Gewoonlijk begin ik vroeg in de morgen, ofwel eindig ik ook een tijd(je) nadien ofwel later in de loop van de dag/van de avond. Maar eens geschreven wil ik vergeten wat er staat om te denken aan wat ik de volgende dag ga schrijven, het is een proces dat loopt over een etmaal.
Er zijn dus in mijn dagen weinig ogenblikken dat ik niet begaan ben met wat ik melden wil. Me elke dag vernieuwend om aan te komen op een plaats die voorheen geen plaats nog was, in elk geval zelden voor de schrijver ervan, een vreemde man die wel humor apprecieert maar nimmer humoristisch overkomt, niet eens op honderd dagen.
Hoe dikwijls al heb ik een blog afgesloten, niet meer wetende langs welke weg ik terecht ben gekomen op de plaats waar ik eindig, soms leeg geschreven, neerzittend, kijkend naar het laatste vallen van de bladeren, of, zoals nu, als een oude man die wacht om weg te gaan, de gordijn van de eeuwigheid open op een kier.
Ik zal niet ver meer komen vandaag Ik zal nog een aantal zaken doen, kleine en minder kleine en terugkeren daarna tot wat hier al geschreven staat, denkend dat het niet zo veel is dat ik te zeggen had, maar dat nog heel wat in mijn pen gebleven is en pas morgen, maar wat is morgen, te voorschijn zullen komen, dingen die nu nog verscholen blijven maar zich aan het ophopen zijn in spanning om ontbloot te worden in alle kleuren en eigenheden, zoals Cees Nooteboom ons het beeld ontbloot van de vele ‘paradors’ waar hij verblijft op zijn omweg naar Santiago[1].
Paradors waarvan wij droomden in onze slaap, maar er niet kwamen.
[1] Nooteboom Cees: ‘De omweg naar Santiago’, De Bezige Bij, 2018.
|