 |
|
 |
|
|
 |
09-03-2021 |
Wat 'a blog a day' betekent. |
Ik ben gisteren vroeg gaan slapen, vroeger dan anders. Naar de morgen toe werd ik wakker uit een droom: ik was ergens in Engeland, ik denk in een pub, waar gedebatteerd werd over wat ik schrijven zou. Nu ik schrijf, komt die droom heel onduidelijk over, het was geen debat, het was ikzelf die zocht naar wat ik als nieuwe blog schrijven kon. Het kwam er dus op neer dat ik een groot deel van de nacht naar de morgen toe, bezig ben geweest, slapend of dromend, over wat ik deze morgen schrijven zou.
Weet dat dit een film is die bijna elke avond begint, schijnbaar doorloopt in mijn slaap en waarmee ik dan wakker word. Ik meen dat ik dit nog niet gezegd heb, zelf opgemerkt wel, en dan vooral deze nacht van 7 naar 8 maart toe: mijn blog is een obsessie, in die zin dat alles er omheen, staat en draait. Ik ben er voortdurend mee bezig en al het overige moet wijken of krijgt (te) weinig aandacht, want ik voel me maar gerustgesteld als mijn tekst geschreven staat. Dit is de reden waarom ik opsta vóór het eerste licht - vanmorgen was een uitzondering - dat ik soms nog eens herlees, wat ik de vorige avond meen te onzorgvuldig heb ingelogd, wat dan moet overkomen als geschreven vroeg in de morgen. Maar laat ik jullie zeggen dat dit een risico is dat ik niet lopen wil en dat het zelden gebeurt dat mijn blog niet ingelogd is voor ik slapen ga. Om dan terug uit te zoeken over wat mijn volgende blog zal gaan: een verhaal dat van mijn dagen is en dat ik niet weet hoe hieraan iets te veranderen.
Ik zou als reporter moeten rondlopen in de straten, pubs bezoeken, tentoonstellingen, concerti en aanhoren wat de mens die ik er ontmoet bezielt of wat er gebeurt in hun wereld om dit daarna binnen te brengen in die van mij. Maar ik ben een kluizenaar - vandaag zijn we dit allemaal - ik zou een grote verbeelding moeten hebben zodat ik geen nood heb aan ontmoetingen van om het even welke aard, ik zou die dan zelf, als echt gebeurd, kunnen brengen elke dag. Wat een artist zou ik hiervoor moeten zijn om dit jaren vol te houden?
Zo wat jullie te lezen krijgen zijn voortdurend gesprekken met mezelf, gesprekken die niet ophouden, noch in de dag, noch in de nacht. Globaal gezien is dit het beeld dat ik uitdraag. En zoals ik ben ingesteld - het is een lang wordingsproces geworden - schrijf ik. Het resultaat is dat ik met de jaren een ‘gewoon’ dagelijkse gesprek met mezelf ben ontleerd, ik kom ik telkens terecht op de snee van het metafysische, waar ik moeilijk te volgen ben, omdat het de wereld is, het landschap is van het gevleugelde woord dat doordringen wil tot de kern van de zaak, die ook de kern van het leven is, zijnde tot in de kern van het atoom, waar alles nog te ontdekken is.
Een gekheid dit te willen, dit te betrachten waar ik me, soms zelf niet meer terugvinden kan, noch wie ik ben, noch waar ik heen wil.
Schrijven blijft aldus een opdracht.
09-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-03-2021 |
Keerzijde |
En, als ik gisteren de Bijbel niet heb vernoemd als hoeksteen, dan is het omdat de Bijbel voor mij een uitvloeisel is van de twee stellingnames die ik vooruitschoof. Verder, wat de andere boeken betreft, er zijn er een niet te tellen aantal, om er duizelig bij te worden, deze hebben ook hun belang gehad, maar de twee vermelde – met vanzelfsprekend de Bijbel als vluchtheuvel - steken er boven uit. Essentieel echter hebben deze aanvullingen me enkel geleerd hoe het gesteld is met de mens en zijn handelingen, zo materiële als geestelijke, zo afstotelijke als hoog waardevolle, zo de mens als aasgier en als fetisj.
En bij wat er al geschreven staat van mij, wat heb ik er nog aan toe te voegen? Weinig in meer, ik kan enkel herhalen, of verhalen op een andere wijze, een betere of een minder goede, wat al geschreven staat. Het enige dat ik nog vermag, en dit is tezelfdertijd een noodzaak voor mij, is hernemen, is her-inkleuren, is herschikken in andere verbanden. Dit is mijn leven, het woord is mijn adem, is mijn bloed.
Ik schrijf dit nu, in het vooruitzicht van wat onvermijdelijk eens komt en onderteken het met mijn eigen naam. Ik weet dus ten volle dat, op een dag, mijn boeken zullen dicht geslagen worden, met al mijn onderlijningen, nota’s en tekeningen erin geborgen; dat ze misschien, als ze in goede handen terecht komen een verder leven, een leven met mij erin, zullen kennen en ernaast, dat al wat geschreven staat zal wegzinken in een rustgevende openheid, wachtende om genomen te worden en, zoals het gebeurde met het Woord, bevrucht te worden.
Twee hoekstenen zal ik uitgedragen hebben, meer niet, maar het schijnt me voldoende toe. Over al het overige zwijg ik beter, het is het vermelden niet waard. Ik ben niet opgestaan uit het anonieme, ik ben geen nummer geworden met sterallures, ik ben in alle stilte achter gebleven, een naam in een oud register, of in het beste geval, op een verborgen muur in een verborgen kamer aangebracht.
Had ik het anders gewild?
Het had inderdaad anders gekund ware ik anders geweest. Nu heb ik wat ik verdiend heb, meer niet. Nu Schrijf ik dat de oude, kramakige man die ik ben geen verzuchtingen meer kent, ik wil dit gezegd hebben want straks is het te laat, lig ik er met gesloten ogen en mond naast wat brandende kaarsen, van de tijd ontdaan, mijn geestelijke vleugels uitgeslagen zwevend, een arend gelijk.
Voorlopig en tot nader orde blijf ik me vastklampen aan het woord, wil mijn geest zich niet verdord, wil hij nog altijd, lijk een goochelaar zijn witte duif, zinnen uit zijn hoed halen,
en er soms met een zekere fierheid op terugblikken. Ik ga me wel ontdoen van die Ugo d’Oorde die lange tijd mijn gezel is geweest, soms als vriend, soms als dwarsligger en als kwelgeest, soms en meestal als redder in nood en het is als dusdanig dat ik me hem wil herinneren.
Nu er geschreven staat wat ik wou dat geschreven stond kan ik normaal verder.
08-03-2021, 06:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-03-2021 |
Hoekstenen. |
Zo, en ik herhaal wat ik zeker al geschreven heb, is een groot deel van mijn leven, een leven van lezen en schrijven geweest, de laatste tijd vooral van schrijven. Sommige van de boeken die ik las zijn voor mijn vorming Steinmänner[1] geweest die me opwachtten op het korrelige gletsjerijs van de wegen waar ik aan voorbij ben gegaan. En dit van het ogenblik af dat ik me gevoeld heb als lopend in de geestelijke voetsporen van de kathedraalbouwers, wat me in een richting heeft geduwd en me een inzicht heeft gegeven dat ik normaliter nooit zou gekend hebben.
Dit inzicht heeft van mij een Gotieker gemaakt, een bouwer van de geest, geleid en gevormd door de uitstraling van de eerste gotische kathedralen die gebouwd werden als een athanor waarin de mens werd opgenomen en tot een hoger ‘zijn’ verheven werd.
‘Le Mystère des Cathédrales’[2] van Fulcanelli, over de betekenis van de alchemie in de gotiek - meer in het bijzonder in verband met de Notre Dame de Paris, waarin ik gegrepen werd door zijn schitterende verwijzing naar het Bijbelboek Proverbes 8, 22[3]Een lezing uit de mis van de Onbevlekte Ontvangenis, (8 december). Een van de voor mij, meest waardevolle zinnen ooit geschreven die als volgt begint: ‘De Heer bezat me in het begin van zijn wegen, alvorens om het even wat te doen, vanaf het in principio. Een zin die ik begrijpen wil als de bevruchting van het Woord waaruit alles ontstaan is. Een bevruchting die we nu kennen als de Big Bang.
Eens ik de betekenis van ‘de Heer bezat me’ ten volle begrepen had, heeft niets of niemand me hier nog van los gewrikt. Ik weet wel dat de Willibrordus Bijbel en la Bible Osty, aan het ‘bezat me’ een andere wrong hebben gegeven en vertaald door ‘de Heer schiep’, maar de vertaling van de ‘King James versie’ zegt het heel duidelijk: ’ 8, 22. The Lord possessed me in the beginning of his way, before his works of old. 23: I was set from everlasting, from the beginning or ever the earth was.
Dit is een belangrijk begrip gebleven in mijn ‘zijn’: in den beginne was het Woord, de Geest, en hieruit is alles, zijnde het uiterlijke en het innerlijke, uit die geest ontstaan.
Ik ben hier niet meer van afgeweken en zal dit blijven hoog en duidelijk verkondigen als - en waarom niet? - als de ene Waarheid die er nodig is om alle waarheden te overstijgen.
Dit is wat ik onderlijnen wil als ik me een Gotieker noem, als ik me voel in het voetspoor van de meester-kathedraal-bouwers.
En een tweede boek, is dit van Fabre d’Olivet: ‘La Langue Hébraïque restituée’[4], een woord aan woord, letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tien eerste hoofdstukken, de Kosmogonie van Mozes, uit het Boek Genesis.
En dan vooral zijn schitterende vertaling van het vers dat ik niet aanvaarden kan als komende van een God-Geest, zijnde vers 3, 19: ‘je bent van stof en tot stof keer je terug’. Fabre d’Olivet leert me wat meer dan zinnig is: ’que ce n’était ni la poussière des uns, ni la fange des autres, vers laquelle il devait retourner; mais l’élément spirituel, principe de son être’.
Ik stel dus heel duidelijk dat deze twee boeken de hoekstenen zijn geweest van al wat ik ooit geschreven heb, en als de dood nog wat wacht, zal blijven schrijven. Geen tsunami is in staat hier een jota aan te wijzigen.
Ik heb dus twee leermeesters, twee goeroes, Fulcanelli en Fabre d’Olivet, ze zijn mijn hoekstenen geweest en blijven het.
[1] Steinmann: een hoop op elkaar gestapelde stenen om de juiste weg aan te duiden over de gletsjer of op andere plaatsen in de bergen.
[2] Fulcanelli: ‘Le Mystère des Cathédrales et l’interprétation ésotérique des symboles hermétiques du grand œuvre’, Ed. à Paris, chez Jean-Jacques Pauvert, 1964
[3]: ‘Le Seigneur m’a possédée au commencement de ses voies, avant de faire quoi que ce soit, dès le principe’.
[4] Fabre d’Olivet: La Langue Hébraïque restituée, Delphica. L’Age d’homme
07-03-2021, 04:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-03-2021 |
De tijd die zichzelf verorbert. |
Elke dag is een andere dag. Om verder te gaan met mijn ’shortest stories’ moet ik ver zoeken, soms in een verwarde massa waarin niets de kop opsteekt. Begint dan maar eens aan iets dat ‘niets’ is. Een zaak weet ik bij ondervinding, en het is een troost, gezien ik vroeg opsta denk ik een lange dag voor mij te hebben, maar naar de avond toe weet ik hoe kort de dag is geweest en dat, van al wat ik me voorgenomen had te doen, weinig werd gedaan en tal van zaken uitgesteld naar ‘morgen is een andere dag’ die dan verloopt zoals de dag ervoor.
Het bewijst maar hoe vlug de tijd vliedt en dit is het juiste werkwoord om te gebruiken: de tijd vliedt, hij schuift voorbij alsof hij er niet was, de zon komt op en de zon gaat onder, het wordt licht en het wordt donker en wij, wij worden meegenomen, meegezogen keer op keer van licht naar duister naar licht.
Ik ben me ervan bewust hoe vlug het wel gaat, als ik de rand van de zon zie verschijnen en dan hoe vlug ze boven de horizon staat en hoe vlug ze rijst, de hoogte in. Ja, ik zie het bij helder weer elke morgen gebeuren en elke avond als ze ondergaat. Ik kan enkel vaststellen dat haar baan hoger en hoger loopt om haar hoogste punt te bereiken en dan er een periode is dat ze lager en lager haar baan aflegt. Wat een wonder lijkt voor iemand die er dag aan dag zou opletten.
Iemand letten zou op de baan van de zon als er zoveel andere zaken zijn om op te letten, de secondewijzer van ons uurwerk bijvoorbeeld, als je ziet hoe wijs en vooral zonder de minste aarzeling, deze met oneindige regelmaat ronddraait. Het is in een zekere zin beangstigend dit vast te stellen hoe telkens een stukje tijd wordt opgeslorpt en verdwijnt alsof het er nimmer was. De tijd die zichzelf verorbert, onweerstaanbaar. We kunnen het alleen maar opmerken, we worden erdoor overrompeld , zo dat hij, de tijd, ons mee verorbert. Of hoe we stilaan seconde per seconde verdwijnen uit het landschap dat van het leven is. Maar de mens is een fenomeen, hij houdt er dan toch iets aan over, hij houdt de echo van de tijd in zijn herinneren.
Ik sta hier nu met een waarheid in mijn handen en wat doe ik ermee, hoe sta ik er tegenover? ik schuif de gordijnen open, de nacht die de dingen omhulde heeft zich opgelost, en het grijsblauwe licht heeft de duisternis vervangen, het is nog maar een half beginnen, de zon heeft de kim nog niet bereikt, we wachten nog even en dan is ze er in al haar glorie ‘as a goddess’ want niets is er dat de opkomst van de zon overtreft. Akhnaton wist niet dat hij huwde met zijn moeder, maar hij wist dat de zon een God/ een Godin was en handelde ernaar, hij bouwde in Thebe een stad voor de Zon. In die tijd had men nog een God nodig, desnoods, een gans pak die men niet over het hoofd kon zien.
Vandaag echter zijn goden, zijn gebeden, overbodig geworden, we nemen onze toevlucht het liefst tot vaccinatie, het biedt een grotere zekerheid, voorlopig dan toch.
06-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-03-2021 |
De 'nieuwe' wereld van de poëzie. |
Ik hoor op Klara een voorbeeld van de poëzie die vandaag geschreven wordt. Ik hoor een gedicht uit een bundel die genomineerd wordt voor de ‘Herman de Coninck-prijs’. Ik hoor hoe de wereld veranderd is en des te meer als ik aan de vijver, gisteren, het gedicht las, overgenomen in de - toch wel heerlijke - recensie van Jeroen Dera[1] over een bundel gedichten van Mattijs Deraedt voor wie ‘de schaduw van zijn voorouders een ton weegt.
Het is me duidelijk ik leef - en mijn leven is schrijven - in een andere wereld dan die van nu, en zeker wat de wereld van de poëzie betreft. Deze die ik gekend heb is opgedoekt, is totaal verleden tijd, is, zoals elke andere vorm van kunst, van een wereld die begraven werd of wordt. Oude waarden/woorden worden met de voeten getreden, achterwege gelaten met een grijns.
Zeg me dan waarom ik verder schrijf, waarom ik mijn achterhoede gevechten zo duurbaar vind; waarom ik halsstarrig blijf geloven dat wat ik schrijf, proza als poëzie, niet gebeurt in een begrafenisstemming?
Of, waarom ik verder ga in een stijl die ik wenselijk en noodzakelijk acht om te zeggen wat ik nog ‘zegbaar’ denk te zijn in een wereld die niet meer bestaat?
Wat ik schrijf haal ik uit de stand van sterren en planeten van het ogenblik, liever dan uit de dorre naaktheid van de gebeurtenissen, waarbij de hogere sferen, gewild of uit armoede, afgedekt worden, gesloten blijven.
Ik vond onlangs het verhaal terug van Pascal Verbeken (°1965) die, op zijn schrijftafel, als stille getuige en inspiratie- bron ‘een schriele scheut van een beuk’ heeft staan. Een simpel iets, schrijft hij, maar een herinnering aan Paul van Ostaijen omdat de scheut afstamt van de beuk waarop van Ostaijen zicht had de laatste dagen van zijn leven.
Ik ben helemaal mee met Verbeken. De scheut die er nu niet meer zal staan, is te zien en te kennen als een bron van poëzie en van proza die buiten de realiteit staat, die een meerwaarde geeft, iets dat op jou afkomt van uit de ruimte. Een fractie van een moment dat inspirerend werkt, dat je binnenleidt in de geheime wereld van het schriele van de beuk die naast je staat te groeien terwijl jij je woorden schrijft.
Ikzelf heb een lange tijd geschreven met op de tafel naast mij een bolvormige kei, gevonden in de Navizence in Zinal, die ik, na de ‘Tao of Physics’ van Fritjof Capra te hebben gelezen, vervangen heb door een stuk verwrongen staal dat een vriend me mee had gebracht uit de ovens van Sidmar. Daarna werd de brok staal verwisseld en werd het een, vreemd van vorm, stuk wortel die ik ooit vond in het bos. Vandaag is het een pot witte orchideeën, die zijn bloemen aan het verliezen is, met de afgevallen bloemen naast mij die ik nog laat waar ze liggen.
Het zijn maar kleine dingen, voor velen nietszeggend, maar ze leven in hun atomen, en als ik schrijf vertrek ik in gedachten vanuit het leven dat ze bezitten, verborgen voor het oog, maar ze bewegen in hun beweegloosheid, zoals T.S. Eliot het wist van een ‘Chinese jar’.
Het is precies de beweging in het beweegloze dat poëzie is, voor mij. Ik schrijf dus altijd met het poëtische liggend of staande naast mij, het kan ook het beweegloze zijn van de woorden in een boek.
Poëzie schuilt in het binnenste van het woord, niet in het uiterlijke ervan, wat ons nu wordt opgedrongen en waar tegen we ons uit alle krachten die ons resten willen verzetten.
Het resultaat ervan ons onbekend zijnde, maar vrezend dat we het niet zullen halen.
[1] De Standaard der Letteren van 27 februari 2021.
05-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-03-2021 |
Geduld. |
Verveel ik, als ik jullie overstelp met oude herinneringen, met namen en gebeuren die vreemd klinken en geen beelden oproepen bij jullie, terwijl ze bij mij nog van het leven zijn, de ene wat meer dan de andere, me nog altijd overhoop halen zodat ik niet meer weet wat werkelijkheid is en wat droom?
En als ik jullie niet verveel, is het mezelf niet die ik in de loeren neem als ik kleine feiten van vroeger opschroef tot onvergetelijke? Het is de vraag die ik me stel op een nuchtere morgen volgend op een morgen met heel wat momenten die ik doorbracht in de wolken. Het is maar dat het op deze wijze is dat we onze dagen doorbrengen, de werkelijkheid die verdroomd wordt, of de vlucht uit de realiteit der dingen, het enige dat ons nog rest omdat de realiteit teveel ongemakken met zich brengt.
Wat ik schrijf is wat ik denk, niet wat ik doe, het zijn mijn gedachten die worden opgetekend. De daden die ik stel zijn ook deze die jullie stellen, zoals het gewoonweg gebruikelijk is, daden die we automatisch stellen, zonder er al te veel over na te denken, het ontbijt bijvoorbeeld, het zich wassen en scheren - dit laatste evenwel wordt, zoals ik zie, een zeldzaamheid, het begin van een verloedering die om zich heen grijpt - tot het zich aankleden. Waarom zou ik dergelijke zaken vermelden als ze geen ander draagvlak kennen dan de daad zelve?
Ik wil dus dat mijn gedachten op het voorplan komen en betekenis hebben voor zij die me lezen. Echter, als deze uitlopen in herinneringen, in welke mate hebben deze belang voor jullie. Anderzijds wat of wie is een man zonder herinneringen en dan zeker iemand die schrijft, iemand die zoekt en mededeelt wat in hem opstijgt: de gebeurtenissen die hij meemaakt en de gevolgen hiervan. Wat indien hij dit allemaal niet vermelden zou?
Elke dag is een andere dag, we lopen hier voor dergelijke zaken onbeschermd rond, elk ogenblik is een ander ogenblik. We worden hier voortdurend overvallen met dingen, ofwel van buiten ons, ofwel van diep in ons, die we ondergaan of waarop we inloggen en die dan inspiratie worden, inspiratie van het ogenblik, puur en omvangrijk zoals het hoort.
Ik moet bekennen - tot mijn scha en schande - dat mijn blogs gewoonte zijn geworden, dat mijn vertrouwen in wat ik schrijf groot is, te groot, en dat het hierdoor gebeurt, dat mijn blogs onverzorgd worden ingelogd. Geduld hebben heeft zijn oorzaak, wist Ernst Jünger, en soms heb ik dat geduld niet. Met als gevolg dat ik met beschaamde kaken sta als ik mijn tekst geen twee - of driemaal herlees. Dit was gisteren het geval, fouten die ik te laat - het was bijna negen uur in de voormiddag en velen hadden me reeds gelezen - opgemerkt heb.
Geduld blijft een grote deugd.
04-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-03-2021 |
Hoe we er aan toe zijn. |
Ik sluit het hoofdstuk Covid 19/Corona, en zoek, zoals Dante toen hij overstapte van de Hel naar het Vagevuur, kalmere zeeën op om te bevaren, zeeën die me meer vertrouwd zijn. En waar wil ik heen vandaag?
Nergens, er is geen vluchten in mij naar andere oorden, omdat waar ik nog heen kan, niet is waar ik heen wil, al weet ik niet of, als ik aankom op die plaats er de rust vinden zal die ik er denk te zullen vinden. Al wat is speelt zich dus af in de geest, mijn weggaan van hier vindt maar plaats in die geest van mij.
Een paar dagen terug, kwamen de gevechten in het nieuws die plaats vonden in Marib, een dorp, een plaats in Yemen. We waren er de laatste dag van 1986. We bezochten er de verlaten oude stad in bruine zandsteen, een spookstad door de mens verlaten en we verbleven er in een hotel in de nieuwe stad, waar de buitenlanders van de olie installaties een oudejaarsfeest hielden waarop we werden uitgenodigd. Wat rest er na de gevechten nog van het hotel, wat van de oude verlaten stad, ruïnes?
Beelden, herinneringen, grotendeels uitgewist door de jaren, alleen de naam is gebleven, ik vond hem ook terug in mijn dagboek van die dagen, en de naam Marib kreeg een bijzondere betekenis na de lezing van ‘La Bible est née en Arabie’ van Kamal Salibi - een boek me geschonken op mijn verjaardag een paar dagen ervoor - een boek dat aan de reis in het Noord-Yemen van toen, een totaal andere betekenis zou geven, omdat we toen gereisd hebben, naar Salibi’s maatstaven, in de voetsporen van Mozes en zijn volk.
Een gevoel dat zich geankerd heeft in mij - wat een boek vermag - en ik me er niet meer kan van bevrijden. Ik heb dit al enkele malen in diverse blogs vermeld, Salibi, (1929-2011) met wie ik gecorrespondeerd heb wist me te overtuigen. Ik denk nog altijd en zelfs meer en meer dat hij het bij het rechte eind had, trouwens waarom staat het vermeld dat de Ka’aba gebouwd werd door Abraham en zijn zoon Ismaël, wat deden die in Mekka?
Dit alles vertelt me de naam Marib, ineens in het nieuws gekomen en ik er voortdurend aan denk, om je maar te zeggen wat is er voor sommigen van een naam die opduikt in het nieuws. Al wat ik er nog van zeggen wilde is dat het een grote reis was en dat Yemen een bijzondere naam is gebleven en, dat het met pijn in het hart is dat ik hoor over het absurde dat er daar gebeurt, het meer dan absurde, kinderen die sterven van de honger en het kan dat dit gebeurt door mannen die half verdoofd rondlopen met een prop qat in de mond en de kinderen daar, de meisjes die wegliepen van ons, mannen, en de jonge knapen die toen bedelden om een ‘kalem’, een potlood of bic, om te schrijven, die verbaasd omheen mij stonden en zagen hoe ik schreef van links naar rechts.
Kinderen die me achtervolgen, als naweeën van die dagen in Yemen.
En dan hoor ik Sander de Kere op Klara die vraagt of ‘je zin hebt om naar Schotland te gaan. En, of ik zin heb de grens over te gaan op Carter Bar waar een doedelzakspeler in kilt, me wacht om me te verwelkomen. Of ik zin heb? Mijn God, mijn tijdloosheid, mijn eeuwigheid, waar zijn die tijden van onbegrensd geluk, er staande er ademend, er zijnde groot levend.
Op morgens zoals deze is de Schotse symfonie van Félix Mendelssohn, meer dan een symfonie, het zijn de klanken en de luchten van Schotland; de vlakten boven Inverness, lila begroeid met bloeiende heide; het zijn de lochs en de Highlands, het zicht van de eeuwenoude kastelen, het is de whiskytrail langs White Horse en Glennfiddish distillery. En nog veel meer. Eigenlijk leef ik nu, dit nu-ogenblik, van herinneringen, van plaatsen waar we waren: Ullapool en The Ceilidt* Place hotel, Achiltilbuie - een plaats die je vindt ‘by accident’ - en het Summer Isles hotel, uitzonderlijk. Nogmaals, mijn God: Schotland!
Zo ik ben gebleven waar ik ben opgestaan deze morgen en heb wat gereisd eens ik begonnen ben te schrijven, Dante volgend, die een zucht van verlichting moet geslagen hebben als hij buiten kwam - met bruine brandvlekken op het gelaat, vond men - uit de Hel.
Ik blijf waar ik ben, nog zie ik de spookstad Marib in de verte, in een kronkel van de weg; nog zie ik de lila heuvels boven Inverness.als we de Highlands binnen rijden in de zomer. Nog altijd is er een deel van mij, waar mijn lichaam niet is. Waar zal ik morgen zijn, of wat zal ik morgen schrijven, tenminste zo er nog een morgen zijn zal. Je weet maar nooit. Ik schrijf dus best, zoals de man van het ‘Late Night Lab’, Bart Vanhoudt, ogenblikken vóór middernacht: ‘Misschien tot morgen’.
*ceilidt: -keilt- esp. in Scotland and Ireland, an informal social gathering with folk music, singing, dancing and storytelling.
03-03-2021, 08:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-03-2021 |
Jean de la Fontaine. |
Er is altijd, als het ging over het pandemisch karakter van Covid 19, bij mij de onderliggende vraag geweest en deze wordt sterker en sterker, heeft dit iets te maken met de Natuur, is dit een verwittiging voor de mens, dat het niet verder kan zoals hij de laatste jaren bezig is geweest, of, me kennende moet ik beschaamd zijn een dergelijke vraag, onderliggend te stellen?
Als ik dit doe dan is het omdat ik enkele bemerkingen ontving van lezers, gaande over mijn Covid 19-blog van een paar dagen terug. Een ervan wil ik jullie niet onthouden, ze komt van een goede vriend die ik in lang - te lang - niet meer gezien heb en ik noem hem Paul Verspeelt, omdat alle eer, als er eer mee gemoeid is, aan hem toekomt. Hij schrijft:
Beste Karel,
Mooi gepeins over de pandemie. Ik schreef er ook iets over maanden geleden:
Wat deden we verkeerd om die Coronapandemie over ons te krijgen? In de fabel van Jean de la Fontaine ‘ Les Animaux malades de la Peste’ vroeg Koning Leeuw het zich ook af.
Un mal qui répand la terreur, Mal que le Ciel en sa fureur Inventa pour punir les crimes de la terre, La Peste [puisqu'il faut l'appeler par son nom]…
En het was zoeken naar schuldigen. Is het dat Wuhan Viral Lab zoals President Trump beweert of de 5G-masten die sommige verlichte geesten in de fik steken?... Volgens La Fontaine is de schuldige ... de Ezel: ‘Haro sur le Baudet…’
Wat deden we verkeerd de laatste twintig jaar?
In zijn boek “Grote Verwachtingen in Europa” schrijft Geert Mak vlot over de periode van 1999 tot 2019. Van de Millenniumbug eind 1999 over de polemiek rond de invoering van de Euro, over 9/11 en de terroristenangst sinds die aanslag op de Twin Towers, de Bankencrisis van 2008 en de toestanden in Oost Europa, over de migratiegolf en haar gevolgen. Het boek eindigt op 1 januari 2020 als er nog geen spraak was van de Corona en we met z’n allen elkaar een gelukkig nieuwjaar wensten.
Wij stonden niet stil bij de enorme veranderingen die we kenden de laatste 20 jaar. Het kon niet op; Mass-meetings in Vorst,-Ethias- of Lottoarena’s, Opeengepakt in sportstadia, reizen voor een prikje, drie vakanties op een jaar, van 2x4 naar 4x4 auto’s, van het timide begin van het internet met megabytes naar giga-tera-peta-exabytes, de “Sociale Media” en hun etherpollutie, van 3G over naar 5G..
De Ezel van La Fontaine, zijn wij. En nu: alles on Hold en dan Reset. En wat trager gaan leven misschien?
En lang leve je blogs. Carry on Jeeves.
Paul
Ikzelf heb hier niets aan toe te voegen, integendeel ik kan maar Jean de la Fontaine bijtreden:
Mal que le Ciel en sa fureur Inventa pour punir les crimes de la terre,
Wat, Groten der aarde, wat indien het zo was, welke hulp zou vaccinatie betekenen en wat zou ons te wachten staan?
02-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-03-2021 |
Maart. |
Maart: de geur van de lente. Ik haalde maart 2021, ik, geboren in het jaar 1927. Hoe is het mogelijk, ooit zo een leeftijd te bereiken? Maar niet te hoog hiermee van stapel te lopen, zeker niet met tonen van triomf maart binnen gaan, absoluut niet, liever en beter heel stil, in de hoek gedrumd, schuchter en zeer broos geworden, brozer dan ooit. Zo voel ik me, de broosheid van een krakend lichaam, wetende hoe het uiterlijk is gesteld met mij en vrezend dat het innerlijk een zelfde weg op gaat en dit om maart te betreden , maart met de bloesems in het vooruitzicht en de buien die veelvuldig kunnen zijn.
Na de foto met het gebleekt gebeente, midden in een bijna ontoegankelijk bos, van een hertenkalf, een foto van een bosje edelweiss. De tegenstelling kan niet groter zijn, tekenend voor wat vandaag van de natuur is, waar we mee geconfronteerd worden, het vermaledijde en het opbruisende, gelukkig maar is het maart dat we binnengaan en niet november, is het, het licht dat op ons afkomt en niet de duisternis.
Moge binnen in onze geest het licht ook de duisternis die er lang heeft geheerst, verdringen en ons louteren met nieuwe inzichten en hogere verwachtingen. Hebben we geen God meer om er ons naar te richten, we hebben toch de hoop dat de wetenschap, die gebruik makend van de gaven van de natuur, redding brengen kan. De natuur die slaat en laaft, die de god, de Geest van het Universum is, die onze redding is. We geloven erin, een andere keus hebben we niet, het zijn de beloftes die glorierijk, maart ons voorhoudt.
Ik schrijf dit in het gezelschap van Klara, in het gezelschap van het ontzaglijk volume creatief muzikale in de wereld. Ik hoor en stel vast dat, als we Pärt gekozen hebben als Top 100, we schromelijk te kort hebben gedaan aan de muziek van de Amerikaanse Caroline Shaw, die terwijl ik schrijf, Sander De Kere me heeft leren kennen.
Dit is dan, wat er ook gebeuren moge, en in welke toestand we ons ook moge bevinden, onze rijkdom: de grote immense vrijheid die het landschap van de geest ons biedt. We reizen er onbelemmerd van de ene geest naar de andere. Geesten van componisten en schrijvers, die schilders en beeldhouwers inspireerden en omgekeerd. Allen zijn ze van het zelfde landschap, allen zijn ze het landschap, waarin we ons regelmatig verliezen, om er verrijkt en getroost uit op te staan.
Vanmorgen dan toch voelde ik het zo aan, maar nogmaals de vraag die ik me stel, wie ben ik?
01-03-2021, 10:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-02-2021 |
Covid 19. |
Stel je voor dat Covid 19 ware opgedoken, juist vóór de tijd van radio en telefoon, vóór de tijd van de gsm, welk immens drama zou het dan geweest zijn. Ik wil er niet verder aan denken, want ik zou hier wellicht niet geweest zijn om erover na te denken. Ik mag dus besluiten dat Covid 19 er gekomen is in een min of meer gunstige tijd, gunstig in die zin dat hij het leven nog leefbaar laat, enigszins gepast nog voor de mens die nu over betere wapens beschikt om zich erin te bewegen.
Maar dat er nu een ‘oorlog’ aan de gang is, dat we nu een periode van pest en cholera doormaken is wel een zekerheid, en wat dit betreft zijn we terug gegaan naar de middeleeuwen.
We lopen er allen gesplitst bij, we zijn allen, én nog steeds van de tijd vóór de pandemie, én van de tijd van de pandémie. En terwijl de ‘tijd-van-voor’ aan het wegzinken is, groeit de tijd van het ‘in-pandemie-zijn’ geleidelijk aan. Onze gewoontes lijden eronder, we aanvaarden moeilijk de nieuwe toestanden terwijl we ze enkel kunnen ondergaan. Ikzelf schrijf en blijf schrijven alsof Covid 19 niet zou bestaan, maar Ik heb het gevoel dat mijn woorden in deze tijden oneerlijk en zeker onwezenlijk overkomen.
De feiten zijn, dat zolang we niet gevaccineerd zijn we de pandemie blijven ondergaan. Het vaccin is voor het ogenblik onze enige redding om terug te komen in het leven van voorheen. Of is dit slechts een illusie en zullen we, wat ook, zelfs na de inenting, blijven rondlopen met de mogelijkheid van het opduiken, ooit, van een Covid X?
We lopen hier vandaag rond als klagers, beknot in onze vrijheden, geen cafés meer, geen restaurants, geen zangweiden meer, mijn God, wat rest er ons nog dat van het lichaam is?
We beseffen dus nog altijd niet, of willen het niet beseffen, dat de realiteit van vroeger niet meer is, dat er een andere realiteit op ons is afgekomen waartegen we ons maar matig kunnen verzetten omdat die realiteit maar al te mooi was, voor ons hier in het westen Aanvaarden dat het nu anders is, dat het een soort ‘Syrische’ realiteit geworden is, is ons, na een proefperiode van één jaar nog altijd niet duidelijk, we handelen er nog altijd niet naar, een minderheid misschien heeft dit begrepen. In elk geval de boodschap van Covid 19 is duidelijk, leren ermee te leven, zelfs na een mogelijke inenting .
Gelukkig, het feit is dat deze Covid nog niet is doorgedrongen tot mijn geest, zo lang deze niet besmet is, wijzig ik niets aan de natuur van mijn gedachten; Indien deze ooit besmet zou geraken - waarvoor geen vaccin bestaat - dan betekent dit voor ons , de Apocalyps, het einde van de wereld. Een besmetting dus die ik ten allen prijze wil vermijden. Zo, als ik schrijf bestaat voor mij Covid 19 helemaal niet, heeft hij zelfs nog nooit bestaan en zeker gisteren niet toen ik gebukt ging onder de weemoed.
28-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-02-2021 |
La linaigrette des Alpes |
Patricia, mijn dochter, stuurde me haar ganse collectie foto’s van de bergflora die ze uitvoerig had gefotografeerd. Er waren er heel wat, als ik ze zag, een vreugde en tevens een bijna pijn. Ik kies er een uit die me gevoelig ligt, dan toch deze morgen, omdat ik duidelijk de plaats weet waar die foto genomen werd. En nu ik dit schrijf slaat het heimwee toe. Heimwee in mijn oude dagen is stil zijn, is ingetogen zijn, is onvermijdelijk terugblikken naar wat vroeger was en waarvan we toen dachten dat het eindeloos was. Maar dit was het niet, de dagen gingen en de jaren, de te vele jaren gingen en hoe verder af des te heviger het herinneren.
Kennen jullie ook dergelijke momenten, herinneringen die zich toespitsen op één wel bepaalde plaats die terug tot leven komt, intenser dan voorheen omdat die nu opgeladen wordt met tal van gevoelens, en je kent die plaats zo goed, ce champ de linaigrettes (des Alpes), dit veld van wolgras/van veenpluis (Van Dale).
Het situeert zich in het dorp Zinal op het einde van de Val d’Anniviers in de Valais/Wallis. Het dorpje zelf is niet veel, al kwam het de laatste tijd regelmatig in het nieuws. Het is alleen maar belangrijk omdat het zich bevindt op het einde van de Val d’Anniviers, aan de voet van de ‘Besso’ die het dorp domineert.
De foto hier, is van de plaats waar het veld zich bevindt en waar ik deze morgen ben in gedachten. De plaats van alle plaatsen uitverkoren, de droomplaats waar ik een tijd - de tijd van het schrijven en het nagenieten - blijven wil, op een bank gezeten, gegrepen, verloren, in de onmetelijkheid van de bergen om me heen. Ik, stil en roerloos met het veld linaigrettes aan mijn voeten, lichtend wit, bewegend in de wind. Een gezang van tederheid en verlangen, op te stijgen en weg te waaien als zaad over de vlakte. Ik ze niet tegen houden zal de pluisjes, ik ze zal laten als ze kleven blijven op mijn lippen of in mijn ogen, ik van hen zal zijn en zij niet van mij, ik die mezelf zal verloren hebben en er maar zijn als veranderd in een zoutpilaar.
Veel nochtans is die plaats niet, het spreken niet waard. Waar ik ‘zit’ gaat iedereen er aan voorbij. Ze ligt waar het dorp, Zinal, eindigt, juist voorbij de brug over de Navizence, in een brede vlakte tot waar generaties en generaties geleden, de gletsjer zich uitstrekte. Een licht moerassig gebied, enkele voorschoten groot, in een groene vlakte tussen de bergen. Een vlakte die het vertrekpunt is naar de twee berghutten op grote hoogte, de cabane de l’Arpittetaz en deze van Le Grand Mountet, maar ook de vlakte waar ik wandelde en jogde.
Me herinnerend hoe het was en hoe het voelde: de brug over, stroomopwaarts, een lange aanloop tot aan de brug op het einde van de vlakte, tot het rotsblok met de aanduiding ‘Arpittetaz, chemin difficile’ die wellicht velen afschrikte en daar een andere brug over, stroomafwaarts terug naar mijn beginpunt, hoeveel kilometers heen en terug, waren het er vier?
Hoe dikwijls ik die weg gelopen heb, gewandeld heb met rugzak of zonder, met bergschoenen of loopschoenen weet ik niet, maar ettelijke malen in alle mogelijke weersomstandigheden. Ik kende elk detail van de weg, elke bloem of plant. Stroomopwaarts is er rechts, aanleunend tegen de rotswand, een bosje van lage plantengroei, waar ik regelmatig heen ging. Ik zocht er naar iets heel zeldzaam, een minuscule orchidee, een pink groot, amper te onderscheiden in de lagen mos, maar er een struikje van vinden was een gelukkig moment in mijn dag. Trouwens dit kleine bosje is heel rijk aan een grote variëteit aan bloemen en planten en dichtbij de rotswand vind je zelfs struikjes génépi, die je ook vindt in de droog gekomen bedding van de stroom.
De plaats, ingesloten tussen de bergwanden stroomopwaarts en -afwaarts is een gewijde plaats voor mij, de wandeling of de looppartij, was mijn gebed op de wereld, vooral als dit de zondagmorgen gebeurde. Nu ik de mogelijkheid ervan vergeten moet kan ik, gelukkig, er nog over schrijven. En erover schrijvend voel ik de wind in mijn gelaat en hangen de pluisjes op mijn lippen. Ik laat de wind, ik laat de pluisjes, ik ben jong terug, heel, heel jong, ogenblikken lang.
Ik blijf nog even zitten in de zon, straks ga ik lopen tot aan de rots met de verwittiging: Arpittetaz, chemin difficile. Het deert me niet, ik ken die weg met de kettingen in de rotswand.
Wat daarna, mijn droom eindigend, gebeuren zal weet ik niet.
27-02-2021, 05:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-02-2021 |
Anoniem. |
Ik bazel maar verder. Ik doe wat ik ‘meen’ te doen te hebben; loop in gedachten rond met wat ik geschreven heb en de dag, de duur die van de dag wat we tijd noemen, is voorbij. Je blijft over met het cijfer van het aantal lezers die je bezocht hebben, weinig bemoedigend, geen aansporing om door te gaan. Je wordt aldus tegen de feiten aan geduwd, het is wel degelijk gebazel dat je brengt, jaren al; een leven lang al schrijf je als man tronend in de wolken, ontoegankelijk, onbereikbaar, totaal buiten de tijd, zeker nu alles bedwelmd wordt door corona en je er geen acht op slaat, je maar verder gaat alsof er geen dreiging in de lucht zou hangen en als die dreiging de :maatstaf is heb je niets meer te vertellen, is het beter dat je onderduikt en niet met je hoofd in het zand verdere gaat.
De bitterheid die soms van de morgen is en die je mee gaat dragen naar de avond toe, tot in de nacht, niet wetende, of je nog op zult staan op de een of andere wijze, of geborgen blijven zult alsof je ophield te bestaan, alsof je er nimmer ware geweest, een naam die geschrapt werd in alle registers tot in de oudste toe.
Wat niet het lot is van allen, er zijn tal van uitzonderingen, namen dood gezwegen die terug opduiken na generaties, behorend tot generaties amper gekend door deze van nu, deze die het voor het zeggen hebben.
Waren de kinderen er niet, je had voor niets geleefd, je schamelheid ware torenhoog geweest, je pogingen totaal nutteloos. Het is nog vroeg, je hoeft in dergelijke omstandigheden niet verder te schrijven, beter ware voor jou terug onder de lakens te kruipen en te zwijgen. Je dood te zwijgen, alle kamers dicht, ook deze van je geest die je te zeer hebt in de kijker gesteld, alsof jij de enige waart met geest, het meest ondefinieerbare dat er is en dat jij alleen meent te kunnen omschrijven.
Larie, man, stop ermee de dingen te verkrachten met de geest die een vondst is van jou, een niet te ontwaren aanwezigheid, een die enkel bestaat in die woorden van jou, armtierige woorden van jou, zinnen met woorden in spinnenwebben tussen de oude balken van een oud vergeten nonnenklooster, ergens in een plaats die niet meer bestaat of nooit heeft bestaan.
En toch de plaats waar je het best heen kunt gaan om er te verblijven, anoniem, om er te vergaan tot wat stof en wat verbleekte beenderen. Het lot dat dan ons, zonder geest, allen wacht, eens de tijd, die niet is, erover
Vraag dus niet wie het is die dit geschrift hier heeft achtergelaten, je zult zijn naam niet achterhalen, want hij is van een niemand.
26-02-2021, 04:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-02-2021 |
De roep in de morgen. |
Hij voelt zich verzadigd aan gedachten. Hij weet waar hij staat en wat hij nog verwachten kan. Hij is aan niemand uitleg verschuldigd maar hij voelt aan dat het leven heel wat meer is dan al wat hij waarnemen kan; dat het meer is dan de som van al wat hij zien en horen kan. Zelfs als hij dit laatste niet kan bewijzen noch met woorden, noch met cijfers, zelfs al wordt deze metafysische gedachtegang vandaag door velen met de voeten getreden, toch gelooft hij in het eeuwige van het ’zijn’ dat alles bespoelt en in stand houdt en ook dat dit in vele boeken beschreven staat in woorden die heel wat sterker klinken dan deze die hem, met het eerste licht dat genadevol was, werden meegegeven.
Hij heeft aan deze ingesteldheid voldoende om zijn dag door te brengen, om te beseffen dat er ‘iets’ is dat omhullen zal al wat hij doen en laten zal, al wat de dag hem brengen kan, al weet hij dit niet hoe, dit alles omhullende, te omschrijven. Het is er, zelfs al is het niet te bepalen hoe het er is.
Hij zou hiermee zijn geschrift van de dag kunnen beëindigen, omdat er niets belangrijker is om te vermelden; omdat dit ‘iets’ hem denken doet aan de drie laatste woorden van de stervende op het einde van Bernanos’ ‘Journal d’un curé de campagne’: ‘Tout est grâce’. Of, de gelovige die Georges Bernanos was : ‘tout est bonheur de Dieu, tout est la bonté divine. Wat ik zou willen interpreteren als ‘tout est de cette Chose Indéfinissable pour laquelle je n’ai d’ autre nom qu’ Esprit.
De Geest die ‘van’ en ‘het’ Universum is.
De geest die omheen alle dingen, alle daden, alle gedachten gewikkeld is, zoals, schreef ik ooit, de wikke omheen de roggehalm, maar niet alleen gewikkeld omheen, maar ook de halm doordrongen van die geest.
De geest die het teken zijn zal van het derde millennium waar we zijn aangekomen zoals André Malraux het wist. Tenware, het tegengestelde, de leegte op ons zou afkomen, de leegte van het getwitter en de kreten van facebook.
25-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-02-2021 |
Spiegel im Spiegel. |
Haal ik dan toch een punt als ik zeg dat de keuze van ‘Spiegel im Spiegel’ van Arvo Pärt iets onlogisch heeft, of zwijg ik er beter over, en is er wat er is? De teerlingen zijn geworpen en ik heb te aanvaarden, wat ik dan ook doe want het wijst op een keerpunt in de maatschappij die ook de mijmeringen van Nooteboom verwerpt. Maar die fameuze ‘Top 100’ houdt me nu al lang genoeg bezig, het wordt vervelend voor jullie wat ik ten allen prijs wil vermijden.
En ook wat ik vertelde over Bruegel en de vier natuurelementen die hij ons tonen wilde houdt wellicht geen steek, Het is maar een gedachte die opgerezen is op een bepaald ogenblik in de geest die je toch vermelden wilt omdat er een soort van schoonheid in steekt.
In feite is alles, is gans ons leven gericht op het schone waarin we het verhevene ontdekken dat kleur en inhoud geeft aan het dagelijkse van ons bestaan. Trouwens waarom schrijf ik, waarom tast ik voortdurend mijn gevoelens af om die te verwoorden en aldus een geschreven bestaan te verwerven naast mijn bestaan. Een ontdubbeling van mezelf, de persoon die ik ben te plaatsen in een ander perspectief, te omkaderen om op te hangen als een schilderij waar jullie, als lezers aan voorbijkomen, enigszins verwonderd dat er elke dag een nieuw doek wordt opgehangen, even verwondert als ikzelf die het schildert, die het ziet ontstaan, tot een spiegel waarin ik me terug ontmoet in de spiegeling. Is het dit dat Arvo Pärt ons tonen wil, de weerspiegeling van wie hij was en is, gestold in de lijnen van zijn muziek, zoals ik me, achteraf, spiegel in mijn eigen woorden?
Ik zie het als bevreemdend dat het kan, een van de grote wonderen van de geest in de wereld en ik surfend op die oceaan van geest. Ik kan het niet anders verklaren dan als surfer zijnde.
Ik dacht er zo-even nog niet aan, maar de woorden zijn gekomen, een klein gebeuren met grote gevolgen, een teken van de grootheid dat het leven is, wat ook wijst op de schoonheid ervan die bij momenten torenhoog oprijst, momenten die je grijpen moet om ogenblikken lang niet meer los te laten.
Zo zijn we ingesteld, gulzig om te zijn wie we zijn en ons te spiegelen in wie we zijn om ons te ontmoeten zoals we zijn.
Zo, wat ik nog niet zegde: elk geschrift van mij is een spiegeling van mij, alle blogs die ik ooit schreef zijn zovele spiegelbeelden van mij, opgehangen aan de wanden van de beperkte wereld hier van mij. Ik loop erin rond duizendmaal weerspiegeld, ik loop erin, bijwijlen verdwaald door het vele, het té vele en nog kom ik niet tot rust, zoek ik verder in alle hoeken en kanten om nog iets te ontdekken wat ik nog niet ontdekt heb, dit ook kan vervelend werken.
Om eerlijk te zijn er is in mij een ontoegankelijkheid gegroeid, het feit dat ik weinig meer lezers heb dat toen ik begonnen ben is er een bewijs van, een bewijs dat in zekere zin weinig bemoedigend is voor iemand die schrijft. Hoeveel lezers zou ik kennen indien mijn geschriften in boekvorm verschijnen zouden?
Weinig wellicht.
24-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-02-2021 |
Klara's Top Honderd |
Het resultaat van de ‘Top Honderd’-enquête was voor mij - maar wie ben ik? - (hemel)tergend. Het is een schilderij van Miró tentoonstellen en alle Bruegels, ook de ‘Val van Icarus’, in de opslag laten; het is de Blauwe Donau verkiezen boven de Pastorale; het is, noch min noch meer, mijn gedicht(je) van gisteren plaatsen boven alle gedichten die ooit geschreven werden.
Niet dat ik ‘Spiegel im Spiegel’ niet graag beluister, maar ik heb ook Eric Satie graag; Echter wat me bezig houdt deze maandagmorgen van 22 februari, ik zou graag willen weten, van allen die Pärt op hun lijst hebben gezet, welke twee andere werken er op vermeld staan. Want na al die tijd dat zijn ‘Spiegel’ vermeld wordt, is het maar normaal dat hij op het voorplan blijft als een totaal nieuw geluid. En ook, het is gemakkelijke muziek en de mens van vandaag snakt naar het gemakkelijke, vreest het ingewikkelde - ik ondervind dit regelmatig, ook Nooteboom met zijn ‘gemijmer’ krijgt het niet gezegd - en dan ook, kiezen tussen de duizenden componisten wie er boven uitsteekt is geen voor de hand liggende taak, het vergt een dagenlang beluisteren en afwegen, wat velen moet afschrikken en, dan maar Arvo Pärt ‘dan ben ik er toch bij.’
Het spirituele in de maatschappij van vandaag staat op een laag pitje en ik moet bekennen dat in dergelijke omstandigheden, het eenvoudig grijpbare in ‘Spiegel im Spiegel’ overkomt als iets geniaals - Pärt die als niet een, de klassieke muziek kennen moet, weet dat hij afgezonderd staat van de rest, zoals Eric Satie zich afgezonderd had.
We zoeken allen naar vernieuwing in onze werken. Sommigen slagen erin en komen aan bod, anderen blijven achter en krijgen (nog) niet de aandacht die ze verdienen. Echter als het aankomt op het vergelijken dan weten ze allen wel heel goed waar ze, qua muzikaliteit staan op de ladder, en het is niet aan ons om ze hoger te plaatsen dan ze verdienen.
Meer kan/wil ik er niet over kwijt. Ik ben niet veel als het op muziek aankomt. Ik ben er maar als autodidact, laat mee begonnen. Een eerste maal verrast en verleid door Mozarts Kleine Nachtmuziek, ben ik van dan af uitgezworven over Beethoven en Bach om te belanden bij zovele, meer dan noemenswaardige anderen, vooral dan Mahler en zijn muziek die ik zie als kosmisch, hij een eenzaat hierin.
Maar, vroeg op Klara deze morgen, waarom als men het simpel houden wil, maar tevens hoogstaand wat de regel was, waarom niet, als je iets repetitief wenst, het laatste - nr 12 - van de 12 Concerti Grossi van Francesco Geminiani ?
‘Maar’, is het antwoord, ‘Geminiani ken ik niet en , het is zo gemakkelijk Arvo Pärt te nemen, je moet er niet bij nadenken, je laat de muziek, wat klanken cello en piano, vloeien over jou en je bent er, het is geen Schelde waar je over moet, geen Donau, het is maar een beekje waar je over springen kunt.’
Of, een ander aan wie je de vraag stelt:
‘Luister jij ook naar klassieke muziek?’ ‘Ja, zeker, maar niet naar Strawinski, niet naar Shostakovich niet naar Bach en zeker niet naar Mahler, de barbaar. Wel Rachmaninov, wel Chopin, ja en natuurlijk Beethoven en Mozart, maar geef mij maar Arvo Pärt, zijn ‘Spiegel im Spiegel’, daar kan ik minuten naar luisteren.’
‘Ik geloof het niet, mijn vriend dat je er naar luistert, want er valt niet naar te luisteren, je wacht of er nog iets anders komen gaat, maar er komt niets anders als melodie, enkel wat andere noten muziek. Ik heb het gisteren ondervonden de klanken gingen verloren in het gesprek in de kamer, want het was niet nodig er tot het einde naar te luisteren. Wat een verschil bijvoorbeeld met de muziek van het Concerto Grosso, nummer 12, van Francesco Geminiani, maar dat ken je zeker niet?’
‘Neen, Francesco Geminiani zegt me niets.’
‘Wel dan moet je er eens naar luisteren en daarna naar Pärt en dan weet je wat klassiek is.’
Nu, we leven in een democratie, het is de meerderheid die beslist en hier heeft deze gekozen voor ‘Spiegel im Spiegel’, wat ook de reden moge geweest zijn ik leg me er bij neer. En alles wel overwogen en herbeluisterd, er zit ook iets mystieks in het stuk, iets dat wijst in de richting van het sacrale. Ik moet dus het woord (hemel)tergend, waar ik deze morgen aan dacht, uit mijn aanvang wegnemen en zeggen dat elk van ons het recht heeft zijn mening kenbaar te maken of die nu gerechtvaardigd is of niet heeft geen belang, de luisteraars van Klara hebben gesproken en ik aanvaard voluit hun beslissing zoals het hoort.
Lang leve Arvo Pärt en zijn ‘Spiegel im Spiegel’.
23-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-02-2021 |
In het centrum, de tijd bijna voorbij. |
In franjes vroege (sleutel)bloemen onder sneeuw, uit kille aarde opgeschoten, ons verrast, wij, niet véél meer zijnde leeg gedacht maar innerlijk bewogen, toegedekt met woorden, nog ademend.
De winter pas begonnen en reeds voorbij, hoe vlug de tijd amper opgetekend houden w’ hem niet bij.
Alsof tijd de wereld was en niet de taal.
Hoe verbonden ik me voel, deze gezegende morgen. Het licht parelgrijs, voor het venster de bomen van elke dag, bewust van hun kracht en hun grootheid, onaantastbaar in hun statigheid.
En later op de dag, vóór ik schrijven ging, een lange stilte in mij, alsof ik opgenomen was in de ruimte, en de tijd er ogenblikken stil stond, ikzelf niets meer zijnde dan deel van de ruimte, deel van de tijd en deel van de bomen omheen het huis, totaal leeg aan woorden, wachtende op het moment dat ze komen zouden. If ever.
Ik heb lang gewacht, niet tot een besluit komen kon, me niet loswrikken kon uit die ruimte om me, die me gekneld hield, ik als in een hoek geduwd, verlaten, weggezet voor later alsof het niet meer nodig was er nog te zijn.
Het zijn dergelijke momenten die ik opneem in mijn geschrift vandaag, het lange wachten tot de woorden komen, en als ze er zijn, het voorspel alvorens ze er zijn. De andere dagelijkse gebeurtenissen krijgen geen gehoor, zijn te vluchtig om opgetekend te worden, ik loop er omheen. Achteraf zal van al deze dagelijkse dingen geen spoor gevonden worden, enkel zullen gevonden worden de vele bewegingen van mijn geest en mijn gevoelens. Het zijn deze, enigszins verbloemde roerselen die in mijn vingers glijden als ik begin te schrijven.
De al maar door terugkerende golfbewegingen van de geest, om aldus dichter te komen tot wat achter en in de dingen aanwezig is en leeft. Aanwezig en levend in de kleinste mossen als in de verste melkwegstelsels, in het oneindig kleine als in het immens grote. Hoe het te benaderen is, hoe ik er via het woord kan in binnendringen is precies wat ik altijd heb beoogd en hierin ben ik in niets veranderd.
Hoe moeilijk dit ook moge zijn voor de lezer die me volgen wil en die soms voor een muur komt te staan en afhaakt. Maar het is allemaal deel van de zoektocht die ik leid en mijn gebed is hier op aarde, op deze onooglijk plaats verloren in het Universum, en, als ik schrijf dat het centrum ervan is en ik het denkend centrum in dit centrum.
Nog is alles een moeilijk te ontwarren kluwen, nog moeilijker gemaakt door de beperktheid van het woord. Maar er is elke dag, ook vandaag, een uitkomst.
22-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-02-2021 |
Icaros' val, in de prille lente. |
Toen hij aan de vijver kwam rook hij het water, rook hij de aarde, wist hij dat het de eerste geuren waren van de lente. Het scheen hem toe dat alles om hem heen gegrepen was in een grote trillende beweging, dat er iets roerde in de grassen en de struiken, in de bomen en in het water; de spanning op iets dat gebeuren kon of dat aan het gebeuren was: een grote belofte die hij voelde tot in zijn geest, een stille vreugde ook die hem week maakte, verward.
Zeg me waarom, terwijl hij rond de vijver wandelde, hij dacht aan het Icaros schilderij van Bruegel, was het omdat hij in de week Jeroen Olyslaegers op Klara had gehoord over Bruegels ‘Dulle Griet’, een schilderij dat hem geïnspireerd had tot het schrijven van een nieuw boek? Het kon en nu, stond het doek, ‘de Val van Icaros’ duidelijk opgesteld in zijn gedachten. En het bleef er staan, uitdagend bijna als hij, na zijn inspanning, want dat was het geweest, ging neerzitten op het terras voor de ‘kabuze’ van Johan, met een deken over de schouders.
Hij zag het doek voor zich, hij voelde de grote rust die er van uitging: de opkomende zon aan de einder, de boten sommige met bolle zeilen andere de zeilen los, schijnbaar beweegloos op het effen watervlak en, hij zag de spartelende benen van Icaros, verdwijnend in de zee. Het doek ademt een grote rust, een gewijde stilte uit: de visser op de oever die zijn lijn uitwerpt, de boer die verder ploegt zonder op te zien, zoals Ovidius het wou, de herder die in de lucht staart aan wie de val is voorbij gegaan, zoals hij ook is voorbij gegaan aan de slaper, ergens, amper zichtbaar op de achtergrond, Bruegel zelf misschien? Het geheel een verhaal dat Bruegel schilderde, zoals zijn ‘Dulle Griet’ een verhaal was.
Hij had er vroeger al aan gedacht, over geschreven zelfs, de val van Icaros zelf, was van geen betekenis voor Bruegel, het landschap had er geen nood aan, de rust erin was er niet in het minst door gestoord. Hij dacht eraan dat Bruegel met de zon en de mensen op de oever, de vier natuurelementen aanduidde: het vuur, door de zon juist boven de einder, het water, waar de visser naar staarde, de aarde die werd bloot gelegd, en de luchten, door de herder. Niets kon die rust verstoren. Dit was het dat de ‘val’ ons verhaalde: doe maar, doe maar, mens, aan de natuur kun je niets wijzigen, en zeker niet het vliegen van een eigenwijze knaap dat maar een fait divers is, meer niet.
Hij zat daar, alleen met Bruegel, de vrienden waren er nog niet maar hij wist dat ze zouden komen, en Bruegel die hem sprak over zijn schilderij, hoe hij ertoe gekomen was, Ovidius lezend en erover pratend met vrienden in de herberg bij een volle pint ‘gersten’, terwijl, zegde hij, zon en maan en planeten omheen de aarde wentelden. (Galileo is pas in 1564 geboren).
Hoewel Bruegel ook etsen heeft gemaakt met een vliegende Dedalus en een vliegende Icaros - zal hij niet geloofd hebben in het verhaal van Ovidius en gebruikte hij het hier om, in the mean time, de aandacht te vestigen op de vier natuurelementen.
Het is een soort stelling die hij nog nergens heeft ontmoet. Maar meer waarschijnlijk is het dat Bruegel ons juist maar zeggen wilde: kijk daar geloof ik nu in, in de kracht en de rust die de natuur uitstraalt, het overige zijn maar vertellingen.
Hij ook, in zijn geschriften, tracht telkens, met de rijkdom eigen aan het woord, de grote onverstoorbare rust van de aarde neer te zetten, zoals Bruegel in zijn ‘Val van Icaros’, en hierin een beweging te leggen van de geest, nu hij geroerd wordt door de komst van de lente, in zijn oude dagen, een lichtpunt.
Hopende dat zijn woorden in deze richting zullen openbloeien en binnen dringen tot in het oneindige van het zijn.
21-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-02-2021 |
Over het onvermijdelijke. |
Een goede vriend bericht me dat er de laatste maanden niet minder dan vijf vrienden en familieleden, ‘onaangekondigd’ vertrokken zijn, naar, ja waarheen, naar het verre Oosten?
Ik antwoord hem dat ik ook denk aan die mogelijkheid maar dat ik nog zo oneindig veel te doen heb, zodat ik die gedachte die er wel is, geen blik gunnen wil, zelfs al steekt ze regelmatig de kop op in mijn geschriften. Dit wil zeggen, ik denk er aan zoals elk wijs mens er aan denkt, en in deze tijden is het maar normaal.
Jung, of is het Freud, zegt dat we een gedachte moeten hebben over wat het is dood te gaan, welke de betekenis hier aan gegeven moet of kan, en ik heb erover nagedacht, mijn vriend weet het. Ik heb erover na gedacht met in mijn achterhoofd, zeker niet wat de Bijbel erover zegt: dat we van stof zijn en tot stof keren zullen, want dit is het meest absurde dat gezegd of geschreven kan worden en dan zeker als het aldus in de Bijbel zou vermeld staan.
Want, ben ik wel van stof gemaakt? Mijn lichaam, ja, ongetwijfeld, maar in welke mate is, mijn lichaam, mijn ‘ik’? In welke mate Is het mijn stoffelijk lichaam, dat me schrijven doet, dat weet of meen te weten wat geschreven kan of moet, is het niet iets totaal anders?
Het was zo ten tijde van het vertalen van de Bijbel uit het Hebreeuws naar het Grieks en later naar het Latijn, maar was het zo bedoeld door de schrijver van de oorspronkelijk Hebreeuwse tekst?
We lazen specialisten in het Hebreeuws, zoals Paul Nothomb en Fabre d’Olivet en we schreven erover niet eenmaal maar herhaaldelijk omdat die verkeerd vertaalde zin uit de Bijbel, overgenomen zonder aarzeling door de Kerk en me bijgebracht van kinds af, een kerngedachte is die met veel ernst moet behandeld worden.
Trouwens nu we stilaan vertrouwd worden met de ‘Nieuwe Fysica’, met het spel van atomen en elektronen en minimale deeltjes waar we weinig vat op hebben, of dan toch weinig zicht op hebben, wordt het geen tijd dat we weten dat we bestaan uit een lichaam, dat bijkomstig is, maar vooral uit een geest die deze is - als ik te ver zou gaan die, deze ‘kan’ zijn - van het Universum.
Want dit is het grote knelpunt, ofwel is die er, ofwel is die er niet, is die er helemaal niet. Maar dan, wie durft er zeggen, en zeker schrijven, de geest is niet, is onbestaande, is nada, zoals Saramago.
Wel dan sterf je in dit nada, in deze nothingness, het ga je wel, ik laat je met deze gedachte met dit black hole dat je - als je tenminste weet wat of wie je, ‘je’ inhoudt - opslorpen zal.
Ik, ik wil van dit totaal onlogisch zwart gat af, zoals ik af wil van de idee dat het mijn stoffelijkheid is die aan het schrijven slaat elke morgen, alsof ik een machine zou zijn, een soort computer, want dan moet ik me onvermijdelijk de vraag stellen, wie is de maker van deze computer? Een vraag waar ik niet kan op antwoorden, maar als er geen maker is, dan heeft die computer zichzelf gemaakt, toen er nog niets was om iets te maken.
Mijn vriend-lezer met zijn fotoreportage van gisteren: is het zijn lichaam die hem aanzette om die te maken, is het zijn lichaam die de keuze deed, die foto neem ik en die neem ik niet, of is het iets anders? Een vraag die ik stel maar niet beantwoord, omdat het antwoord zo voor het grijpen ligt.
Niet onzinnig doen aub, denk er eens over na. Vooral over het groot ‘verblijden’ terecht te komen in een zwart gat als je gaat, terwijl het even goed - en met grotere zekerheid - kan dat je terecht komt in het licht dat Dante aanschouwde in het Paradijs, zo groot, zo helder, zo hevig dat hij de woorden niet vond om het te beschrijven.
Ik ook vind die woorden niet. Al ben ik géén Dante, ik weet toch dat het, het verblindend Licht zal zijn.
20-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-02-2021 |
Mijn 'ontmoeting' in de sneeuw. |
Ik heb gisteren, onmiddellijk na het geschreven te hebben, het was 07.31 a.m., het geschrevene ingelogd, omdat ik het niet kwijt wou, omdat het, in mijn late dagen, het beeld van een momentum was dat onderhuids moet aanwezig geweest zijn en ineens te voorschijn is gekomen. Ik heb het aldus begrepen en heb deze passage willen bewaren, omdat ik dacht dat het literatuur was. Zo ben ik nu eenmaal, ik overdrijf soms om beter begrepen te worden.
Daarom ook, er hoeft niet te veel aandacht aan geschonken worden, ik heb me laten gaan, zonder om te zien heb ik de woorden genomen. In feite, vloeien ze altijd door elkaar en pas achteraf worden ze geschift tot een samenhangend geheel.
Alles, maar dan ook alles, gebeurt in mijn cocon gezeten voor mijn scherm. Wat in de wereld gebeurt, zoals de coronaperikelen, laat ik terzijde. Maar een vriend lezer bracht me groot nieuws uit zijn dagen. Ik kreeg van hem - ik die al die sneeuwdagen in mijn cel, in mijn ‘kot’, ben gebleven - een fotomontage toegestuurd van zijn sneeuwwandeling[1] die me gelukkig maakte. Er naar kijkend, was ik in de groot open luchten, vrij als een vogel hem volgend op zijn tocht door het besneeuwde land, door het land dat zijn rijkdom is, zijn toevlucht wellicht, zijn land onder de sneeuw dat hij tonen wilde aan de wereld.
Ik ben aldus met hem, in gedachten, meegegaan over de krakende sneeuw en heb gezien wat hij zag. Met hem ben ik stil gestaan telkens hij zijn beelden vastlegde, hij zoekend naar de juiste hoek, de juiste lichtinval en de rijkste inhoud. Ik toekijkend.
Hij wist niet dat ik er was, maar het kan dat er een deeltje van mijn blog van die morgen nog in hem aanwezig was, echter zeker ben ik - ik las het in zijn beelden - dat hij zich goed voelde bij elke foto die hij maakte en zich, op voorhand, verheugde in de ruiker sneeuwbeelden die hij, eens thuis terug, ervan maken ging. Ik wist het in zijn ogen, ik wist het in zijn houding, in de wijze waarop hij door de velden wandelde.
Ik had hem willen toespreken, hem zeggen dat ik zag wat hij vertellen wilde met zijn beelden, zijn liefde voor het land. En hij hoorde me, schijnbaar. Weet je, dacht ik dat hij zegde, toen hij een laatste foto nam, weet je dat de bomen de woorden zijn van het landschap. Al wat erbij hoort, is van de mens: de dorpen, de huizen, de kerktoren(s), de veldkappelletjes, de paarden, de schapen, het vogeltje, al dat is het verhaal, en uitzonderlijk, de sleutelbloem onder de sneeuw is van de beginnende lente. Het geheel is het een symfonie van Beethoven.
En, als hij even stil houdt en zijn camera wegbergt : het zijn de bomen zoals ze er staan, in hun naaktheid, geëtst tegen de luchten, die de woorden zijn, die het landschap maken, zonder hen waren er maar wat weinig zeggende bewoonde glooiingen.
Ik zeg hem, je zag ook het detail, je zag de sneeuw op de overgebleven bladeren op de takken. Ja antwoordt hij en ook het kunstwerk dat de mens er in een tuin heeft achtergelaten. Maar, zegde hij, de bomen man, de bomen zijn het landschap, ze zijn me lief.
Dit is maar een deel van het gesprek dat we, hij fotograferend in de kilte, ik schrijvend thuis in de warmte, gehouden hebben. Er waren ook andere dingen die we elkaar vertelden. Het was, zoals Dante het zegde, aangenaam om er daar over te spreken en hier over te zwijgen.
[1] https://youtu.be/IAlLVKMc-Jc
19-02-2021, 06:28 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-02-2021 |
Lente? |
Elke morgen dezelfde vraag, waar zwerf ik uit vandaag, schrijf ik verder, zo maar zonder doel, of stop ik hier en kruip ik terug onder de dekens?
Want wat heb ik, na gisteren, nog te vertellen dat een verrassing zou zijn voor een van jullie, dat een nieuw perspectief zou openen over wat van de dagen is, over wat van de natuur is die, als ik er het weerbericht bij neem op het punt staat los te komen en de aarde te overspoelen.
Ik zal er dus nogmaals eens getuige van zijn, hopelijk dringt de lente door tot in mijn geschriften, zo niet, in welke mate is er nog een kring van leven in mij.
Het is niet in de boeken dat ik dit her-opstaan zal vinden, het moet komen uit mezelf. Ik moet het voelen opborrelen in mij, in het jagen van mijn bloed, zonder hiervoor de natuur op te zoeken, de velden in te wandelen, een spontaan gevoel dat komt van diep in mij. Maar dit zal wel niet, ik heb niet mijn wortels geplant, zoals een boom, diep in de aarde, het moet komen van de geest, die niet aarde- noch seizoen gebonden is. Ik kan enkel toezien en mijn conclusies trekken, ik kan enkel ondergaan of er stoïsch aan voorbijgaan. Zelfs niet toestaan dat het enige impact hebben zou op wie ik ben of hoe ik er ben. Vroeger, veel vroeger zou ik open gebloeid zijn, zou ik de woorden gevonden hebben om deze vernieuwde gevoelens te beschrijven, nu laat het me bijna koud, ik ben enkel nog ingesteld op wat ik te schrijven heb, niet hoe de natuur opspringt om me heen.
Er zit een schraalheid in mijn gevoelens als het de vreugdes van het leven betreft, in het zich openen van de dagen, in mijn opzien naar het licht en de betekenis ervan, dit alles raakt me nog amper, ik sluis dicht voor heel wat dingen.
Hoe hard ben ik voor mezelf als ik dit zeg, hoe gesloten ben ik geworden? ik geeft me er rekenschap van dat er een gordijn is opgetrokken tussen mij en het gebeuren buiten mij, niet het werelds gebeuren dat ook wel - maar het natuurgebeuren, wat veel erger is, wat dodelijker is omdat het de geest aangaat. En als het zo is, als het zich zo verder zet wie ben ik dan nog?
Een wanhoopskreet die uitgaat van mij, een vroegtijdig afsterven van mijn binding met het kosmische, dat ook een verlies van het sacrale betekent, een sterven vóór het sterven.
Nu dit geschreven staat ware het beter geweest dat ik terug naar bed ware gegaan, dat ik mijn gedachten niet had geprovoceerd, dat ik me niet had laten gaan in het morose veld van beschouwingen dat in potentie sluimerde in mij en ineens is los gekomen.
Lente is er nog niet in mij, staat zelfs nog niet voor de deur. Veel is er echter niet nodig, zo, wie weet?
18-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |