 |
|
 |
|
|
 |
09-04-2020 |
De Koran en de profeet Issa |
Ik draag een lichaam dat het liefst beweegloos blijven zou want vele plaatsen ervan zijn plaatsen van pijn. Ik weet zelfs niet meer wat het is soepel rond te gaan alsof er geen lichaam was, want, ik ben van kop tot teen op pijnen ingesteld. Wie is het die hierover een lied zong en wanneer?
Hoe mijn geest recht blijft en nog tamelijk vlot blijft schrijven tracht ik te begrijpen, maar het schrijven is het enige dat me recht houdt en ik meen wat ik zeg. Zelfs nu ik verzeild ben geraakt in een verhaal, ter wille van Salibi en ik hem heb willen volgen als reiziger in de tijd - een tijd die we allen het best vergeten, we hebben nu andere zorgen - is de geest nog altijd de overwinnaar.
Ik vrees echter dat de namen en de gegevens die ik behandel en voor mij gewone zaken zijn - omdat ik er altijd, van af mijn tijd met Velikovsky en de Bijbel mee gegoocheld heb - heel vreemd en vooral verwarrend overkomen moet bij de lezer, zodat ik een last ben geworden en mijn woorden die te ver in de tijd van vroeger zijn doorgedrongen geen vreugde meer zijn.
Komt daarbij dat ik geen lezer ben van de Koran en dat ik wel voel dat velen dit ook niet zijn, zelfs komende van uit het buitenland laat men me dit blijken. Terwijl dit voor Salibi de gewoonste zaak van de wereld was, hij las de Koran in het Arabisch omdat het zijn moedertaal was. Ik ben dus volledig aangewezen op hem om te zeggen hoe die profeet Issa uit de Soerats van de Koran komt.
- WIE WASVOLGENS DE KORAN DE PROFEET ISSA?
De profeet Issa, van de Koran was geboren uit de maagd Myriam, het Arabisch voor Maria, in voetnoot hoe zijn geboorte voorkomt in de Koran[1], hij was ‘ibn Myriam’, de zoon van Maria.
Hij was ’the Kalimah’ van God, het Woord van God en was geboren, vermoedelijk ten zuiden van Mekka, de geboorteplaats van de Islam in het ArabIë van de HIjaz.
Hij was een man van God over wie een bijzonder boek geschreven was die het Evangelie was (El Injil).
Hij was genoemd de Christus, el Masib
Hij was geen product van de menselijke procreatie, maar zoals Adam, komende rechtstreeks van God.
Hij deed mirakels en kon de doden opwekken, hij was een miraculeus iemand, een teken van God.
Salibi distilleert dit alles als volgt:
‘The people of Israel were organized in a religious community by Mozes who gave them the Torah. Later two apostles were sent to them, first Ezra then Issa. The fellowers of the first became the jews, the fellowers of the second the Nazare Christians, and each of these two communities came to revere its apostle as the son of God.’
Ik heb Salibi nimmer een opmerking gemaakt over om het even wat, zeker niet op wat hij schrijft over de profeet Issa. Maar in de veronderstelling dat er een gemeenschap was die zich steunde op de Torah van Mozes in Arabië, dan was het bijna onmogelijk dat er in het Oude Testament niet zou gesproken zijn over die Issa; en ook als hij Ezra plaatst in Arabië, dan is die nooit verder gekomen dan het Jeruzalem in Palestina waar hij, komende uit ballingschap, aanwezig was vóór, tijdens en na de bouw van de tempel daar, deze vernield door de Romeinen in het jaar 70 AD.
Er zijn dus volgens mij ook lacunes in zijn werk, vooral dan dat de Bijbel, het Oude Testament tot en met de vijfde eeuw vóór Chr. geen gewag maakt noch van die Issa, noch van Ezra bij de navolgers van Mozes in Arabië.
Ik wens hier ook niet verder op in te gaan, mij is het enkel om doen te weten waarom Paulus per se naar Arabië wou.
[1] Ik lees in de Vertaling van de Koran? SOERAT 19
- Elle devint enceinte de l’enfant, puis elle se retira avec lui dans un lieu éloigné.
- Les douleurs la surprirent auprès du tronc du palmier. Elle dit, ‘malheur à moi ! Que ne suis-je déjà morte, totalement oubliée !’
24 l’enfant qui se trouvait à ses pieds l’appela : ‘Ne t’attriste pas. Ton seigneur a fait jaillir un ruisseau à tes pieds’.
25 ; Secoue vers toi le tronc du palmier ; Il fera tomber sur toi des dates fraîches et mûres. Mange, bois et cesse de pleurer. Lorsque tu verras quelque mortel, dis : ‘J’ai voué un jeûne au Miséricordieux, je ne parlerai à personne aujourd’hui’ ;
09-04-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-04-2020 |
Waar stond de tempel van koning Salomon? |
Ik was fout toen ik begonnen ben met te schrijven over Salibi’s boek over Jezus. Ik achtte me een jonge man van 25 die iets sensationeels ging uit de doeken doen. Echter, ik ben geen 25 meer, ik heb niet meer de krachten die ik toen bezat, evenmin de inzet van toen, il me faut donc plus de temps, omdat het heel wat complexer is dan wat ik in den beginne dacht.
Het spijt me nu, niet verder gegaan te zijn met de lectuur van het boek van Pascal Mercier, ‘Het Gewicht van Woorden’ dat ik vond op internet en het verlaten te hebben na drie hoofdstukken, omwille van mijn bevlieging: Salibi. De man haalt me letterlijk overhoop.
Vandaag, van alle elementen waarover ik beschik, is er slechts één dat staat lijk een paal boven water, en het is een element, zichtbaar met het blote oog. Het begint bij II Kronieken 12:
9: So, Shishak king of Egypt came up against Jerusalem and took away the treasures of the house of the Lord, and the treasures of the king’s house; he took all; he carried away aso the shields of gold which Solomon had made.
Deze weggenomen stukken, deze buit, staan gedetailleerd en beschreven, in bas-relief afgebeeld, op de muren van de tempel van Tutmoses III in Karnak, Egypte. ‘Ages in Chaos’ geeft er een foto van en ettelijke pagina’s lang, een beschrijving van alle meegenomen voorwerpen. De beschrijving ervan komt volledig overeen, tot in het minste detail, met de voorwerpen uit de tempel en uit het paleis zoals deze voorkomen in I Koningen en II Kronieken.
Het bewijs wordt aldus geleverd dat de Shishak van de Bijbel niemand anders kon zijn dan Tutmoses III, opvolger van Hatsjepsoet en tijdgenoot van koning Rehoboam, opvolger van Solomon, ongeveer in 950 voor Christus.
Wat een overrompeling betekent in de chronologie van Egypte. Ik heb dit destijds willen duidelijk maken aan Salibi, voor wie de Shishak van de Bijbel onweerlegbaar Farao Sheshonk was. Ik heb hem een exemplaar gestuurd van ‘Ages in Chaos’, maar hij heeft niet willen wijken. Hij hield eraan te bevestigen dat de veldtocht van ‘zijn’ Shishak, ‘zijn’ Sheshonk, zich afspeelde op de Westkust van het schiereiland Arabië maar niet in Palestina. Want beweerde hij, ik kan heel wat namen terugvinden op die westkust die voorkomen op de lijst van de steden door Sheshonk veroverd.
Ik denk dus niet dat hij ooit gaan kijken is naar de afbeeldingen op de muur van Tutmoses III, hij was te overtuigd van wat hij vooropstelde.
Aldus blijf ik over met het probleem, welke was de tempel die werd leeggehaald, deze in Palestina of deze in de Asir van Saudi Arabië, en, waar speelde de veroveringstocht van ShIshak, alias Sheshonk, alias Tutmoses III zich af?
Voor Salibi was er geen probleem de tempel van koning Solomon bevond zich in Saudi ArabIë, in de Asir. De tempel waarvan de Klaagmuur nog een overblijfsel is werd gebouwd in Jerusalem, Palestina, het nieuwe Sion, na hun terugkeer uit Babylonië. Het is de tempel waar Jezus is opgetreden, deze werd neergehaald door de Romeinse bezetters in het jaar 70 AD.
Salibi had Saudi Arabië doorkruist en hierover naast zijn ‘The Bible came from Arabia’ nog twee andere boeken geschreven, ’Secrets of the Bible People’ en ‘The Historicity of Biblical Israel, Studies in 1 & 2 Samuel’, waarin hij, op basis van de plaatsnamen van de dorpen, aantoonde dat het ‘ware’ land van Abraham en de geschiedenis van het oude Joodse volk, tot hun ballingschap in Babylonië, zich afgespeeld heeft op de westkust van Saudi Arabië.
Hij vermoedde sterk dat de tempel van Salomon waarvan de Bijbel in detail verhaalt, in die regio moet bestaan hebben. De talrijke ruïnes in de ‘Asir, waarvan hij getuige was - de laatste getuige wellicht vóór de passage van de bulldozers - bevestigen voor hem deze stelling.
Ik beken eerlijk dat ik geneigd ben, wat het bestaan van de tempel van Solomon in die streek betreft, hem te volgen. Maar hoe rustgevend is het niet bij het oude concept te blijven.
08-04-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-04-2020 |
De Issa van de Koran |
Ik vond het belangrijk, mijn ontdekking van het neither-woord in de King James’ versie van de Bijbel te gebruiken om aan Stefan Hertmans mijn vertaling van het ‘neither’ van Beckett voor te leggen.
Heb ik het gedaan? Wat denk je?
Soms er je er nood aan, erop te wijzen dat je bestaat, ergens op deze aarde, verborgen in je voorlaatste adem, de voeten al in de stijgbeugel schreef Cervantes. Wat in deze tijden dichter bij de ontknoping liggen kan, - al denk je dat het nu niet aan jou besteed is - terwijl de tijd om je te bevestigen een dunne lijn is geworden, amper nog waarneembaar.
Maar je hebt nog iets te volbrengen waarvan je nu al weet dat je er maar half in slagen zult, omdat ook Salibi er maar half in geslaagd is, onvoldoende om hem uit zijn geloof in Christus te halen, wat voor mij een geruststelling is.
- HOE KEN IK KAMAL SALIBI?
Kamal Salibi (1921-2011) was een christen Libanees, die leefde in Beyroet - Google en Wikipedia weten heel veel over hem - ik ken hem uit zijn werk en uit mijn vroegere correspondentie met hem die vooral dan zijn boek ‘The Bible came from Arabia’ bevatte.
Hij was een uitzonderlijk ontwikkeld man, hij kende Hebreeuws en Arabisch, Grieks en wellicht ook Aramees. Hij kende de Bijbel, het Oude Testament even goed als alle boeken van het Nieuwe Testament en, hij kende de Koran. Hij wist al wat er over die boeken geweten moest om te schrijven wat hij schreef.
Volgens Salibi was de profeet Isa - uit te spreken als Issa - de profeet waarvan sprake in de Koran, niet de Jezus van het nieuwe Testament. Hij stelde voorop dat de Isa van de Koran een profeet was die leefde vier eeuwen vóór onze tijdrekening en wiens leven uitgetekend stond in een vroeger Evangelie - a gospel - dat er circuleerde en waarover Waraqa ibn Nawfal sprak als raadgever en steun van Mohammed, toen deze aan zijn tocht begon in 610 AD,. Het evangelie, waar de raadgever van Mohammed het over heeft De tekst van dit Evangelie is verdwenen, wat we nu nog weten, over die profeet Issa, zegt Salibi, is enkel wat de Koran erover vertelt.
De Jezus die we kennen en plots opduikt met zijn volgelingen in Jeruzalem, kwam uit die gemeenschap van gelovigen.
Paulus moet dit geweten hebben en geïntrigeerd beslist stante pede naar die plaats gelegen aan de Westkust van het Arabisch schiereiland om kennis te nemen van dat Evangelie. Als hij later heeft over ‘boeken’ hem toe te sturen ergens waar hij gevangen zit dan zouden het deze zijn waar Waraqa ibn Nawfal en de Koran het over hebben.
Is deze ‘Gospel’ van de IVde eeuw BC dan de voedingsbodem geweest van waaruit de vier evangelisten zijn vertrokken? Salibi spreekt zich er niet over uit, maar het heeft er alle schijn van dat het leven van de profeet Issa, voorbeeld stond voor het leven van Jezus zoals we het kennen uit de vier Evangeliën.
We vertellen later hoe die Issa getekend staat in de Koran.
07-04-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-04-2020 |
Neither, gedicht van Samuel Beckett |
In mijn (volumineus) archief zocht ik het gedicht, ‘Neither’ van Samuel Beckett terug op. Ik dank dit gedicht aan Stefan Hertmans. Het werd door hem geplaatst in/door mij geknipt uit de Standaard der Letteren van 13 april 2001 en gekleefd in mijn dagboek.
Stefan Hertmans schreef een essay over de geschiedenis ervan in zijn schitterende essaybundel: ‘Het putje van Milete’, uitgegeven door Meulenhoff, Amsterdam, in 2002.
Het gedicht volgt hier, maar waarom kom ik er op terug? Wel Hertmans had heel wat moeite, zo vertelt hij, met de vertaling ervan, wat heel begrijpelijk is, vooral dan met de vertaling van ‘Neither’ als titel. Hij vertaalde dit woord, na discussie met een vriend, als ‘evenmin’.
Ik ontmoette nu een ‘neither’ in de vertaling van de brief van Paulus aan de Galaten: 1: 17 ‘Neither I went up to Jerusalem to them which were apostles before me; but I went into Arabia, and returned again into Damascus.
Waarin ik het ‘Neither’ het liefst zou vertalen door ‘echter’. Ik zou dus durven de vertaling van Hertmans te wijzigen in ‘echter’. Zou ik het hem schrijven, zou hij zich nog de Karel Mortier herinneren van enkele jaren terug, we hadden toen, via e-mail een band, in die zin dat hij me zelfs mailde van uit een plaats ergens in Kroatië?
Het is mijn goed gesternte dat beslissen zal.
Volledigheidshalve, hierna het Neither-gedicht van Beckett én, het gedicht van mij, geïnspireerd door ‘Neither’. De vertaling van Hertmans vind je in zijn ‘Putje van Milete’, een boek dat de tijden trotseert, zeker deze van nu.
Neither
to and fro in shadow from inner to outer shadow
from impenetrable self to imprene- trable unself by way of neither as between two lit refuges whose doors once neared gently close, once turned away from gently part again beckoned back and forth and turned away
heedless of the way, intent on the one gleam or the other
unheard footfalls only sounds
till at last held for good, absent for good from self and other
then no sound
then gently light unfading on that unheeded neither
unspeakable home
En dan mijn
Echter
We zullen wel nooit een neither-gedicht schrijven zoals Beckett het onverwoorde te verwoorden wist, niet te begrijpen omwille van zo alles zeggend in niets betekenende zinnen
alsof een kosmische boodschap erin verscholen en toch ook niet, weergalmend, wel de dood
een abstract in woorden schilderij gaan schrijven waar kleur en vormen weggelaten om even maar wie we waren, even,
dit terzijde.
We zullen wel nooit een neither-gedicht schrijven, al wilden we om het ontzaglijke van dit leven dat ons omkneld hier houdt en toch bewegen laat in een eigen eigenzinnigheid, vertellen we.
Geen neither-gedicht om op te vallen om er naar uit te kijken, om er slapen mee te gaan, onverlet, onverlaten, on-overeenstemmend
en toch zoekend naar de zin van zovele sterren in oertijden neergezet, beangstigend.
En wij, innerlijk enorm omdat we alles beluisteren, bekijken kunnen, opentrekken, verzegelen en dichter brengen tot ons binnen, en begrijpen, of niet begrijpen kunnen.
‘dan o zo teder, zo losjes het licht wegdeemsterend op dat achteloos echter’
niet uit te spreken thuis’
Maar een neither-gedicht zullen we wel nooit schrijven, al wilden we opstijgen kunnen om ons te verliezen een nimmer te vergeten ogenblik,
toch vergeten.
06-04-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-04-2020 |
5 april: de aanleiding |
Ik dacht vanmorgen bij het ontwaken aan een vriend, Fernand Salamin uit de Valais die me telkens begroette met een ‘à Dieu, Carl’. Hij hield dit van zijn vader, Jean-Baptist Salamin, gardien de la cabane de Moiry, die het hield van zijn vader en zo verder. Vandaag is die vriend, noch zijn echtgenote, Emmy, er niet meer; is er geen pastoor meer in het oude dorp Grimentz, is er geen zondagsmis meer. Of, hoe de tijd zijn werk doet en afmaakt wat hij afmaken kan. Het sacrale dat de zondagmorgen over het dorp hing, vooral na de mis, is opgegaan in de mist, zoals zovele andere zaken weggedeemsterd zijn.
Het maakt me week naar wat van vroeger was: herinneringen aan vrienden, aan geplogenheden die er niet meer zijn, die een leegte nalaten die ik draag als een pijn, niet zo zeer in mijn lichaam dat oud is, stilaan uitgeleefd, maar de pijn in de geest van de dingen die zijn voorbij gegaan.
Vanmorgen hopen die dingen zich op in mij, a kind of sadness came upon me, die ik amper dragen kan en toch daar is terwijl ik zoek naar de woorden om deze over te brengen in de tijd vóór mij.
Misschien - ik ben er bijna zeker van - heeft het te maken met het werk dat ik begonnen ben, iets waarvan ik vrees dat het me gaat overstijgen, nu ik in het vel ben gekropen van een historicus die er toe komen moet zaken te verkondigen die hij beter verzwijgen zou. Je wekt geen doden op uit hun graf waar ze rusten de rust die de tijd hen gunt.
Echter, het eeuwige van de geest in jou wil verder, wil dieper doordringen in een voorbije wereld en deze terug openen op een belangrijk aspect ervan, waarover je, je nu een beeld hebt gevormd dat je toetsen wilt, aan de beeldvorming van anderen.
Evenwel je hebt A gezegd, je moet verder en bloot geven alle elementen door Salibi aangereikt.
Ik ga dus verder, ik laat het overige in een waas achter mij. Ik weet waarover ik schrijven moet.
2 DE AANLEIDING
Op 22 april 1993 kocht ik in de ‘Al Saki bookshop’, 26 Westbourne Grove, London W25RH, voor de prijs van £11.75 het boek van Kamal Salibi met de veel betekenende titel: ‘Who was Jesus?’
Ik was wellicht toen druk bezig met de Divina Commedia en het boek is ongeopend blijven liggen. Misschien ook omdat ik een zeker voorgevoel had om eraan te beginnen. Ik zie nu op de blanco pagina vooraan, dat ik het gelezen heb in 2004 en de lezing beëindigd heb op 15 november van dat jaar. Als ik nu het boek terug heb genomen zag ik dat elke bladzijde ervan met potlood onderlijnde regels kende.
Destijds heb Ik er niets over gezegd, mijn blog was nog onbestaande, alleen mijn dagboek bewaarde het geheim. Vandaag heb ik het boek terug genomen en herlezen.
Ik meen nu een antwoord te hebben en een geldig, op de vraag die ik me altijd heb gesteld: Wat bezielde Paulus om drie jaar lang weg te blijven uit Jeruzalem?
Wat nu volgt is een uiterst vreemde geschiedenis is die uit de boeken te voorschijn komt.
05-04-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-04-2020 |
Over Jezus in deze tijden |
Als ik hoor en zie wat sommigen nu meemaken, gekluisterd in de gesloten kring van het huis, dan ben ik een gelukkig man. Ik verveel me geen ogenblik, ik word gegijzeld door mijn blog, die me voortdurend dag en nacht bezig houdt, én met wat ik schrijven ga, én hoe ik erover schrijven ga. En wat meer is, eens voldaan met wat er staat, moet ik beginnen denken aan de daaropvolgende blog. Ik ken dus niet het minste respijt.
Ik dacht eraan - we denken aan heel wat in deze tijden - wat spanning te brengen in mijn blogs. Ik dacht eraan, Kamal Salibi op te voeren en wel zijn boek over Jezus. Niet alles ineens, in een lang geschrift van 2000 woorden, maar stuksgewijze, verdeeld over de volgende dagen, weken misschien. Er een soort feuilleton van maken om te trachten jullie bezig te houden met een onderwerp gehaald uit vergeelde boeken die we maar al te goed hebben gekend en die ons in hun grote lijnen zijn bijgebleven.
Ik weet als ik er aan begin dat ik ook eindigen moet. Het zal wel geen poëtisch landschap zijn dat ik bewandelen ga, maar dan toch een inzicht geven over wat een, in dergelijke zaken onderlegd iemand, erover dacht en schreef.
Ik voeg er onmiddellijk aan toe dat Salibi voor mij een lichtpunt is geweest, dat ik hem, weliswaar schoorvoetend, waag te volgen omdat het hier de inhoud betreft, voornamelijk van de boeken van het Nieuwe Testament, zijnde de vier Evangeliën, de Handelingen van de Apostelen en de Epistels van Paulus. Een domein dat weinig nog wordt opgezocht.
Ik weet niet of ik er goed aan doe 2000 jaar na het gebeurde, een poging te doen, terug te gaan naar de eerste jaren van het ontstaan van het Christendom. Ik weet ook dat het niet aan mij is om dit te doen, ik ben maar een leek, een buitenstaander. Maar ik las een boek dat me overhoop haalde. Mag ik jullie niet vertellen, vooral in deze tijden, of juist omwille de tijden van nu, waarom het me overhoop haalde, gezien het, het leven en de handelingen betreft van Jezus-Christus?
De enige reden die ik zou kunnen hebben is, dat het gezien moet als de bespreking van een zeer gewaagd boek waar een overleden christen Libanees de auteur van was. Ik herneem dus wat ik gisteren al schreef en ik ga verder.
I INLEIDING
Ik heb de brieven van Paulus gelezen. Paulus die enkele jaren na de kruisdood van Christus, een vervolger was van de toen bestaande volgelingen van Christus, en op de weg naar Damascus een visioen had en tot inzicht kwam en beslist - er wordt gezegd, aangemaand door de verrezen Christus - een verkondiger te worden van de leer van Jezus-Christus en dezes verrijzenis uit de doden.
Hij schrijft hierover, en hij had het beter niet gedaan, dat hij, daarna onmiddellijk vertrokken is naar Arabië, en dan teruggekeerd is naar Damascus, waar hij drie jaar verbleven heeft alvorens Petrus en Jacobus, de broer van Jezus, op te zoeken in Jeruzalem[1].
De vragen die we ons allen stellen zijn klaar en duidelijk, waarom zijn vertrek naar die plaats in Arabië en waarom, eens terug, nog drie jaar wachten alvorens Petrus op te zoeken in Jeruzalem.
Zij die hem Jezus konden leren kennen, waren logischerwijze in de eerste plaats de apostelen, maar Paulus moet beter geweten hebben, hij was een wijs man, hij kende het binnenste van de dingen, als hij (even) naar Arabië gereisd is - er was het Romeins Arabië, Damascus, en het Arabië op de Westkust van het schiereiland Arabië - dan moet hij er een goede reden voor gehad hebben, te meer daar hij het duidelijk laat blijken door het te schrijven in zijn brief aan de Galaten.
Het boek van Salibi over die Jezus centreert zich op deze vraag en tracht hierop een antwoord te vinden.
[1] Uit de King James’ versie van de Bijbel: Brief van Paulus aan de Galaten: 1: 17 Neither I went up to Jerusalem to them which were apostles before me; but I went into Arabia, and returned again into Damascus. 1: 18 Then after three years I went up to Jerusalem to see Peter and abode with him fifteen days.
04-04-2020, 10:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-04-2020 |
This is the time to be slow |
Er komen boodschappen van uit alle windstreken naar ons toe. We nemen ze op, we verwerken ze, we dragen ze uit als medicijn voor de geest. De meest sprekende, een orakel gelijk, neem ik hier over. Roger Tas haalde die uit een reeks poëtische gedachten, komende van de Britse ‘Independent online’:
‘And when the danger passed, and the people joined together again, they grieved their losses, and made new choices, and dreamed new images, and created new ways to live and heal the earth fully, as they had been healed.’
Al wat moet geweten zijn of, over hoe het was en over hoe het zijn zal, wordt erin verwerkt; I love it, it is well said, it is hopegiving.
*
Ik ontvlucht, in de mate van het mogelijke, de tijden van nu. In, wat men zou noemen 'mijn vrije tijd', werk ik aan een resumé van het boek van Kamal Salibi, ‘Who was Jesus?’.
Ik werk heel traag, schrijvend en herschrijvend, zoekend naar elementen in andere van zijn werken. De clou van zijn betoog steunt op een zin uit de brief van Paulus aan de Galaten waarin hij zegt dat hij na ‘ontwaakt’ te zijn in Jezus Christus, hij onmiddellijk vertrokken is naar ArabIë.
Het besluit dat Salibi hier uit haalt is niet alleen verrassend, het is revolutionair en ik aarzel opnieuw om verder te gaan met het boek dat ik al eens las in 2004, na het in 1993 te hebben gekocht. Als ik het (ooit) beëindig zal mijn lectuur een jarenlange geschiedenis gekend hebben.
Algemeen wordt in de Islamitische wereld, de ‘Isa bin Maryam, ‘de zoon van Maryam’, die in de Koran genoemd wordt als een belangrijk profeet en boodschapper, gezien als de Jezus van de Bijbel. Maar Issa - Salibi gebruikt Issa - zegt Salibi, is in de Koran, niet de zoon van God, is niet gekruisigd. Hij was het Woord van God en zijn geboorte was een wonder, hij was geboren zoals Adam. Hij was ook de man van God over wie een speciaal boek, een Evangelie, het ene en enige boek dat er was - zie de Koran 19: 30[1] - goddelijk geïnspireerd geschreven werd, waarvan de inhoud is overgenomen in de Koran.
Maar, zegt Salibi, de Issa van de Koran was Jezus niet! Hierover schrijven wordt mijn lijdensweg
*
Ik ga hier stoppen. Ik had het moeilijk deze nacht en ik had het moeilijk, werkend aan deze blog. Heb echter geen koorts… But I need some rest, zoals ik het lees, ook gehaald uit de Britse ‘Independent on line’:
This is the time to be slow, Lie low to the wall Until the bitter weather passes…
[1] Koran: Sourat 19: 30 Het is de pasgeboren Issa in de wieg die antwoordt : ‘je suis en vérité, le serviteur de Dieu! Il m’a donné le livre; il a fait de moi un profète, il m’a béni où que je sois’. (Koranvertaling van D.Masson NRF, la Pléiade).
03-04-2020, 05:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-04-2020 |
Vivaldi |
Elitair willen zijn: de fout die ik bega met mijn geschriften die als blog verschijnen is aan literatuur te willen doen. Een hoogvlieger te zijn en niet, wat interessanter zou zijn, op aarde te blijven, vooral nu. Maar literatuur bedrijven is van bij de aanvang mijn hoofddoel geweest en dit is gebleven, wat soms – hopelijk niet altijd – mijn teksten ontoegankelijk maakt omdat ze, een op het randje af, transcendente instelling vragen.
Nu, ik schrijf voor een zeer beperkte kring, die ik veel ruimer wou en dacht mettertijd die kring te kunnen uitbreiden, maar ik moet het stellen met de lezers die ik verdien. Het succes dat ik ken is afgestemd op de waarde van wat ik schrijf.
Ik zat in de zon in de tuin, even maar, denkend aan wat mijn leven is geweest maar het gevoel van ouderdom was er niet. Ik dacht eerder aan Vivaldi en hoe hij zich ingesteld had om zijn Vier Jaargetijden te componeren. Misschien schreef de muziek in de winter of in de herfst. Hoe ook hij wist hoe het moest, hij wist hoe de lente was, de zomer, de herfst en de winter. Hij had niet nodig te wachten tot het, het seizoen was om er over te schrijven. Dit is een gave die we bezitten, schrijven over de winter, in de zomer en omgekeerd. Wegwandelen in de tijd als in het landschap dat we verkiezen om er te zijn, al zijn we er niet.
Zo ik zat daar maar en dacht aan een bepaald rotsblok aan zee waar ik ooit zat - meermaals eigenlijk - bij stormweer met de waterdroppels van de aanstormende baren over de rotsen sloegen tot in mijn gelaat. Het gevoel hebbende dat ik oneindig was, dat niets me deren kon. En hoe hevig ook de golven, Ik was gelukkig toen te zijn wie ik was en waar ik was, losgeslagen, even los als de golf die aanrolde. En hoe wilder de aanstormende golven hoe des te jonger ik me voelde, uitgelaten, innerlijk roepend, misschien op mijn broer ofhij, roepend naar mij.
Ik zat daar maar, aan de tafel in de zon met een boek voor me, maar ik las niet, ik hield het boek en het was goed het te houden, omdat ik wist wat er in geschreven stond en dat ik het maar te openen had om te lezen wat er stond. Mijn vinger tussen de bladen. Een tekst die ik koester, bijna van in mijn jeugd, vraag me niet waarom, want er is geen reden, het is omdat de woorden zijn wat ze, veel meer dan wat ze zeggen, ze zijn van de oude trant, maar ik vind ze enig. Ze zitten in mij, omheen mij, in mijn vingertoppen als ik schrijf, in de beweging van mijn pols als ik het boek opensla en ik lees:
Mon cheval arrêté sous l’arbre qui roucoule, je siffle un sifflement plus pur… Et paix à ceux s’ils vont mourir, qui n’ont point vu ce jour. Mais de mon frère le poète on a eu des nouvelles. Il a écrit encore une chose très douce. Et quelques-uns en eurent connaissance…
Gebrek aan nederigheid natuurlijk. Maar de lente omheen mij, de tuin die tot leven komt, zijn er de oorzaak van. Dus laat het altijd lente blijven, de lente van Vivaldi .
NB Saint-John Perse: Chanson.
02-04-2020, 09:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-04-2020 |
Blog die ik dank aan vrienden-lezers |
Ik ontving vandaag van twee vrienden, nieuws gerelateerd tot het coronavirus.
Van de ene twee pagina’s uit ‘La Peste’ van Albert Camus, moeilijk te lezen, maar het gaat erom of het bekend wordt gemaakt of verzwegen. Van de andere een pagina uit een boek over Nostradamus, astroloog en paragnost, met een voorspelling van wat gebeuren ging in het jaar 2020.
Vertaald lezen we:
Rond 2020 zal een ernstige longontstekingsachtige ziekte zich over de hele wereld verspreiden. De longen en bronchiën/luchtwegen aantasten en alle bekende behandelingen weerstaan. Bijna meer verbijsterend dan de ziekte zelf, is het feit dat het plotseling zo snel verdwijnt als het aankwam, tien jaar later opnieuw aanvalt en dan volledig verdwijnt.
Ik betwijfel ten zeerste dat deze voorspelling van Nostradamus komen zou. Ze verscheen in 'Eyes of Darkness' een boek van Dean Koontz (°1945), een Amerikaanse schrijver van fictieverhalen. Zijn boek dateert van 1981, maar het is toch merkwaardig dat hij het juist geraden heeft.
*
En dan was er nog, waar ikzelf nooit zou aan gedacht hebben, wat een goede vriend, een meester in de kunde van de taal, me schreef. Ik veroorloof me, na gekregen toelating,een deel ervan aan jullie voor te leggen:
'Toen ik minister De Block enkele weken geleden, voor de eerste maal in live, het zinnetje "Blijf in uw kot!" hoorde uitspreken, was ik er onmiddellijk van overtuigd dat ze plots onze woordenschat had verrijkt met nieuwe ‘Gevleugelde Woorden’. Het was merkbaar dat het woord ‘kot’ (in de betekenis van ‘woning’) niet tot haar dagelijkse woordenschat behoorde. Ik hoorde haar stem zelfs even trillen. Heb je niet gemerkt dat ze er zelf zichtbaar van verschoot toen ze dit woord gebruikte zoals we dat meestal horen uit de mond van bepaalde (‘minder geciviliseerde’) lieden? Begrijp me niet verkeerd en let op het betekenisverschil van woorden in verschillende sociale groepen of omstandigheden.
We maakten dus mee dat het ‘vuile’ woord ‘kot’ (voorafgegaan door ‘blijf in uw...’), slecht eenmaal gebruikt voor de tv en in een zwaar beladen crisisperiode in één slag, in de Zuidelijke Nederlanden, burgerrecht had verkregen. In een klap werd onze taalschat verrijkt met nieuwe ‘Gevleugelde woorden’ die lange jaren in het collectief geheugen bewaard zullen blijven.
Je kan geen radio- of tv-programma beluisteren of de gevleugelde woorden komen er aan bod. Een inventieve dame heeft er zelfs al een liedje over gemaakt.
Nu mag iedereen het gebruiken, maar steeds met een onderliggende verontschuldiging van ‘we mogen die woorden gebruiken omdat we ze in de media hoorden’. Waarom zouden we het hier ook niet even hebben over ‘Eufemismen’ als de ‘Knaldempers’ in het taalgebruik? Zeg niet ‘Hij is drugsverslaafde’ maar ‘Hij gebruikt’, ‘Gebuisd zijn’ maar ‘zijn jaartje over doen’, ‘Hij zit op het toilet’ maar ‘hij is in het closet’. ‘Sterven’ maar ‘Ontslapen’. ‘Zelfmoord plegen’ maar ‘Uit het leven stappen’, ‘Slapen’ maar ‘Een uiltje vangen.'
De 'kot'-uitspraak is wel niet zo denderend veel, maar het is toch iets dat genoteerd moest worden, want ik denk dat het een woord is dat van nu af met een kroontje zal uitgesproken of geschreven worden. Later zullen er nog enkele overblijven die de omstandigheden zullen kennen wanneer het woord dit kroontje verworven heeft. Of de naam van Maggie De Block eraan toegevoegd zal worden betwijfel ik, maar je weet maar nooit.
01-04-2020, 07:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-03-2020 |
Nederigheid |
Het is niet omdat ik elke dag 500 woorden schrijf dat ik me superieur voelen zou, integendeel, ik toon hiermede elke dag mijn zwakte, mijn gebrek aan kunde om een roman of een ander boek te schrijven. Zo ervaar ik het en zo moet het gezien worden. Daarenboven, als ik het volhoud dan is het maar om de afwezigheid te verdoezelen van iets waar ik mijn ganse leven naar getracht heb. In feite is het dus niets meer dan een poging om het goed te maken met mezelf, een soort van troost te zijn voor mijn ego.
Ik betwijfel dus of het wel nederigheid is die me aanzet mijn dag te beginnen met deze bekentenis, maar wat het ook is, er steekt een grote waarheid in, deze lappenmand van gedachten, soms aansluitend, soms gaande in een totaal andere richting dan de vorige dag, heeft geen ruggengraat. Het schenkt me - nu ik erover spreek - niet de voldoening die ik hebben zou indien ik zou werken, vertrekkende van uit een centraal punt met gestructureerde uitlopers naar oost en west, naar noord en zuid en vooral, vooral naar zenit en nadir.
Elke dag heeft nu zijn eigen centraal punt en ik slaag er maar niet in verder te gaan dan de wanden ervan. Dit ook is dus geen vorm van nederigheid, eerder het gevolg van mijn onmacht.
De bepaling die T.S. Eliot geeft aan nederigheid, als hij schrijft: ‘The only wisdom we can hope to acquire is the wisdom of humility: humility is endless’ is dus niet aan mij besteed want het is geen wijsheid die ik heb opgebouwd, het is simpelweg de vaststelling, opgedaan op een leeftijd die in de huidige omstandigheden beangstigend zou kunnen worden
Mischien is het nederigheid te tonen zoals ik ben en ook als ik eraan toevoeg dat ik het meest intieme en het meest alledaagse, dat van ons allen is, verzwijg. Niet te schrijven dat ik aan de ontbijttafel zit, zwijgend, met een laatste zin in mijn hoofd die blijft terugkomen, zelfs al verdwijnt hij soms voor enkele ogenblikken, maar me toch bij blijft waar ik ook ga of wat ik ook doe?
Het is wel niet zoals bij Rubinstein die opstaat - zo hoorde ik eens van hem - met het pianoconcerto van Chopin in zijn hoofd; die ontbijt, telefoons ontvangt, de briefwisseling inkijkt en ondertussen in zijn onderbewustzijn, het concerto verder speelt om, naar einde toe, het terug bewust op te nemen.
Ik ook schrijf verder zonder pen in de hand. Ik ook zie, al is het soms aarzelend, hoe het verder kan. Als ik dit hier zo opteken is dit dan wel een vorm van nederigheid?
Het kan goed zijn dat ik hierover reeds een blog heb geschreven, want het kan niet dat ik jaren zou gewacht hebben zonder te spreken over wat T.S.Eliot wist te vertellen over ‘humility’. Zelfs Marc Sleen gebruikte ooit de regel van Eliot in een van zijn Neroverhalen, hij legde de woorden in de mond van ‘zijn’ Adhemar.
Bestaat er ook een onzichtbare band tussen al degenen die Eliot in hun hart en vooral in hun geest dragen en dat het om deze reden is dat ik dit jaren geleden heb geknipt uit de Standaard van 21 april 1993.
Of heb ik het toen uitgeknipt omdat het ergens geweten was/geschreven stond dat ik het vandaag gebruiken zou als blog?
31-03-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-03-2020 |
Hoe we leven |
Wat is er, in normale tijden, van de mens die onbewogen de dagen binnenwandelt met nog een oneindigheid aan dagen in het vooruitzicht, zo denkt hij toch. En wat van de mens die weet dat het ogenblik dichtbij is gekomen, het ogenblik dat van alle ogenblikken, hét ogenblik is.
Nog altijd vernieuwen zich de cellen van zijn lichaam, passen ze zich aan en verbinden ze zich met andere, aan een trager tempo wellicht, maar hij beseft dit amper. Hier heeft hij te ondergaan en af te wachten in welke mate de krachten van zijn lichaam zullen afnemen, hopende, hopende dat de krachten van de geest stand zullen houden. Al weet hij nu al dat zijn geest de aarzeling kent, die hij voorheen niet kende; de aarzeling van het juiste woord dat wacht om te komen.
Dan ook, denkt hij, laat me toe te zeggen dat ik geleefd heb onder de mensen meer naar de geest in mij dan dat ik vermocht met mijn handen. En al het voorbije overschouwend was het, alhoewel schijnbaar lang, was het maar een korte tijd en dan nog ‘a time largely wasted’ zoals T.S. het schrijft over zijn leven.
Of, is het geen verspilling geweest, is het slechts een voorbereiding geweest, een tijd om te groeien, om te rijpen, om pas nu het punt te hebben bereikt om conclusies te trekken, de vruchten te plukken in de weinige bladzijden die hij los weg optekent.
Max Wildiers, zegt dat het een vreugde is te vertoeven in het gezelschap van de boeken om ons heen,, van de zovele gedachten die uitgesproken worden, die geschreven worden, rondgedragen worden en ons bereiken op de een of andere wijze. Hij zegt het wel met zijn woorden en ik zou zijn bron kunnen opzoeken, maar het kernwoord in zijn zin is dat het een ‘vreugde’ is. Een vriend die me gisteren mailde wist dit ook, hij stuurde me een lijst van schrijvers die hij aanraadde niet zo zeer om te lezen maar om te weten dat ze er zijn om ons te helpen, te verrassen met de dingen die ze schreven en hoe ze die schreven.
Welnu, ook voor hem is het een grote vreugde deel te nemen aan het verspreiden van die wereld van de geest die overal aanwezig is en telkens en telkens komt aankloppen. Een vreugde: het levende leven te grijpen met beide handen, het te omknellen en neer te zetten op het blad, opdat anderen na hem, zo hoopt hij toch, zo verwacht hij toch, ook vreugde zouden beleven aan de kleine gestalten van geest die zijn woorden willen zijn.
Hopende, denkt hij nog, dat het immer zo moge blijven en dan ook nog, crescendo, stijgend naar een steeds vollere dimensie, zoals hij het gisteren heeft geschreven: ‘moving into another intensity for a further union.’
30-03-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-03-2020 |
Het Keltisch kruis op Iona |
Ik schrijf, of liever het is mijn betrachten - een betrachten dat diep geworteld zit - mijn gedachten uit te schrijven. Ik wens het te doen op een aquarelachtige wijze, zijnde in kleuren die in elkaar vloeien: herinneringen die zich mengen, soms zoals Kundera het wou, met gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan of die zich hadden kunnen voordoen maar omwille van dit of dat niet hebben plaatsgevonden maar nog altijd opduiken alsof ze ergens in een andere omgeving, buiten mijn weten, zich hebben voorgedaan.
Dit is mijn bestemming vandaag en de dagen die nog komen en, al komt wat ik schrijf zo laat in mijn dagen, de intensiteit ervan is er zeker niet minder om. Het is de intensiteit eigen aan de mens die de hoop draagt dat hij schrijvend, blijft groeien naar zijn climax toe, zoals T.S. Eliot het verwoordde:
We must be still and still moving into another intensity for a further union, a deeper communion ...
Groeien naar een grotere intensiteit om dichter te komen tot een innigere verbondenheid met al wat ons omringt. En ik zal wel geen epitaaf bedenken zoals Rilke liet aanbrengen op zijn grafsteen, een steekspel van woorden die ik nog steeds niet ten volle begrepen heb, zeker niet zoals Rilke gewild heeft dat hij begrepen zou worden, maar de tekst van een grafschrift, zelfs al komt er geen graf, schijnt me belangrijk toe. Daarom zijn deze drie aangehaalde versregels van Eliot sprekend voor wie ik ben, voor wie ik was.
En ik weet nu ook dat ik hiermee niet te lang heb gewacht maar dat het vandaag is en niet gisteren, niet eergisteren en evenmin morgen of overmorgen dat ik dit bevestigen moest; dat ik het stadium heb bereikt dat alle vruchten op mijn boomgaard zijn gerijpt om geplukt te worden; dat alle zaden zijn klaargekomen om gezaaid te worden. Zodat nu mijn woorden vloeien kunnen lijk het water dat zich langs de rotsen naar beneden stort, takken en boomstammen met zich meevoerend in de vallei, meevoerend naar een bestemming die ik niet ken en ook niet hoef te kennen en aldus ook de lading van mijn geschriften, in de mate die er is, uitdragend naar een tijd dat ik er niet meer zal zijn en anderen in mijn woorden de persoon zullen ontmoeten die ik was of dan toch die ik had willen zijn.
Zo wil ik, via deze geschriften, een gezel zijn van anderen, gezel zijn van allen die me lezen of lezen zullen, en zeker van alle schrijvers wiens boeken hier aanwezig zijn in deze kamer waar ik schrijf.
Er is deze morgen in mij een aanzet, een impuls om te zeggen wat ik zeg, een gevoel dat me dwingt even een stap verder te zetten in het nog ongewisse, dat er dan toch eens zal zijn als vaststaand, zoals een nagel geklopt in de deur van de schuur.
Zoals, wat nu plots opduikt, het beeld van het Keltisch kruis op Iona, waar we ooit stonden in de regen, in de wind, toen ineens, de zon door de wolken brak en het kruis belichtte. Kleine, minieme ogenblikken in het leven die zich hebben vast gezet in jou, lijk een tatoeage in je nek of schouder; waar je je soms aan vastklampt, al zijn het maar kleine fracties leven geweest, ze zijn er toch geweest en je werd er door geraakt voor altijd als ze opduiken keer op keer, soms als een verwittiging, soms als een straal van hoop op iets dat komen gaat, maar je weet niet wat er komen gaat.
Al hebt je wel een vermoeden.
29-03-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-03-2020 |
We gaan verder |
Ik sprak destijds met (wijlen) Urbain Vermeulen, de ‘grote’ arabist, over Kamal Salibi. Hij antwoordde me twee zaken: ‘Salibi’ is de vertaling van ‘kruisvaarder(s)’ en, in het Arabisch kan elk woord gezien worden als de naam van een dorp, dus pas er mee op !
Ik geloof niet dat hij Salibi gelezen heeft, waarom zou hij? Hij was genoeg bezig met wat hij zag: de infiltratie van de Islam in ons midden en in het Westen, wat hij met de krachten hem eigen beletten/beperken wou, en terecht trouwens. Dergelijke broodnoodzakelijke mensen, hij was een groot kenner van de Koran, zouden niet mogen weggaan uit de samenleving, ze zouden een statuut moet krijgen van onsterfelijkheid. De vraag wordt echter wie het hen zou kunnen geven, nu – zoals ik gisteren schreef - God en Maria schijnbaar geen deel meer uitmaken van deze samenleving. Ineens, zijn we aangewezen op ons zelve.
Het feit dat ik thans zekerheid heb over het platwalsen van die dorpen met een Bijbelse achtergrond versterkt, indien het nog nodig zou geweest zijn, mijn geloof in Salibi. Er zit een grote overtuigingskracht in wat hij schrijft en ook mijn correspondentie met hem heeft mijn houding tegenover zijn besluitvormingen sterk beïnvloed. Hij had en heeft het bij mij nog steeds bij het rechte eind. Mozes heeft geen veertig jaar lang in de Sinaï woestijn rond gewandeld, hij doolde het westen van Arabië af tot in Yemen.
Salibi heeft al die dorpen afgelopen, heeft kennis genomen van de ruïnes die de Bijbelvolkeren daar hebben achtergelaten en hij wachtte op, schrijft hij in zijn introductie:
‘avec impatience le moment où les archéologues mettront au jour certains de sites que je mentionne, fournissant ainsi de nouvelles preuves que le pays de la Bible est bien l’Arabie occidentale et non la Palestine.’
De grote droom die hij koesterde werd echter door de bulldozers plat gewalst. Had hij er zich bij leven kunnen tegen verzetten, ik betwijfel het. Maar hier was het niet uit godsdienstovertuigingen dat gehandeld werd maar uit de vrees die bestond dat Israël, eens overtuigd van hun rechten op dat stuk Arabië, dit zouden opgeëist hebben. Wat ook, Saudi Arabië heeft hier de gelegenheid gemist om die streek, beschreven door Salibi, toeristisch uit te bouwen: stel je voor een uitstap te maken naar het land van Abraham, van Jacob en Israël. Ik denk dat het oude Jeruzalem, dit van Solomon, evenveel, zo niet meer succes zou hebben gekend als Bethlehem en Nazareth. En nu willen de Saudi’s ons verleiden met Madain Saleg, een afkooksel van Petra, No way!
Ik had een goede band met Kamal, denk ik toch. Ik had hem ‘Ages in Chaos’ van Velikovsky gestuurd - Velikovsky die hij niet kende - en hem de vraag gesteld of het kon dat Hatsjepsoet een tijdgenote was van koning Solomon en, of de Sheshonk I waarover hij het had - de Shishak van de bijbel - Tutmoses III kon geweest zijn, maar hij heeft me hierop niet geantwoord, hij stierf enkele maanden erna op 1 september 2011 op de ouderdom van 82 jaar.
Ik zou er willen aan toevoegen, ‘God hebbe zijn arme ziel’, hij, een Christen Libanees - hij was gevlucht naar Amman - was een groot man, hij kende de geschiedenis van Israël op zijn manier. Of deze volledig strookte met deze van Velikovsky heb ik niet kunnen uitmaken.
Van het boek dat ik las in 1986/7, bewaar ik het essentiële[1]. Ik geloof in zijn stellingname, ik geloof dat het land dat Abraham en zijn nakomelingen ‘kregen toegewezen’ van hun God, zoals de Bijbel het vermeld, niet in Palestina lag, maar de streek grond was te zuiden van Mekka. Het is na hun terugkeer uit ballingschap, dat ze gebleven zijn waar er reeds een grote kern ‘Israëlieten’ aanwezig was, in wat ze noemden ‘het nieuwe Sion’, het huidige Jeruzalem. Het land van Abraham lag veel dieper , lag voorbij Mekka en reikte wellicht tot in Yemen.
We zien Abraham niet als onze aartsvader komende uit Ur. Israël negeert Salibi en Saudi Arabië heeft alle sporen ervan uitgewist, wat ons nog rest zijn de woorden van Kamal Salibi. Ik zag hem als een verre vriend, zoals ik Velikovsky zie als een vriend van mij. Maar wat helpt het me, ik kan enkel schrijven wat ik erover schrijf en er verder over zwijgen.
Ga ik hem herlezen? Neen, dat hij ruste in vrede.
[1] Misschien herlees ik wat hij schreef over Jezus in ‘Who was Jesus? A conspiracy in Jerusalem’, een revolutionnair boek, publlshed in 1992 by I.B.Taurus & co, London.
28-03-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-03-2020 |
Over wat schrijven in tijden zoals deze? |
Ik, die elke dag, een blog schrijven wil, welk weer het ook is, in welke toestand ik me ook bevind, coronavirus of niet weet nu, beter dan anders, heel goed waarom. Het is niet meer mijn honger om te schrijven over mijn verwondering wat het leven is en wat de dood, het is niet meer mijn blijvende, uitgerekte queeste die vertrekt van uit het niets, of van uit een terra incognita, neen, het is een wegvluchten geworden uit de ‘coronawereld’ van vandaag die ineens, op een paar dagen tijd, de kop heel hoog heeft opgestoken en me benevelt in mijn doen en laten en vooral in het domein van wat George Steiner noemt, ‘the inward speech, of the discourse we conduct incessantly with our selves2.
Ik ben doordrongen van wat zich in feite aan het afspelen is, ik ben begaan met deze coronawereld, meer dan nodig. Hij bevolkt mijn gedachten, terwijl ik hem totaal negeren wil als ik schrijven ga, en het schijnt me toe hier niet volledig in te slagen.
Aangespoord door een vriend die ik niet ontgoochelen wou, hijzelf aangespoord door een andere vriend die hij niet ontgoochelen wou, heb ik – ik zag er geen graten in, vond het zelfs een goed idee – de boodschap verspreid om ‘a message’, een van hoop, een uit het normale leven, door te geven aan anderen die dit op hun beurt zouden verder doen. Maar ik weet nu, aan mezelf en aan het antwoord van velen dat we in een ander leven zijn terecht gekomen; dat de zorgen die we nu kennen van een totaal andere orde zijn dan deze van vroeger, en dat het zo maar niet gaat om deze op zij te schuiven.
Zijn we nog niet besmet wat het lichaam betreft, we zijn het wat onze gedachten, wat onze geest betreft. En dit is een even grote kwaal, zo niet een nog ergere. Opvallend is dat er niet meer moet/kan gebeden worden, God is er niet meer, Maria evenmin. Althans Paul Verhaeghe in Kerkelijk Leven, spreekt er niet over, hij wijst er enkel op dat we gelukkig nog digitale mogelijkheden hebben om elkaar te horen of te zien. Maar het gebed van vroeger? Ook Paus Franciscus moet het ondervonden hebben. Dit is het meest onverwachte gevolg van de neerdaling van het coronavirus, op aarde.
Wat ik jullie in de huidige omstandigheden zeggen wou: als ik verder ga met mijn blogs dan gaat dit zijn alsof er geen coronanevel te zien was aan mijn horizon. Dit is de enige manier die me rest. Lukt het me en het is OK, lukt het me niet, wat ik vrees als de nevel hangen blijft, dan zal ik er mee moeten stoppen, want over corona gelden enkel cijfergegevens en de curves eruit getrokken en hieraan doe ik niet mee..
Wat ik gisteren geschreven heb was een poging om aan die cijfers en aan die curves te ontsnappen. Het is in deze richting – niet noodzakelijk de richting Salibi - en het is de enige, dat ik verder kan gaan.
27-03-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-03-2020 |
Hoe je terecht komt waar je zijn wou. |
We schrijven in de luwte van wat er gebeurt in de wereld die gedompeld schijnt in de nevelen van het Coronavirus. We staan er totaal machteloos tegenover, we kunnen enkel wachten en hopen dat de nevelen aan ons zullen voorbijgaan, maar zekerheid hebben we niet. Gelukkig, hebben we ondertussen een blog te schrijven. En vandaag was het lot ons gunstig, een vriend - goed dat men vrienden heeft - stuurde me beelden van een plaats in Saudi Arabië uit de Hidjaz, de ruïnes van Madain Saleg (te vinden op Google), een nieuw Petra: woningen, paleizen, tempels, graven, uitgehouwen, zoals in Petra, hier in de enorme rotsblokken verspreid over een grote oppervlakte zoals ik het zien kan op de beelden.
Saudi Arabië is een woord met een enorme weerklank voor mij omdat ik ervan overtuigd ben dat een deel van de Bijbelgeschiedenis zich daar heeft afgespeeld, Abraham en zijn zoon Ismaël zouden er de Ka’aba hebben gebouwd. En het gebeurde dat tijdens de reis die we hebben gemaakt door (toen) Noord-Yemen, we duidelijk het gevoel hebben gehad te lopen in de voetsporen van Mozes in zijn tocht door de woestijn die veertig jaar duren zou. En het gebeurde ook dat we, op de dag van mijn verjaardag, kampeerden aan de Rode Zee en ik van Parijse vrienden ‘La Bible est née en Arabie’ ten geschenke kreeg, een boek dat een revelatie betekende die me jaren bezig zou houden en de aanleiding worden zou van een correspondentie met Kamal Salibi die duren zou tot zijn overlijden in 2011. Hij was van 1929, twee jaar jonger dan ik.
Waarom ben ik hem gaan opzoeken, waarom moest ik lezen op zijn webbside dat:
‘The Saudis, true to their fears that the Israelis might decide to take Salibi seriously and colonise the mountains of Sarawat (which Salibi believed was the real "Jordan valley" of the Bible), sent hundreds of bulldozers to dozens of Saudi villages which contained buildings or structures from Biblical antiquity. All these ancient abodes were crushed to rubble, Taliban-style, in order to safeguard the land of Muslim Arabia and the house of Saud. At the time of the Prophet there had indeed been Jewish communities in Arabia. Salibi – wisely or not – never abandoned his Arabian convictions.’
Iets dat alles openscheurde bij mij want ik weet welke dorpen de Saudi’s hebben platgewalst, ze staan vermeld in het boek van Salibi. Het moeten de dorpen zijn waarvan sprake in Genesis hoofdstuk 23. En ik heb Salibi uit zijn rek gehaald - ik heb een vijftal boeken van hem - en ben gaan lezen:
‘Dans les environs de Namirah et dans cette même région de Qunfudhah il existe encore un groupe de quatre villages nommés Qaryat al Silan, Qaryat al-Shiyab, Qaryat ‘Asiyah et Qaryat ‘Amir - sans aucun doute le Qiryat-Arba, ‘village de quatre’ où mourut la femme du patriarche (Genèse 23, 2) qui est identifié dans le même contexte qu’Hébron’. Dans le même voisinage se trouve aussi le village de Maqfalah portant toujours le nom de la grotte de ‘Maqfalah’ que le patriarche acheta, hors d’Hébron, comme sépulture pour sa famille (Genèse 23, 91. Autant pour la précision de l’histoire de la Genèse.’[1]
De vriend, Albert S., weet niet welke vreugde hij me bezorgd heeft met zijn beeldreportage over de site van Madain Saleg. Namelijk nu heb ik met zekerheid kunnen lezen in een document dat open en bloot ligt, de snode daad begaan door de Saudi’s die de plaats waar Sarah en Abraham begraven lagen met hun bulldozers hebben onteerd en voor altijd vernietigd. Ik had het vroeger al eens gelezen maar had de bron ervan niet teruggevonden, dus heb ik het altijd verzwegen. Nu kan ik er openlijk over schrijven.
Ik zie dit als een historische Blog, geloof me.
[1] Kamal Salibi: ‘La Bible est née en Arabie’, page 206, Grasset, 1986.
26-03-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-03-2020 |
Reizen en reisverslagen |
Als ik afweeg wat ik nalaat en lezen ga wat anderen nalaten, bijvoorbeeld, zij die een reis hebben gemaakt, en hoe ze erover schrijven, met grote kennis van zaken wat de regio betreft, de geschiedenis ervan, het volk ervan - weten dat Einstein er geboren is - of zaken die het landschap dat ze beschrijven duidelijk tekenen, dit alles in een soepele perfecte, elitaire taal, dan kom ik er weinig glorieus uit als reis-verhaler want ik verlaat me zelden op het land dat ik doorrijd, ik heb meer aandacht voor het landschap achter het landschap, zijnde dit zonder enig vast punt erin, zodat ik er regelmatig, o zo gemakkelijk, in verdwaal of anderen laat verdwalen, om uiteindelijk een reisverhaal te schrijven dat nergens thuis hoort of dan in een regio die niet bestaat of nooit bestaan zal.
Ik bezit trouwen te weinig historische kennis om er met inzicht en in details aandacht aan te schenken, terwijl ik vrienden heb, een Paul V., een Roger T., een Rik VD die een bron zijn van geschiedenissen. Dit is in elk geval wat ik te kort kom, voldoende kennis, zodat ik dromen ga over wat ik meen te zien in het landschap maar niet hoe het gehavend uit de strijd is gekomen, wat niet altijd is om te boeien, een droom is te wankel aan inhoud.
Het is de poëzie die me misvormde. Ik schreef ooit een verhaal over een reis naar het (heilige) eiland Iona aan de westkust van Schotland voor het tijdschrift van de Bank en het werd in het Frans vertaald als een lang gedicht, wat me natuurlijk verraste, de vertaler vond het ongepast het anders te vertalen.
Het was in het nummer van april 1982 en ik licht er een kort maar sprekend fragment uit. we zijn op het eiland afgedaald van de hoogste top ervan een honderdvijftig meter lager naar een vlekje wit strand. Dit is wat ik schreef op mijn vijfenvijftigste:
‘Op het witte strand van Iona spoelen kleine takjes wieren aan, donkerrood, karmozijnrood, levend in de palm van de hand. We kijken ernaar en zien hoe teer ze zijn en hoe wonderlijk van vorm en hoe het rood als van robijnen wordt naar de uiteinden toe. Ondoordringbare wereld van het intense, roekeloze leven waarover onze adem is en ons verwachten.
Op het witte strand van Iona spoelen takjes wieren aan, tussen schelpen, rottende resten van planten en beenderen van vogels, overspoeld, weggeduwd en terug gezogen. Van de oceaan is de zang erover en van het licht de eeuwigheid
Het is slechts een onooglijk strookje strand, een inham tussen de rotsen. Omheen het eiland weten we de breuklijn van de branding, de glanzende oceaan uitdeinend tot in de grijze oneindigheid van vele eilanden, ongenaakbaar, onveranderlijk. Terwijl we stukjes wieren gladstrijken over onze handpalm, terwijl meeuwen wegschieten over het water en over het land; terwijl het licht de tijdloosheid doorkruist en wij deel ervan.'
Ik schrijf wel, heel in het kort, hoe we er kwamen: 'Vertrokken van Hull, over York, Carlisle en Glasgow, over Crianlarick. van hieruit onder een plassende regen, over Tyndrun doorheen het meest barre land naar Oban op de westkust van Schotland, waar we de Ferry namen naar het eiland Mull, en aankwamen in Craignure Bay waar we hebben overnacht in het ‘Isle of Mull Hotel’ en de volgende dag over het eiland Mull naar Fionnphort gereden waar we de boot namen naar het eilandje Iona.'
Maar in mijn ‘jeugdige’ overmoed, niets over Iona zelf, niet dat het is: ‘a tiny isle, only three and a half miles long by one and a half broad, separated from Mull by about a mile of water, en heilig omdat in 583 (Sint-)Colombanus er is geland komende van Ierland samen met twaalf mannen uit zijn familie en er een kloostergemeenschap stichtte die het begin betekende van de kerstening van Schotland.
Mijn verhaal had dus weinig van een reisverslag, het was maar een evocatie, de weergave van enkele diepgaande impressies, zoals alles wat ik schrijf berust op impressies.
Er is dus weinig veranderd wat de inhoud van mijn schrijven betreft.
25-03-2020, 06:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-03-2020 |
De droom en hoe die uitviel. |
Hij dacht die nacht, in de grote stilte van het huis, aan een gebeuren dat beslissend is geweest om in het land te blijven en niet, zoals hij zo dikwijls besloten had, zijn laatste jaren door te brengen in Grimentz, een dorpje in de Val d’Anniviers.
*
Hij kwam in de valavond terug van Brig, waar hij de kinderen had weggebracht die de nachttrein namen naar huis terug. Hij was alleen in de wagen. Iemand op de radio had het over ’L’énigme des Vierges noires’, het boek van een Luikse advocaat een zekere Jacques Huynen - heb de juiste schrijfwijze moeten opzoeken - die beweerde dat het de afbeelding was van de Egyptische Isis, maar hij dacht meer aan de kinderen en volgde het verhaal maar met tussenpozen. Het regende toen hij vóór de brug over de Rhône en het binnenrijden van Sierre, de hoofdbaan verliet en de weg links nam, de Val d’Anniviers binnen, een sterk stijgende kronkelweg door Niouc en verder naar Vissoie, het kruispunt van drie mogelijkheden, ofwel naar links, de weg naar St. Luc, ofwel rechtdoor naar Zinal ofwel de weg rechts naar beneden, eerst over de Navizence en dan heel sterk stijgend terug de weg langs de huizen van St-Jean naar Grimentz toe.
Hij beeldde zich in dat hij thuis kwam in das letzte Dorf der Welt, waar Rilke het over heeft, dat nu zijn dorp ging worden, hij wist het zo zeker. Het dorp waar hij verder leven zou eens de Bank verlaten, het dorp waar hij sterven wou en er begraven worden - Friedrich Nietzsche ook werd begraven in de bergen - aan de voet van het kerkje, een lichtpunt tussen de graven.
Hij reed het dorp binnen over de totaal verlaten, glimmende straten met hier en daar een raam dat verlicht was; de bergwand aan de overkant donker en dreigend als de nacht en de regen bleef vallen op de bomen, op de daken. Hij volgde niet de baan door de dorpskern, maar reed hij er omheen, om hoger, in een brede zwaai, de weg te nemen boven het dorp naar de plaats Roua.
Hij stopte voor de chalet, een eenzame, afgelegen gebouw, donker gebrand door de zon, totaal verlaten nu, de kinderen weg, de geburen weg, alle lichten gedoofd. Hij stond voor de zwijgende, zwarte, wachtende massa van de chalet, en het regende maar, en er was een kilte die hem overviel tot in zijn hart, tot in zijn bloed.
En toen hij de deur opende, de geur van de uitgedoofde haard en de gonzende stilte die hem overviel en groter dan ooit, was plots zijn eenzaamheid. Hij rilde.
Hij dacht aan de straten van zijn jeugd toen het regende en hij thuiskwam des avonds, in de herfst, het vaderhuis donker en zwijgend maar hij wist als hij binnenkwam dat het huis een schelp was van warmte en innigheid.
Welke afstand nu, tussen het vaderhuis en deze donkere verlaten chalet in de regen. En hij wist toen ineens dat zijn droom voorbij geleefd was, dat hij het niet uithouden zou, ondanks zijn boeken en geschriften, alleen voor de rest van zijn dagen in deze afgelegen, oude chalet, in een verlaten dorp van de verlaten bergen, en dat hij een eenzaamheid op avonden zoals deze, met de regen en de kilte niet zou aan kunnen met de maanden oktober en november op komst. Een regenavond zonder de kinderen was voldoende geweest om zijn droom van jaren op te geven. Het ware trouwens een gekheid geweest zich als man van de vlakte op te sluiten tussen de bergen, zelfs deze van de Valais.
*
Hij moet er nu aan toevoegen, nu hij de leeftijd heeft bereikt die hij bereikte, dat de dagen van toen niet de dagen waren van nu, en dat hij thans de indruk heeft dat het dagelijks schrijven van zijn blog een immens deel van zijn eenzaamheid zou hebben opgevangen.
En ook, dat zijn verblijf in die chalet van toen, met alle mogelijkheden die hij thans heeft qua communicatie met de buitenwereld hem overkomt als zeer aanvaardbaar. De wereld herleid: in de dag tot de omgeving rond de chalet, de lorken en de sparren, en hun gezangen onder de sterrenhemel van de nacht.
24-03-2020, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-03-2020 |
Achterbleven gedicht |
Zij die een blog willen schrijven zijn vroeg wakker, ze willen de morgenstond en het goud erin maximaal gebruiken. Ze zitten neer in kamerjas voor hun wit blad, klaar, zoals Hemingway klaar zat, om te verwerken wat hij de avond ervoor had overgehouden om er de volgende morgen te kunnen mee verder te gaan.
Ik denk dat vele schrijvers dit zouden willen. Mij lukt wel het vroeg opstaan, het andere van Hemingway niet altijd, soms zit er wat loomheid in mijn beelden en in mijn gedachten, ze willen teveel richtingen uit terwijl ik maar één richting nemen kan.
Vandaag greep ik terug naar een gedicht van 2013 dat ik wat schaafde en opsmukte, zoals ik dacht dat het hoorde, dan toch deze morgen.
Kroning.
Heb met respect de zee gekroond, mijn avonden en mijn nachten, mijn sterren en mijn maan, mijn glorieuze morgens.
Gekroond alsof ze mijn geliefde was haar toegesproken, met alle tot nog toe onuitgesproken woorden die zij te ontdekken had en nog meer van dat.
De wind, de heerlijke wind van ver gekomen, me omhelzend, wijl ik je betasten blijf met woorden, meer hoeft het niet.
Laat mijn woorden foto’s zijn omsluierd ingelogd die te interpreteren zijn, en om te zetten zoals je bent geboren en getogen, enig in je soort, enig in je dromen.
Zo kom ik telkens tot mijn geschooide woorden die ik nalaten wil, vandaag, omdat er gisteren was en morgen te vlug zal komen.
Want zo gaat het in het leven: kransen worden neergelegd, fanfares en hun requiem en achter het raam een kind geboren.
Zo gaat het in het leven, golf die volgt op golf, ogenblik in ogenblik geschoven. Heb ik iets te veel gezegd terwijl ik zwijgen blijf?
Je raakt me wel, zodat ik je beminnen kan, bezitten kan in een woordeloos gesprek om niets te zeggen, al wou ik het wel, mateloos.
Leze dit wie lezen kan maar ook niet verder kijken, geen wegen af te lopen om te begrijpen.
De einders zijn hier wijd.
Arme man die met de zee hier spreekt. De dagen achter hem: vergeten hoe vreemd het is, niets bezittend om te geven.
Het komt er aan, het komt er aan: eiken kist met wat water besprenkeld en wat ruikers bloemen erop neergelegd, het leven wat het was en dan die tederheid van jou, om me te bekoren, toereikend nu om heen te gaan.
Een foto wou ik maken om het verbeelden lam te leggen van hen die me bezoeken zullen maar dit zou te gemakkelijk zijn lijk mussen, te dartel in de struiken,
de luchten groot open gekroond.
23-03-2020, 07:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-03-2020 |
De weg die je bewandelt. |
Kun je afwezig blijven bij wat er zich voor het ogenblik aan het afspelen is in de wereld, de progressie met rasse schreden, en niet te stoppen, van het coronavirus? Kun je stoppen met het luisteren naar, of het lezen van al wat er hierover verteld wordt in België, in Europa, in de wereld? En, wat hierbij opvalt, ineens schijnt de vluchtelingenstroom aan de Turks-Griekse grens opgelost. Maar is dit zo?
Nu, je houdt het wel in het oog maar je wilt niet dat het doordringt tot onder je huid, het is (voorlopig) maar wat schaduw die neervalt over de dingen en het wijzigt heel weinig of zelfs helemaal niet je dagelijkse gewoontes, al druipt er nu en dan wat door in je geschriften, maar zolang je in staat bent te luisteren naar ‘Pierrot Lunaire’ van Arnold Schoenberg en er een zeker genoegen in vindt, is alles nog OK wat jou betreft.
Vooral dan als je er de tekst bij neemt - gedichten van de Belgische, Franstalige dichter Albert Giraud (1860-1929), vertaald in het Duits - want zonder die tekst is het maar wat klanken en zeker geen Mahler, geen ‘Lied von der Erde’ - en dan nog: de Duitse tekst is even zwaar om op te nemen in jou als de muziek , maar je doet de inspanning én omwille van wat Pierre Boulez erover zegde - Boulez vond dat het een van de beste composities was van de eerste helft van de twintigste eeuw - én omwille dat je nieuwsgierigheid geprikkeld wordt en terwijl je verder werkt, je erin slaagt de muziek te volgen, en sourdine, tot de laatste lijnen. Je weet nu ook dat je, je nog enkele malen zult moeten inspannen om dichter te komen tot het muziekessay, er is geen andere naam voor.
Maar, houd het zo, oude man, houd het in het vernieuwende, ook in je geschriften. In kleine oases wordt je stem gehoord. Spreek verder met gedempte stem en zonder al te veel geflonker. Houd je doen en laten gematigd en niet om te worden uitgebazuind. Je kunt het toch niet laten: je blijf zinnen opstapelen die je niet achterlaten wilt, het ligt in je aard het te doen, zinnen die je passen en ook andere die je niet passen, als de ene maar opwegen tegen de andere.
Zo, oude man, laat de wereld die aan het stil vallen is, aan jou voorbijgaan, schrijf over wat je schrijven wilt, de dagen komen, de dagen gaan, de zon zal schijnen of verborgen blijven.
Weet, de lente meldt zich aan, blijf geborgen in je woorden, de tijd heeft je in zijn greep. Je leven is herleid tot het vullen van lijnen om op het einde van het blad terug te kijken, even maar, en denken dat het goed was, zoals het gezegd wordt van de Schepping in de Bijbel.
22-03-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-03-2020 |
Giuseppe Ungaretti (1888-1970) |
Di queste case non è rimasto che qualche brandello di muro
Di tanti che mi corrispondevano non è rimasto neppure tanto
Ma nel cuore nessuna croce manca
È il mio cuore il paese più straziato
Het is hoogstaand, het is een zeebries in je gelaat als je je venster opent en tezelfdertijd een warmte en een stilte, als een vriend je vergast in de morgen op een gedicht dan nog, welk ook, het mag zelfs van Giuseppe Ungaretti. Het wordt onderlijnd met beelden en gelezen door een acteur die je kent van de films die je zag van hem[1].
Het komt binnen bij jou, een vroege zwaluw, en je weet het, dankzij én de structuur van de Kosmos, én de schranderheid van de mens die die structuur binnentrad.
Je vriend voegt er zelfs ‘zijn’ vertaling aan toe opdat niets ervan zou verloren gaan, en je zonder aarzeling weten zou waarover het gaat:
Van deze huizen zijn slechts enkele brokstukken van muren overgebleven
én van de zovelen met wie ik lief en leed deelde zijn nog weinigen overgebleven
Maar in mijn hart ontbreekt geen kruis (voor de doden)
En mijn hart is het meest verwoeste dorp
En daarna: je herleest luidop de Italiaanse tekst om te horen hoe het klinkt in de taal van een land dat voor het ogenblik de wet van de sterkste ondergaat, zoals het ook kon gezegd van het dorp, San Martino del Carso, gelegen in de regio Friuli-Venezia, op de grens met Slovenië, in augustus 1916 totaal verwoest door de Oostenrijks-Duitse troepen. Een eerste Guernica en niet het laatste.
En, in de contekst waarin het geschreven werd en gelezen, gegrepen en getroffen door de eenvoud van de woorden die je wegvoeren, tot over de Alpen naar de puinen van het dorp, met wat er rest van de mensen, nu meer nog, geschrokken:
Ik denk aan Ungaretti die het schreef, wat eraan voorafgegaan is, hoe hij zijn woorden heeft gewikt en gewogen, alles puur gehouden, geen letter en zeker geen word teveel. Ik ,denk aan de journalist die rond liep in het Italië in de greep van het coronavirus met het gedicht van Ungaretti levend, bewegend in hem.
Grote momenten in het leven, tot ons in Vlaanderen doorgedrongen, dankzij de alertheid van een man die niet aarzelt, naast zovele, ook de nieuws stroom van de ‘Corriere de la Sera’ op te volgen.
Onze dank is groot, omwille van deze momenten die ik hier uitspreid over mijn morgen, mijn middag, mijn avond en wellicht mijn nacht.
PS. Wat de vriend ons ook nog leerde:
Giuseppe Ungaretti werd op 8 februari 1888 in de Egyptische stad Alexandrië geboren (zijn vader werkte als arbeider aan het Suez-kanaal). De vader stierf toen Giuseppe twee jaar oud was. Na zijn middelbare studies in Egypte trok hij met zijn moeder naar Parijs waar hij in contact kwam met de artistieke en literaire milieus (Apollinaire, Gide, Valéry, Picasso…). Bij het uitbreken van de Grande Guerra in 1914 keerde hij terug naar Italië en trok als vrijwilliger naar de oorlog aan het Oostenrijks-Italiaanse front. Die oorlogservaringen drukte hij uit in een aantal gedichten van zijn eerste bundel uit 1916, “Il porto sepolto” (De bedolven haven – alle gedichten uit de bundel vermelden de datum en de plaats van ontstaan). “San Martino del Carso” stamt uit deze bundel. De aanleiding tot dit gedicht was de verwoesting in augustus 1916 van het dorpje San Martino del Carso ik las dit gedicht in mijn lessen over oorlogspoëzie (ter vergelijking met de Britse War Poets (Wilfred Owen, Rupert Brooke, Siefried Sassoon…) Ungaretti stierf op 3 juni 1970 in Milaan, na een rijk gevuld leven, eerst als dagbladcorrespondent en later als professor Italiaanse literatuur aan de Romeinse La Sapienza.
[1] Ik herneem hier de woorden van de vriend Roger Tas:
‘Op de website van de Corriere delle Sera ontdekte ik vandaag een interessant beeldfragment. Een drone filmt het huidige Napels, een doodse stad onder Covid-19-quarantaine, waarbij in het 2e deel van het videofragment een gedicht te horen is (‘San Martino del Carso’) van een van de toonaangevende Italiaanse dichters van de 20e eeuw: Giuseppe Ungaretti. De tekst wordt gelezen door Luca Zingaretti (de commissaris in ‘Montalbano’, nu weer te zien op maandagavond op Rai Uno). Luca Zingaretti is de broer van Nicola Zingaretti, secretaris van de Partito Democratico (die ter vervanging van de Lega van Matteo Salvini in de regering-Conte is gekomen). Nicola werd tien dagen geleden zelf door het coronavirus geveld.
https://video.corriere.it/cronaca/poesia-montalbano-la-napoli-vuota-video-spettacolare/c1a307b4-6939-11ea-913c-55c2df06d574
21-03-2020, 06:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |