Zij die een blog willen schrijven zijn vroeg wakker, ze willen de morgenstond en het goud erin maximaal gebruiken. Ze zitten neer in kamerjas voor hun wit blad, klaar, zoals Hemingway klaar zat, om te verwerken wat hij de avond ervoor had overgehouden om er de volgende morgen te kunnen mee verder te gaan.
Ik denk dat vele schrijvers dit zouden willen. Mij lukt wel het vroeg opstaan, het andere van Hemingway niet altijd, soms zit er wat loomheid in mijn beelden en in mijn gedachten, ze willen teveel richtingen uit terwijl ik maar één richting nemen kan.
Vandaag greep ik terug naar een gedicht van 2013 dat ik wat schaafde en opsmukte, zoals ik dacht dat het hoorde, dan toch deze morgen.
Kroning.
Heb met respect de zee gekroond, mijn avonden en mijn nachten, mijn sterren en mijn maan, mijn glorieuze morgens.
Gekroond alsof ze mijn geliefde was haar toegesproken, met alle tot nog toe onuitgesproken woorden die zij te ontdekken had en nog meer van dat.
De wind, de heerlijke wind van ver gekomen, me omhelzend, wijl ik je betasten blijf met woorden, meer hoeft het niet.
Laat mijn woorden foto’s zijn omsluierd ingelogd die te interpreteren zijn, en om te zetten zoals je bent geboren en getogen, enig in je soort, enig in je dromen.
Zo kom ik telkens tot mijn geschooide woorden die ik nalaten wil, vandaag, omdat er gisteren was en morgen te vlug zal komen.
Want zo gaat het in het leven: kransen worden neergelegd, fanfares en hun requiem en achter het raam een kind geboren.
Zo gaat het in het leven, golf die volgt op golf, ogenblik in ogenblik geschoven. Heb ik iets te veel gezegd terwijl ik zwijgen blijf?
Je raakt me wel, zodat ik je beminnen kan, bezitten kan in een woordeloos gesprek om niets te zeggen, al wou ik het wel, mateloos.
Leze dit wie lezen kan maar ook niet verder kijken, geen wegen af te lopen om te begrijpen.
De einders zijn hier wijd.
Arme man die met de zee hier spreekt. De dagen achter hem: vergeten hoe vreemd het is, niets bezittend om te geven.
Het komt er aan, het komt er aan: eiken kist met wat water besprenkeld en wat ruikers bloemen erop neergelegd, het leven wat het was en dan die tederheid van jou, om me te bekoren, toereikend nu om heen te gaan.
Een foto wou ik maken om het verbeelden lam te leggen van hen die me bezoeken zullen maar dit zou te gemakkelijk zijn lijk mussen, te dartel in de struiken,
de luchten groot open gekroond.
|