 |
|
 |
|
|
 |
10-12-2023 |
De laatste woorden. |
Wat kan ik nog kwijt voor ik de nacht inga, welke woorden resten er nog die ongeschreven bleven en nu rusteloos rondhangen hier of daar omdat ze te kort kwamen en niet genomen werden, en ook niet wetende of het gebeuren zal in de nacht nog of in de morgen daarop. Want het gebeurt niet zo dikwijls dat de dag zich niet heeft opgelost in een groot bewegen om het allerlaatste eruit te halen, de laatste droppel, de laatste ademstoot.
Niet dat je verwacht dat het nog veel is dat er overbleef. En ook, in de morgen was er op MEZZO TV de ‘Eerste’ van Brahms onder de leiding van Daniël Barenboim en je waart diep geroerd door de kracht en het beeld van zijn visie en, wat er ook nog was aan woorden, ging verloren in de wereld van Brahms en, dan nog, dan nog was er in de vroege avond op CLASSICA de ‘Vierde’ van Mahler met Claudio Abado’, een van de machtigste stukken muziek die er zijn – een opname van 2009 in Luzern - en als toemaat een vriend die je als mail een gedicht stuurt op een sneeuwlandschap geschreven, een foto van vroeger. Wat hij niet zegt is of hij het gedicht maakte in de winter toen het sneeuwde of in de zomer toen de bomen in volle bloei stonden en hij de bomen schilderde omdat hij wist hoe de bomen zouden zijn in de winter, naakt en hoog opgeschoten, hun donkere takken met kleine plakken sneeuw bekleed.
Zo is er niets dat hem belet in zijn oude dagen te schrijven over zijn jeugd, omdat je het zo dikwijls hebt geweten als je door de velden wandelde op dagen dat je losgeslagen, verward verliefd, de eenzaamheid van bos en velden opzocht om dichter bij haar te zijn, die je in de morgen voorbij had zien fietsen, een blonde meid, de sjaal om haar hals lijk een wimpel waarmee ze jou begroeten wilde. Jij, toen gedoken in een boek, een Gilliams misschien, een Knut Hamsun, een Jules Verne, alles wat leesbaar was las je in die tijd, om achteraf als je naast haar was, maar zo dikwijls was het niet, haar te vertellen wat je gelezen had. Jij, zegde je, jij over mij gebogen, je handen op mijn schouder.
En hij nu zoekend naar haar laatste woorden, om ze te eten, te verdelen in cirkels, de zinnen lijk kransen kersenbloesems omheen zijn handen gewikkeld, ruikend naar witte seringen, die haar woorden waren. En hij haar raken kon zonder dat ze er was. Hij haar vragen kon, zijn hand breed rustend in haar hals, opschuivend naar de kroon van haar hoofd, haar haren houdend tussen zijn vingers. En hij haar kussen kon, al was ze er niet, al was ze er nimmer, hij haar houden kon, zelfs nu, voor hij de nacht in ging, de laatste woorden opnemend, opgeslorpt door dat verlangen haar bij hem te hebben voor hij hier sluiten ging, want het beter was niet verder te denken.
In te slapen.
10-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-12-2023 |
Overlevingsdrang. |
Wat wil ik bereiken met mijn woorden die ik de wereld in jaag alsof ik schrijven zou als een literair genie voor een gemeenschap van lezers die de behoefte kennen de tijd te nemen om me te lezen; schrijvend ook voor hen die me nooit zullen lezen, die nooit weten zullen dat ik op deze wereld heb rondgelopen, gehuld in woorden?
Want ik ben van elke dag de woorden die ik schrijf, had ik ze niet geschreven, ik was verdoken gebleven, nu wachten we samen in open gelederen om gelezen te worden, wat jaren duren kan, maar we zijn er om te worden ontdekt, zoals de gouden Carolus er lag, in de grond geborgen, op het erf van mijn grootvader, tot de hond hem boven haalde en grootvader het goudstuk wisselen kon, diep in de oorlog, voor een zak tarwe.
Ik weet dat later alleen nog de woorden overblijven zullen waarin ik, ondergedoken, schuilen zal zoals het goudstuk in de grond, want weinig meer zal er overblijven van wie ik was en hoe ik hier was, echter al schrijvend hebben de woorden me bezocht de ene dag wat minder, de andere wat meer. Het was het beeld dat ik uitstraalde n;ar buiten en naar binnen; het beeld dat jullie meedragen van mij, wat me nog een tijd levend houden zal, zelfs als ik er niet meer zal zijn. Overdrijf ik? Niet wat mij betreft.
Ik schrijf er over zoals ik het denk, zoals ik denk aan bijvoorbeeld een Robert De Telder (1945-2020) die ik als vriend benaderde. Hij leefde ‘in’ het Oude-Testament dat hij zag als historisch juist, waar de ganse geschiedenis van het Midden-Oosten kon aan vastgeknoopt worden. Hij schreef er zijn levenswerk over, ‘Tijd der Tijden’ Hij overleeft erin zoals ik wil overleven in het boek dat ik schreef en, deze geschriften hier zijn onmiskenbaar het vervolg ervan. Het is vooral deze overlevingsdrang die ons bezielde om los van al het andere in de eerste plaats schrijver te zijn of dan toch het te willen zijn.
Ik verwacht het toch in de dagen die erna komen, De Telder mijn voorbeeld zijnde.
09-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-12-2023 |
De paradors van Nooteboom. |
Gewoonlijk begin ik vroeg in de morgen, ofwel eindig ik ook een tijd(je) nadien ofwel later in de loop van de dag/van de avond. Maar eens geschreven wil ik vergeten wat er staat om te denken aan wat ik de volgende dag ga schrijven, het is een proces dat loopt over een etmaal.
Er zijn dus in mijn dagen weinig ogenblikken dat ik niet begaan ben met wat ik melden wil. Me elke dag vernieuwend om aan te komen op een plaats die voorheen geen plaats nog was, in elk geval zelden voor de schrijver ervan, een vreemde man die wel humor apprecieert maar nimmer humoristisch overkomt, niet eens op honderd dagen.
Hoe dikwijls al heb ik een blog afgesloten, niet meer wetende langs welke weg ik terecht ben gekomen op de plaats waar ik eindig, soms leeg geschreven, neerzittend, kijkend naar het laatste vallen van de bladeren, of, zoals nu, als een oude man die wacht om weg te gaan, de gordijn van de eeuwigheid open op een kier.
Ik zal niet ver meer komen vandaag Ik zal nog een aantal zaken doen, kleine en minder kleine en terugkeren daarna tot wat hier al geschreven staat, denkend dat het niet zo veel is dat ik te zeggen had, maar dat nog heel wat in mijn pen gebleven is en pas morgen, maar wat is morgen, te voorschijn zullen komen, dingen die nu nog verscholen blijven maar zich aan het ophopen zijn in spanning om ontbloot te worden in alle kleuren en eigenheden, zoals Cees Nooteboom ons het beeld ontbloot van de vele ‘paradors’ waar hij verblijft op zijn omweg naar Santiago[1].
Paradors waarvan wij droomden in onze slaap, maar er niet kwamen.
[1] Nooteboom Cees: ‘De omweg naar Santiago’, De Bezige Bij, 2018.
08-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-12-2023 |
Het is een droom. |
Het is een droom, een tekst te kunnen schrijven die zo maar wordt geplukt uit het ijle van je gedachten: woorden die nog geen houvast hadden bij elkaar gebracht en verbonden, het is een betrachten en voor mij een rijkdom, de enige die voluit, mijn dagen vult.
Tezelfdertijd betekent het, het doorbreken van mijn eenzaamheid want wat ik schrijf wordt gelezen. Hoe het ervaren wordt weet ik niet, ik denk positief en dit is voldoende om dankbaar te zijn, meer dan je vermoeden kunt. Zonder jullie had mijn schrijven enkel zin voor mezelf, dankzij jullie krijgt het een meerwaarde, ik weet dat ik verwacht wordt wat een zalig gevoel geeft.
Blijft me trouw zoals ik jullie trouw blijf en vergeef me als ik jullie soms te lang bezig houd met mijn gekartelde zinnen en eigenzinnige woorden. Het is maar dat ik me telkens wens te vernieuwen, iets dieper schrijven wil dan het normaal is en ook, vooral niet wens te ontgoochelen met een blog die niet waard zou zijn gelezen te worden.
Dit wou ik je zeggen deze morgen nu het ondertussen nog even nacht nog is en als ik het gordijn wegschuif er zelfs nog geen vaagheid van licht kleeft aan het raam.
Zo is elke dag van het schrijven een nieuwe strijd die wordt aangegaan om toch maar niet te verdorren in ledigheid. Elke dag opnieuw en elke dag aankomend op een plaats die voorheen geen plaats was. In elk geval voor de schrijver ook van deze, zoals hij al vernoemde vreemde woorden, van een vreemde man die wel humor apprecieert maar nimmer humoristisch overkomt, niet eens op honderd dagen.
Wat heb ik nu geschreven dat ik behouden wil en wat zal ik houden voor morgen en voor de dag(en) erna.
Zal ik opvliegen lijk een jonge eend uit de lotusbloemen – zoals de overleden farao - om te verbazen of liggen blijven onder het laagste lover, waar de laatste vogels slapen gaan?
07-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-12-2023 |
Wat misschien nog blijven zal. |
Ik daal met Sint-Niklaas af naar lagere regionen, maar het is maar voor de vorm, eigenlijk is er nog altijd het ‘Graf’ op de achtergrond, al wil ik het vergeten de echo blijft of, hoe we ingesteld zijn eens een onderwerp ons heeft bezig gehouden lossen we het niet zo vlug. Ik kan bijvoorbeeld niet nalaten Rilkes novelle te openen en te lezen:
Meine Mutter Seid stolz, ich trage die Fahne Seid ohne Sorge, ich trage die Fahne, Habt mich lieb, ich trage die Fahne.
Ik lees dit met vochtige ogen omdat ik weet hoe het eindigen zal:
Im nächsten Früjahr (es kam traurig und kalt) rittt ein Kurier des Freiherrn von Dirovano langsam in Langenau ein. Dort hat er eine alte Frau weinen sehen.
Dit ook is dan de Rainer Maria Rilke die begraven ligt aan de voet van een romaanse kerk in Rarogne, onder een witte steen met een grafschrift dat niemand schijnt te (kunnen) begrijpen omwille van de ‘Widerspruch’ die alles in de war brengt.
Maar.
Het sneeuwde gisteren op de middag en ik was even geroerd door het gewemel van de vlokken voor het raam waar ik schreef met het gezang van Maria Callas er doorheen, een ganse voormiddag al, een perfecte eenzaamheid: ik schrijvend, denkend en luisterend, ik me goed voelend omdat de woorden kwamen in stromen, zodat ik ze maar te nemen en te schrijven had, wat ik als een wonder zag dat mij, simpel ding van een mens , te beurt viel.
Te beurt viel om het te vermelden opdat het er zou staan en zou blijven de tijd dat het ‘gewild’ nodig zou zijn.
Eens ik vertrokken Ik het niet weten zou, ik er niets over horen zou als er eventueel ooit nog iets over te horen zou zijn, de toekomst ervan opgetekend in dat fameuze ‘boek’ waar ik telkens op terugval, zelfs al weet ik dat het er niet is zoals het wordt voorgesteld, maar het gebeuren dan toch in potentie al bestaande.
Ook het ogenblik van vertrekken om ‘hier’ althans niet meer te zijn, enkel mijn naam nog in wat oude boeken overgebleven.
06-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-12-2023 |
Rilke, eine Geschichte. |
Alles is verweven met alles: een vermeend correct gegeven in een essay bracht me op het spoor naar Rilkes grafschrift. Had ik het gelezen als apocrief ik zou het grafschrift gelaten hebben voor wat het was maar gezien ik elke dag ‘hengel’ naar een onderwerp heb ik er dankbaar gebruik van gemaakt.
Echter, Stefan Hertmans – ik ben verloren in zijn ‘Essays’ – hield me bezig en ik ben gaan zoeken in de boeken die ik op het gelijkvloers bezat – het grootste deel staat in mijn bureau op de verdieping en ik mag alleen de trap niet meer op – ik ben gaan zoeken bij George Steiner, en het tweede boek dat ik nam, ‘Het Oog van de Meester’ viel open op het gedicht van Nietzsche: ‘Oh Mensch gib Acht’ .
Ik geloof niet in toevalligheden, ik geloof in een ‘toezichthouder’ op wat ik doe of te doen heb, er zijn regelmatig dergelijke soort voorvallen. Ik weet dat ik een vreemd man ben die schrijft wat hem te binnen valt, maar ik vraag me nu af waarom ik zo gesteld ben om dit grafschrift van Rilke zo dicht mogelijk te benaderen.
Rilke en ik, we hebben beiden een ‘29 december’ gemeen; ik stond aan zijn graf hoog boven de Rhônevallei in Rarogne/Raron op de scheidingslijn tussen le Haut- et le Bas-Valais, en in de valavond aan zijn kasteel in Muzot/Sierre.
Ik deed een grote poging om zijn ‘Neue Gedichte’ te lezen en te begrijpen, maar had Paul Claes nodig om erin te slagen; ik bezit zijn novelle ‘Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke’ van 1947, gedrukt in het gotisch, een parel van een boekje op alle gebied. Trouwens, waarom ben ik ineens gestopt met de lectuur van het boek van Sigiswald Kuijken, ‘Bach, blijf bij ons’ en ben ik begonnen met het lezen van Deel I van Hertmans’ ‘Essays’ om na een paar dagen geconfronteerd te worden met zijn ‘Van Fontanel tot Graf’ van 1988.
In het kort: al het voorgaande wijst er op dat ik bestemd was om te vallen op Rilkes grafschrift.
Wat gebeurde. Wat ik nu wil zien als een ‘opdracht’ die werd volbracht. Uiteindelijk moest er in het 'Essay' staan wat er stond.
Right or wrong, het zijn maar wat woorden die er zijn om er te zijn en te zeggen wat ze zeggen.
05-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-12-2023 |
Rose, Oh reiner Widerspruch ... |
Stefan Hertmans heeft mijn grafschrift van Rilke niet gesmaakt. Ik geloof dat er niemand is van allen die er hun mening over uitgesproken hebben die mijn woorden aanvaarden zullen. Ze zijn te simpel, te verstaanbaar, ze passen niet bij de aard van de Rilkes gedichten.
Ik doe er dus best aan hen te geloven.
Echter had ik geweten dat het voorval van het zich prikken aan de doorn van een roos een apocrief gegeven was, ik zou er alsdan geen acht op geslagen hebben, nu werd ik misleid door het essay van 1988 van Hertmans waarin het apocriefe karakter van het bericht niet werd vermeld.
Maar wat heb je - en de nagedachtenis aan Rilke vooral - aan een grafschrift dat eigenlijk zelf een tegenspraak is, een spel, want dit is het, van woorden met dubbele betekenis als ‘Schlaf’ en ‘Lidern’.
Ik begrijp dat hij de Roos liefheeft zoals Frederik van Eeden de waterlelie lief had; dat hij de symboliek ervan, zoals van Eeden, in zijn hart en vooral in zijn geest droeg, maar er is ook het zuivere beeld ervan, meer dan de symboliek die de mens die er aan voorbijkomt en leest zoals de lijn er staat, het beeld van de roos tot zich roept meer nog omwille van de struik witte rozen over de zerk en dat, denk ik, de versregel omheen de roos enkel de bedoeling had te wijzen op de symboliek omheen de roos, maar dan ook niets meer dan dat.
Misschien heeft hij de Rilkekenners, ‘verwend’ als ze waren door de moeilijkheidsgraad van zijn gedichten, even op een verkeerde voet gezet door in de toestand waarin hij verkeerde, op het punt van het sterven, te willen verrassen – Pessoa vroeg zijn bril - met een paar regels poëzie, waarin hij de Rilke in hem wil laten kennen in de dubbele betekenis van enkele woorden.
Zoals ik verrast werd door het verzwijgen van het mogelijke ‘apocriefe’ in de prik van de doorn heeft hij de lezers van zijn gedichten willen verrassen door dicht bij de betekenis van elk woord te blijven en enkel te willen verduidelijken hoe roos en doorn een ‘Widerspruch’ zijn en in de tweede regel dat hij de eigenheid van zijn gedichten aan niemand te danken heeft.
Het is een opvatting die dan maar toe te voegen is aan de 26 opvattingen die er, zo las ergens, al bestaan.
Ik wil er graag een passage die ik als reactie op mijn blog ontving van Stefan Hertmans aan toevoegen:
‘Er is mijn levenslange fascinatie voor de manier waarop de roos een centrale rol speelt in de existentiële gedichten van Rilke. Naar een Perzisch dichter gaan telkens wanneer iemand de naam van de roos vernoemt, alle rozen in de oude boeken bloeien (iets wat terugkomt in Umberto Eco's Naam van de Roos: stat rosa pristina, nomine nuda tenemus** maar voor Rilke is dit nominalisme geen bron van melancholie aangaande het vergankelijke, mar juist bewijs van het levengevende karakter van het noemen van de roos. Een deels apocrief verhaal vertelt dat Rilke, die aan leukemie leed, zich ernstig aan een doorn verwondde, en uiteindelijk stierf door die verwonding, juist aan de bron van alle metaforen over bloei, verwachting en ontluiking.
Zijn grafschrift, op de zerk bij het stemmige kerkje in Raron in de Rhônevallei, is wereldberoemd geworden omwille van de semiotische densiteit.
En ik wil sluiten met de vraag of iemand oog heeft gehad voor het eenzame woord, ‘Lust’? Heeft Rilke hier gedacht aan Nietzsches:
Oh Mensch Gib Acht! Was spricht die tiefe Mitternacht? Ich schlief ich schlief -, Aus tiefer Traum bin ich erwacht:- Die Welt is tief, Und tiefer als der Tag gedacht. Tief ist ihr Weh-, Lust - tiefer noch als Herzeleid: Weh spricht: Vergeh Doch alle Lust will Ewigkeit -, Will tiefe, tiefe Ewigkeit!
**De Latijnse uitdrukking Stat rosa pristina nominane, nomina nuova tenemus ("de oerroos bestaat alleen in de naam, we bezitten alleen kale namen") is een variatie op regel I, 952 van het gedicht in hexameters De contemptu mundi van Bernard van Cluny , niet te verwarren met het gelijknamige prozawerk van kardinaal Lotario di Segni , de toekomstige paus Innocentius III. Het dankt zijn fortuin aan Umberto Eco , die er de laatste zin van zijn roman The Name of the Rose van maakte (Google).
PS.
De eerste sneeuw viel op zondag 3 december, om 12.00 uur: ik schrijvend over de Roos van Rainer Maria Rilke.
04-12-2023, 06:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-12-2023 |
Verbondenheid. |
Zonder dat ik er erg in had – Rilke hield me bezig – zit ik volop in de laatste maand van het jaar. Komt Kerstmis eraan, komt het lengen van de dagen die nu nog altijd aan het krimpen zijn, eraan, komt het ogenblik van de winterzonnewende eraan. Wat een pracht van een woord en van inhoud, ‘zonnewende’: de zon die zich keert en terug wijkt naar het zuivere oosten.
Mijn ‘God’, hoe heb je dat toch heerlijk bedacht en telkens met grote preciesheid uitgevoerd.
We mogen hier ook eens aan denken, we hoeven niet altijd ons bezig te houden met de geboorte en het leven van Christus en al wat er omheen geweven werd, vooral dan de liefde voor onze ‘evenmens’, nog een woord om van te dromen. Christus waar we niets met absolute zekerheid over weten, wie hij was en vanwaar hij ineens op zijn drieëndertigste in Jerusalem is opgedoken.
Wel hoe hij aan het kruis aan het sterven was, zijn moeder, de zuster van zijn moeder en Maria Magdalena, stonden aan zijn voeten, lezen we in Johannes 19: 25*.
En verder, in 19: 26, When Jesus therefore saw his mother, and the disciple standing by, whom he loved, he saith unto his mother, woman behold thy son!
En in 19: 27, Than saith he unto the disciple: Behold thy mother. And from that hour that disciple took her to his own home.
De discipel in kwestie kan enkel Maria Magdalena zijn. En hier, stervend op het kruis richt hij zich tot Maria Magdalena zijn geliefde en draagt hij haar op de zoon van zijn moeder te zijn dit is, voor haar te zorgen als een zoon.
Was het dan niet normaal dat ze naast hem gezeten was op het Laatste Avondmaal en Johannes in 13: 23 over haar zegde: ‘Now there was leaning on Jesus’ bosom one of his disciples whom Jesus loved’
Zo, vergeten we dit een ogenblik of, een dag lang, en denken we aan het kantelmoment van wat herdacht wordt, of zou moeten herdacht worden, het bevruchten, hoe het ook moge gebeurd zijn door een engel, door een geest, of door een man, in elk geval is het een onbevlekte ontvangenis, zoals elke geboorte een onbevlekte ontvangenis is weet Boris Pasternak in zijn ‘Dokter Zhivago’.
Met de geboorte zitten we op een pad dat van de Kosmos is. Het is hierover dat ik filosofeer in deze wereld waar het sacraal-kosmische geleidelijk aan maar heel traag naar het voorplan neigt.
Dit is dan wat ik noem de evolutie van de geest naar een beter begrip van ons geïntegreerd zijn in wat van de Kosmos is, dieper dan wat van de wereld is: onze verbondenheid met alles wat van de sterren en de planeten is.
De zonnewende is een passende gelegenheidd om er aan te denken.
* King James' Bijbel van 1611.
03-12-2023, 07:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-12-2023 |
Rilkes grafschrift |
Ik lees bij Stefan Hertmans in zijn tweedelig Essays-boek[1] over de plotselinge dood van Rilke (op 29 december 1926, precies één jaar vóór mijn geboorte). ‘Hij stierf aan leukemie, maar de directe aanleiding in de escalatie van het proces was het zich prikken aan de doornen van een roos die hij in zijn grafschrift centraal stelde.’
Dankzij dit laatste gegeven kan ik zijn, volgens Anton Van Wilderode[2] sibillijns grafschrift ontcijferen tot zijn poëtische eenvoud.
We lezen de woorden zoals ze er staan op de grafsteen:
Rose, oh reiner Widerspruch, Lust, Niemandes Schlaf zu sein unter soviel Lidern.
De twee versregels die Rilke heeft neergeschreven voor de steenkapper konden niet ten volle op twee lijnen gebeiteld worden. Voor het laatste wood, 'Lidern' moet ik gissen, maar ik denk dat het ook bij de tweede regel hoort[3].
De tekst wordt aldus ineens duidelijk:
Rose, oh reiner Widerspruch, Lust, Niemandes Schlaf zu sein unter soviel Lidern.
Als hij het heeft over de ‘Widerspruch’, de tegenspraak die de roos is. Dan maakt hij duidelijk dat de roos die oh, zo aangenaam ruikt en mooi is om zien, ook, en hier komt het, verraderlijk gevaarlijk is gezien hij er zich aan gekwetst heeft met, voor hem, de dood tot gevolg.
De tweede regel begint eigenlijk met het laatste woord ‘Lust’ uit de eerste regel. Ik zou het vertalen als ‘voldaanheid' nooit de slaaf geweest te zijn van zovelen.
’Lust’ zie ik ook als een soort rustpunt, een kwestie van ritme want zonder ‘Lust’ leest de tekst - Rilke onwaardig - absoluut niet vlot. Daarom ‘Lust’ dat begint met de ‘L’ van ‘Lidern’.
Hiermede is het raadsel, waar ik vijftig jaar heb naar opgekeken, voor mij klaar en duidelijk opgelost. Ik kan nu de boeken sluiten en met een gerust gemoed gaan slapen.
[1] Hertmans Stefan: ‘De Essays’, de Bezige Bij, 2023, pagina 60.
[2] Van Vossole Maurits: ‘Tussen stroom en gesteente’, Uitgeverij Danthe NV, 1980.
[3] Volgens Maurits Van Vossole las de opdracht van Rilke als volgt:
‘Ik vind de geometrische kunsten van de hedendaagse steenkappers afschuwelijk, het zal wellicht mogelijk zijn een oude steen te verwerven (bij voorbeeld uit de Empire). Effent men de vroegere inschriften eruit dan kan er dit opstaan: het wapenschild, de naam en op enige afstand de versregels’.
02-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-12-2023 |
Eenvoud in de poëzie. |
Je hebt aangevoeld dat poëzie iets gans anders kan zijn dan dat gefilosofeer van jou waar je weinigen kunt mee verleiden. Je zou de dichters graag willen volgen - op avonden als de zon aan het dalen is en het licht, in deze dagen o zo vlug, wordt opgeslorpt door de nacht - simpelweg zoals bij Bach in een van zijn Cantates:
‘Bleib bei uns, denn es will Abend werden …’
Hoewel het vallen van de avond in de XVIIIde eeuw een totaal andere impact had op de mens dan nu is dit het soort poëzie waar ik van droom. Echter ik slaag er zelden in het effect te bereiken eigen aan die regels van Bach. Ik verga, wellicht beïnvloed door T.S. Eliot, in een filosofisch gemijmer dat niet (meer) op zijn plaats is in de poëzie van vandaag. Misschien nooit op zijn plaats is geweest, zeker niet bij Paul Van Ostaijen, ook niet bij Paul Auster als ik teruggrijp naar zijn gedicht ‘Still life’:
Snowfall. And in the nethermost lode of whiteness, a memory that adds your steps to the lost.
Endlessly I would have walked with you.
Ik vang weinig aan met de eerste vijf lijnen, zo iets als: ‘het vallen van sneeuw, het allerlaagste erts van witheid, wellicht een herinnering aan een wandeling in de sneeuw.
Maar sterk poëtisch zijn de twee laatste lijnen, zo voel ik het toch aan in mijn toestand. Deze dragen het ganse gedicht, want eens de bundel dicht en opgeborgen zijn het deze twee lijnen die ik onthouden zal.
Uiteindelijk moet ik afstappen van de wijze waarop ik mijn blogs schrijf en mezelf negeren, moet ik de bloeiende grassen aan mijn voeten vergeten en me concentreren op de geuren ervan, de geuren die hier de poëzie van het leven zijn: de woorden meegevoerd door de zomerwind.
01-12-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-11-2023 |
Bevruchting. |
Dit schrijven hier is van het ogenblik van de ‘bevruchting’: het neer gaan zitten voor het klavier en het neerzetten van wat voortkomt uit deze bevruchting.
Want eens bevrucht door de geest weet je hoe te beginnen, meestal niet hoe te eindigen. Alles begint vóór het eerste licht, je vraagt je af, in welk landschap van de geest je vandaag zult gaan wandelen? En, je kent de richting, want telkens tracht je je los te wrikken van het dagelijkse en duik je weg in je ware ondergrond, in (soms wanhopige) beschouwingen over Kosmos en over wie of wat essentieel aan deze Kosmos is.
Veel van wat je dan achterlaat is gebaseerd op gedachten, soms gissingen, die van ergens komen, deze worden neergezet en achtergelaten alsof het mijlpalen waren.
Vandaag ben je ingesteld om verder te gaan op je elan van de vorige dagen, Je hebt de woorden opgezocht die je voeren zullen naar een bewogenheid die je kende van vroeger of naar een droom die je koesterde. Je hebt je zet gedaan, zoals een bridge speler die een bod doet om zijn partner te verwittigen over de waarde van zijn spel, een metafoor die misschien niet zo goed te lezen valt maar ze staat er nu en ze wilt er blijven.
Je wenst terug te komen op je uithaal van gisteren, een onderwerp dat je in zijn greep houdt. Je zoekt een vorm die een gedicht mag zijn om verder te gaan en te overleven met wat het doel kan zijn van onze aanwezigheid hier op deze aarde. Je denkt aan T.S. Eliot:
‘For us there is only the trying’,
en:
‘Old men ought to be explorers Here and there does not matter We must be still and still moving Into another intensity, For a further union, a deeper communion[1]
Blijven zoeken is je regel, of je nu vindt of niet, het komt er niet op aan, we zijn hier om uit te kijken waarom we hier zijn en als we iets vinden om er naar te leven.
[1] T. S. Eliot: 'Four Quartets': East Coker V
30-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-11-2023 |
What I do believe. |
Ik weet en geloof dat ik afhankelijk ben geweest van de levensomstandigheden van mij én van anderen om te worden en te zijn wie ik ben.
Deze omstandigheden hebben hun wortels, ver, heel ver vóór mijn geboorte en werden geijkt in de fractie tijd van mijn conceptie. Ware ik geboren onder een ander gesternte dan ‘Steenbok’ die ik ben, dan ware ik – en dit geloof ik - een andere persoon geweest.
Volgens psalm 139: 16*, stond toen onder meer al geschreven, dat ik ooit, een dagboek zou beginnen in 1978 en het volhouden zou, tot op heden.
Het ‘Boek’ waarvan sprake in die psalm wist het en weet ook wat er voor mij opgetekend staat voor de rest van het jaar, (als er nog een rest zou zijn), en wie weet misschien nog iets voor 2024.
De schrijver van die psalm, ignoreerde onze vrije wil of oordeelde dat hij niet bestond, dat het in feite de omstandigheden waren die ons leven bepaalden en dat wij hieraan niet ontkomen konden; dat alles in ons leven van in het begin onontwarbaar verweven ligt met de gebeurtenissen erin en de gevolgen ervan, wat hij interpreteerde als vastliggend, als geschreven in het ‘Boek’ van de Heer.
Het stond dus, wat mij betreft, als ik ver terugkijk, zelfs geschreven dat ik in 2010, in navolging van José Saramago, zou beginnen aan een Blog-dagboek waarvan ik nu hoop dat het zal lopen tot het einde van mijn dagen.
Wel vraag ik me regelmatig af, welk nut het zal gehad hebben, als het, finally, in een schuif zal blijven liggen?
Met dit voor ogen blijf ik maar schrijven, niet zoals Amélie Nothomb die, las ik, elke morgen opstaat om vier uur om te schrijven. Voor mij geldt het op elk uur van de dag of de nacht.
Maar alles wat is vloeit voort uit alles. Kijkend naar de oranjerode zaadbollen van de wilde rozelaar voor mij in de tuin, denk ik aan het werk van de natuur; denk ik aan het ogenblik dat het gebeuren gebeurde, dat de korrel stuifmeel de stamper raakte, de fractie van een ogenblik, de fractie van de osmose van beide deeltjes, geladen met de kennis die ze haalden uit het verre tijd-ogenblik van de Big Bang.
De Natuur weet, de geest van de mens zoekt om te weten, en al zoekende is de mens wordende, en meer mens worden is zijn rol hier op deze aarde.
*Psalm 139, 16: ‘Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book, all my members were written which in continuance were fashioned when as yet there were none of them. (King James’ Bible van 1611).
29-11-2023, 06:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-11-2023 |
Een woud van gedachten. |
Als je begint hoef je niet noodzakelijk te weten waarheen je gaan wilt, je laat je leiden van gedachte tot gedachte, de gekende en de vers opgedokene. Je wandelt er zoals een pelgrim op de weg naar Compostella van romaanse kerk naar romaanse kerk, verbaasd over het bevreemdende ervan, een tocht die je weliswaar niet gedaan heb - een grote leemte in je leven! - Sigiswald Kuijken samen met zijn echtgenote deed die zelfs tweemaal.
Dit is gewoonlijk de toestand waarin je verkeert als je neer gaat zitten voor je klavier en binnendringt in het woud dat je geest is op dat ogenblik waarbij alles nog vermengd is zoals de zucht van de wind in de bomen.
Je durft dan denken dat Iets of Iemand – wat of wie het is blijft een raadsel – over je schouders heen heeft toegekeken en het verloop van je woorden in een gewilde richting heeft gestuurd en dat dit wellicht een vaststelling is die allen, schrijvers, schilders, componisten, wetenschappers kennen moeten. Dan toch diegenen die het metafysische gedachtegoed binnenlaten in hun leven.
Uiteindelijk weet je maar al te goed dat wat wordt omgezet in woorden, amper een smalle strook bestrijkt in het land van je herinneren, een strook die men vergelijken mag met het lint van de Schelde, getrokken doorheen het landschap van je verre – te verre - jeugd.
Zo besta je en zo beleef je je dagen die precies juist lang genoeg zijn om telkens met gerust gemoed te gaan slapen, de nacht een andere deel van een etmaal zijnde.
Zo ook zijn de woorden die hier neergelegd worden typerend voor ons ingesteld zijn op het immense landschap van de geest, het landschap van het onzichtbare, maar daarom niet minder reële, duidelijk levend in ons, zoals de geheime krachten levend zijn in de natuur.
De Natuur die onze Moeder is.
PS. Foto Karel De Pelsemaeker
28-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-11-2023 |
Blijf bij ons, Bach. |
Sigiswald Kuijken in zijn ‘Blijf bij ons, Bach, het verhaal van een innige relatie’ schrijft zoals hij viool speelt, vlot, hoogstaand, schitterend.
En, in zijn boek, overtreft hij zich zelfs als hij ons uitlegt wat het is Bach te spelen, hoe hij zich erop voorbereidt, hoe hij ingetogen viool en strijkstok neemt en hoe hij aanzet en speelt zoals hij weet dat Bach moet gespeeld worden.
Ik lees en herlees hem, en denk aan de viool die ik heb gehoord van de man die het ‘Erbarme dich’ inzette. Ik realiseerde me ineens de jaren studie, toewijding, volharding die het hem gekost moet hebben om te komen tot wat ik hoorde van hem, want Sigiswald Kuijken leert me in zijn geschrift wat het betekent viool te spelen en wel van Johann Sebastian Bach zijn beroemde ciacconna’ (sei solo à violino solo senza basso) die ‘sinds generaties om vele redenen als een ongenaakbaar monument geldt in vioolmuziek’.
En dan vertelt hij over en beleeft hij het vast nemen van de viool en de strijkstok en het stemmen van de snaren en ‘ je begint te spelen. Mijn God wat is dit toch een complexe bezigheid.’
Ik zou de pagina’s 143 tot en met 146, die het kloppend hart van het boek ‘Blijf bij ons, Bach’ uitmaken, volledig willen overnemen, want het is hoogstaande literatuur maar dit kan niet, dan maar enkele treffende passages:
‘Daar staan dan die noten van de ciaconna op het blad geschreven – een facsimile van Bachs manuscript op de lessenaar voor je neus… Je kent ze overigens al lang, die chaconne en bijna uit het hoofd…‘ - hij heeft het over de tweede partita voor viool solo.
En dan volgen pagina’s hoogstaande literatuur over de indeling van het stuk, het karakter ervan, over de moeilijkheidsgraad ervan. En op het einde:
‘na een laatste quasi geïmproviseerde stijlvolle afscheidsgeste. Wat ontmoet je in datgene wat daar staat? Of wie ontmoet je? Wie suggereerde al deze wisselende harmonieën en wie al die langdurige horizontale lijnen die soms melodisch vloeien en andere keren slechts fragmentarisch zichtbaar zijn, als stukjes touw tussen twee knopen?’
En vraagt Kuijken zich af:
‘Maar wat vertelt hij? Niets en nog eens niets betekenen ze, durf ik te zeggen. Maar ze doen ons wel iets, ze werken in op ons en wel heel sterk.’
Ik schrijf dit op zondag 26 november als ik hoor dat ‘Erbarme dich, mein Gott’, waar ik een paar dagen terug over uitgeweid heb, nummer één haalde in de ‘Top Honderd’ van KLARA. Eindelijk is het niets zeggende ‘Spiegel im Spiegel’ van Arve Pärt achterwege gelaten en is er een verdieping gekomen in de keuze.
Er is misschien – wellicht - een reden voor.
Maar verdieping is mogelijk in elke vorm van kunst, de foto hierbij genomen in de Gavers – de natuur zoals Bach op zijn best - door een vriend, kunstenaar in ziel en leden is er het bewijs van.
PS.
‘Blijf bij ons, Bach’: uitgegeven door Lannoo
27-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-11-2023 |
Woorden die overblijven. |
De bomen waar de zon opkomt hebben in een paar dagen tijd hun blad verloren, ik had zelfs niet bemerkt dat de bladeren geel geworden waren, maar vanmorgen als ik de gordijnen openschoof heb ik gezien hoe ze er getekend staan.
Ik teken het op, ik heb trouwens niets anders te doen dan al schrijvend de tijd te grijpen opdat ogenblikken eruit me niet ontglippen zouden, later, als er nog een later komt. Zo ontwijken we het lege in het leven, het niets doen in het leven terwijl het licht zwellen gaat, terwijl de wolken schuiven, de bladeren vallen en vergaan tot humus in de aarde, blijven we, zoals de aarde, in volle beweging.
Zoeken we een uitweg om tijdig ergens aan te komen en er te verblijven nog voor een korte tijd, juist toereikend om onszelf te zijn en niet iemand anders, iemand die ons wordt opgedrongen, zoals het gebeurt soms in een droom, alsof we niet genoeg zouden hebben aan de persoon die we zijn.
Maar niets wijzigt zich, wat we ook schrijven.
Ik weet dat ik er uit te voorschijn kom als iemand die zich met ongewone, te ingewikkelde zaken bezig houdt. Zaken die weinig te maken hebben met het dagelijkse van ons bestaan; zaken die in de luchten geboren zijn en de grond niet raken die aldus zwevend zijn en met een zilveren rand de woorden omhullen. Bladzijden geschriften op te hangen aan de muren om er nu en dan eens naar op te zien, verbaasd om het licht erover.
Zo, we zijn er nu terug, diep weggedoken in wie we waren en meer nog, weggedoken in wie we droomden te zijn om in een ruim gebaar te overschouwen de woorden die we schreven, genageld op de poort van onze beperktheid om preciezer dan precies trachten te weten wat er is van de mens, geconfronteerd met het Onnoembare dat van de Kosmos is, niet wetende of er nog iets moet aan toegevoegd of iets weggelaten.
Of, te zien, te horen en te zwijgen. Er niet meer op terug te komen, er geen punt van te maken om hetzelfde te zeggen in andere verbanden.
Zo zullen we in elk geval - alles wel overwogen - ooit eens geschreven hebben waaraan vandaag niets meer kan worden toegevoegd en zullen overblijven, woorden, en woorden over woorden.
26-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-11-2023 |
Erbarme dich. |
‘Erbarme dich, mein Gott:
Johann Sebastian Bach vroeg in de morgen, bij het opstaan, komende uit een diepe slaap: ‘erbarme dich, mein Gott’ om mijn dag te beginnen om kleur te geven aan wat mijn dag zal zijn, dan toch de eerste uren ervan.
Maar ik ben Petrus niet die Jezus driemaal verloochend heeft en nu zijn spijt uitdrukt. Ik ben een klein mens die opkijkt naar wat mijn leven was in goede en kwade dagen en ik kan niet anders dan danken Hem/Haar/Het die me zo lang al in het leven hield, die mijn dagen opfleurt met het kunnen schrijven van een blog waarin ik me uitleef, de ene dag wat voller dan de andere, de ene dag wat meer levend dan de andere, maar de volle dagen zijn mijn redding, ik kijk er naar op, en ik wil ze steeds voller.
Zo, ik vraag om geen erbarmen, ik neem wat ik heb wetende dat het heel wat anders zou kunnen zijn.
Trouwens ik heb, zoals Bach wellicht wel, niemand die ik meedraag met mij in mijn dagen en in mijn handelingen, iemand tot wie ik me richten kan om iets te bekomen. Ik ben op mezelf aangewezen, volledig op mezelf om te gaan waar ik nog gaan kan en te doen wat ik nog vermag te doen. Wat evenwel niet belet dat ik me dankbaar voel te verkeren in de toestand waarin ik verkeer tegenover wat ik het Leven noem, het ‘erzijn’ op deze aarde, een innerlijk gevoel van rijkdom dat zo iets bestaat, dat ik meedraag en dat ik nog meer voel als ik luisteren mag naar Bach en zijn ‘Erbarme dich’.
En het is niet alleen dat specifiek lied uit zijn Matthäus-Passion* dat ik aanvoel als een rijkdom, er zijn ettelijke van deze gevoelens als ik luister, een dag lang naar de muziek van KLARA. En ook, er is niet alleen de muziek, er is zoals vandaag het licht over het gras en in de luchten, in het half geteisterd bloemenveld in de tuin, en in de vijgenboom, ontdaan van zijn bladeren, met de vele onrijpe vijgen zuiver getekend die overblijven op de takken als onvervulde beloften.
Er is zoveel om zich over te verheugen als ik blijf binnen de grenzen van het huis, de enige plaats waar ik nog volwaardig komen kan.
Voorlopig nog ten volle bewust.
*
Erbarme dich, mein Gott, Um meiner zähren Willen. Schaue hier, Herz und Auge Weint vor dir bitterlich Erbarme dich, erbarme dich.
25-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-11-2023 |
Félix Timmermans |
Terwijl ik me aan het verliezen was in canto XXIX van Dantes Paradiso, mijmerde een vriend, over het feest op 22 november van de Heilige Cecilia. Hij associeerde die aan: “Ik zag Cecilia komen”, de novelle van Felix Timmermans uit 1938, die hij ooit las.
Hij schrijft erover:
‘Ik herinner mij het verhaal als een zachte idylle, waarin de onbaatzuchtige tere liefde van de ik-persoon voor het ziekelijk meisje Cecilia op een poëtische manier wordt beschreven. Als Cecilia op jonge leeftijd sterft, leeft de ik-persoon alleen nog in verlangen naar haar, zoals uitgedrukt in de slotalinea’:
“Ik zie reeds uit naar het uur dat voor mij ook de gewijde kaars zal aangestoken worden, en God mijn ogen toe zal doen.
Dan vliegt mijn ziel weg naar de klaarte van uw ziel. Dan zult gij nader komen met bloemen in uw haar en bloemen in uw hand. Dan zullen wij één lied en éne stilte zijn.”
Mooi van de vriend zich dit te herinneren, mooier nog van Felix Timmermans dit te schrijven.
Al heb ik Timmermans gelezen, zijn ‘Pallieter’ en ‘Boerenpsalm’, ik heb er nooit iets over geschreven. Ten onrechte voel ik nu, maar ik heb ook niets gezegd over Stijn Streuvels of Ernest Claes of Gérard Walschap of Johan Daisne, of Willem Elsschot alsof ze te min waren voor mij wat zeker niet het geval is of was, wel over ‘De stille man’ van Van Hoogenbemt zegde ik iets, wel over ‘Mister Chips’ van James Hilton. Wel over Hemingway, over Steinbeck, over Knut Hamsun, over tal van andere schrijvers die mijn jonge jaren hebben bevolkt. Het is het lot van veel boeken niet meer vermeld te worden alsof ze nooit hadden bestaan. Jammer, en er zijn er vele die ik vergeten ben, Vlaamse schrijvers, Nederlandse, Engelse, Amerikaanse, Franse
En nu Timmermans die opduikt en onvermijdelijk denk ik aan zijn ‘Zeer schone uren van Symforosa begijntjen’. Zou ik het niet moeten herlezen, vandaag of morgen om terug met de voeten op de grond te komen, zoals in mijn vroege jaren, zoals mijn vriend die terug denkt in zijn herinneringen als lid van het Ceciliakoor van Nederboelare, aan de jaarlijks terugkomende feestavond van het Ceciliakoor en waar na de wijnen hulde werd gebracht aan de patroonheilige, minder ‘int vroede’ dan ‘int zotte’ en ’int amoureuze’.
Ik ook wil nu ‘int vroede’* hulde brengen aan Félix Timmermans en hem gaan opzoeken in zijn geschrift van ‘oogst-september 1917’ en wat ik me er nog van herinner: het begijntje Symforosa, de druivelaar én, Martienus.
Of is het Pallieter die ik herlezen moet?
*in ernst
24-11-2023, 05:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-11-2023 |
Paradiso XXIX: 13-15 |
Alighieri Dante, een groot denker en poëet stelde zich, zeven eeuwen geleden, de vraag waarom er een Universum was en verwerkte een meer dan schitterend en tevens ‘ontstellend’ antwoord in zijn Paradiso, canto XXIX, 13-15:
Non per avere a sé di bene acquisto Ch’esser non puó, ma perché suo splendore Potesse, risplendendo, dir : ‘subsisto’
Vrij omgezet lees ik hier – eigenlijk verbaast het me - dat Hij zijn Universum geschapen heeft, niet omdat hij er beter zou van zijn, want dit kan niet, maar omdat hij zichzelf zou zien als reëel bestaande. Dante zegt hier dus dat Hij, God, het Universum zelf is.
Het Universum, volgens de hemelsgrote Dante, is dus lichaam en geest die een eenheid zijn, de mens is er een miniatuur-afbeelding van; Wel ik ben er zelfs verbaasd over want dit is wat hij zegde – hij liet het zeggen door Beatrice! – in zijn drie versregels.
We leven dus binnen in het lichaam van de God van Dante, we zijn dus het wezenlijke lichaam van die God. Dit is hoe ik die drie versregels lees, een andere interpretatie heb ik niet en ik ken geen straffere uitspraak, ze overstijgt me, overdondert me.
Wat schrijf ik nog na deze ontdekking want dit is het, een ontdekking, want ik heb die verzen vroeger nog gelezen, had heel wat moeite om ze te ontcijferen, misleid als ik was door de voetnoot van de ‘man’ van Dantes ‘Paradiso’, Lodovico Magugliani (Superbur Classici):
‘Dio non creó gli angeli per aggiungere a sé dei bene, il che sarebbe impossibile, essendo Dio perfetissimo.’
Magugliani heeft het over het scheppen van engelen wat hier hoegenaamd niet het geval is.
Ik ga niet verder vandaag, de morgen én Dante een te grote verrassing zijnde.
23-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-11-2023 |
Wat komen we hier doen? |
Ik vrees dat ik me aan het verliezen ben in begoochelingen als ik zeg dat het leven een betrachting is en ‘moet zijn’ dichter en dichter te komen tot de ziel van de Kosmos, dit is na al wat ik dacht en schreef de reden waarom we hier zijn zoals we er zijn, materie drager van een geest.
En toch schijnt het me niet zo dwaas toe. Het Universum is een feit en wij zijn erin geïntegreerd, lichamelijk en spiritueel; we zijn Kosmos en ik denk dat de bewustwording dat we het zijn stilaan aan het doordringen is, de studie van de kleinste deeltjes ervan – de kwantumfysica – is er het bewijs van.
Waar gaan we uitkomen, of wat levert een diepere integratie ons op, is het een beter antwoord op de vraag waarom we hier zijn?
Een antwoord dat we vandaag nog niet instaat zijn te formuleren maar, en hier komt het op neer, we zijn op weg om het ooit te begrijpen.
En ik geloof in dit op-weg-zijn, het is mijn credo. En voor de world-soul geen nood als hij hier op aarde er niet in slaagt te bekomen wat hij op het oog heeft is hij bezig misschien op andere plaatsen in zijn Universum, en wie weet hoeveel er zijn; misschien slaagde hij er al in op een of andere planeet.
En waarom niet?
Ik heb het gevoel dat ik in mijn laatste blogs aan het verdrinken ben in mijn bedenkingen, ik redeneer al zwevend sedert ik beweerde dat het Universum er is opdat de mens er zou kunnen zijn wat een zeer boude opstelling is die onvermijdelijk een enorme impact moet hebben op onze gedachtewereld en ons oplaadt met een rol die we hier zouden te vervullen hebben.
De vraag blijft welke die rol zou kunnen zijn?
22-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-11-2023 |
World-soul. |
Freeman Dyson (1923-2020) in zijn ‘Infinite in all directions’ (Penguin books 1988) heeft een begin van antwoord op de vragen die ik gisteren stelde:
‘I do not make any clear distinction between mind and God. God is what mind becomes when it has passed beyond the scale of our comprehension. God maybe considered to be either a world-soul or a collection of world-souls. We are the chief inlets of God on this planet at the present stage of his development.’
Dyson gaat verder met te zeggen: We may later grow with him as he grows or we may be left behind’,
Ik denk dat de God-gedachte zoals Dyson die ziet, enkel groeien kan in ons, zodat de impact van de kosmische evolutie op de mens altijd moet gaan in de richting van een groeiend begrip van wat schuilt in het woord God en dat God de mens geschapen/doen ontstaan heeft omdat het, het hoogste was dat Hij ooit bereiken kon: zijn Geest weerspiegeld zien in de geest van de mens.
We hadden (misschien) honderdduizend jaren nodig om het stadium van homo sapiens te bereiken. Laat ons stellen dat de progressie van de mens exponentieel vlugger zal gaan, wat er op neer komen zou dat we nog enkele duizenden jaar – ik zeg zo maar iets - nodig zullen hebben om dichter te komen tot de idee God, de tijd niet bestaande voor God.
Ik verlaat hiermee het domein van de metafysica om me op te stellen in dat van de psychofysica om te bekennen dat mijn oordeel, zoals dit van Dyson, een ingeving is die van ver komt en op zeer losse schroeven staat.
In het domein van God zijn vele gissingen mogelijk, ik houd het voorlopig bij het deeltje ‘world-soul’ dat we zijn, het deeltje dat - onvermijdelijk? – een deel gaat worden.
21-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |