? Ja, zegde de man, bel me en hij gaf zijn nummer door, maar breng dan eens mee wat u al geschreven hebt. ‘Ik zie wel’, had hij geantwoord ‘ik bel je in het begin van volgende week.’

    Ze had hun gesprek gevolgd. ‘Dat is vreemd’, zegde ze, ‘heel vreemd, dat die heer je belt op het ogenblik dat je hem hier vernoemt.’ ‘Niet zo vreemd’ zegde hij, ‘ik wist dat hij me vroeg of laat bellen zou. Het is het lot, ik wist het al van het ogenblik dat we uit elkaar zijn gegaan, dat we ons, wederkerig, in het oog zouden houden, dat er bij beiden een soort eenzaamheid was die ons naar elkaar toehaalde.’

    ‘Papa, wat lees je, vroeg ze nog, wijzend op de boeken naast hem. ‘Cervantes’, hij kijkt toe terwijl ik schrijf.’ ‘Papa, je hebt me zoals iets gezegd als je over Dante schreef en je tafel vol lag met werken over Dante.’ ‘Ja, zegde hij, maar nu ga ik niets schrijven over Cervantes, al wou ik wel, hij is maar mijn maat, hij houdt me gezelschap. 



    [1] Miguel de Cervantes: Don Quichotte de la Mancha, Real Academia Española Asociación de Academias de la Lengua Española, en Elie de Beaumont : ‘Op weg naar Don Quichotte’, door het labyrint van drie en een halve eeuw literaire kritiek, L.J.C. Boucher 1964

    01-01-2016, 08:49 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    31-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het laatste van 2015

     

    Geen klaroengeschal op deze laatste dag, beter is me af te vragen of er me nog iets rest dat ik in 2015 niet zou gezegd hebben, iets waarmee ik het jaar  verzegelen kan met rode lak, mijn initialen erin gedrukt, om het aldus een wijding mee te geven, een omen om lang te zijn en lang wortel te schieten.

    Uitzonderlijk zijn de tijden die we doorgewandeld hebben, alles opgetekend in vers en proza alsof het jaren er voor al geschreven stond en we het slechts maar over te nemen hadden en neer te zetten, in het zuiden in plaats van in het noorden, in het oosten in plaats van in het westen, of nog, voor wie het ingewikkeld omwikkeld wilt, in het zenit in plaats van het nadir. Dit zal dan de nieuwe leidraad zijn van wat ik brengen wil en zullen, zoals ik begonnen ben, fragmenten van het boek dat ik breng gemengd staan met mijn blogfragmenten. Al dit meegenomen door velen, over de beemden van Dender en Leie, kinderen van de Schelde die mijn oorsprong was. Namen en woorden ontvreemd uit oude boeken die over God vertelden, wie hij was en hoe hij oordelen zou de levenden en de doden, de zondaars en de gelukzaligen. 

    En wat vandaag er nog aan toegevoegd? Een gedicht is uitgesloten, een te lange tekst eveneens, dan maar iets waar ik het gisteren in mijn blog over had, zijnde Itzhak Bentov’s ‘Stalking the wild Pendulum’ – niemand gebruikte hier toen het woord ‘stalking' - die het had over het ‘giraffe syndrome’. Bentov verhaalt hierover in zijn wonderbaar als even vreemd boek van een tijdje geleden al[1] en ik wil je dit verhaal niet onthouden: 

    One nice day an elderly resident of the Bronx decides to visit the zoo. As he walks along, admiring all the unusual animals, he suddenly finds himself staring at a set of  very tall legs. As he lifts his eyes, he finds the belly of the animal connecting those legs; he keeps looking up, and all he sees is neck, neck, and more neck, and then somewhere up in the clouds, a head. ‘No’ he says ‘this is impossible. There is no such animal’. And with that he turns away from the giraffe and walks calmly on, not casting even a single glance back at it. 

    Om maar te zeggen dat er heel wat feiten en gegevens zijn ‘qui crèvent les yeux’ en die niemand zelfs bekijken wil als mogelijk.

    En nu de boeken dicht, gesloten zoals de luchten op wat voorbij is, wat vergeten en opgelost is. Zo de blogs die ik schreef en nu worden achtergelaten als afgevallen bladeren in het bos, met hoogstens nog een fluisteren dat in de woorden hangen blijft en daarna verdwijnen zal. Weinig is er nodig, wat grijze luchten, wat wind, wat naakte bomen zwart ge-etst en ik, je vriend, je broer die er wandel, denkend aan wat was en ooit nog komen zal, vandaag nog niet wellicht, al weet je maar nooit waar hij te wachten staat om je bij de keel te grijpen. 

    Zo, wat zal je zeggen tegen mij, als je me ontmoeten zult in de straten van de stad en ik, het hoofd rechtop gehouden, je omarmen zal. 



    [1] Itzhak Bentov: ‘Stalking the wild pendulum’ (on the Mechanics of Consciousness), Fontana/Collins 1977, page 7

    31-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    30-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ketters

     

    Elk ogenblik van de dag staan gedachten te drummen om opgetekend te worden, alsof al wat hij ooit gelezen heeft of gedacht, en al wat hij ooit geweest is of droomde te zijn, in blok opduikt zodat er een spanning groeit die niet meer te houden is. Hij denkt, wie is het die me belaagt om verder te gaan of wie is het die ik betoveren wil met woorden, is het een andere persoon in mij die me er toe aanzet of zijn het, zoals je schreef over Elihoe, de woorden zelf die willen genomen worden en neergezet in een vaste vorm?

    Er is duidelijk merkbaar een drang in hem, een aanzet om de essentie van dertig dagboeken die hij jaar na jaar, dag na dag heeft bijgehouden, in één beweging van de geest af te drukken, alles in alles zich vermengend, wat was van vroeger in wat is van nu, zodat alles vloeien zou naar wat morgen zal zijn. De persoon die hij was verlengend naar de persoon die hij is en die hij meer en meer aan het worden is. Hopende dat aldus later, als hij niet meer van deze aarde zal zijn, andere hem zullen terugvinden in hun gedachten, en hij leven zal in hen, zoals Faulkner leeft in hem en Steinbeck en Eliot en Saint-John Perse en Gilliams en Daisne en zovele, zovele anderen en hij aldus in hen zijn leven zou voortzetten.

    Hij is er zich van bewust echter dat in hem vele elementen in en over elkaar liggen. Heden en verleden, geloof en ongeloof, liefde en eenzaamheid, theorieën en gefilosofeer en in mindere mate, maar dan ook het meest voor de hand liggende, het kleine gebeuren van elke dag.

    Dit is het lot van ons allen, want zijn we niet afwisselend de persoon die liefheeft, die vergeet dat hij liefheeft, die zekerheden zoekt en deze niet vindt, die luistert en leest, aanvaardt en verwerpt, of zijn we niet afwisselend de persoon van het dode leven en, telkens we worden ondergedompeld in de oceaan van de geest, de persoon van het levende leven of nog de persoon van de woorden die geschreven worden en veel minder, de persoon van tussen de woorden in?

    Hij hoorde eens dat Rupert Sheldrake door een zekere professor gezien werd als een ‘‘heretic’ en dat men zijn boeken zou moeten verbranden. Nochtans met hoeveel vreugde - en het moet gezegd ook heel wat moeite - heeft hij de Nederlandse vertaling van ‘A new Science of Life’ niet gelezen, en dan vooral het laatste hoofdstuk ervan. Waarom is Sheldrake dan een ketter? Waar komen we uit als alles wetenschappelijk moet bewezen worden en uitgedrukt in formules. Zekerheden in de wetenschap zijn er slechts om af te brokkelen, om te verschrompelen, om opgezogen te worden door de golven van de geest. En het is uit deze golfbewegingen dat de krachten gekomen zijn die niet te vatten zijn, noch in cijfers, noch in formules; die Stonehenge, die tempels en moskeeën, die kerken en kathedralen, die labyrinten hebben geconcipieerd en gebouwd.

    Wat indien Suger gezocht had naar wetenschappelijke formules en niet in het licht, Gods aanwezigheid had gezien; wat indien de mens niet altijd bezeten ware geweest door die hunker naar het totaal Andere?

    En waar stonden we indien deze hunker niet ware omgezet in het meest prodigieuze - en hij herhaalt zich - dat ooit werd gerealiseerd, onze eerste gotische kathedralen die zo uit het creatieve en zijn hang naar het exploot, in de mens zijn opgerezen?

    En in het tegengestelde geval, waar zouden we gestaan hebben indien de mens van bij de aanvang met absolute zekerheid geweten had dat hij alleen stond in de immense onverschilligheid van het heelal, zoals Jacques Monod het meent te moeten schrijven?

    In welke mate is Capra een ketter, is Whithead, is Teilhard, is Eckhart er een; zijn al degenen ketters die schrijven omdat ze blijven zoeken, omdat ze het Onnoembare blijven aftasten; zij die de ruimte van de geest bewonen waar alles samenvloeit in een ode aan ons mens-zijn, een ode aan de scheppende krachten in ons?

    Ketter is degene die niet wil inzien dat alles beweging is, dat waarheden verpulverd worden en verpulverd de ruimte worden in geslingerd en dat uit dit pulver nieuwe benaderingen van de waarheid ontstaan. Het is ook in dit pulver dat de reden van zijn bestaan het voedsel vindt en hem aldus toelaat, met opgeheven hoofd de herfst en binnenkort de winter van zijn leven binnen te wandelen.

    Ketter is hij die, zoals Bentov in zijn ‘Stalking the wild Pendulum’ het noemt, rondlopen met een ‘giraffe syndrome’. Als hij dan met een niet te miskennen vurigheid de Bijbel binnentreedt en uiteenrafelt dan is het omdat hij niet wil rondlopen met een scotoma, een blinde vlek in het oog. Is het omdat hij wenst dat zijn kinderen en kleinkinderen weten zouden dat hij openstond voor de nieuwe gedachten en normgevingen. Dat hij geloof heeft gehecht, althans in een zekere mate, aan het werk van ‘heretics’ zoals Emmanuel Velikovsky, zoals Kamal Salibi en dat, alles bij elkaar genomen, hij er zich heel goed heeft bij gevoeld, gelovend dat al wat hij opzocht en verwerkte, samenbracht en herschikte, gebeurde in opdracht van de levende geest in hem.

     

    30-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    29-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is er van de dag van 29 december

     

    Ware het niet van de cijfers die jaar na jaar de hoogte inschieten dan kon er met een licht gemoed worden naar opgekeken. Echter, eens een bepaalde hoogte bereikt is er de hoogtevrees die je tot wankelen brengt, dit is tenminste wat te lezen staat in oude als in jonge boeken. Eigenlijk is het overbodig dit te vermelden. Zij die het eigenzinnige van de cijfers ondergaan weten het, zij die het bekijken van op grote afstand liggen er niet van wakker. Er is dus maar wat er is en vooral, er is geen ontkomen aan. Dus geen gezeur er over. Een dag is een dag, 29 december, zoals elke andere dag, ontslaat me niet van het schrijven van een blog, of van het werken aan andere teksten, er is geen bepaalde dag in het jaar waarop alles volgens een ander schema verlopen zou, actief zijn en vooruitzien is en blijft meer dan ooit de boodschap.

    Ik heb vandaag dan ook niets af te sluiten, heb geen inventaris op te maken van wat was en van wat niet was, heb geen beloftes te doen, geen voornemens op te tekenen, ik heb niets meer dan te leven en te laten leven, te schrijven en niet om te kijken. Ik hoef me zelfs geen vragen te stellen over wat en wat niet, de dag opent zich zoals de vorige dagen en zal zich zoals altijd sluiten op de nacht. Ik kan aan dit fenomeen niets wijzigen, ik onderga én de snelheid waarmede dit gebeurt én de regelmaat ervan. En wat meer is en mijn leven is, ik omhels – dit is het correcte woord - de woorden die zich opdringen, smekend om, zoals het gisteren was, genomen te worden en ik maar al te graag in de val loop om te tonen wat ik gevonden heb op mijn weg.

    Ondertussen kom ik tot het besluit dat ik meer van woorden leef dan van gebeurtenissen, ligt het me nauwer om het hart wat ik schrijf dan wat ik doe, wandel ik weg tot diep in het landschap van de geest waar ik mezelf verlies om er, de dorst van het ‘zijn’ gelest, uit op te staan, vandaag zoals het gisteren was en de dagen ervoor.

    Er is niets nieuws onder de zon beweert de Ecclesiasticus, maar alles is nieuw, elke dag is nieuw, is telkens een wachten op wat komen gaat en dit van het eerste tot het laatste uur, wat maakt dat elk nieuw gebeuren hoe klein ook van een andere geladenheid is en afglijdt naar een ander ‘zijn’.

    Voor het venster van de morgentafel staat een prachtige boom, hij staat er of ik er ben of niet, maar er zal een ogenblik komen - zeggen we dat dit ogenblik nader en nader komende is – dat ik er niet meer zal zijn, dat de wereld en de dagen zullen ontdaan zijn van mij; ook ontdaan van mij, mijn echtgenote, mijn  kinderen en kleinkinderen, mijn broer en schoonzussen, hun kinderen en kleinkinderen, ook mijn vrienden en kennissen, allen ontdaan van mij, en ik nog een naam zal zijn, een beeld, een hoop herinneringen.

    Ik weet dat die dag komen zal, zoals hij gekomen is voor mijn broer, voor de vele vrienden en collega’s en kennissen die gingen vóór mij, hopelijk vooral mijn broer, niet wachtende op mij aan de poort, om dan samen de eeuwigheid in te gaan.

     

    29-12-2015, 08:21 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    28-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het jaar dat zich aan het sluiten is

     

    Het was de tijd dat plots, uit de nevelen van het voorbije, een nieuw seizoen opdook. Er waren er die spraken van een gevecht tussen de god van de herfst en deze van de winter, en de jongere god, deze van de lente, zou met het been zijn gaan lopen. Maar hij, zijn arme geest verrukt zijnde, dacht dat het een uitwas was, gegroeid uit de wil van de mens op aarde, om de overgangen van het ene seizoen naar het andere te veranderen opdat op deze wijze de mens zelf, veranderen zou.

    Hij dacht hierover na. Hij dacht, man, ga zitten op je plaats in het bos bij de kapel en zeg wat je hierover te zeggen hebt. Schrijf wat je nog nimmer geschreven hebt en ook nooit meer zult zeggen kunnen, want je beleeft, wat nog nimmer te beleven viel, de geboorte van een totaal nieuw seizoen, het licht-solstitium, dit van het oude licht dat zich vermengt met het nieuwe licht, de dag waarop aan de mens de mogelijkheid geboden wordt, de gang van zaken te veranderen, zelfs er toe te komen dat de zomer uit de winter komt en de lente uit de herfst of, al wat kan worden omgekeerd, om te keren, zelfs de overgang van wat ouder wordt te laten omwisselen tot wat jonger wordt.

    Ik ben, denkt hij, vandaag van alle ogenblikken. Ik ben van de tijd die was en deze die worden zal; van de tijd die nog niet werd geconcipieerd door een god vanwaar hij ook komen moge en hoe hij ook opstaan moge. Grijp wat er te grijpen valt. Stil de honger van je geest met wat er te vinden is aan voedsel en leef duizendmaal het leven dat je leefde tot op vandaag. Ademend de rijkdom van alle rijkdommen, deze die er zijn en deze die nog komen zullen. Ademend de vreugde van het nieuwe dat je omkranst met laurier en geitenblad, om op te stijgen in alle statigheid tot in de luchten van de tijdloosheid. Je voelt het wel, al kun je het niet verwoorden zoals je het wensen zou, de simpelheid van woord en tekens is geen maatstaf om te klaren wat het verleden was, in tijden die aan het komen zijn. We denken maar,  hier zittend in het licht, gesplitst te zijn in moleculen van geluk op deze eerste nieuwe dag die wordend is.

    Ik heb in deze ogenblikken dingen geschreven die ik inkaderen wil voor latere dagen opdat ze niet zouden vergaan, niet vandaag en ook niet morgen  want waar kom ik anders uit als ik schrijven wil van morgen tot avond, tot diep in de nacht. Onwezenlijk, alsof ik er niet was, alsof ik er nimmer ware geweest. Mijn ganse leven overgroeid met zwammen en mossen, met varens en bramen, enkel mijn naam ingesneden ergens in de schors van een boom om onleesbaar te worden mettertijd. Maar desondanks, diep levend in het ogenblik dat van het schrijven is, de wind als balsem in mijn ogen, opengesperd het licht gestrekt, gestreken, gefladder op het water, zilver zijnde, edel geboren tot in de eeuwigheid.

    Zo beleven we ogenblik na ogenblik dat noch van de herfst, noch van de winter is, in deze dagen dat de kalender zich sluiten gaat, traag, maar onhoudbaar op het jaar des Heren 2015.

      

    28-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    27-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het labyrint van Saint-Quentin

     

    Hij leest in de Ecclesiasticus: ‘Zoek niet wat te moeilijk voor u is en vors niet na wat uw krachten te boven gaat. Tob u niet af met dingen die niet tot uw taak behoren want er is u toch al meer getoond dan mensen kunnen vatten.’

    Er is ons inderdaad al heel wat getoond van het oneindig kleine tot het oneindig grote maar nog niet wat er binnenin als essentie aanwezig is. Wel heeft hij gelezen dat sommige geleerden denken niet meer verder te moeten zoeken, want wat nog gevonden wordt is niet meer wetenschappelijk te bepalen en wel omdat ze terechtkomen in het domein van het metafysische.

    Terwijl, denkt hij, het precies daar is dat nog iets te ontdekken valt. Conclusie, niet luisteren naar de Ecclesiasticus maar geloven in wat Lucas ons voorhoudt, namelijk: ‘dat er niets verborgen is dat niet openbaar mag gemaakt worden, niets geheim dat niet aan het licht zal komen.’

    Een zin die hij ooit eens ingekaderd zag in de woning van wijlen Yves Rhayez, een groot schilder, met kosmische roots en man van de ceramieken beeldjes, een van de vele, nu in de schuif geschoven kunstenaars van bij ons. Trouwens wat men nu denkt stabiel te zijn, kunst en waarheid te zijn, is een anachronisme. Er is immers, immer een schildpad in meer, zoals die oude dame vertelde voor een publiek van wetenschappers. (Hij zal vroeg of laat op die oude dame terug komen.)

    En het gebeurt dan, zoals zovele zaken gebeuren in het leven van een op kleine gebeurtenissen ingestelde mens, dat hij uitgenodigd wordt door een groep vrienden uit Ieper, ‘een van de cleyne steden van Vlaenderen’, waar hij een drietal jaren woonde, vrienden die het vijfentwintig jarig bestaan van hun club – hij was er lid van - te vieren hebben, en op een mistige morgen in begin november reist hij met hen, in een ruime bus naar de champagnekelders van Reims en hij denkt aan de kathedraal. En als de bus stopt in het centrum van Saint-Quentin gebeurt het ook dat hij, in plaats van koffie te gaan drinken, de mist inloopt langs de wandelstraat en op het einde van de straat gekomen, de donkere massa ontwaart van de collegiale, onverwacht tot hem gekomen.

    Een bedelaar aan de ingang steekt zijn hand uit en hij is terug in de middeleeuwen. Hij komt binnen in de sombere, trillende, hem opzuigende ruimte, en er is een gebed in hem dat geen gebed is maar een rust en een aanwezigheid. Hij had al gehoord over een labyrint in de kathedraal van Chartres en Amiens en hier wordt hij geconfronteerd met de tegel-tekening van een labyrint in de vloer van de middenbeuk. Hij loopt er over en hij denkt, waarom, waarom dit labyrint? Hij gaat staan in het centrum ervan en heeft het gevoel dat hij staat in het centrale punt in zijn leven: de dagen die nog komen even talrijk als de dagen die voorbij zijn, niet in aantal, wel in intensiteit.

    Maar meer tijd heeft hij niet, daarna is hij buiten en zijn hand neemt een muntstuk, de waarde van een glas wijn, en legt het in de hand van de man aan de deur en terug is de mist over hem als een kleed en keert hij naar de vrienden in het café.

    Maar de vraag neemt hij mee, waarom dit labyrint. Hij is in de bus en spreekt erover met een vriend uit het gezelschap, die zoals hij ook de kerk was binnengegaan maar het labyrint niet had opgemerkt, nochtans was de middenbeuk stoelenvrij. En de vraag blijft.

    Later pas, jaren later zal hij op een dag, bij Ouspensky de binding maken met het labyrint. Hij heeft dan al heel wat gelezen over Vézelay, over Suger en de eerste gotiek van St.-Denis; heel wat gelezen over de eerste gotische kathedralen en dan vooral deze gebouwd of geconcipieerd en begonnen vóór de dood van de Grootmeester van de Tempeliers op de brandstapel, voor die gelegenheid gestookt met groen hout.

     

    27-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voltaire

     

    Een, hoewel we elkaar niet zo veel zien, goede vriend, vergastte me op het pittige boekje, een essay, van Paul Steenhuis, ‘Voltaire als vrolijk antwoord op de vergrijzing’, (Cossee, Amsterdam, 2007). Hoe hij wist dat Voltaire, om diverse redenen een ‘vriend’- schrijver was , is me een raadsel, maar hij las mijn blogs en wellicht zag hij me als een soort evenbeeld van Voltaire die zoals ik, schrijven bleef tot ver in zijn levensjaren.

    Niet dat ik Voltaire zag als een ‘vrolijk' antwoord op de vergrijzing, helemaal niet, eerder als een ‘voorbeeld’ op wat het vergrijzen de mens te bieden heeft[1], maar Voltaire was een man naar mijn hart die, spijtig voor hem, maar misschien was dit precies zijn kracht en leidmotief, leefde van 1694 tot 1778, een aller moeilijkste periode voor een schrijver, waarin hij, wou hij niet worden geradbraakt of terechtkomen op de brandstapel, uitkijken moest naar wat hij schreef en publiceerde. 

    Zegt de schrijver van het boekje dan, en mijn vriend – een grote naam in de wereld van de sport - heeft dit in potlood onderlijnd, dus is dit ook voor hem het probleem dat hij verwacht: ‘Maar het lichamelijk verval is niet mijn grootste angst. Mijn echte angst is dat ik buiten de maatschappij kom te staan, dat ik steeds meer losgesneden raak van de wereld.’ 

    Mijn arme vriend, denk ik dan, je bent altijd losgesneden geweest van een deel van de wereld. Als je twintig waart, waren deze van veertig en vijftig voorbijgestreefd, waren deze van zestig en meer ouderlingen; als jij veertig waart keek je neer op die van twintig, en keek je op naar die van zestig; en als je nu zestig bent en meer, weet je dat je niet meer terug kijken moet maar vooruitblikken naar die ouder dan jij. Je bent dus altijd afgesneden van een deel van de samenleving. En je weet het, het ouder worden is geen ramp, c’est simplement ton monde à toi qui non seulement se rétrécit lentement, mais tout aussi lentement, en compensation, ce sont les souvenirs  qui peupleront de plus en plus le monde dans lequel tu vis. 

    Dit zou Voltaire je misschien geantwoord hebben en ik ben er van overtuigd dit moet hij, op de een of andere wijze in zijn Candide, in zijn theaterstukken, in zijn gedichten, verwoord hebben. Hij was in elk geval een veelschrijver, hij was een man van het ‘woord’, hij was groot op heel wat terreinen, ook als liefhebber van de vrouw, ook als bouwer, ook als man van de natuur, zijnde de tuinier in hem. 

    Zo, volg Voltaire, ga vrij en vrank zijn wereld binnen en oud worden wordt een zegen, jij houdt nog je tanden, jij kunt nog aanzitten aan rijke tafelen. Hij, schatrijk als hij was, organiseerde zelfs de feestmalen waar hij niet aanzat, wat hij wel vroeg aan de genodigden is dat ze ook ‘aanzaten’ aan de voorstelling van het toneelstuk dat hij geschreven had, alvorens huiswaarts te keren.

    En dan is er nog iets, mijn waarde vriend, mijn waarde Paul Steenhuis, waar je de Britse gerontoloog Kirkwood citeert (pagina 41) die het ouderdomsverschijnsel ziet als het bewonen van een wegwerplijf, ‘de levensfase na de reproductieve fase die van weinig of geen betekenis meer is’.  

    Een gekheid zo iets te beweren, deze reproductieve fase is deze van het lichaam, er naast en er boven staat de reproductieve fase van de geest en die is oneindig. Het is deze fase die jij nu ingaat of eerlang ingaan zal. Ik wens je die, op deze kerstdag wanneer ik deze blog schrijf, heel productief en rijk aan levens wijsheid.



    [1] Hij had trouwens even goed kunnen verwijzen naar die dame van 103 die er zelfs nog een blog op nahoudt en ons op Canvas werd voorgesteld. Echter niet elk van ons legt zijn oog en oor te zien en te luisteren bij Canvas en een programma is vlug voorbij en vergeten.

     

    26-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het maal met de kinderen

     

    Hij had op een avond, in een opwelling van gevoelens die hij niet helemaal beheerste en waarbij eenzaamheid een grote rol had gespeeld, de kinderen uitgenodigd op het middagmaal al wist hij dat avondgedachten meestal beter wachten tot de morgen, maar hij had het gewenst en het zou zo gebeuren. In de winkel van het dorp had hij twee kippen besteld, en gehoord van de dame die hem met veel woorden bediende dat het goede, degelijke scharrelkippen waren van, en ze noemde een naam. Hij vond dat de jonge dame er goed uitzag, dat ze meende wat ze hem vertelde en hij dacht dat hij er eens terugkeren zou.

    In de late namiddag – hoe vroeg het licht doofde in deze dagen – had hij de kippen in kleine stukken gesneden en met wat zout en peper erover, opgebakken in de boter tot de stukken  mooi bruin waren, hij had twee grote uien versnipperd, thymus en laurier uit de tuin gehaald en twee blaadjes salie, alhoewel hij niet wist of dit nodig was. Had er een blik stukjes tomaat aan toegevoegd samen met een fijn gesneden rode paprika en voldoende olijven en daarna nog gedroogde pilipili met mostaardzaadjes en geliofiliseerde rode besjes, geplet in een vijzel. Had alles over de stukken aangebakken kip gelegd en overgoten met een fles witte wijn. Dit was zijn voorbereiding, morgen zou hij dit laten gaar worden op een matig vuur en er, een kwartier voor het opdienen de kippenfond en rijst aan toevoegen.

    Voor hij slapen ging had hij de tafel die hij verlengen moest, vrijgemaakt en gedekt met een wit laken, met de mooiste borden, witte servetten en het zilveren bestek, kristallen glazen geplaatst en in het midden van de tafel een kandelaar met witte kaarsen.  Hij wou er een feest van maken voor de twaalf genodigden, maar als alles , naar hij dacht, voltooid was, wist hij, o zo goed dat er iemand ontbreken zou en dat de kinderen het duidelijk voelen zouden, en er was een zwaarte in zijn hart toen hij slapen ging.

    De morgen was van een grote klaarte. Hij had de haard aangestoken en voldoende hout klaargelegd, uit de kelder had hij de laatste fles Volnay gehaald die hij naast de haard had gezet, misschien was een bordeaux wijn beter geweest, maar de Volnay zou het wel doen. Hij had nog al de tijd en hij dacht – zijn pc stond nu op de keukentafel - hij dacht, terwijl de kip op het vuur stond, al de voorbereidingen die hij genomen had op te tekenen, of het nu paste of niet, hij vond dat het ontvangen van de kinderen, op een dag zoals deze, een gebeuren was dat hij vermelden mocht, dat het een van die gebeurtenissen was ‘qui donnent la paix’, zoals een collega van ‘le curé de campagne’ van Georges Bernanos, sprekend over de kleine dingen van het leven, het wist te formuleren. En in elk geval hij voelde dat hij, wat het hem ook kostte aan moeite, dit meer zou moeten doen, en dat hij nog wel een andere soort schotel kende die hij gemakkelijk klaar kon maken.

    En wachtende op hen schreef hij wat hij te vertellen had, wat langer duurde dan de voorbereiding zelf. Dit, tot de eerste wagen stopte en dat hij de stemmen hoorde van de kinderen die roepend naar elkaar naar de voordeur liepen en aanbelden. Hij ontving hen met open armen en het was pappie – ze noemden hem allemaal pappie – van hier en van daar. Van dan af was het huis een weelde van stemmen, voelde hij, en het huis met hem, hoe goed het was nu ze allen samen waren in een van die laatste dagen van de herfst, met het licht als een laag tederheid over de dingen. Zijn dochters stonden naast hem als hij de rijst over de stukjes kip goot met kippenfond erover en toen dacht hij er aan en opende hij nog een blik met schijfjes ananas die hij in stukken sneed en aan de kom toevoegde.

    Je weet hoe een familiediner verloopt maar, uitzonderlijk, een iemand werd niet vernoemd tot aan de koffie met taart die een van hen had meegebracht. De kleinkinderen hadden de tafel verlaten en waren aan het spelen in het huis, van kamer tot kamer en plots stonden ze voor hem elk met een kadertje met gedroogde bloemen en stukjes van planten, kadertjes die zij had gemaakt en verspreid lagen over de tafel in de kamer waar ze regelmatig creatief bezig was met kleine dingen. Natuurlijk mochten ze die hebben, een voor elk en ze mochten kiezen. Maar de sfeer in het huis was omgeslagen, er vielen lange stiltes tussen de gesprekken in, en ongemerkt kwam de avond. Er werd afgeruimd en allen maakten zich klaar om te vertrekken.

    Daarna  lag hij, in een deken gewikkeld, uitgestrekt op de sofa voor de haard, het huis, zijn gezel, dat bewoog over hem. Hij luisterde naar de wind in de haard waar het laatste vuur  stilaan doofde. Hij wou opstaan om de radio aan te zetten, maar hij bleef liggen, half wakker, half slapend. De stemmen hingen nog altijd in de kamer, ook wat er gezegd was geweest kwam in flarden terug. De dag was lang geweest, ongewoon, vermoeiend. Sliep hij?

    Ze was in de tuin bloemen en bladeren en kleine stukjes ervan, meeldraden, stampers gaan halen en kwam binnen met de bodem van de mand gevuld. Ze zat neer bij de tafel met een in leder gebonden oude Dictionnaire théologique bij haar. Hij zat voor haar en zag hoe ze een voor een de bloemen nam en plat streek alvorens deze zo goed mogelijk op te sluiten tussen de oude vergeelde bladeren van het boek in haar hand. Hij zag de zorg die ze eraan besteedde, alsof het schatten waren die ze wegborg Er zijn geen bijen meer had ze gezegd, terwijl de ziekte knaagde aan haar. Vorig jaar gonsde het van bijen en waren er vlinders en libellen, nu zie ik nog enkel wat vliegen en één enkele hommel in de ganse tuin. Hij zag hoe de jeugd haar houding verlaten had en hoe stil ze geworden was in het greintje leven dat ze nog hield, een ietsje meer dan het leven in de bloemen die ze drogen wilde.

    Kan ik je helpen, vroeg hij, ja zegde ze, graag, leg de bloemen en bladeren tussen de bladen zoals ik het heb gedaan, ik ga me wat neer leggen boven, ik kan me niet concentreren, trouwens wat nut heeft het nog. Het heeft nut wou hij antwoorden en hij dacht aan de talloze kadertjes in de kamers die ze gemaakt had, de gedroogde bloemen en stukjes plant eigenzinnig geschikt en gekleefd op een wit blad papier, en minuscuul haar naam eronder, Diana, meer niet.

    Haar boeken ook. Een boek dat ze elk jaar mee nam naar de Valais. En hij vond haar soms op de bank voor de chalet uitkijkend naar het dorp onder haar, met het boek gesloten in haar handen, het volstond dat ze het opende op om het even welke bladzijde om het verder te lezen. Ze had hem herhaaldelijk gevraagd het boek te lezen, maar hij was er nooit aan begonnen, Dokter Zhivago van Boris Pasternak dat ze las in Engelse vertaling. Het leest zoals de bijbel had ze hem eens gezegd. Ik mag het openen waar ook, ik weet wat eraan voorafgaat en wat er komen gaat.

    Een passage ervan had ze hem verteld, als Zhivago opgebaard lag onder massa’s bloemen en Lara hem een laatste groet bracht. Ze vertelde het alsof het zijn lichaam was bedolven onder de witte bloemen en zij hem groeten kwam. Zo beleefde hij het toch als ze het hem vertelde, maar het kon ook precies omgekeerd. Niet eenmaal, vertelde ze het, maar bijna elk jaar in het verlof op die ene plaats die ze haar plaats noemde, in het dorp waar ze begraven wilde worden. Weinig scheelde het of haar wens was werkelijkheid geworden.

     

    25-12-2015, 07:59 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boeken en schrijven

     

    De Standaard der Letteren van 18 december stelde aan 48 medewerkers, schrijvers, recensenten, journalisten, de vraag, welke volgens hen, de beste boeken waren van 2015. Ik las het resultaat en ik heb een vraag  voor me zelf: moet ik bezorgd zijn over het feit dat ik geen enkele van de uitgekozen titels heb gelezen, laat staan, slechts over enkele iets gehoord heb, en kan het dat ik desondanks het waag me te profileren als schrijver van een boek, als ik niet volg wat er in de wereld van de literatuur op het ogenblik gebeurt of gangbaar is?

    Ik noteer wel dat elke ondervraagde er een eigen mening op nahoudt, dat er dus in de voorbije 12 maanden, minstens 48 boeken in de Nederlandse taal (vertalingen voor een groot deel) verschenen zijn die aan mij zijn voorbijgegaan. Wellicht was dit zo voor vele van de vorige jaren en ben ik, op enkele werken na, volledig onwetend gebleven over wat in die tijd als nieuw, en vast en zeker belangrijk werk gepubliceerd werd. Ben ik er (ogenschijnlijk) niet bekommerd over, ik moet er ook niet fier over zijn. De enige verdediging die ik kan inroepen is het feit dat ik in die jaren, telkens meer dan 175.000 woorden geschreven heb en dat mijn zorg zich in een andere richting heeft gesitueerd, wat me evenveel zo niet meer tijd en inspanning heeft gevergd.

    Met 2016 in het zicht sta ik hier met schuldgevoelens, geen oog te hebben gehad voor wat anderen, die zich bevonden in de toestand waarin ik me thans bevind – maar zij dan veel succesrijker – en ook, niet de moed te hebben gehad, al was het maar even te gaan bladeren, in het werk dat ze gepresteerd hadden. Hoe kan het dan dat ik ooit slagen zou in mijn opzet als ik geen besef heb van wat op heden als literatuur wordt gezien en erkend?

    Ik kan enkel terugvallen op de enkele boeken die geciteerd worden door de 48 medewerkers als antwoord op de vraag: Welk boek staat voor u bij uitstek voor het goede leven? Een vraag die volgens mij, heel moeilijk te behandelen is, maar waarvan ik er toch enkele, van de antwoorden die binnenliepen,  gelezen heb, als daar zijn, en ik ga de rij af: van Michel Houellebecq, Onderworpen; van Remco Campert, Verloop van jaren; van John Steinbeck, De druiven der gramschap; van Dante, De goddelijke commedie, (vertaling Frans van Dooren); uit het Oude Testament, Prediker; van Richard Minne, Wolfijzers en schietgeweren; van Maurice Gilliams, Elias of het gevecht met de nachtegalen; van Gabriel García Màrquez, Liefde in tijden van cholera; van Cyriel Buysse, ’t Bolleken; van Rainer Maria Rilke, Brieven aan een jonge dichter; van Cervantes, Don Quichotte.

    Wat dan betekenen zou dat ik op weinig na vast ben blijven hangen aan wat ik in mijn jeugd en in mijn, in vergelijking met nu, jonge jaren gelezen heb. Echter voldoende om te weten wat literatuur betekende en hoe literatuur kon bedreven worden. En zegt  Milan Kundera (La Vie est ailleurs) : C’est seulement quand il est âgé que l’homme peut ignorer l’opinion du troupeau, l’opinion du public et de l’avenir. Il est seul avec sa mort prochaine, et la mort n’a ni yeux ni oreilles, il n’a pas besoin de lui plaire, il peut faire et dire ce qu’il lui plaît à lui-même de faire et de dire. 

     Wat ik echter nog niet geleerd heb en, nog altijd niet weet en zo op gissingen ben aangewezen, hoe een boek geschreven wordt, zelfs al werden er door mij reeds pogingen ondernomen. 

     

    24-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    23-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aarzeling

     

    Hij ontwaakte op een gevoel van ouderdom, op een duidelijk gevoel van moedeloosheid. Het licht wachtte lang aan het venster en toen het overging naar teer grijs was er geen vreugde in hem, was het eerder een soort angst die hem overviel nu hij, dag op dag, zonder enige overgang noch verwittiging, overgeschakeld was van zijn dagelijkse blog naar een opeenvolging van op elkaar aansluitende fragmenten die gezien moesten worden als het ontwerp-manuscript van een boek dat hij op deze wijze schrijven wou. Een rode draad in zijn dagen, die hij nu te volgen had, zonder pardon of zonder tussenwegen.

    Hij was nog maar aan het begin ervan en had niet zoals Mulisch had gedaan voor zijn ‘Ontdekking van de Hemel', een plan opgemaakt en in detail neergezet in een zakboekje. Neen, hij, almachtig zoals hij had geschreven in zijn beginfragment, rekende er koelbloedig op, dat de gedachten zo maar komen zouden al naar gelang hij vorderen zou en dat een verhaal zich zou aftekenen als hij zoveel mogelijk, én de weg die hij al had afgelegd, én de dingen die hij beleefd had, vergeten zou en dat het er nu op aankwam, duidelijk, en enkel, die andere te zijn, die Ugo, die al een leven had geleefd met tal van herinneringen en die nu in zijn boek verder leven zou, hoe wist hij nog niet. En dit niet weten was zijn moeilijkheid, was de schaduw op het schrijversgenot dat hij altijd had gekend omdat hij van nu af, zijn moest wie hij niet was maar die hij had kunnen/willen zijn, in omstandigheden die hij nog niet kende maar die hij zelf uit te zoeken had onder de vele die hij te bedenken had. Vorige week nog had hij maar een blog te schrijven, een los staand verhaal, nu was het een verhaal dat volgen zou op het verhaal van de dag ervoor en zo verder dag aan dag.

    Hoe houd ik het vol was de vraag die hem bestormde bij het ontwaken, hoe ga ik verder, met welke voorvallen, waarvan sommige wel beginnen konden met een detail uit zijn echte leven, dat hij dan uit te werken had, te vergroten tot een andere dimensie, op een liefst vreemde wijze, om ergens uit te komen waar hij nog niet gedacht had uit te komen, en zo altijd de tijd in, aan een ritme van een duizendtal woorden per dag.

    Als hij keek op zijn pc, dan had hij er ongeveer 200.000 geschreven in de loop van het jaar, maar dit waren alle losse stukken geweest. Nu hij die werkwijze verlaten had, moest hij trachten een verhaal te weven omheen die Ugo, met een begin voor die Ugo dat de voortzetting was van een leven dat al geleefd was, naar een punt toe dat dan als einde van het boek zou fungeren, hoewel het geen einde betekenen zou voor Ugo zelf, maar gezien moest als het volbrengen van een honderdduizend-woorden-opdracht.

    Dit was niet de eerste maal dat hij begonnen was aan het schrijven van een boek, in 2013 had hij via zijn blog een poging gedaan. Maar het was een totale mislukking geworden, het had hem aan moed en inzet ontbroken ook misschien aan een gebrek aan reactie vanwege de lezers. Dit maal kon hij zich geen mislukking meer veroorloven. Het was er op of er onder, tijdens een proeftijd die lopen zou van de herfst, over de winter tot hoogstens het begin van de zomer of nog liever, tot de tijd dat het bos, in de verlenging  van het landgoed gelegen, blauw zal zien van de hyacinten.

    Pas dan zal hij vreugde kennen en verder kunnen gaan, blog na blog, zoals hij ooit begonnen was.

     

    23-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    22-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het landgoed

     

    Hij zal aan de man, Raoul De Naeyer, wellicht nimmer vertellen welke herinneringen er voor hem verbonden zijn aan het landgoed met het aanpalende bos dat hij altijd heeft aanzien als een droomwoning. Als hij er vandaag aan terugdenkt, is hij de knaap van tien, twaalf, veertien jaar. Hij heeft geen globaal beeld meer van die knaap van toen, maar hij weet wel dat het uitzicht van het landgoed totaal verwilderd was, de gracht er omheen dichtgegroeid met els en struikgewas, met varens en mossen, met waterplanten en salomonszegel en bosjes uitgebloeide hyacint, ‘blauwekanne’, zoals ze in het dorp werden genoemd – er was zelfs een kermis die zo werd genoemd - terwijl verdorde takken en omgewaaide bomen het nog verder in de tijd duwden. Er hing toen een sfeer van geheimzinnigheid over erf en bos en het leek alsof het geheel gestold lag als een eiland in de omringende velden en weiden en de geest van de geslachten die er geleefd hadden nog tussen de bomen hing.

    Als knaap werd hij er als het ware naar toe gezogen en op een namiddag was de roep ervan zo groot dat hij het gewaagd had, over de uitgedroogde gracht die rook naar modder en rottende bladeren, die rook naar de kamperfoelie aan zijn mond, het park binnen te dringen tot de witgekalkte muren van een prieeltje, achteraan in het bos. Hij had binnengekeken door het raam om een fractie lang te staren in de wijd open ogen van een halfnaakte vrouw met donkere haren in slierten over haar bezweet gezicht, en over haar gebogen de rug van een man. Wat hij nog wist was dat hij toen hals over kop was weggerend, de handen voor zich uit, zijn adem schreeuwend in zijn borst en dat hij was blijven lopen tot de eerste huizen van het dorp, om dan in een brede zwaai, langs een veldweg terug te keren over de boomgaard naar het ouderhuis. Moeder dacht dat hij gevochten had toen ze de klonter bloed zag op zijn wang, maar hij vertelde dat het van de bramen was. Van het koppel repte hij met geen woord en zeker niet wie hij gemeend had te herkennen. 

    Nu vraagt hij zich af of dit voorval geen inbeelding is geweest, of tal van feiten die hij zich herinnert uit zijn jeugd wel werkelijk hebben plaatsgevonden; of het wel zo is geweest dat er, toen ze op een avond aan het spelen waren op de weide, een man voorbijkwam op de fiets die hen toeriep dat drie mannen verdronken waren in een waterput die ze wilden reinigen; of het wel echt was dat hij op een dag aan de rand van het bos een vuursalamander had gedood - er werd verteld dat een beet ervan giftig was - en dat hij daarna de moed had gehad zijn vinger te plaatsen op het roerloze, koude, geel-zwarte vel.

    Maar werkelijkheid of niet, deze beelden of waren het dromen, en vele andere blijven hem bezoeken, krijgen een nieuwe omkleding, een lossere inhoud en vervagen en van de vrouw en de man die de liefde bedreven in het prieel gaat nu geen verwarring meer uit zoals dit voorheen, heel lang het geval was geweest. Ook omdat hij heeft liefgehad op vele plaatsen: in het rijpend koren, waar hij ook Knut Hamsun las en Ernest Claes, in het wilde gras, tussen de bloeiende brem die woekerde rond dolmen en menhirs en op zovele andere plaatsen, getuigen van het leven dat opspringt, onhoudbaar, herdacht en herschreven wellicht in zijn dagboeken. Alles verstrengeld in alles, of de knaap en de man die hij geweest was, een ogenblik samengebald in die ene, zich steeds hernieuwende herinneringen, nu eens deze zijnde dan eens die andere. En als hij een beeld aanraakt daagt een ander beeld op, wordt het een snoer van herinneringen die elk hun beurt willen krijgen. Echter hoe komt het dat er gebeurtenissen zijn die verder zijn doorgedrongen en zich dieper in hem hebben vastgehecht en andere die vervaagden en zich oplosten.

     

     

    22-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    21-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het koppelteken

     

    Hij voelde soms dat de wortels van de bomen doorgegroeid waren tot onder het huis, maar dat was inbeelding, het was maar dat het huis oud geworden was en moest onder handen genomen worden of het zou vergaan zoals de bijna dichtgegroeide vijver in het bos. Hij zelf ook moest onder handen genomen worden, want hij was niet altijd een groot bedacht schrijver geweest. Hij had wel zijn dagboek waarin hij regelmatig zijn pagina schreef maar dit was ook alles. Hij zag dit als een lange voorbereiding op de dag dat hij effectief zou beginnen aan het grote werk dat hij beslist eens volbrengen zou. Dit was zijn levensdroom, er over heen lag de realiteit van elke dag, zijn werk in de bank dat hem totaal opslorpte en geen openingen liet naar een of ander schrijfwerk. Hij voelde hoe groot het reële leven vat had op hem, hoe hij wegzonk in het dagelijkse van opstaan, bank, familie en slapengaan, maar geestelijk was er de leegte, enkel opgevuld met wat hij las en wat hij neerschreef tijdens de twintig minuten die hij nodig had om zijn dagboek bij te houden. Dit was lange tijd zijn leven geweest tot de kinderen een na een huwden en het huis verlieten, zijn echtgenote onverwacht sterven zou en hij zich had teruggetrokken in die oude ouderlijke woning met die wijd open haard, het enige merkwaardige samen met het ovenhuisje dat er aan het huis met stalling en boomgaard was.

    En vandaag was de dag een uiterst vreemde dag geweest. Zijn aanzet van een paar dagen terug, de aanvang van wat een boek geculmineerd door de ontmoeting van deze middagkomene die hij onvermijdelijk zag als het omen dat hij verder schrijven moest, dat hij geen dag, geen uur meer te verliezen had. Dat hij de herfst moest uitschrijven, dat in feite, de man die zich Raoul De Naeyer noemde, daar stond als van God gezonden voor mensen die met grote regelmaat schrijven, die veel schrijven zoals hij. Zelfs als hij hem, die als van nergens gekomen was en daar plots voor hem stond, niet meer ontmoeten zou, zelfs als hij niet meer het minste contact zou hebben met hem, dan nog zou hij hem blijven zien als een gezante, die hem zegde dat zijn tijd gekomen was. Zo iets als in het verhaal - al bemerkte hij niet onmiddellijk de band er mee – over de dood die de tuinman ontmoette waar hij hem ontmoeten moest, in Isfahan.

    Hij had graag verder gesproken met hem. Hij, rechtstaande, met de stenen, afgebrokkelde tafel tussen hen met de pen in de hand, met de pijn in de lenden en een rechter been dat voor een deel gevoelloos geworden was, en de man aan de overzijde, nonchalant, glimlachend, zelfverzekerd, zijn stok op de tafel naast zijn dagboek, hem vragen stellend in het geruis van de bomen. Bomen en nog eens bomen die mee luisterden, meespraken met hen, en Dante er tussenin, precies Dante waarover hij beginnen moest opdat hij hem treffen zou en hen, in een klap dichter tot elkaar zou brengen, Dante als koppelteken tussen Raoul en Ugo.

    En dit een dag, in laat oktober, om op te tekenen voor de eeuwigheid dacht hij en hij deed het.

     

     

     

    21-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    20-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ontmoeting

     

    - Hij keek op en zag de man staan op enkele meters van hem, verbaasd starend naar hem. Zo intens was zijn schrijven geweest dat hij hem niet had horen nader komen.-

    Hij zag zijn lippen bewegen, hij zag dat hij sprak, maar de woorden bereikten hem niet. Hij klapte zijn dagboek dicht en stond recht met de pen in de hand. ‘Mijnheer’, zegde de man, ‘zo vlug en zo lang heb ik zelden iemand zien schrijven, je zat vast gegroeid in uw boek. Ik sta hier al minuten lang toe te zien en u bleef maar schrijven. Is het een boek dat u schrijft?

    Hij was verrast door deze plotse vraag en wou antwoorden aan de man die daar stond, steunend op een wandelstok, gelaarsd, en wellicht gespoord, sportief gekleed met een witte sjaal los om de hals, dat zijn schrijven een ziekte was, maar hij bedacht zich: ‘Het kan, het kan maar het is geen zekerheid, maar nu ben ik leeg geschreven. Weet u, ik zat hier goed, ik zat hier tussen de bomen en het was een gesprek met de bomen en de wereld dat ik had. Het zou goed kunnen dat ik hier een boek aan het schrijven was, maar vandaag weet ik het nog niet, er is nog te veel te denken en te schrijven voor ik zo ver ben.’

    ‘Zekerheid heb je nooit, maar ik dacht het zoals u bezig waart. Ik zie dat u in ‘a page a Day’ dagboek schrijft van de Economist, en de wereld van de Economist is een grote wereld, er zijn er hier niet veel in het dorp die dit soort dagboek kennen, maar ik heb er ook een, enkel voor de vorm, maar het is geen ‘page a day’. Komt u hier veel om te schrijven?’

    ‘Ik kom hier nu en dan maar het is de eerste maal dat ik hier kom om te schrijven, een ingeving bij het ontwaken. Misschien was het, zegde hij glimlachend, ‘opdat we elkaar hier ontmoeten zouden.’

    ‘U zegt me daar wat, dan ben ik hier gekomen om u te ontmoeten en dit is, wat mij betreft de enige reden die ik ken waarom ik hier gekomen ben. Een zuiver toeval dus.

    ‘Geachte heer, ik geloof niet in het toeval, laat het ons houden bij wat een Franse dichter of schrijver, zijn naam ontgaat me nu, een rendez-vous noemt. Het is het lot dat ons samenbrengt.’

    ‘Als het lot er mee gemoeid is, gevaarlijk dus?’

    ‘In tegendeel. Maar misschien wel noodzakelijk, al was het maar - en nu zeg ik wat ik niet zou moeten zeggen - opdat ik een boek zou schrijven of weten zou waarover verder te schrijven.’

    De man was dichterbij gekomen. ‘In dit geval’, zegde hij en stak de hand uit ‘ik ben Raoul de Naeyer, ik ben hier nieuw in het dorp, ik woon op het erf van wat rest van een vroeger kasteel dat hier stond.

    Ugo greep de hand en hield die even vast: ‘Wel, een verrassing voor mij, aangenaam, zeer aangenaam op deze plaats kennis te maken met de nieuwe eigenaar van dat erf, Ik ben Ugo d’Oorde en heb de metamorfose meegemaakt hoe die oude hoeve, waarvan ik de eigenaars heb gekend, terug tot leven is gekomen, de grachten gekuist, de omheining verstevigd. Weet dat ik die plaats altijd gezien heb, van in mijn verre jeugd, als een droomplaats om te wonen.’

    ‘Heerlijk’ zegde de man, ‘u moet me eens komen bezoeken in mijn droomwoning, maar mag ik weten waarover u schrijft.’

    ‘Om eerlijk te zijn, ik weet het zelf niet goed, ik laat me leiden door mijn gedachten. Ik schrijf elke dag een pagina en het is keer op keer over iets anders, er zit weinig of geen structuur in, ik wou het anders, ik wou een doorlopende tekst, maar zo ver heb ik het nog niet gebracht en vandaag had ik drie dagen in mijn dagboek in te lopen en heb ik geschreven wat de vallende bladeren en de bomen en vooral het bos me vertelde.’

    ‘Ik heb dus een belangrijk moment in uw schrijven meegemaakt?

    ‘Eigenlijk wel, want het was een vervolg op wat ik een paar dagen terug begonnen was, een soort incipit van wat ik zag als een boek in wording.’

    ‘Een groot moment dus in een mensenleven, een Van Eyck die aan zijn Lam Gods begint, of een Dante die de eerste zin, die we allen kennen, schrijft van zijn Commedia: Nel mezzo del cammin di nostra vita mi ritrovai per una selva oscura… ’

    ‘Eerder Dante dan, maar dan ook niet zoals Dante en zeker niet in het midden van mijn leven als ik het had moeten doen. Maar, u moet me excuseren, ik had graag dit gesprek verder gezet, maar nu de zon hier weg is valt de kilte op mijn rug en als er bij mij iets is dat ik vermijden moet dan is het de kilte op die plaats, ik zit met een heel tengere linkerlong.

    Ugo, zegde de man die zich Raoul De Naeyer noemde, hier is mijn kaartje, houd me op de hoogte hoe je boek het doet’, ik ben gelukkig je ontmoet te hebben. Misschien, misschien was deze ontmoeting dan toch een rendez-vous.

    ‘De toekomst’, zegde Ugo, ‘wie weet, het staat allemaal al opgetekend in het Boek.’

    ‘In het boek waaraan jij begonnen bent?’

    Neen, het Boek van psalm zoveel.’ Antwoordde Ugo. ‘Ik ga nu maar ik zal je bellen als het de moeite is om je te voor te lezen wat ik schreef.’

    De wind was opgestoken, de bomen waren een zee van geluiden, geluiden die hem dronken voerden van een vreemd geluk.

    20-12-2015, 00:43 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    19-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De oude kapel in het bos

     

    Hoewel laat oktober was de lucht uitzonderlijk zacht en even bijzonder, het licht van een zuivere helderheid. Hij wandelde door de verlaten velden naar het bos toe. Als hij het betrad ging hij binnen in zijn vele herinneringen. Hij dacht aan wat hij altijd had gedacht als hij hier kwam, dat de ruimte onder de hoge beuken als de wijding was van een gotische kathedraal, dat het een plaats was om een kruisteken te maken, om te knielen en te zeggen, ik ben hier, ik kleine boom, niet meer dan jullie, als ik maar zoveel ben? Hij wist dit heel goed als hij als groet zijn hand legde op de oude schors van de boom waar hij stond, respectvol, een boom is als een gebed dacht hij.

    Hij ging naar de klaarte in het bos met de stenen tafel en de bank naast het vervallen kapelletje nog altijd met de naam, die van ver kwam, ‘O. L. Vrouw van Vlaanderen’. Hij had zich vroeg in de morgen voorgenomen hier te komen, waarom wist hij niet, een idee die ineens was opgedoken, zoals er zovele dingen zijn die we doen zonder te weten waarom, een plotse ingeving om zijn  dagboek, dat hij al een paar dagen hadden laten liggen hier, op deze plaats waar hij ook nog regelmatig kwam, te komen aanvullen. Het was, zo dacht hij, een terugkeer naar de jaren van zijn jeugd waarover hij vandaag schrijven wou nu alle tekenen hem gunstig toeschenen. Hij ging neerzitten op de bank, zijn dagboek open voor hem, de pen in de hand. Hij zit er lang en roerloos als een beeld, wachtend op de woorden die hij aanwezig weet in het wemelen van de bladeren over hem. Hij hoort ze vallen, als van zilver, traag wentelend om hem heen, tot op de tafel naast zijn dagboek vallen ze. Hij herinnert zich het gedicht van een Chinese poëet die in slaap was gevallen, zijn hoofd op de tafel, en toen hij ontwaakte lagen de bloesems van de kerselaar naast en over hem. Hij ook wou nu zijn hoofd neer leggen op zijn dagboek en de ogen sluiten op de stilte, en wachten, gedachteloos wachten en de bladeren laten dwarrelen over hem en over de tafel tot ze hem bedekken zouden en hij nooit meer zou moeten schrijven, nooit meer gedachten zou moeten zijn.

    Zo, een vreemde beslissing was het, te hopen dat de woorden hier beter en vlugger zouden komen, dat ze neerdalen zouden met de bladeren uit de zucht van de bomen over hem, even rijk en talrijk zoals het een paar dagen vroeger was gebeurd toen hij was opgestaan uit een droom en zonder de minste aarzeling was beginnen te schrijven. Hier echter, in de roep van het bos, waar hij zich klein en geborgen voelt nu vele van de wegels die hij kent zijn dichtgegroeid - er zijn hier geen kinderen, geen wandelaars meer om ze open te houden – drijven zijn herinneringen. Een wegel weet hij nog, deze komt uit op een soort muur van boomstammen op elkaar gestapeld, recht gehouden door de opgehoopte aarde er achter. De mensen van zijn gehucht noemden dit de plaats van de ‘siebel’ waar de Duitsers, in het begin van de oorlog, schietoefeningen hielden. Hij was er, aan wat er nog van restte, op een dag met vader en had in de droge gracht er naast, een betonnen handgranaat gevonden met houten steel. Voor hij het wist had hij de granaat opgeraapt en wou hij die wegwerpen zoals hij dacht dat het hoorde. Zijn vader riep hem nog het niet te doen maar de granaat was al in de lucht en viel enkele meters verder neer in het zand, het was maar een oefengranaat, maar het kleine gebeuren is hem nog heel duidelijk bij gebleven. Maar ook de wegel er naar toe was nu met bramen en varens dicht gegroeid. Er waren ook andere herinneringen, een wereld ervan, zijn ganse leven sprak over dit bos, waar hij zat, zonder zich een millimeter te moeten verplaatsen. Hij wist ook de plaats waar hij met haar was, een zomernamiddag; hij wist ook de plaats waar hij een paar de liefde had zien bedrijven en toen de man hem zag, hij het op een lopen had gezet.

    Zoals het altijd blijven zal, een boek vol was het bos, en nu, terwijl boven hem, plots het klappen van vleugels was en het krijsen van de eksters, kwam de Muze, ze kwam zonder aan te kloppen. De eerste zin overviel hem, lijk een hand op zijn schouder. Hij wist ineens wat hij schrijven moest, de woorden kwamen, de ene zin na de andere, vloeiend lijk water uit de bron en hij schreef breed en wijd, handenvol gedachten uitzaaiend, in één lange haal van de hand. Woorden die lijk bladeren in de wind neervielen op de lijnen van zijn blad en hij wist al schrijvende dat het goed was, dat zijn zinnen spraken over het licht binnen in hem. En ze bleven maar komen, altijd meer en meer, bladzijden vol tot een  laatste zin die een gedachte hield  die de ganse inbreng waardevol maakte. Hier stopte hij, de vingers van zijn rechterhand enigszins verkrampt, hij, opgenomen terug in het suizen van de bomen, hij die nu de pijn van het lang stil zitten voelde in zijn lenden.

    Het was toen dat hij het wist. Hij keek op en zag de man staan op enkele meters van hem, verbaasd starend naar hem. Zo intens was zijn schrijven geweest dat hij hem niet had horen nader komen.

    19-12-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs