In mijn (volumineus) archief zocht ik het gedicht, ‘Neither’ van Samuel Beckett terug op. Ik dank dit gedicht aan Stefan Hertmans. Het werd door hem geplaatst in/door mij geknipt uit de Standaard der Letteren van 13 april 2001 en gekleefd in mijn dagboek.
Stefan Hertmans schreef een essay over de geschiedenis ervan in zijn schitterende essaybundel: ‘Het putje van Milete’, uitgegeven door Meulenhoff, Amsterdam, in 2002.
Het gedicht volgt hier, maar waarom kom ik er op terug? Wel Hertmans had heel wat moeite, zo vertelt hij, met de vertaling ervan, wat heel begrijpelijk is, vooral dan met de vertaling van ‘Neither’ als titel. Hij vertaalde dit woord, na discussie met een vriend, als ‘evenmin’.
Ik ontmoette nu een ‘neither’ in de vertaling van de brief van Paulus aan de Galaten: 1: 17 ‘Neither I went up to Jerusalem to them which were apostles before me; but I went into Arabia, and returned again into Damascus.
Waarin ik het ‘Neither’ het liefst zou vertalen door ‘echter’. Ik zou dus durven de vertaling van Hertmans te wijzigen in ‘echter’. Zou ik het hem schrijven, zou hij zich nog de Karel Mortier herinneren van enkele jaren terug, we hadden toen, via e-mail een band, in die zin dat hij me zelfs mailde van uit een plaats ergens in Kroatië?
Het is mijn goed gesternte dat beslissen zal.
Volledigheidshalve, hierna het Neither-gedicht van Beckett én, het gedicht van mij, geïnspireerd door ‘Neither’. De vertaling van Hertmans vind je in zijn ‘Putje van Milete’, een boek dat de tijden trotseert, zeker deze van nu.
Neither
to and fro in shadow from inner to outer shadow
from impenetrable self to imprene- trable unself by way of neither as between two lit refuges whose doors once neared gently close, once turned away from gently part again beckoned back and forth and turned away
heedless of the way, intent on the one gleam or the other
unheard footfalls only sounds
till at last held for good, absent for good from self and other
then no sound
then gently light unfading on that unheeded neither
unspeakable home
En dan mijn
Echter
We zullen wel nooit een neither-gedicht schrijven zoals Beckett het onverwoorde te verwoorden wist, niet te begrijpen omwille van zo alles zeggend in niets betekenende zinnen
alsof een kosmische boodschap erin verscholen en toch ook niet, weergalmend, wel de dood
een abstract in woorden schilderij gaan schrijven waar kleur en vormen weggelaten om even maar wie we waren, even,
dit terzijde.
We zullen wel nooit een neither-gedicht schrijven, al wilden we om het ontzaglijke van dit leven dat ons omkneld hier houdt en toch bewegen laat in een eigen eigenzinnigheid, vertellen we.
Geen neither-gedicht om op te vallen om er naar uit te kijken, om er slapen mee te gaan, onverlet, onverlaten, on-overeenstemmend
en toch zoekend naar de zin van zovele sterren in oertijden neergezet, beangstigend.
En wij, innerlijk enorm omdat we alles beluisteren, bekijken kunnen, opentrekken, verzegelen en dichter brengen tot ons binnen, en begrijpen, of niet begrijpen kunnen.
‘dan o zo teder, zo losjes het licht wegdeemsterend op dat achteloos echter’
niet uit te spreken thuis’
Maar een neither-gedicht zullen we wel nooit schrijven, al wilden we opstijgen kunnen om ons te verliezen een nimmer te vergeten ogenblik,
toch vergeten.
|