 |
|
 |
|
|
 |
20-12-2023 |
Woorden die voorzien waren. |
Welke zin is het die me bekoren gaat, die plots zal opduiken uit de schemer van de morgen, glashelder, alsof hij al geschreven stond, ergens, zelfs in een vorig leven, ergens in de middeleeuwen als maçon of steenhouwer of wie ook of, verder nog de tijden in, als scribe van de farao, of nog verder, in de tijd der tijden, de palm van mijn hand besmeurd met oker afgedrukt op de grotswand.
Het kan niet mooi, niet edel genoeg zijn: trouwens, niemand kan met absolute zekerheid zeggen dat het niet kan, dat er geen vorig leven is geweest noch van jou noch van iemand anders, zoals ik niet met absolute zekerheid bevestigen kan dat het wel zo is.
Gelukkig, het ‘niet’ weten, het open blijven dat het kan/ dat het niet kan.
Zo, je ziet het, je hoort het, je voelt het, tal van mogelijkheden blijven waar je gedachten je heen brengen zullen, het kan zelfs – maar het is niet het geval - dat een aria van Jules Massenet je helpen zou of het zicht van een bloeiende Helleborus in de tuin of van de regen klevend op het raam.
Je weet het nooit en je berust erin dat het niet van jou komt wat je schrijft maar van de dingen omheen jou die onvermijdelijk een impact hebben op de speling van je geest als er twijfel is.
Wie is het dan die schrijft?
Want hoe kan het dat ik, zoekend naar een begin, uitkom waar ik uitkom na precies ‘wat’ gevolgd te hebben? Eigenlijk heb ik niets gevolgd heb ik de woorden genomen die kwamen, er waren er geen andere beschikbaar deze morgen.
Maar ik wist het niet alvermoedde ik het, dat er dan toch woorden ‘voorzien’ waren die ik deze morgen van 20 december bekend maken zou.
Nu ze er staan is er geen twijfel mogelijk, ze staan er zoals ze voorzien waren er te staan.
Zo simpel is het alles het gevolg zijnde van alles.
20-12-2023, 05:49 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-12-2023 |
Een thee drinkend op een terras in Zermatt. |
We zijn hier om verwonderd te zijn en, om verwondering op te wekken. Ik dacht eraan gisteren: verwonderd zijn over de schoonheid en het majestatische van de bergen en, verwondering oproepen door wat we erover zeggen of schrijven.
Ik herinner me een dag in augustus in Zermatt op een terras gezeten met zicht op de Matterhorn - omwille van de Engelsen die pioniers waren om hem beklimmen - drinking a cup of tea.
Ik heb nu nog het beeld van de Matterhorn voor mij en de smaak van de groene thee op mijn lippen, enkele jaren later zal ik met een vriend uit Grimentz, de vlakte aan de voet van de Matterhorn aflopen om ‘génépi’ – alhoewel beschermd - te plukken voor hem en zijn vrienden, me schuldig voelend in het zicht van een reus van een berg, heb ik hem, de reus, gebeden me te vergeven voor wat ik gedaan heb, maar de génépi groeide er uitzonderlijk als gras.
De bergen en de herinnering eraan: de beklimmingen ‘en cordée’, de toppen, de afdalingen, de berghutten, niet zoals nu, maar vroeger zoals het toen was, de avonden vooral, het gezang van de groepen Zwitsers, Italianen, Duitsers en het opstaan in morgen, de ‘gardien’ die je wekken kwam de naam van de berg die je beklimmen ging, roepend.
Hoe het nu is weet ik niet, ook niet of er nog gezongen wordt, maar ik geloof het niet, de beklimmingen blijven voor de ingewijden, het bereiken van de cabane en het er overnachten is ook een exploot geworden.
Alles was verwondering van het plannen van de beklimming af, het klaar maken van de rugzak, de koorden, de piolet, de ‘crampons’, voedsel en drank, toiletgerief, een nieuwe wereld die je wachtte, met onderweg de meest fantastische flora en de sfeer die er is als je met de koorden verbonden aan elkaar de beklimming begint.
Ik schrijf maar omdat alles herinnering is en herinnering terug verwondering geworden is en erover schrijvend alle impressies van vroeger bij het beleven ervan terugkomen, opspringen alsof het gisteren was dat het gebeurde.
Je weet het wel je schrijft dit warm geborgen tussen de vier muren van het huis dat lijk een schelp golft over jou, de wereld van de media, de ongekende wereld van Gaza ver weg, er amper aan denkend, want zo wereldvreemd ben je nu ook niet.
Maar het zijn vandaag de bergen die door je hoofd spoken. Morgen zullen het misschien de golven zijn die je verwondering zullen opwekken.
Maar wie of wat is morgen?
Foto: La soldanelle des Alpes.
19-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-12-2023 |
Over herinneringen. |
Of ik me nog herinner wat ik gisteren geschreven heb? Van gisteren wel nog, van eergisteren of de dagen ervoor is er twijfel. Eens geschreven en ingelogd wil ik het, gewoonlijk, achter mij laten om te denken aan wat volgen moet.
Ik beken dus dat het me verraste toen ik in een mail van een vriend, waarin hij een uitgebreid en schitterend literair betoog hield over zijn gehechtheid, en deze van zijn echtgenote, aan de bergen en hierin enkele passages verweefde die hij gaan halen was in mijn geschriften, passages die mezelf verwonderden ze ooit geschreven te hebben. Het was ook dat het de eerste maal was dat iets van mij op het voorplan geschoven werd.
Het benadrukte tevens het feit dat Zinal in de Valais een belangrijke plaats innam in hun herinneringen, wat me niet verbaasde.
Ik weet dat er in mijn geschriften regelmatig thema’s opduiken waar ik nu en dan op terugval weliswaar, zo mogelijk, van uit een andere hoek belicht en uitgewerkt op een andere wijze, ook tracht ik - een zwakte van mij - de Kosmos hierbij te betrekken, dit wil zeggen me begeven op een hoger en verder in de tijd gelegen pad, een vooruit zien naar de homo sapiens die ik in een wordingsproces naar nog meer sapiens verwikkeld zie.
Ik tracht met mijn dagelijkse geschriften zin te geven aan de laatste dagen, weken, maanden – wie weet? - van mijn leven. Twee elementen hierbij zijn belangrijk, het dagelijks karakter ervan en het schrijven zelf. De vriend in kwestie, Roger Tas, , spaart daarentegen alles op en verschijnt ermee op een wel bepaalde dag. Ik ken er nog zo een Paul Verspeelt die dan tevoorschijn komt met een volledig boek waarvan de lay-out verzorgd werd door de kinderen en kleinkinderen.
Ik had het een paar dagen terug over de creativiteit in de mens, een poging de creativiteit van de Kosmos na te volgen.
Wel deze van de mens, verhoudingsgewijs, puilt uit. In mijn omgeving zijn hiervan voorbeelden te over.
Foto Zinal: Roger Tas
18-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-12-2023 |
Wat vroeg in de morgen? |
Het eerste wat ik doe in de morgen, ver voor het licht er is - trouwens de laatste dagen is het licht niet veel meer zaaks, niet zoals de momenten die ik gekend heb toen de dag begon in een poel van vuur, doorheen de naakte takken van de boom voor de deur – is KLARA openen.
Ik dacht hoe verwerk ik vandaag het grijze van de luchten als het totaal anders had kunnen zijn, zelfs half december; wat ga ik schrijven, niet wat ik zie maar wat ik zien wou, wie helpt me om wat ik zien wil uit te dragen?
Ik heb anders, uitzonderlijk, geen klachten te uiten. Mijn lichaam, oud zijnde, kent niet meer de perfectie, het is er, maar dit is ook al. Ik gebruik het zoals het mij aangeboden wordt in zijn wankele toestand. We komen overeen, we aanvaarden het en zelfs, we verkondigen het om onze verstandhouding te beklemtonen en wel, en dit is wellicht de enige reden, omdat de geest het zo wil en omdat elke hindernis verzwegen wordt of genegeerd
Het onderwerp van de weinigen die me om een of andere reden bezoeken is dat de tijd vliedt, dat de dag zich opent om zich ‘te’ vlug erna te sluiten.
Wij ook dachten dit maar we zijn we er aan gewoon geraakt, we nemen het de tijd niet meer kwalijk, en ook we weten dat het slechts schijn is, dat de aarde niet vlugger tolt en niet vlugger haar weg aflegt om de zon, wel dat we de indruk hebben dat hij vlugger ‘vliedt’ omdat we het drukker hebben dan vroeger, en er dus geen tijd meer te verliezen is.
Zo weten we, dat we ooit zullen komen tot de laatste zin van wat we zeggen willen. Een zekerheid die we aanvaard hebben, een winstpunt op de tijd, want wat vandaag wordt neergezet zal er morgen, als we er niet meer zullen zijn nog te lezen staan. Er is dus nog iets dat ongewijzigd blijven zal voor een tijd, eigenlijk is dit van weinig belang in het licht van de eeuwigheid, maar het is dan toch voor mij iets heuglijks, beter dan niets, denk ik dan.
Maar van uit de lichtende, in vuur staande morgen vertrek ik graag de dag in, het legt zilver op mijn woorden zoals ik ze graag heb en de tijd van de architect van Marguerite Yourcenar of wie ook heeft er geen vat op, voor het woord is hij onbestaande.
Best ook.
17-12-2023, 05:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-12-2023 |
Een levensregel. |
Er zijn onder mijn vrienden - en ik ondervind dit dagelijks bijna - mensen van het woord en mensen van het beeld, van beitel en penseel; creatieve geesten in beweging die bezig zijn in stilte en bescheidenheid, (zo iets als de kerstroos in de tuin). Die in hun creatie hulde brengen aan een kunstvorm die drager is van wat de traditie ons heeft nagelaten en de onuitroeibare stromingen zijn van de geest van waaruit de golfbewegingen ontstaan die uitlopen in het beeld van het onsterfelijke in de mens.
Het zijn deze stromingen die de mens groot maken, die hem hijsen op het niveau waar zijn thuishaven is, deze van de nimmer tanende geest. De sprankels schoonheid die ze met hun werken oproepen, zijn een verheffing, zijn het spiegelbeeld van de homo sapiens nog steeds in wording.
Het is dit ’in-wording-zijn’ waar het op aan komt.
Hun creatief-zijn besprenkelt ons met hun visie en neemt ons mee, al was het maar een paar ogenblikken, naar de wereld waarin ze vertoefden toen ze aan het creëren waren.
Ik vernoemde gisteren Charles Ives in mijn blog en ik denk nu aan zijn ‘Unanswered question’, aan de vragen die we ons stellen en waar we, ‘gelukkig’, nog altijd geen antwoord op hebben zodat alles afgestemd blijft op dit zoeken.
Dit is wat de wereld van de geest in beweging houdt, deze ondergrondse zoektocht die ons mens-zijn bindt met wat van de Kosmos is: de vrijheid te creëren In alle oprechtheid, met pen, beeld, beitel, penseel, van alles wat naar het eeuwige neigt.
Creatief-zijn is de mogelijkheden aftasten eigen aan de geest, deze kunnen heel ver liggen, diep in onverwachte gronden.
Het bereiken ervan is een regel om naar te leven.
16-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-12-2023 |
Klanken als woorden. |
Zo gebeurt het dat je in de morgen de gordijnen openschuift op het grauwe van de luchten en je denkt aan Louis Pauwels (1920-1997) en aan die zin van hem die je in zijn ‘Blumroch’ ontmoette: ‘qui rate les aubes rate sa vie’, een zin die blijft je achtervolgen die, zoals vele andere zinnen, in jou gebrand schijnt.
Er zit veel waarheid in voor iemand die in volle natuur woont, meer dan voor iemand die zich tevreden moet stellen met de huizen in zijn stad, maar in feite blijft het bij een ingesteldheid: ofwel beleef je de Natuur en leef je ernaar bewust waar je ook bent, ofwel ga je er blindelings aan voorbij, en het is hier waar het op aankomt.
Pauwels echter, de stichter van ‘Planète’, schrijver van o.m. ‘Le matin des magiciens’ sprong elke morgen - zo schrijft hij toch – winter of zomer, buiten in volle Natuur, naakt in zijn zwembad en dan begrijp ik dat hij zo iets schrijft. Hij kwam telkens vernieuwd uit het water, hij voelde zich een ogenblik vrij en onbevangen in de armen van de levende Natuur, een koning te rijk.
Ik heb zo, maar dan in het klein, een dergelijk vaag gevoel als ik de gordijnen openschuif op het eerste licht, het volstaat me om te weten dat ik een nieuwe dag begin en dat ik niets ervan, al weet ik dat het weinig is - maar weinig is eigenlijk veel - niets missen mag.
En, zoals het zich voordoet, er is KLARA die me begroet vanmorgen met een Nocturne van Chopin, een goed omen denk ik - hoewel Charles Ives van de muziek van Chopin zegt dat het maar wat ‘getingel’ is – maar voor mij is het verbeelding: zie ik Chopin aan de piano, in een kamer van het kasteel van George Sand in Nohant - ten zuiden van Bourges - het venster open op de laatste dagen van de herfst. Met de tafel gedekt, zoals een vriend die het kasteel bezocht me vertelde, en de klanken te horen over de pelouse en onder de eeuwenoude beuken, klanken die zich mengen met de geluiden van de wind en het blauwe van de luchten weerspiegeld in de vijvers; Klanken die vragen zijn, vragen die een even zacht antwoord krijgen en doordringen tot de ceders en de eiken in het park met het koppel tortels op de rug van een witte bank.
Van hen is de wijsheid te zijn en toe te zien, van mij is het een zoeken naar betekenis, een ogenblik mezelf verloren, is het een ver verlangen dat zich uit, is het een gissen, een overbodigheid omdat de klanken, glazen knikkers zijn opspringend op een rode vloer.
Zo gebeurt het en zo leven we, droom omkleed met realiteit, van morgen tot avond, zo ondergaan we wat de dagen ons brengen en onze reactie valt neer in wat woorden op een blad, waar ze lang blijven zullen.
Misschien gelezen door enkelen.
15-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-12-2023 |
Hoe het verder verlopen kan. |
Ik nader het einde van mijn zesennegentigste jaar, heb het gevoel dat ik er ga overheen walsen maar ga het zwijgend doen om me pas op te richten de eerste dagen van mijn volgende periode van ditmaal 366 dagen. Niets zegt me dat ik het einde ervan halen zal maar de kans, hoe klein ook, bestaat.
Het is dus best dat ik van in de aanvang er vast in geloof al weet ik niet in welke lichamelijke of geestelijke toestand dit gebeuren zal. Evenwel is het vooral mijn ‘geestelijke’ toestand die ik in het oog houden zal.
Ik zie vandaag deze nieuwe periode als zo actief mogelijk, ik wacht op de terugkeer van de soepelheid van mijn vingers van de rechterhand om te doen wat ik nog meen te doen te hebben, mijn 366 dagen zullen ermee gevuld zijn, ik zal dus niet stilvallen maar verder gaan met minstens eenzelfde ritme.
Mezelf verbazen is mijn doel, kom ik ertoe ook jullie hiermede te verbazen dan leef ik geslaagd verder. Best is ook niet te zeggen wat ik doen ga, maar het voor mij te houden, jullie zien dan wel waar ik ooit uitkomen zal en in hoever wat hier opgetekend staat bewaarheid werd.
Ik blijf dus wordende, ik blijf in beweging in een omgeving die beweging is, deze van het woord, deze van het licht, deze van de klanken. Gevangen in de seizoenen, het zich openen van de dagen en het vallen van de avond, zelfs met regen tegen het raam, zelfs met het gele van de laatste bladeren in de tuin. Niet in een ‘eraan-voorbijgaan’, maar in een ‘er-op-ingaan’ en uit kijken waar het me voeren kan, de wegen die ik neem voortvloeiend uit de omstandigheden.
Wat ons totaal ontgaat, is het ongerijmde van een, als een tol draaiende aarde in haar baan omheen de zon, de zon vastgehaakt in haar sterrenstelsel, en het sterrenstelsel wegschietend, zoals Hubble het wist, met een niet in te beelden snelheid.
Een hologram van het Heelal dat we ver van ons verwijderd houden als we hier rondlopen, want geen ogenblik denken we aan het immense mechanisme dat het Heelal is, dit niet in te beelden raderwerk van hemellichamen, aan elkaar gehecht door wiskundige wetten en krachten, zich slingerend doorheen een massaal energieveld van op elkaar inwerkende subatomaire deeltjes, een totaliteit die elke verbeelding tart.
Een kosmische eigenheid waar ik, want het gaat hier over mezelf, meer en meer wil aan vastgeklonken blijven en me nu en dan erin gewikkeld voel als ik verder leef.
Schilderij: Johan Souffriau, de jongere.
14-12-2023, 05:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-12-2023 |
Er (groot) levend zijn |
Man, dacht ik vanmorgen voor de spiegel, houd het hoofd recht, loop niet rond gebogen als de oude man die je bent. Denk, nu de nieuwe dag zich opent zoals het altijd gebeurt aan wat je schrijven gaat, maar houd wat er ook moge komen, het hoofd opgericht als een oude boom: je bent wel niet veel meer, ‘a feather on the back of your hand, waiting for the dead wind’(T. S. Eliot), maar je hand blijft sterk, je hoop blijft levend, zo waarom het hoofd gebogen?
Dit schrijvende, is er het eerste licht, het roert zich over mijn handen, de herfst denk ik, de herfst die me vandaag gunstig is. Ik moet hem vasthouden, moet het zeggen hoe hij als een kroon van laurier over de dingen is, over mijn uren van zaligheid is, want meer dan Debussy, is het Sjostakovitsj nu, is er het Andante uit zijn tweede pianoconcerto. Het neemt me mee tot de allerlaatste noten ervan, over de straten en de huizen, over de wijde velden, de grijze luchten in, het benevelt me, vult me aan met een gevoel dat ik niet bepalen kan, maar het is een onverwacht geluk dat me overvalt en vloeien zal over mijn voormiddag om zich te bestendigen in mijn woorden die ik achterlaten zal.
Zo beoog ik elke dag te verbazen, het kan niet voor minder, zelfs al is dit veel, zelfs al is dit naar het bijna onmogelijke toe. Ik leef er naar, mijn uren en dagen zijn er op ingesteld, het is telkens een rush om te bereiken wat ik bereiken wil. Het is dus geen betoog, geen afgelijnd iets, het is een zich laten gaan op de stroom van woorden die lijk water op borrelen uit een ongekende bron die, gelukkig, open blijft.
Uiteindelijk heb ik de indruk me rijk te schrijven, al zijn het maar enkele momenten van lichte vervoering ze sterken me.
Juist toereikend om er levend te zijn.
13-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-12-2023 |
Vormen en kleuren. |
Zo vond ik deze morgen een foto terug van wat, eens losgeslagen, eens in volle uitstraling, de herfst vermag die ons een beeld heeft gelaten dat ons verrast door de verscheidenheid van zijn vormen en kleuren, een eigenheid die de Natuur ons te bieden heeft als we door het bos wandelen, de ogen en de geest wijd open die de fotograaf er toe gebracht heeft een foto te maken op een kleine plaats in een groot bos van een gebeuren - want dit is het – een zo groot palet aan kleuren, van krachtig geel tot karmijnrood en van lichtgroen naar de kleur van olijven, met het spanningsveld van zwammen er aan toegevoegd.
Ik sta er bij stil, ik die in lange tijd geen bos meer heb bezocht.
Ik had niet, in deze dagen, zoveel kleuren verwacht. Ik dacht zelfs dat het niet zo maar kon, dat er iemand geweest was een dichter of een Debussy die in plaats van woorden of klanken, kleuren had geschikt om ons te vertederen en dat, om wat hij ons zeggen wilde, het ook kon in schakeringen van geel en groen en rood, alleen al om duidelijk te maken hoe de Natuur zich verheffen kan als hij aan het uitdoven is.
En dit omdat ik van de herfst de kleuren, van in mijn vroege jaren, zich in mij hebben genesteld als kleuren van bezinning, kleuren die na een laatste opflakkering, stervende zijn. Eigenlijk, heel even maar stervende, om dan met een ruk terug te komen, als een vuur dat opstijgt uit de dode as die de winter is.
De herfst is als een overgang naar het sterven toe, een passage die nodig is om weer te verrijzen en te bloeien naar nieuw leven toe. Wat dit lichaam, dat ik mijn lichaam noem, te wachten staat is me heel duidelijk, het zal vergaan. De voortekenen zijn er al, het verschrompelt, maar de hunker naar totale rust heeft zich nog niet geankerd in mij, mijn geest blijft zich elke dag verzetten opdat ik houden zou wie hij is en hoe hij is.
Dus zie ik – de foto deed zijn werk - met een gerust gemoed herfst en winter tegemoet. Het kan niet beter dan het al is, dat weet ik wel, maar het kan nog steeds beter in wat ik schrijf en dit is iets dat ik beogen kan, nu en morgen en in de tijd die me nog beschoren is.
Ik dacht Debussy vanmorgen, dacht niet aan de tijd die me nog rest Maar hoe ik het ook draai of keer, beide zijn innig verstrengeld. Ik kan niet bezig zijn met iets, in afwezigheid van het andere, de tijd.
Zo gaat het in het leven, beide maken deel uit van het bestaan, deel van het palet aan gedachten dat we meenemen als we om het even wat aan het schrijven zijn.
Maar vanmorgen dacht ik een ogenblik Debussy.
Foto: Karel Depelsemaeker
12-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-12-2023 |
Herfstgedachten. |
De regen en de nevel die het land overvallen, overvallen me ook, grijpen me aan verdoven me ten dele.
Heb ik, toen het kon, op voldoende wijze opgeslagen de glinstering van licht, het gegons van bijen, de vlucht van vlinders, de geur van heide en van grassen en vooral het gewemel van de bomen over mij en de warmte die opsteeg uit de aarde; voldoende mee genomen in de dagen van mijn jeugd, hoe die waren en hoe ze zich stapelden in woorden tot voedsel voor mijn oude dagen; heb ik?
Zo mijn morgen nu, en ik hier wandelen ging niet verder dan de straat die dood liep in de velden. Er de kraaien waren die opvlogen, krijsend, toen ze me zagen. Ik hen toeriep toen - eenzaamheid mijn deel - ze niet bevreesd hoefden te zijn, ik hen strelen wou over de rug, hun vleugels open strijkend zoals een melker van duiven het wel eens doet. Maar luisteren naar woorden doen ze niet.
Wie dan wel denk ik, wie klopt er aan, wie als woord?
En of ze welgekomen zijn, of ik ze houden wil wordt me gevraagd, ik van geen gevaar bewust, ik ze binnen neem, ze open strijk en er andere woorden aan toevoeg, zo maar, omdat het zo hoort, omdat het zo wordt uiteengezet in oude boeken in leder gebonden en met koperen slot. Maar vandaag, eens neergezeten om te schrijven, met de wereld van de woorden kom ik niet ver, mijn geest die ik gelaten heb achtergelaten omdat er geen ruimte is, geen weten hoe het verder moet of hoe ik terug kan gaan naar wat van gisteren was en wat van de dagen ervoor.
De herfst sloeg toe bij mij, de boom ontbladerd op een nacht, verlaten door de vogels als door de siddering van leven. Doorzichtig als water hij daar staat en ik onontvankelijk voor gedachten, zelfs splinters van gedachten zouden welgekomen zijn, maar niet vandaag. Ik ben afgesloten, mijn aders zijn verdord voor woorden.
Hoe sta ik morgen op, hoe gedraag ik mij als wordt aangeklopt, als het licht de haastigheid zal kennen van het bestaan, en vele zaken onafgewerkt zullen liggen blijven, opeengestapeld?
En, ik heb nog de winter door te gaan.
11-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-12-2023 |
De laatste woorden. |
Wat kan ik nog kwijt voor ik de nacht inga, welke woorden resten er nog die ongeschreven bleven en nu rusteloos rondhangen hier of daar omdat ze te kort kwamen en niet genomen werden, en ook niet wetende of het gebeuren zal in de nacht nog of in de morgen daarop. Want het gebeurt niet zo dikwijls dat de dag zich niet heeft opgelost in een groot bewegen om het allerlaatste eruit te halen, de laatste droppel, de laatste ademstoot.
Niet dat je verwacht dat het nog veel is dat er overbleef. En ook, in de morgen was er op MEZZO TV de ‘Eerste’ van Brahms onder de leiding van Daniël Barenboim en je waart diep geroerd door de kracht en het beeld van zijn visie en, wat er ook nog was aan woorden, ging verloren in de wereld van Brahms en, dan nog, dan nog was er in de vroege avond op CLASSICA de ‘Vierde’ van Mahler met Claudio Abado’, een van de machtigste stukken muziek die er zijn – een opname van 2009 in Luzern - en als toemaat een vriend die je als mail een gedicht stuurt op een sneeuwlandschap geschreven, een foto van vroeger. Wat hij niet zegt is of hij het gedicht maakte in de winter toen het sneeuwde of in de zomer toen de bomen in volle bloei stonden en hij de bomen schilderde omdat hij wist hoe de bomen zouden zijn in de winter, naakt en hoog opgeschoten, hun donkere takken met kleine plakken sneeuw bekleed.
Zo is er niets dat hem belet in zijn oude dagen te schrijven over zijn jeugd, omdat je het zo dikwijls hebt geweten als je door de velden wandelde op dagen dat je losgeslagen, verward verliefd, de eenzaamheid van bos en velden opzocht om dichter bij haar te zijn, die je in de morgen voorbij had zien fietsen, een blonde meid, de sjaal om haar hals lijk een wimpel waarmee ze jou begroeten wilde. Jij, toen gedoken in een boek, een Gilliams misschien, een Knut Hamsun, een Jules Verne, alles wat leesbaar was las je in die tijd, om achteraf als je naast haar was, maar zo dikwijls was het niet, haar te vertellen wat je gelezen had. Jij, zegde je, jij over mij gebogen, je handen op mijn schouder.
En hij nu zoekend naar haar laatste woorden, om ze te eten, te verdelen in cirkels, de zinnen lijk kransen kersenbloesems omheen zijn handen gewikkeld, ruikend naar witte seringen, die haar woorden waren. En hij haar raken kon zonder dat ze er was. Hij haar vragen kon, zijn hand breed rustend in haar hals, opschuivend naar de kroon van haar hoofd, haar haren houdend tussen zijn vingers. En hij haar kussen kon, al was ze er niet, al was ze er nimmer, hij haar houden kon, zelfs nu, voor hij de nacht in ging, de laatste woorden opnemend, opgeslorpt door dat verlangen haar bij hem te hebben voor hij hier sluiten ging, want het beter was niet verder te denken.
In te slapen.
10-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-12-2023 |
Overlevingsdrang. |
Wat wil ik bereiken met mijn woorden die ik de wereld in jaag alsof ik schrijven zou als een literair genie voor een gemeenschap van lezers die de behoefte kennen de tijd te nemen om me te lezen; schrijvend ook voor hen die me nooit zullen lezen, die nooit weten zullen dat ik op deze wereld heb rondgelopen, gehuld in woorden?
Want ik ben van elke dag de woorden die ik schrijf, had ik ze niet geschreven, ik was verdoken gebleven, nu wachten we samen in open gelederen om gelezen te worden, wat jaren duren kan, maar we zijn er om te worden ontdekt, zoals de gouden Carolus er lag, in de grond geborgen, op het erf van mijn grootvader, tot de hond hem boven haalde en grootvader het goudstuk wisselen kon, diep in de oorlog, voor een zak tarwe.
Ik weet dat later alleen nog de woorden overblijven zullen waarin ik, ondergedoken, schuilen zal zoals het goudstuk in de grond, want weinig meer zal er overblijven van wie ik was en hoe ik hier was, echter al schrijvend hebben de woorden me bezocht de ene dag wat minder, de andere wat meer. Het was het beeld dat ik uitstraalde n;ar buiten en naar binnen; het beeld dat jullie meedragen van mij, wat me nog een tijd levend houden zal, zelfs als ik er niet meer zal zijn. Overdrijf ik? Niet wat mij betreft.
Ik schrijf er over zoals ik het denk, zoals ik denk aan bijvoorbeeld een Robert De Telder (1945-2020) die ik als vriend benaderde. Hij leefde ‘in’ het Oude-Testament dat hij zag als historisch juist, waar de ganse geschiedenis van het Midden-Oosten kon aan vastgeknoopt worden. Hij schreef er zijn levenswerk over, ‘Tijd der Tijden’ Hij overleeft erin zoals ik wil overleven in het boek dat ik schreef en, deze geschriften hier zijn onmiskenbaar het vervolg ervan. Het is vooral deze overlevingsdrang die ons bezielde om los van al het andere in de eerste plaats schrijver te zijn of dan toch het te willen zijn.
Ik verwacht het toch in de dagen die erna komen, De Telder mijn voorbeeld zijnde.
09-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-12-2023 |
De paradors van Nooteboom. |
Gewoonlijk begin ik vroeg in de morgen, ofwel eindig ik ook een tijd(je) nadien ofwel later in de loop van de dag/van de avond. Maar eens geschreven wil ik vergeten wat er staat om te denken aan wat ik de volgende dag ga schrijven, het is een proces dat loopt over een etmaal.
Er zijn dus in mijn dagen weinig ogenblikken dat ik niet begaan ben met wat ik melden wil. Me elke dag vernieuwend om aan te komen op een plaats die voorheen geen plaats nog was, in elk geval zelden voor de schrijver ervan, een vreemde man die wel humor apprecieert maar nimmer humoristisch overkomt, niet eens op honderd dagen.
Hoe dikwijls al heb ik een blog afgesloten, niet meer wetende langs welke weg ik terecht ben gekomen op de plaats waar ik eindig, soms leeg geschreven, neerzittend, kijkend naar het laatste vallen van de bladeren, of, zoals nu, als een oude man die wacht om weg te gaan, de gordijn van de eeuwigheid open op een kier.
Ik zal niet ver meer komen vandaag Ik zal nog een aantal zaken doen, kleine en minder kleine en terugkeren daarna tot wat hier al geschreven staat, denkend dat het niet zo veel is dat ik te zeggen had, maar dat nog heel wat in mijn pen gebleven is en pas morgen, maar wat is morgen, te voorschijn zullen komen, dingen die nu nog verscholen blijven maar zich aan het ophopen zijn in spanning om ontbloot te worden in alle kleuren en eigenheden, zoals Cees Nooteboom ons het beeld ontbloot van de vele ‘paradors’ waar hij verblijft op zijn omweg naar Santiago[1].
Paradors waarvan wij droomden in onze slaap, maar er niet kwamen.
[1] Nooteboom Cees: ‘De omweg naar Santiago’, De Bezige Bij, 2018.
08-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-12-2023 |
Het is een droom. |
Het is een droom, een tekst te kunnen schrijven die zo maar wordt geplukt uit het ijle van je gedachten: woorden die nog geen houvast hadden bij elkaar gebracht en verbonden, het is een betrachten en voor mij een rijkdom, de enige die voluit, mijn dagen vult.
Tezelfdertijd betekent het, het doorbreken van mijn eenzaamheid want wat ik schrijf wordt gelezen. Hoe het ervaren wordt weet ik niet, ik denk positief en dit is voldoende om dankbaar te zijn, meer dan je vermoeden kunt. Zonder jullie had mijn schrijven enkel zin voor mezelf, dankzij jullie krijgt het een meerwaarde, ik weet dat ik verwacht wordt wat een zalig gevoel geeft.
Blijft me trouw zoals ik jullie trouw blijf en vergeef me als ik jullie soms te lang bezig houd met mijn gekartelde zinnen en eigenzinnige woorden. Het is maar dat ik me telkens wens te vernieuwen, iets dieper schrijven wil dan het normaal is en ook, vooral niet wens te ontgoochelen met een blog die niet waard zou zijn gelezen te worden.
Dit wou ik je zeggen deze morgen nu het ondertussen nog even nacht nog is en als ik het gordijn wegschuif er zelfs nog geen vaagheid van licht kleeft aan het raam.
Zo is elke dag van het schrijven een nieuwe strijd die wordt aangegaan om toch maar niet te verdorren in ledigheid. Elke dag opnieuw en elke dag aankomend op een plaats die voorheen geen plaats was. In elk geval voor de schrijver ook van deze, zoals hij al vernoemde vreemde woorden, van een vreemde man die wel humor apprecieert maar nimmer humoristisch overkomt, niet eens op honderd dagen.
Wat heb ik nu geschreven dat ik behouden wil en wat zal ik houden voor morgen en voor de dag(en) erna.
Zal ik opvliegen lijk een jonge eend uit de lotusbloemen – zoals de overleden farao - om te verbazen of liggen blijven onder het laagste lover, waar de laatste vogels slapen gaan?
07-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-12-2023 |
Wat misschien nog blijven zal. |
Ik daal met Sint-Niklaas af naar lagere regionen, maar het is maar voor de vorm, eigenlijk is er nog altijd het ‘Graf’ op de achtergrond, al wil ik het vergeten de echo blijft of, hoe we ingesteld zijn eens een onderwerp ons heeft bezig gehouden lossen we het niet zo vlug. Ik kan bijvoorbeeld niet nalaten Rilkes novelle te openen en te lezen:
Meine Mutter Seid stolz, ich trage die Fahne Seid ohne Sorge, ich trage die Fahne, Habt mich lieb, ich trage die Fahne.
Ik lees dit met vochtige ogen omdat ik weet hoe het eindigen zal:
Im nächsten Früjahr (es kam traurig und kalt) rittt ein Kurier des Freiherrn von Dirovano langsam in Langenau ein. Dort hat er eine alte Frau weinen sehen.
Dit ook is dan de Rainer Maria Rilke die begraven ligt aan de voet van een romaanse kerk in Rarogne, onder een witte steen met een grafschrift dat niemand schijnt te (kunnen) begrijpen omwille van de ‘Widerspruch’ die alles in de war brengt.
Maar.
Het sneeuwde gisteren op de middag en ik was even geroerd door het gewemel van de vlokken voor het raam waar ik schreef met het gezang van Maria Callas er doorheen, een ganse voormiddag al, een perfecte eenzaamheid: ik schrijvend, denkend en luisterend, ik me goed voelend omdat de woorden kwamen in stromen, zodat ik ze maar te nemen en te schrijven had, wat ik als een wonder zag dat mij, simpel ding van een mens , te beurt viel.
Te beurt viel om het te vermelden opdat het er zou staan en zou blijven de tijd dat het ‘gewild’ nodig zou zijn.
Eens ik vertrokken Ik het niet weten zou, ik er niets over horen zou als er eventueel ooit nog iets over te horen zou zijn, de toekomst ervan opgetekend in dat fameuze ‘boek’ waar ik telkens op terugval, zelfs al weet ik dat het er niet is zoals het wordt voorgesteld, maar het gebeuren dan toch in potentie al bestaande.
Ook het ogenblik van vertrekken om ‘hier’ althans niet meer te zijn, enkel mijn naam nog in wat oude boeken overgebleven.
06-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-12-2023 |
Rilke, eine Geschichte. |
Alles is verweven met alles: een vermeend correct gegeven in een essay bracht me op het spoor naar Rilkes grafschrift. Had ik het gelezen als apocrief ik zou het grafschrift gelaten hebben voor wat het was maar gezien ik elke dag ‘hengel’ naar een onderwerp heb ik er dankbaar gebruik van gemaakt.
Echter, Stefan Hertmans – ik ben verloren in zijn ‘Essays’ – hield me bezig en ik ben gaan zoeken in de boeken die ik op het gelijkvloers bezat – het grootste deel staat in mijn bureau op de verdieping en ik mag alleen de trap niet meer op – ik ben gaan zoeken bij George Steiner, en het tweede boek dat ik nam, ‘Het Oog van de Meester’ viel open op het gedicht van Nietzsche: ‘Oh Mensch gib Acht’ .
Ik geloof niet in toevalligheden, ik geloof in een ‘toezichthouder’ op wat ik doe of te doen heb, er zijn regelmatig dergelijke soort voorvallen. Ik weet dat ik een vreemd man ben die schrijft wat hem te binnen valt, maar ik vraag me nu af waarom ik zo gesteld ben om dit grafschrift van Rilke zo dicht mogelijk te benaderen.
Rilke en ik, we hebben beiden een ‘29 december’ gemeen; ik stond aan zijn graf hoog boven de Rhônevallei in Rarogne/Raron op de scheidingslijn tussen le Haut- et le Bas-Valais, en in de valavond aan zijn kasteel in Muzot/Sierre.
Ik deed een grote poging om zijn ‘Neue Gedichte’ te lezen en te begrijpen, maar had Paul Claes nodig om erin te slagen; ik bezit zijn novelle ‘Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke’ van 1947, gedrukt in het gotisch, een parel van een boekje op alle gebied. Trouwens, waarom ben ik ineens gestopt met de lectuur van het boek van Sigiswald Kuijken, ‘Bach, blijf bij ons’ en ben ik begonnen met het lezen van Deel I van Hertmans’ ‘Essays’ om na een paar dagen geconfronteerd te worden met zijn ‘Van Fontanel tot Graf’ van 1988.
In het kort: al het voorgaande wijst er op dat ik bestemd was om te vallen op Rilkes grafschrift.
Wat gebeurde. Wat ik nu wil zien als een ‘opdracht’ die werd volbracht. Uiteindelijk moest er in het 'Essay' staan wat er stond.
Right or wrong, het zijn maar wat woorden die er zijn om er te zijn en te zeggen wat ze zeggen.
05-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-12-2023 |
Rose, Oh reiner Widerspruch ... |
Stefan Hertmans heeft mijn grafschrift van Rilke niet gesmaakt. Ik geloof dat er niemand is van allen die er hun mening over uitgesproken hebben die mijn woorden aanvaarden zullen. Ze zijn te simpel, te verstaanbaar, ze passen niet bij de aard van de Rilkes gedichten.
Ik doe er dus best aan hen te geloven.
Echter had ik geweten dat het voorval van het zich prikken aan de doorn van een roos een apocrief gegeven was, ik zou er alsdan geen acht op geslagen hebben, nu werd ik misleid door het essay van 1988 van Hertmans waarin het apocriefe karakter van het bericht niet werd vermeld.
Maar wat heb je - en de nagedachtenis aan Rilke vooral - aan een grafschrift dat eigenlijk zelf een tegenspraak is, een spel, want dit is het, van woorden met dubbele betekenis als ‘Schlaf’ en ‘Lidern’.
Ik begrijp dat hij de Roos liefheeft zoals Frederik van Eeden de waterlelie lief had; dat hij de symboliek ervan, zoals van Eeden, in zijn hart en vooral in zijn geest droeg, maar er is ook het zuivere beeld ervan, meer dan de symboliek die de mens die er aan voorbijkomt en leest zoals de lijn er staat, het beeld van de roos tot zich roept meer nog omwille van de struik witte rozen over de zerk en dat, denk ik, de versregel omheen de roos enkel de bedoeling had te wijzen op de symboliek omheen de roos, maar dan ook niets meer dan dat.
Misschien heeft hij de Rilkekenners, ‘verwend’ als ze waren door de moeilijkheidsgraad van zijn gedichten, even op een verkeerde voet gezet door in de toestand waarin hij verkeerde, op het punt van het sterven, te willen verrassen – Pessoa vroeg zijn bril - met een paar regels poëzie, waarin hij de Rilke in hem wil laten kennen in de dubbele betekenis van enkele woorden.
Zoals ik verrast werd door het verzwijgen van het mogelijke ‘apocriefe’ in de prik van de doorn heeft hij de lezers van zijn gedichten willen verrassen door dicht bij de betekenis van elk woord te blijven en enkel te willen verduidelijken hoe roos en doorn een ‘Widerspruch’ zijn en in de tweede regel dat hij de eigenheid van zijn gedichten aan niemand te danken heeft.
Het is een opvatting die dan maar toe te voegen is aan de 26 opvattingen die er, zo las ergens, al bestaan.
Ik wil er graag een passage die ik als reactie op mijn blog ontving van Stefan Hertmans aan toevoegen:
‘Er is mijn levenslange fascinatie voor de manier waarop de roos een centrale rol speelt in de existentiële gedichten van Rilke. Naar een Perzisch dichter gaan telkens wanneer iemand de naam van de roos vernoemt, alle rozen in de oude boeken bloeien (iets wat terugkomt in Umberto Eco's Naam van de Roos: stat rosa pristina, nomine nuda tenemus** maar voor Rilke is dit nominalisme geen bron van melancholie aangaande het vergankelijke, mar juist bewijs van het levengevende karakter van het noemen van de roos. Een deels apocrief verhaal vertelt dat Rilke, die aan leukemie leed, zich ernstig aan een doorn verwondde, en uiteindelijk stierf door die verwonding, juist aan de bron van alle metaforen over bloei, verwachting en ontluiking.
Zijn grafschrift, op de zerk bij het stemmige kerkje in Raron in de Rhônevallei, is wereldberoemd geworden omwille van de semiotische densiteit.
En ik wil sluiten met de vraag of iemand oog heeft gehad voor het eenzame woord, ‘Lust’? Heeft Rilke hier gedacht aan Nietzsches:
Oh Mensch Gib Acht! Was spricht die tiefe Mitternacht? Ich schlief ich schlief -, Aus tiefer Traum bin ich erwacht:- Die Welt is tief, Und tiefer als der Tag gedacht. Tief ist ihr Weh-, Lust - tiefer noch als Herzeleid: Weh spricht: Vergeh Doch alle Lust will Ewigkeit -, Will tiefe, tiefe Ewigkeit!
**De Latijnse uitdrukking Stat rosa pristina nominane, nomina nuova tenemus ("de oerroos bestaat alleen in de naam, we bezitten alleen kale namen") is een variatie op regel I, 952 van het gedicht in hexameters De contemptu mundi van Bernard van Cluny , niet te verwarren met het gelijknamige prozawerk van kardinaal Lotario di Segni , de toekomstige paus Innocentius III. Het dankt zijn fortuin aan Umberto Eco , die er de laatste zin van zijn roman The Name of the Rose van maakte (Google).
PS.
De eerste sneeuw viel op zondag 3 december, om 12.00 uur: ik schrijvend over de Roos van Rainer Maria Rilke.
04-12-2023, 06:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-12-2023 |
Verbondenheid. |
Zonder dat ik er erg in had – Rilke hield me bezig – zit ik volop in de laatste maand van het jaar. Komt Kerstmis eraan, komt het lengen van de dagen die nu nog altijd aan het krimpen zijn, eraan, komt het ogenblik van de winterzonnewende eraan. Wat een pracht van een woord en van inhoud, ‘zonnewende’: de zon die zich keert en terug wijkt naar het zuivere oosten.
Mijn ‘God’, hoe heb je dat toch heerlijk bedacht en telkens met grote preciesheid uitgevoerd.
We mogen hier ook eens aan denken, we hoeven niet altijd ons bezig te houden met de geboorte en het leven van Christus en al wat er omheen geweven werd, vooral dan de liefde voor onze ‘evenmens’, nog een woord om van te dromen. Christus waar we niets met absolute zekerheid over weten, wie hij was en vanwaar hij ineens op zijn drieëndertigste in Jerusalem is opgedoken.
Wel hoe hij aan het kruis aan het sterven was, zijn moeder, de zuster van zijn moeder en Maria Magdalena, stonden aan zijn voeten, lezen we in Johannes 19: 25*.
En verder, in 19: 26, When Jesus therefore saw his mother, and the disciple standing by, whom he loved, he saith unto his mother, woman behold thy son!
En in 19: 27, Than saith he unto the disciple: Behold thy mother. And from that hour that disciple took her to his own home.
De discipel in kwestie kan enkel Maria Magdalena zijn. En hier, stervend op het kruis richt hij zich tot Maria Magdalena zijn geliefde en draagt hij haar op de zoon van zijn moeder te zijn dit is, voor haar te zorgen als een zoon.
Was het dan niet normaal dat ze naast hem gezeten was op het Laatste Avondmaal en Johannes in 13: 23 over haar zegde: ‘Now there was leaning on Jesus’ bosom one of his disciples whom Jesus loved’
Zo, vergeten we dit een ogenblik of, een dag lang, en denken we aan het kantelmoment van wat herdacht wordt, of zou moeten herdacht worden, het bevruchten, hoe het ook moge gebeurd zijn door een engel, door een geest, of door een man, in elk geval is het een onbevlekte ontvangenis, zoals elke geboorte een onbevlekte ontvangenis is weet Boris Pasternak in zijn ‘Dokter Zhivago’.
Met de geboorte zitten we op een pad dat van de Kosmos is. Het is hierover dat ik filosofeer in deze wereld waar het sacraal-kosmische geleidelijk aan maar heel traag naar het voorplan neigt.
Dit is dan wat ik noem de evolutie van de geest naar een beter begrip van ons geïntegreerd zijn in wat van de Kosmos is, dieper dan wat van de wereld is: onze verbondenheid met alles wat van de sterren en de planeten is.
De zonnewende is een passende gelegenheidd om er aan te denken.
* King James' Bijbel van 1611.
03-12-2023, 07:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-12-2023 |
Rilkes grafschrift |
Ik lees bij Stefan Hertmans in zijn tweedelig Essays-boek[1] over de plotselinge dood van Rilke (op 29 december 1926, precies één jaar vóór mijn geboorte). ‘Hij stierf aan leukemie, maar de directe aanleiding in de escalatie van het proces was het zich prikken aan de doornen van een roos die hij in zijn grafschrift centraal stelde.’
Dankzij dit laatste gegeven kan ik zijn, volgens Anton Van Wilderode[2] sibillijns grafschrift ontcijferen tot zijn poëtische eenvoud.
We lezen de woorden zoals ze er staan op de grafsteen:
Rose, oh reiner Widerspruch, Lust, Niemandes Schlaf zu sein unter soviel Lidern.
De twee versregels die Rilke heeft neergeschreven voor de steenkapper konden niet ten volle op twee lijnen gebeiteld worden. Voor het laatste wood, 'Lidern' moet ik gissen, maar ik denk dat het ook bij de tweede regel hoort[3].
De tekst wordt aldus ineens duidelijk:
Rose, oh reiner Widerspruch, Lust, Niemandes Schlaf zu sein unter soviel Lidern.
Als hij het heeft over de ‘Widerspruch’, de tegenspraak die de roos is. Dan maakt hij duidelijk dat de roos die oh, zo aangenaam ruikt en mooi is om zien, ook, en hier komt het, verraderlijk gevaarlijk is gezien hij er zich aan gekwetst heeft met, voor hem, de dood tot gevolg.
De tweede regel begint eigenlijk met het laatste woord ‘Lust’ uit de eerste regel. Ik zou het vertalen als ‘voldaanheid' nooit de slaaf geweest te zijn van zovelen.
’Lust’ zie ik ook als een soort rustpunt, een kwestie van ritme want zonder ‘Lust’ leest de tekst - Rilke onwaardig - absoluut niet vlot. Daarom ‘Lust’ dat begint met de ‘L’ van ‘Lidern’.
Hiermede is het raadsel, waar ik vijftig jaar heb naar opgekeken, voor mij klaar en duidelijk opgelost. Ik kan nu de boeken sluiten en met een gerust gemoed gaan slapen.
[1] Hertmans Stefan: ‘De Essays’, de Bezige Bij, 2023, pagina 60.
[2] Van Vossole Maurits: ‘Tussen stroom en gesteente’, Uitgeverij Danthe NV, 1980.
[3] Volgens Maurits Van Vossole las de opdracht van Rilke als volgt:
‘Ik vind de geometrische kunsten van de hedendaagse steenkappers afschuwelijk, het zal wellicht mogelijk zijn een oude steen te verwerven (bij voorbeeld uit de Empire). Effent men de vroegere inschriften eruit dan kan er dit opstaan: het wapenschild, de naam en op enige afstand de versregels’.
02-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-12-2023 |
Eenvoud in de poëzie. |
Je hebt aangevoeld dat poëzie iets gans anders kan zijn dan dat gefilosofeer van jou waar je weinigen kunt mee verleiden. Je zou de dichters graag willen volgen - op avonden als de zon aan het dalen is en het licht, in deze dagen o zo vlug, wordt opgeslorpt door de nacht - simpelweg zoals bij Bach in een van zijn Cantates:
‘Bleib bei uns, denn es will Abend werden …’
Hoewel het vallen van de avond in de XVIIIde eeuw een totaal andere impact had op de mens dan nu is dit het soort poëzie waar ik van droom. Echter ik slaag er zelden in het effect te bereiken eigen aan die regels van Bach. Ik verga, wellicht beïnvloed door T.S. Eliot, in een filosofisch gemijmer dat niet (meer) op zijn plaats is in de poëzie van vandaag. Misschien nooit op zijn plaats is geweest, zeker niet bij Paul Van Ostaijen, ook niet bij Paul Auster als ik teruggrijp naar zijn gedicht ‘Still life’:
Snowfall. And in the nethermost lode of whiteness, a memory that adds your steps to the lost.
Endlessly I would have walked with you.
Ik vang weinig aan met de eerste vijf lijnen, zo iets als: ‘het vallen van sneeuw, het allerlaagste erts van witheid, wellicht een herinnering aan een wandeling in de sneeuw.
Maar sterk poëtisch zijn de twee laatste lijnen, zo voel ik het toch aan in mijn toestand. Deze dragen het ganse gedicht, want eens de bundel dicht en opgeborgen zijn het deze twee lijnen die ik onthouden zal.
Uiteindelijk moet ik afstappen van de wijze waarop ik mijn blogs schrijf en mezelf negeren, moet ik de bloeiende grassen aan mijn voeten vergeten en me concentreren op de geuren ervan, de geuren die hier de poëzie van het leven zijn: de woorden meegevoerd door de zomerwind.
01-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |