 |
|
 |
|
|
 |
25-10-2017 |
Effenheid |
Rimpelloos, een effen zee gelijk, zijn je gedachten soms, opgehouden door de nacht achter het raam zodat er niets te onthouden valt, niets dat je zeggen wilt, nu alles stilte is. Ook, of het regent, of het waait of stormt, je houdt niets, je hoeft niets, je bent de bloesem die zijn blad verloor en wacht op wat er komen gaat.
Niet dat je iets verwacht, een kleinigheid zelfs, niet dat je iets verhoopt, een verbazing, een verwondering over wat is of niet is; niet dat er iets zou kunnen komen dat je helpen zou, vandaag, dit moment van het nu dat als een schaduw is over al wat was, opgesloten, verwelkend zoals, zoals, je durft denken, het bloed in jou.
Je las ooit, maar dit is al een lange tijd geleden, dat elke elektroon van je lichaam, alles weet van wat je weet, wat een geruststelling zou moeten zijn en het is ook, omdat al wat is, een effenheid is van het zijn en het wordende, of je er nu bent of je er niet bent: het zijnde het wordende zijnde. En eens je er was je er altijd zijn zult, jij, getekend in wat na jou komen zal.
Eeuwigheid die van de sterren is, eigent je je toe.
Ook wat van de dag is, is van jou, van het eerste licht af tot de avond valt is van jou, de gang der uren over jou die je niet neemt omdat de tijd zo vluchtig is, zo alles absorberend en je niet weet hoe hem in te dijken, je niet weet wat er komen zal, zelfs al zou het ergens al geschreven staan, zoals het vroeger werd beweerd en het er alle schijn van heeft.
Je hebt maar te volgen, te doen wat je hoort te doen en alles komen zal zoals het komt, zelfs als alles in jou stil en roerloos blijft en je geen voet verzetten zult, geen jota achterlaten zult, de tijd zal schuiven over jou zoals de wolken schuiven naar november toe: zwanger van verlatenheid.
Sta je er nog, is het niet je gebeente, uitgedroogd, verzilt, dat overbleef?
Over vele zaken heb je gemeend zeggingskracht te hebben om er uit te halen wat erin verscholen zat, en zelfs dan, als er niets te vinden was heb je er uit gehaald wat er niet was. Je machteloosheid was je zijn, en je zijn, je verbondenheid met zowel wat was en wat niet was.
Grooitmoedigheid dat je uitstraalde, alsof je een lichtbaken in de handen hield.
Van de luchten ben je, van de wolken die dromen zijn, lichtvoetig opgesteld, amper de grond rakend, reikhalzend om op te stijgen en oorden te betreden waar je al was als waar je nog nimmer was en wellicht nimmer komen zult, je lichtvoetigheid beperkt zijnde, geraakt je niet ver meer.
Vandaag toch niet, te effen alles, te kleurloos. Te eigenzinnig we ademen om boven water te blijven.
25-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-10-2017 |
Het wordt hoog tijd |
Wat de dagen voor mij gemeen hebben is dat ik schrijven moet, dat ik ademen moet al schrijvend, om mijn dag te beginnen. Soms gaat het simpelweg, soms is er een aarzeling die lang blijft. Je denkt dan hoe het geweest is de vele dagen die er zijn aan voorafgegaan en je weet dat je er wel komen zult, al besef je nog niet hoe, ook niet waar je eindigen zult.
Waarom het beeld er is, of van waar het komt weet je evenmin maar, in je herinneren zie je het beeld terug van die bewuste nacht toen je werd binnengeleid in een ruime stofferige kamer met de wand achteraan, vol boeken en nog boeken, gestapeld op een rek of ernaast op een hoop, gestapeld tot in het nok. Wat je nog nooit had gezien en wat je nooit meer vergeten zult. Ook, omdat er van jou toen een foto werd gemaakt met die boekenmassa op de achtergrond, een foto die een vriend van een vriend heeft uitvergroot tot een foto die evengoed een schilderij kon zijn.
Elk boek dat er ligt, in zijn rek of gestapeld is het beeld van de vele dagen dat je begaan bent geweest met het optekenen van je gedachten. En er zijn er heel wat geweest. Je kunt er nog naar terug gaan, vooral dan deze die er staan als blog. Deze in je dagboeken liggen moeilijker, omdat ze met de hand geschreven staan en het beeld van de letters die woorden vormen een rem is voor de lezer ervan. En ook, de inhoud ervan, als je ver terug gaat in de tijd, is meer een pijn dan een vreugde. Je wenst niet herinnerd te worden aan de persoon die je waart en niet aan de omstandigheden van toen. Het liefst zou je alles geborgen willen houden, een gesloten massa, zoals de gestapelde boeken een gesloten massa zijn, want niemand is er om een ervan op te rapen en te openen.
Wat er met de dagboeken gebeuren zal weet ik niet. Zeker niet of iemand van de kinderen zich erover ontfermen zal om deze, bewaard op zolder in wat kisten, generaties ver over te dragen, als ze onontcijferbaar zullen geworden zijn, en misschien enkel nog als een archaïsche rariteit getoond zullen worden, misschien zelfs als kunststukken in een glazen kast uitgestald.
Ikzelf maak er me geen illusies over. Ik heb al lang begrepen, telkens ik het aandurf erin te bladeren dat het heel mager is wat ik erin tegenkom. Weliswaar is het zo dat wat er staat de voedingsbodem is geweest van wat ik vandaag breng en blijf brengen.
Ik ontmoet erin, zelfs als ik dertig jaar terug ga, des bribes d'idées de ce que je raconte maintenant, jour après jour. Flarden eruit die hernomen werden, beter geschikt en aangevuld met nieuwe gedachten voortvloeiend uit de vorige. Zoals de Ecclesiasticus het al lang geleden wist, er is, wat mij betreft, niets nieuws onder de zon. Ik verkondig nog steeds, wat ik altijd heb gedacht, licht of soms zwaar gewijzigd maar telkens vertrekkende van uit een zelfde bron.
In welke mate verschil ik dan van een vriend schilder, wiens tentoonstelling ik gisteren, of was het eergisteren bezocht om vast te stellen dat hij ook 'vastgeroest' zit in zijn landschap van vroeger, het landschap dat terug gaat naar zijn jonge jaren en dat hem nog altijd bezielt, zoekend naar een nieuwe vorm ervan, een nog meer subtiele vorm ervan. Een subtiliteit die steeds maar verder reikt en riskeert uit te monden in een landschap waar amper nog iets op te merken valt: uiterste soberheid wat de kleuren, en de verf (het kleursel) betreft, uiterste verfijning in het detail van zijn onderwerp. Als hij verder gaat komt hij uit op een doek waarin enkel de kleurenmassa belangrijk wordt.
Zo gebeurt het ook bij mij, ik verfijn en blijf verfijnen wat ik vroeger geschreven heb. Ik volg hem dus, ik ben zijn evenbeeld maar dan met andere middelen.
Het wordt tijd, hoog tijd, ook voor hem, dat we ons smijten.
24-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-10-2017 |
Dien avond en die rooze. |
Is het zo, dat een eerste zin voldoende is om hieruit vertrekkende een, wat ik zou durven noemen, kort essay te bouwen dat verbazen kan, dan toch bij enkelen?
is het zo, en is het maar dat?
Het heeft er alle schijn van als ik naga hoe het in het verleden was. Echter, komt hier dan nimmer een einde aan? En, is dit geldig ook voor een componist, een schilder, een beeldhouwer, is die eerste noot, die eerste penseel trek, die eerst beitelslag toereikend om een nieuw werk op te zetten?
Maar alles kent een begin en uit dit begin groeit wat in het begin nog verscholen was, zo de grond waarin gezaaid werd rijk is aan voedsel, rijk is aan krachten, rijk is aan omstandigheden.
Ik dacht eraan toen ik zag hoe de regen tegen het raam sloeg en het nacht nog was. Alsof er niets anders te vermelden stond: wind in de bomen en regendroppels op het raam, zoals het vroeger was, of, vandaag zoals het nog nimmer is geweest en er geen vergelijk mogelijk is, niet omdat het was zoals het was, maar omdat jij het anders zag, het anders aanvoelde, en het soort van wind en regen telkens wordt bepaald door het soort mens dat je bent op dat ogenblik.
Een goede vriend schonk je, op een even goed moment in de tijd - hij heeft de bundel gedichten dubbel zegt hij me - de gedichten van Guido Gezelle. Het regende, ik zegde het al, toen ik het in de handen nam vanmorgen en, hoe kon het anders, de bundel zich opende op het meest gelezen gedicht: 'Dien avond en die rooze'.
Je zult het gedicht lezen en herlezen, je zult het nimmer meer vergeten, omdat het een van de mooiste liefdesgedichten is die je ooit las of je je ooit indenken kon.
Gezelle schreef dit, hij was toen 28. Hij ontving dien avond, de man, van wie hij schreef:
Ik misse u waar ik henenvaar / of waar ik henenkeer / den morgenstond, de dagen rond / en de avonden nog meer!'
En, 'dien avond' die grote, onovertroffen, onvergetelijke avond ziet hij hem binnenkomen met een roos in de hand. Een roos, zinnebeeld van de liefde - Rose, reiner Gegenspruch, zegt Rilke: de roos, bloem en dorens, liefde zijnde en liefde pijn soms - en het hart van de jonge Gezelle dat openbloeit als hij Eugène Van Oye ziet. Hoe begroet hij hem? Neemt hij hem in zijn armen, drukt hij hem tegen zich aan, omhelst hij hem? Ik denk het, als ik lees wat hij erna schrijft over het bezoek:
''k Heb menig uur bij u / gesleten en genoten, / en nooit en heeft een uur met u / me een enklen stond verdroten.'
En:
...'k Heb menig menig blom voor u / gelezen (geplukt) en geschonken, / en, lijk een bie, met u, met u, / er honig uit gedronken, / maar nooit een uur zoo droef om u / wanneer ik scheiden moste / als de uur wanneer ik dicht bij u, / dien avond, neêrgezeten, / u spreken hoorde en sprak tot u / wat onze zielen weten...'
Dit schrijf je niet over een vriend die je een bezoek brengt met een roos in de hand, wellicht een rode. Dit gaat veel verder, veel dieper, tot voorbij de gestelde grenzen:
'Ofschoon, zoo wel voor mij als u,/ wie zal dit kwaad genezen?'
Vriendschap is geen kwaad, liefde in zijn geval was het wel en beide wisten het. Maar het heilige vuur brandde in hen en in hun ogen. En zegt Gezelle:
'een uur bij mij, een uur bij u / niet lang een roos mocht wezen, / toch lang bewaart, dit zeg ik u, / 't en ware ik 't al verloze (verloor) / mijn hert drie dierbre beelden: u, / dien avond - en - die rooze.
Waarom ontdek ik pas nu, ouder en rijper geworden, wetende wat er van de wereld is, de ware zin van: die avond en die rooze?
*
En wat over het gedicht zelf:
Het is de perfectie, een sonate gelijk, zo qua ritme als rijm. Een volgehouden, zacht luisterend ritme en een ongedwongen rijm, zuiver en sober volgehouden. Geen hoogdravende woorden, maar woorden zo uit het gevoel opgerezen. Een gedicht om te koesteren, zoals er heel weinig zijn, zoals er heel weinig nog geschreven worden, zeker vandaag niet.
Guido Gezelle 1830-1899, Uitgeverij, Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen:
'Mocht ik met een dichtje / Uw herte / winnen, 't waar me weerd / genoeg / dat ik dichtte en dachte / en werkte / 's avonds late en 's morgens / vroeg...'
23-10-2017, 06:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-10-2017 |
Over de dood en god |
Ik ben vooral op me zelf aangewezen. Soms, maar dit is uitzonderlijk, komt er uit een of andere hoek een ruggensteun, zoals vandaag dankzij Katrien Steyaert die in de Standaard der Letteren, de woorden overneemt van Christophe Vekeman, woorden die ik hier maar al te graag citeer omdat ze ook die van mij hadden kunnen zijn:
'Eigenlijk zijn God en de dood voor mij vergelijkbaar: van allebei kun je je moeilijk een voorstelling maken, maar je kunt ze ook niet zomaar wegdenken. Ik zie ze als een glorieus mysterie, iets fascinerends en bijzonder machtigs, in het geval van de dood zelfs machtiger dan het leven...'
Ook voor mij zijn God en de dood in elkaar verstrengeld, kun je niet denken aan het ene zonder er het andere, gewild of ongewild bij te betrekken. Het is een eenheid. Het was het bij de geboorte en het is een eenheid gebleven bij het afscheid nemen. Of we die God nu zien als een aanwezigheid of als de Eeuwigheid waaruit we zijn opgestaan, de twee zijn onherroepelijk verbonden en we moeten het ermee stellen.
Liefst, zegt Carl Jung, er bij leven over nadenken, lang over nadenken, en er zich een beeld over vormen om beide in de ogen te kunnen zien als het ogenblik gekomen is. De dood is geen taboe onderwerp geweest voor mij, zoals het er ook geen was voor Vekeman. Hij, als gelovige - hij leest een Onzevader als hij 's nachts niet kan slapen - heeft een voordeelpositie, God is zijn oorsprong en zijn bestemming, hij keert van waar hij kwam. Voor een niet gelovige liggen de zaken anders, schijnbaar dan toch, alles hangt af van de betekenis die we geven aan het woord God, of zoals wellicht voor velen, aan het woord Niets.
Gemakkelijker, dan toch voor mij, is God zien zoals Spinoza God zag: een totaliteit van het Dasein. Al wat is, al wat we kunnen zien, als al wat onzichtbaar is, is God en wij, mens, zitten verweven in die totaliteit van het 'erzijn'. Een toestand waaraan niemand ontkomen kan, wat we ook denken of wie we ook zijn, verweven zijn we, niet alleen materieel, maar ook spiritueel. Wel zijn er die het spiritueel karakter van die verwevenheid ontkrachten, maar dit is hun zaak, en of ze er aldus aan ontsnappen is een andere zaak, maar erin verweven zitten we, want materie is de zichtbare vorm van geest.
Zo is de dood maar een overgang, een terugkeer naar wat we waren toen we er nog niet waren, toen we nog aan het wachten waren in de nevelen van de tijd die zich geopend hebben op het ogenblik van onze geboorte en, zich op ons terug sluiten zullen op het allerlaatste ogenblik. Een ogenblik dat Vekeman niet graag zou missen, waarmede hij bedoelt dat hij het graag bewust beleven wou.
Ik denk niet dat dit nog van enige waarde zal zijn voor mij. Ik verwacht dat mijn geest zich versplinteren zal in elektronen en eonen. Wat erna komt, 'sera une chose très intéressante', zo denkt George Steiner, en zo denk ik met hem.
22-10-2017, 07:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-10-2017 |
Wat is van de bloesem is van de mens. |
Het zichtbare van het kleine gebeuren dat van mijn geschriften van de laatste dagen was, is de maatstaf van wat of wie ik ben die hier rondloopt op deze aarde. Beide geplaatst tegenover de oneindigheid van het Oneindige is het verschil tussen ons beide niet zo groot, we zijn er ons ten volle van bewust.
Maar, en hier ligt de kroon van ons mens-zijn: we weten dat er het Eeuwige en het Oneindige is. Zo ook, terwijl de bloesem enkel deelneemt aan het weten dat van de Kosmos is, delen we als mens, in een identieke weten maar, en hierin verschillen we, we weten dat we weten. En dit is onze grootheid, dit maakt dat we een grote stap verder staan, we zien ons zelf bezig, wat ik niet durf denken van de bloesem. Al weet ik het niet met absolute zekerheid, maar ik denk dat alleen wat van de Kosmos is, van de bloesem is, en alleen wat van de Kosmos is, interveniëren kan in het leven ervan.
Wat ons betreft, wij denken dat we, los van het kosmische, zelfstandigheid bezitten, dat we totaal vrij zijn te doen wat we wensen te doen, maar is dit wel zo zeker? Is het ook niet zo dat het de Kosmos is - zijnde het gebeuren in de Kosmos, zijnde de omstandigheden waarin we geboren zijn tot en met de omstandigheden waarin we ons nu bevinden - die ons leven, ons 'zijn' hier op aarde, bepaalt? En als het zo zou zijn, in welke mate zijn we dan verschillend van de bloesems die op een morgen in de herfst zijn opengebloeid?
Boude taal van de filosoof, die zich ziet, zoals hij zich zien moet: als deeltje van het kosmisch gebeuren - een uitloper ervan is de vorming van een nieuw sterrenstelsel in de nevel van Orion, een inloper (!) ervan, de botsing van twee elektronen en wij, er ergens tussenin - is onze, wat we denken vrije wil, in dit opzicht, onbestaande.
Eigenlijk weten we dat we niets weten, dat we enkel gissen kunnen en ons inbeelden dat we meer dan wat bloesem zijn. Ik geloof het niet, feitelijk zijn we niet méér maar, we 'kunnen' méér zijn, en ik denk dat van ons verwacht wordt dat we méér zijn, omdat we in een bevoorrechte positie zijn: we kunnen zelfstandig denken, we weten van de Oneindigheid en van de Eeuwigheid.
We kunnen, zoals ik hier nu bezig ben, theorieën opbouwen, stellingen in nemen, die hetzij totaal nutteloos, hetzij wereldtergend, hetzij totaal vernieuwend zijn. We kunnen een Nietzsche zijn, een Teilhard de Chardin, een Proust; we kunnen een Bach zijn of een Beethoven, we kunnen een Da Vinci zijn, een Bruegel, een kathedraalbouwer of een Le Corbusier. We hebben die mogelijkheid, en gezien die mogelijkheid, ingecalculeerd zit in onze genen van het mens-zijn, is het onze plicht deze te gebruiken, de stuwing erin te grijpen, en ons te 'smijten'.
Enkel in de mate dat we ons 'smijten' - het woord is van Kristien Hemmerechts - zijn we verschillend van de bloesems, of het nu deze van de lente zijn of uitzonderlijk deze van de herfst. Hoe we het doen heeft geen belang, als we het maar doen, zoals het ons werd ingegeven het te doen, creatief zoals de natuur het ons zo duidelijk aantoont.
Zien, begrijpen wat we zien, en handelen. Dit is waar ik vandaag, na een lange rit, ben aangekomen. Vraag me niet hoe het gebeurde. Het gebeurde met mij zoals het gebeurde met de bloesems aan de vijver. De vijver die, tussen haakjes, smeekt om nieuw water.
21-10-2017, 07:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-10-2017 |
Herfstbloesem (3) |
De herfstbloesemhistorie had even goed onopgemerkt kunnen doorgaan, niemand zou het opgemerkt hebben, geen haan die er over zou gekraaid hebben, nu is het (on)heil geschied, het nieuws werd de wereld ingestuurd waar het opgenomen werd samen met de brand in de bossen van Portugal en Spanje, samen met de nederlaag van Anderlecht, samen met wat zich in Catalonië aan het voordoen is. Het verhaal is zelfs al duizend woorden ver kond gemaakt en er hebben er zich al heel wat over gebogen, hebben zich erover al vragen gesteld.
Maar, in de kleine, uiterst beperkte wereld van mijn blogs, is het welgekomen nieuws. Klein nieuws maar groot van inhoud. En het is dit grote, dit wondere dat zin geeft aan het vermelden ervan. Er gebeurde trouwens niets dat even vermeldenswaardig was in mijn voorbije dagen. En het zal zo blijven de komende dagen, ik zal in het oog houden wat het vervolg zal zijn. Heb al bemerkt dat bloemblaadjes zijn weggevallen, dat twee andere knoppen op het openbarsten staan en ik blijf over met de vraag of er een bevruchting heeft plaats gevonden. Er zijn geen bijen, geen vlinders, geen vliegen meer, dus vrees ik ervoor. Wat er ook van is, ik houd de twee resterende knoppen in het oog en zal er voor zorgen, desnoods met het fijnste penseeltje uit mijn collectie, dat er een kunstmatige bevruchting plaats vindt want, we willen weten hoe het verhaal zich verder ontplooien zal.
Nu, om volledig te zijn, het zou ook kunnen - wonderen zijn de wereld niet uit - dat het voldoende is geweest de aandacht erop te vestigen met wat woorden, opdat de bevruchting zou geschied zijn via deze woorden, hoe eigenaardig dit ook zou blijken, niets verbaast ons nog, zeker niet als het de natuur betreft, zeker niet als de geest er zich mee moeit.
Ondertussen werd ook de foto ervan, verkleind overgenomen in mijn blog van de vorige dag. Ik stel vast dat, én de details van meeldraden en stamper, én de glans van blad en kroonbladeren, verloren zijn gegaan; nochtans was de genomen foto heel authentiek en waardevol. Misschien had ik hem beter achterwege gelaten, ware het beter geweest dat je je als lezer, zelf een beeld erover gevormd had, dit niet alleen op basis van wat ik erover vertelde, maar vooral op basis van het beeld dat je van de appelbloesems in jou als herinnering draagt, voldoende om te weten in detail hoe prachtig het wel is.
Hoe prachtig de natuur wel is als ik de vorige dag een afbeelding zag van een stinkzwam, en hoe we vergast worden op tal van kleine als grote verbazingen als we maar de gebeurtenissen in de wereld van ons afschudden om te kijken naar het wonderlijke dat ons omgeeft. Je deze stelregel meegeven is een van de redenen waarom ik ben begonnen met deze bloesems van laat oktober, in de late herfst van mijn leven.
Zo zal ik dan toch iets positiefs geschreven hebben.
20-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-10-2017 |
Herfstbloesems (2) |
Heb ik gisteren niet té duidelijk mijn verwondering over het takje appelbloesem laten horen, was het geen normaal verschijnsel te wijten grotendeels aan de, voor het seizoen, te clemente - niet volgens de regels - temperatuur en was het maar normaal dat het takje tot leven zou komen in dergelijke omstandigheden?
Of was er meer aan de hand? Want zeker is het dat, indien het boompje niet 'verkracht' ware geweest en de appelen niet opgegeten, het takje niet gebloeid zou hebben, ook niet indien de appelen met zorg waren geplukt geworden. Dus moet er een verband geweest zijn tussen de te harde aanpak, en de bloei van het takje. En het is hier dan mijn verwondering ontstaan is.
Ik heb een vriend die elke dag zijn wandeling maakt in het bos dat hem vertrouwd is, hij volgt elke beweging in de natuur, ziet hoe het bos uit de winter komt, de lente en de zomer binnengaat en hoe de herfst zich nestelt in de bomen. Ik, moet het stellen met heel wat minder, maar ik bekijk het leven in de natuur rond mij met des te meer aandacht. meer dan ik aandacht schenk aan wat er gebeurt in de wereld, op mijn leeftijd kan ik me dit permitteren.
Is het dan niet normaal dat het bloeiend takje appelaar me bezig houdt alsof het een gebeuren is dat boven al het andere uitsteekt; dat ik er over schrijf, erover uitweid en vooral, tracht te begrijpen hoe het boompje zelf zijn hachelijke toestand heeft beleefd om te reageren zoals het gereageerd heeft.
Nu ik A heb gezegd wil ik ook B vernoemen. Wel ik denk dat het, na zijn overrompeling door de koeien, in een soort verdovende winterslaap geschrokken is; dat het enkele dagen zon heeft nodig gehad om te beseffen dat het was alsof het lente was en dat het terug tot leven, terug tot bloei gekomen is.
Is er dan 'iets' vreemd aan, of is alles vreemd? Niet alleen het 'weten' dat het ogenblik van de bloei daar is en dat het bloeien moet, zoals het elke lente gebeurt; maar ook, te zien/weten dat de krachten voorradig in het tere stammetje om te zorgen voor het rijpen van de appelen, plots gefnuikt in hun opzet, gebruikt konden worden voor een nieuwe bloei.
Maar, wat weet ik over de psychologie van de planten? Hoe kan ik me ooit inleven in hun gedachtenwereld als ze er een zouden hebben? Toch blijft het bevreemde in het leven van de planten een immens vraagteken. Er werd over nagedacht en boeken over geschreven, een ganse wetenschap eruit gefilterd. Een boek over 'la Vie des Plantes' wacht al jaren in zijn rek. Hier, in het geval dat ons bezig houdt, denk ik dat het vreemde van het tot bloei komen, het gevolg is van het verrassingseffect dat het boompje ondergaan heeft, en zijn bloei een soort wraakneming is op het lot. Een mens zou allicht op zelfde wijze reageren.
Eigenlijk is het maar voorbijgaand. Het boompje opkuisen met de zekerheid dat het de winter zal overleven en, alle wonden van nu geheeld, het er zal staan in de lente, bloeiend zoals het voorheen nimmer heeft gebloeid. We doen de proef op de som. En houden je verder, bij leven en welzijn, op de hoogte.
19-10-2017, 06:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-10-2017 |
Herfstbloesems |
Het gebeurde - niet dat het een drama was - dat de bioboer uit de omgeving van de vijver, naar hij verklaarde, vergeten had zijn koeien water te geven, en de dieren, het was een dorstige dag geweest, ruikend een grote plas water dichtbij, uit hun omheining braken en de droge grachten over, hun dorst gelaafd hebben. Hierbij niet alleen de oevers van de vijver hebben doen wijken op een plaats, maar ook, niet tevreden zijnde met het water ook o.m. een jonge appelaar, de takken volle rijpende appels, vermassacreerd hebben en alleen nog de stam ervan, met afgebroken takken achtergelaten.
Dit gebeurde, het dagboek van de vijver is getuige, op zaterdag 2 september ll.
Nu, wat gebeurde kan, behalve de ingezakte oever, niet ongedaan worden gemaakt, zeker het jonge appelboompje niet. Reddeloos verloren werd er gedacht, maar dan toch niet, want één nederige tak die geen appels droeg, was gaaf gebleven, een enkele. En er gebeurde iets onverwachts, iets van een totaal andere aard, de tak kreeg nieuwe botten en, wat eigen is aan de lente, op een nacht, of vroeg in de morgen van 14 oktober zijn de bloemknoppen open gebarsten met een kleine knal, die niemand gehoord heeft, maar de knal was er, en zijn er herfstbloesems in alle glorie opengebloeid, een wonder dat zich maar eens voordoet in a lifetime. Om deze reden de vermelding ervan.
Maar, wat bezielde het verhakkelde, het vernederde appelboompje, wat ging erom in het gekwetste hart ervan, in de ziel ervan? We zullen het wel nooit weten, we kunnen het enkel gissen. Wellicht waren, op het ogenblik van het accident, de sappen al gestabiliseerd, klaar om terug te dalen naar de verste wortels. Wellicht? En is er een reactie gekomen, is er een wil opgestaan, een jeugdige, krachtige wil, een wil van niet versagen en werden alle sappen die nog aanwezig waren opgeladen en alles klaar gemaakt, alsof het lente was, om dat ene takje terug tot bloei te brengen.
Mijn lezer, weet je wel wat het betekent, een bloemknop aanmaken, weet je wel welke kennis, welke inzichten, welke berekeningen, welk groot kunstenaarschap hier aan vooraf gegaan is, opdat uit deze sappen zou ontstaan: de kelkbladeren in de juiste kleur - met dat tikkeltje rood, een druppel bloed - de stamper en de naaldfijne precies getelde meeldraden, voorzien van het nodige stuifmeel, hier ook niet te veel, ook niet te weinig? Heb je er al ooit, in je leven, eens aan gedacht, welk wonder zich hier heeft afgespeeld, alsof het een liedje van ne cent was?
Heb je er ooit al eens aan gedacht, ooit eens?
Wel schrijver dezes heeft er aan gedacht, zoals de jonge appelaar, die een standbeeld verdient, eraan niet alleen gedacht heeft, maar het ook heeft volbracht, wat nog heel wat anders is. En als je het wilt weten, het was meer preciesie werk dan het ineensteken van een Maserati.
We staan er verstomd bij, we geloven ons ogen niet. We begrijpen niet hoe het kan en toch gebeurde het. Wie of wat ligt aan de basis ervan? Wie of wat is het als het niet het appelboompje zelf was? Maar dan nog wie of wat maakte, binnen in het boompje dat het, zo laat op het seizoen, nog reageren zou?
Een vraag waarop het antwoord verwondering is.
18-10-2017, 07:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-10-2017 |
Weinig is er nog aan toe te voegen. |
Ik weet waarin ik verschil als ik mensen van mijn leeftijd hoor spreken over leven en vooral over dood, ik denk er de New Physics bij. Ik zie me als een vat, een wolk vol atomen, elektronen, quarks en particules en gelinkt aan al wat van de Kosmos is, en ik weet, ik stel het regelmatig vast, dat er weinige zijn die me hierin volgen, of liever, dat er heel wat zijn die er nog niet toe gekomen zijn me hierin te volgen en hun maatstaven, wat de dood betreft hierop af te stellen.
Heb ik het bij het rechte eind? Is mijn visie valabel en gaat ze minstens, in de goede richting? Ik, voor mezelf, denk van wel. Wat anderen erover denken, van het ogenblik dat ze zich niet bewust zijn te leven als een 'wolk', eerder dan een 'blok' materie, heb ik heel weinig aan hun verklaringen, hoe wijs en inhoudelijk deze ook moge zijn.
Dit is mijn vertrekpuint als ik na denk over mijn dood, want daar gaat het om, verder wil ik niet gaan, heb hier voldoende over geschreven in vorige blogs, met als hoogtepunt wat ik haalde bij Adonis, een schrijver-poëet uit het oosten die een van hun dichters - toen die nog, wat de spiritualliteit betrof, een voorsprong hadden op die van ons - Al Macarri, Xde eeuw, citeert. Ik las het gisteren nog toen ik het citaat terugvond in mijn (eeuwig, het zal wel zo blijven) manuscript. Woorden die misschien shockerend overkomen, maar tant pis:
Death is the one elixir, the redeemer, life itself is only a death running its course. A person's clothes are his shroud, his house is his grave, his life his death, and his death his true life.
Ik hoor niemand dit hier herhalen, zeker niemand die het wagen zou dit te schrijven. Echter, aangekomen waar ik sta, klinkt het als een verlossing, a fulfilment. Ik laat deze woorden in al hun naaktheid, zoals ze er staan. Op mijn leeftijd, beseffend hoe vlug alles gegaan is en hoe alles op mij is afgekomen, denkt je er over na, vindt je er schoonheid in, wijsheid en een grote nederigheid.
Je kunt er de woorden van George Steiner aan toevoegen: 'La mort, je le sens, sera chose intéressante'. Dit wordt me heel duidelijk als ik me zie/weet sterven als een wolk van deeltjes, Higgs deeltjes inbegrepen.
Hoef ik nog verder te schrijven vandaag? Is er nog iets aan toe te voegen?
De nieuwe dag staat op het punt zich te openen, Orion heeft zich teruggetrokken in het lichtend blauwe van de luchten. In mij leeft de echo van wat ik geschreven heb vanmorgen. Een echo die lang zal blijven.
17-10-2017, 06:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-10-2017 |
Het schrijven dat vreugde is. |
Met de schittering van Orion, het meest mathematisch getekend strerrenbeeld, staat de winter voor de deur. Zo was het toch vroeger, of het nog steeds het geval is weten we binnen afzienbare tijd. Voorlopig echter is het langzaam korten van de dagen het enige teken, want vandaag aarzelt zelfs de herfst om toe te slaan, houdt hij zich gedeisd, wordt het gelen van de bladeren afgeremd, worden wind en regen vergeten en beleven we, wat zo poëtisch wordt genoemd, an Indian summer.
Dan toch wij, de gelukzaligen zoals ik ons zie als ik vergelijk met wat er gebeurt in de wereld, al was het maar in Californië, waar have en goed en mens, in de vlammen opgaan. Ik heb er weinig meer over te zeggen; Ik kan enkel trachten me in te beelden wat het is, te zien hoe alles wat je in een leven heb vergaard in een paar ogenblikken vergaat tot as. Je wenst het niemand, jij zelf kunt enkel vaststellen.
Waarom vermeld ik dit? Waarom begin ik bij de schittering van Orion en kom ik uit bij de diepste ellende? Hoe zit deze wereld van ons in elkaar of, tussen welke beelden zitten we geprangd?
Geprangd tussen vragen waarop geen antwoord is en er ook geen wordt verwacht. We hebben ogen om de dingen te zien die we willen zien en ze te sluiten op de dingen die we niet wensen te zien en dit kan vele wegen uit. Afhankelijk van wie ik ben en waar ik ben: gezegend, wandelend in het landschap dat ik schilder met de ogen, het licht, de luchten, de glooiende rustige lijnen, dit alles gemengd met het bewuste weten er te zijn en erin te bewegen of, op andere momenten, gezeten in de zon met een oud boek in de hand dat je herlezen wilt en eigenlijk geen nood hebt het te openen omdat je alles ervan weet, enkel het te houden, het te voelen is je voldoende, en je zit er , het boek als een leven in je schoot. Je zit er lang in de tijd die niet is, die niet meer komen zal, vereeuwigd, onder de bomen.
Afhankelijk van wie ik ben en waar ik ben, wandelend of zittend met een oud boek.
Omdat je van vele tijden bent, van vele gebeuren, van vele boeken en ook, van vele dingen die je optekende, omdat het in je aard ligt dingen op te tekenen, niet om ze nimmer meer te vergeten - je vergeet ze toch of ze er staan of niet - maar simpelweg omdat wat was, een echo achterliet en het deze echo is die je tracht leven te geven en levend te houden.
Wat je aldus optekent is de echo van de echo, het enige dat er te bewaren is voor een tijd, daarna heeft het geen belang meer. Ik ontdekte dit vorige nacht - de slaap die niet kwam - als ik gaan kijken ben wat ik geschreven had op 16 oktober van het jaar 1987, 1997, 2007. En ik dacht welk belang heeft het nog dit te weten? Wat belang dit nog te bewaren? Wat ik toen voelde was enkel en alleen de vreugde van het schrijven, de voldoening na mijn blad vol, de pen neer te leggen en te weten dat ik gedaan had wat ik me voorgenomen had te doen.
Ik blijf die vreugde kennen telkens ik de laatste zinnen schrijf van wat ik jullie vertellen wou. Al weet ik, dat ik vanmorgen niet wist wat ik brengen ging, al weet ik dat het niet veel is, al weet ik dat je niet met velen bent om me te lezen, mijn vreugde is er, nu ik eens te meer ben aangekomen.
Veel meer is er niet nodig in tijden zoals deze, toch niet voor mij.
16-10-2017, 07:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-10-2017 |
Over Orion en het utopische |
Het sterrenbeeld van Orion met Sirius in de verlenging van de gordel ervan, pal en heel duidelijk in het zuiden, verraste me deze morgen, een heldere morgen met pure lichtblauwe luchten. Een beeld van de hemel dat ik altijd uitverkoren heb, een beeld dat ik zag en nog durf zien als dit van mijn goed gesternte. Ik moet er wel voor wachten tot de volle herfst en de wintermaanden, maar, zoals ik het nu ontdek, komende uit de slaap zie ik het als een teken om de dag vol vertrouwen tegemoet te gaan.
Ik wou eigenlijk vandaag beginnen met het eerder utopisch beeld dat ik gisteren - na mijn onderdompeling in de realiteit die deze van het lichaam was - getracht heb op te hangen. Een totaal verschillend beeld dat de morgen me voorhoudt.
Begrijpelijk dat de twee beelden in mijn gedachten vermengd worden voorgesteld; want ook het sterrenbeeld van Orion draagt iets dat de indruk laat utopisch te zijn, maar echter een realiteit is: in de nevel van Orion is - ik las dit lang geleden in de National Geographic - een nieuw sterrenstelsel in de maak. Terwijl, wat ik gisteren naar voor schoof: de geest van de mens op weg naar een innigere verbondenheid met het kosmische, een hoge graad van utopie in zich draagt. Ik beken dit ootmoedig, ik beken dit in alle nederigheid. Ik steunde mij hierbij op het feit dat, zoals het Universum in beweging is, de geest in het Universum - die ik meen aanwezig te zijn - mee evolueren moet, en deze evolutie zijn weerslag hebben moet op de geest in de mens. Is deze redenering fout, dan is wat ik verklaarde een mooie vorm van utopische ingesteldheid, wordt mijn stelling a wishful thinking, meer niet.
Wat hieruit als beeld een zekerheid is en dan gezien met een Genesis ingesteldheid, het zich vormend sterrenstelsel, het bewijs is dat de 'zevende dag' van de schepping nog altijd niet bereikt werd, en dat de Elohim van 'baereshit bara elohim' nog altijd niet rustende is. En, wat meer is dat ze - maar de kortzichtigheid, zo van de Kerk als van de Koran, is zo tergend, zo bijna wraakroepend - verder gaan met Hem te aanroepen, alsof Hij die het Universum in zich draagt het nodig vinden zou dat wat er zich afspeelt op een onooglijk deeltje ervan en een onooglijk mensje ervan, in het oog te houden. Hij zou het wellicht wel kunnen, maar interveniëren en de werking van zijn Universum in de war brengen zal hij zeker niet riskeren, zal hij zeker niet doen, gezien alles met elkaar verbonden is, gezien het opstijgen van een vlinder in China een orkaan kan veroorzaken in Amerika.
Indien hun ogen nog niet zouden geopend zijn ware het wenselijk dat hun God of hun Allah eens hun ogen opende. Maar dat ook zal niet gebeuren, ogen om te zien hebben ze niet.
15-10-2017, 07:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-10-2017 |
De onderdompeling |
Na mijn onderdompeling van gisteren tracht ik boven water te komen: was het een eerste verwittiging?
Er was ook een tweede onderdompeling, de vaststelling dat het cultuurlandschap waarin ik me goed voelde zich gewijzigd heeft en dat, wat ik ook moge doen of schrijven, het maar wat achterhoede gevechten zullen zijn. Dit geldt voor allen die zich steevast blijven hechten aan wat vroeger van het landschap was, een ingesteldheid waarin het sacrale, de levensernst en de binding met het kosmische, de bovenhand had.
Op mijn leeftijd echter heb ik geen keuze meer, zelfs indien ik een andere weg kiezen wou, het is te laat. Wat ik schrijf zullen verhalen blijven die geen ingang meer vinden en een prooi zijn voor de tijd. Mijn houding, echter ten overstaan van het leven wijzigt zich niet, ik zal dan maar een van de laatste Mohicanen zijn die het hoofd boven water houdt.
Trouwens wat heb ik er bij te winnen, te gaan denken zoals ik het nooit heb gedaan, te schrijven over zaken waar ik nooit over geschreven heb? God sta me bij, en je weet wat ik denk over Hem, maar ik aanroep Hem omdat Hij steeds een sleutelfiguur is geweest in mijn geschriften, omdat alles enigszins gecentreerd is geweest op Kosmos én wat die ons verborgen hield in zijn schaduw, in zijn diepste wezenheid, in het merg van zijn ruggegraat, onzichtbaar maar wezenlijk daar.
Ik kan er niet omheen - je mag er niet omheen is wat ik zeggen moet - het oneindige grote en het oneindig kleine sijpelt onze huiskamers binnen. Velen zien het, anderen zijn te verrast om het te zien, maar het is een feit, we worden geconfronteerd met een totaal nieuw paradigma van het 'zijn'. Het komt erop neer dat de cultuur van nu die de oude heeft verdrongen, op haar beurt zal moeten wijken voor deze van het derde millenium dat eerder metafysisch zal zijn dan zuiver wetenschappelijk, dat het de cultuur van de verbazing zal zijn die zich geleidelijk aan -ten minste zo de Islam geen dwingende blokkering wordt- zal verspreiden in de gedachten en de levensgewoonten van de mens.
We zullen terug ontzag krijgen voor wat, schuilend in de diepte, aanwezig is. En we zullen meer dan ooit in die richting gaan kijken om toch maar iets van de sluier erover, op te lichten. Dit zal dan de nieuwe cultuur zijn die dieper reiken zal dan deze die verlaten werd, die opschieten zal lijk gekrolde varens uit de dorheid die we nu kennen.
We zullen een ander woord moeten vinden voor God. Dan Brown in zijn nieuwste boek geeft het voorbeeld, hij omschrijft het met 'G'd' - alsof alles wat ligt tussen de 'G' en de 'd' nog moet ingevuld worden - Hij zal ontdaan worden van alle regels en verordeningen. Hij zal zijn wie of wat Hij is, nl vermengd met elke splinter van het oneindig Oneindige. Hem ontlopen zullen we niet, zelfs al zouden we het willen.
Aldus was mijn onderdompeling niet nodeloos, was het een vingerwijzing van Zijn splinters binnenin die van mij.
14-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-10-2017 |
Herdefinitie |
Beschouw dit als mijn morgengebed dat ik haal uit de staalblauwe luchten over de ceder, hier lang geleden geplant. Alsof hij me helpen kan, alsof er iemand zou zijn die me helpen kan. Ik krijg wel gedichten toegestuurd, ik ken er wel die me een sibillijnse zin, die van Kafka zou zijn, voorleggen, maar op dit ogenblik is geen van beide van enige hulp. En toch, wat ik brengen wil is een morgen gebed, een heropgenomen worden in de wereld, nadat ik even weg ben geweest, nadat ik de nacht ben in gewandeld om mijn dromen te bezoeken en er in onder te duiken.
Zo vertrek ik elke avond, laat ik achter al wat ik bezit of zou kunnen bezitten, om het in de morgen terug te vinden naast mij. En elke morgen neem ik het in de handen en begin ik eraan: 'Notes pour une redéfinition de la culture' van George Steiner, maar het blijft bij de eerste pagina , omdat ik niet weet hoe een cultuur kan geherdefinieerd worden, een betekenis zou krijgen, afhankelijk van de tijden waarin we leven.
En nochtans is er iets dat op een herdefinitie lijkt als ik om me heen kijk, als ik zie wat er op de kunstmarkt verschijnt om te beginnen, als ik zie wat hoog geprezen wordt in tentoonstellingszalen; hoe erover geschreven wordt, dus ook gedacht en dat, zoals ik het vaststellen kan, de woorden , schoon, edel, verheffend, opvoedend, helemaal niet meer toepsselijk zijn als het over de hedendaagse cultuur gaat.
En Steiner verwijst naar T.S.Eliot die in een essay van 1948 een pleidooi heeft gehouden om terug te keren naar de ordelijkheid die de cultuur was, niet naar de cultuur van het verleden als dusdanig, maar naar de beelden uit het verleden die zich in ons hebben gevestigd tot bijna in onze genen. Elke nieuwe periode weerspiegelt zich in de periode ervoor, of in een verleden gehaald uit een andere cultuur, het is van daar uit dat vertrokken wordt om te komen tot een vooruitgang of een teruggang.
De vraag stelt zich vandaag of we, wat de cultuur van het westen betreft, erop vooruit zijn gegaan?
Ons antwoord is duidelijk negatief. Maar wat wel is, het woord cultuur heeft een andere invulling gekregen, de wereld van het zuiver creatieve die een verbazende wereld was, heeft zich opgelost en in de plaats is een wereld van het intellectueel-materiële gekomen die ons even zeer verbaast als de wereld van vroeger, maar ze is zeker niet meer de orde van vroeger, de gevoeligheid die ze vroeger ons te bieden had. De mens is veranderd, de maatschappij is een andere weg opgegaan en heeft een ander inzicht op wat als cultuur geschreven staat.
Ik kom er later op terug. Mijn morgengebed stopt hier. Mijn lichaam liet me in de steek, stopte me in bed. Ik heb enkel nog te zeggen: van de cultuur/kunst van vandaag, spaar ons Heer.
Ik vrees echter dat een nodeloos gebed zal zijn.
13-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-10-2017 |
Scheppers van het ongerijmde |
Vroeg van morgen luisterde ik naar Klara, en is niet alleen het licht een inspiratie maar zijn er ook de groten der aarde die me met hun muziek binnen brengen in een sfeer die van de concertzalen is. Al zijn het maar wat klanken die komen en voorbijgaan, toch, zoals de klaarte van gisteren, zijn ze blijven hangen terwijl ik me klaar maak om naar beneden te gaan. Zo is nu nog, in wat wordt neergezet, Chopin aanwezig - wiens piano, las ik eens, door Russische soldaten door het venster op de straat werd gegooid - zo ook is er Mozart, zo ook is er een stuk alleraardigste piano van Joseph Haydn.
Wat een rijkdom die we bezitten, zonder omwegen wakker worden en te luisteren naar wat eeuwen voor ons werd opgetekend, zo maar, zonder een deur te openen, zonder een stap te zetten, wordt ons een wereld van klanken binnengebracht waarover we in woorden vertellen kunnen in een andere vorm in een andere rijkdom die van het mens-zijn is. Beseffen we het voldoende?
De morgen die mijn zaligheid is, mijn vrijheid de pijnen te vergeten die van mijn lichaam zijn en te metamorfoseren, moi, pauvre bougre que je me sens, in een schrijver van losse stukken tekst, uit mijn gedachten losgewrikt, wat niet zo evident is, niet zo alledaags. En, al heeft het er alle schijn van, het kost me inzet.
Zoals het inzet kostte aan een vriend die me gisteren een gedicht mailde, of aan een andere die een nieuw doek heeft opgezet of nog een andere die aan het houwen is om een beeld te halen uit een blok es. Een gans volk dat kunst wil bedrijven, de een wat meer dan de andere. Het is echter niet over het resultaat dat ik het hebben wil, wel over de actie, wel over het creatief zijn dat hen typeert; het bezig zijn met, op de keper beschouwd, dingen die door hun schijnbare nutteloosheid wat het praktische aspect ervan betreft, opvallen bij velen, terwijl ze door anderen als tekenen van ons mens-zijn worden gezien.
We doen er aan mee, we beschouwen ons als scheppers van het ongewisse en het overtollige in de wereld, maar anderzijds situeren we ons op de weg die leidt naar het landschap van de geest, waar het goed is te vertoeven; er te zijn en er te spreken met anderen die hetzelfde landschap hebben opgezocht, een Arcadia: een vlakte, zoals beschreven door Dante in het voorgeborchte van de Hel - afgeschaft door de Kerk van vandaag - een water dat je overschrijden kunt sans mouiller les pieds, een muuromheining met een poort waar je binnenwandelt en een kasteel omgeven door een vlakte van lichtend groen.
Waar, onder elkaar gesproken wordt, in alle rust en vrede, over wat is van de geest in ons, van waar we komen en waar we heengaan zullen. Gesprekken die van alle tijden zijn en van alle tijden blijven zullen, omdat ze eindeloos zijn en een klaarheid kennen die enkel van de droom kan zijn.
We zullen er lange blijven tot onze tijd gekomen is.
12-10-2017, 07:27 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-10-2017 |
Ken je ook dit gevoel? |
Ken je ook dit gevoel, vast te stellen dat de maand pas begonnen is terwijl je al elf dagen ver bent, het gevoel dat de tijd over jou heen walst alsof je er gedurende die elf dagen niet geweest bent? Want, wie herinnert er zich nog wat er op de eerste dag van de tiende maand gebeurde, zelfs wat er was de vijfde dag, de negende?
Het is een wolk die achter jou hangen blijft, die je met beide handen openschuiven moet om nog iets terug te vinden. Nochtans waren er vele ogenblikken die je intens hebt beleefd, dingen die je las, die je schreef, die je hoorde of zag of deed en nu niet meer duidelijk kunnen worden opgeroepen. Alles zit in die wolk die van het leven is, die van die dagen van begin oktober zijn, om dan niet te spreken over wat van september is en zo verder de tijd die was, binnen.
Was die tijd er wel, kun je je afvragen, of waren het maar een paar ogenblikken, een paar lichtpunten opduikend uit die wolk van tijd, die zo schromelijk leeg schijnt te zijn. De wolk van tijd die je leven was.
Wat rest ervan?
Zelfs wat mij betreft, die elke dag die de laatste jaren voorbij is gehold, heeft samengevat in enkele regels, die ik herlezen kan, herdenken kan, wat heb ik er aan? Niet veel, ik zie geschreven staan wat er staat, ik weet dat de woorden van mij komen, en dan wat? Wat betekenen ze nog?Herinneringen zijn het, misschien weet ik nog in welke omstandigheden ze geschreven werden, maar verder, hoe beleef ik ze bij het herlezen als ze destijds telkens gekleurd werden door mijn ingesteldheid op het ogenblik dat ik ze schreef, en mijn ingesteldheid bij het herlezen heel anders is. En dan, wat betekent dit nog?
Zo, wat ik zeggen wou, is bevestigen wat T.S. Eliot scheef: 'a lifetime burning in every moment', hij zegde het misschien anders, hij omschreef het misschien, maar ik wens het niet op te zoeken. Ik weet dat hij voelde wat ik heb willen duidelijk maken, en ik ben zeker dat er heel wat schrijvers zijn geweest die het voor hem hebben gedacht maar misschien het niet hebben samengevat in vijf woorden.
Ik dacht aan deze zin van Eliot toen ik deze middag met mijn echtgenote met twee goede vrienden aan tafel zat in een restaurant met zicht op de Leie en de Leiebeemden in alle tinten van groen, met strepen licht tot aan de bomengrens van het kasteel van Ooidonck. Ik dacht eraan omdat elk ogenblik van ons samenzijn geladen was met de ontelbare ogenblikken vol warmte en genegenheid die we samen hebben doorgebracht. Een wereld van ogenblikken telkens samengebald in elk ogenblik dat we daar zaten, vereeuwigd in de omhelzing bij het afscheid nemen. En, eens voorbij, zoals nu, opgenomen in de wolk die van het voorbije is.
De wolk die door dit samenzijn een klaarheid tonen zal, een echo die dagen zal blijven hangen.
11-10-2017, 06:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-10-2017 |
Incubatie |
Ik ben altijd trouw gebleven aan de boeken die ik bezit. Ze zijn een soort inventaris van wat mijn leven dankzij hen geworden is. T.S. Eliot was in die verzameling van boeken en schrijvers een spilfiguur. Vandaag hebben de kleine als grote omstandigheden gewild dat ik gaan bladeren ben in zijn boek 'The use of Poetry and the use of Criticism' van 1933 (Faber & Faber, uitgave 1943, pag. 144). een bundeling van essays die ik in mijn jonge jaren ontdekte in een bookshop in Rye, one of the 'cinque ports' in Kent, en ik waag het, terug te gaan naar mijn tijd van toen en te verwijzen naar een passage waar Eliot het heeft over zijn poësie:
The material has obviously been incubating within me, and cannot been suspected of being a present from a friendly or impertinent demon. What I write in this way may succeed in standing the examination of a more normal state of mind; it gives me the impression, as I have just said, of having undergone a long incubation, though we do not know until the shell breaks what kind of egg we have been sitting on.
Het boek is veel betekenend voor het begin van mijn incubatie periode die doorliep tot de dagen van mijn blogs, die doorliep tot nu. Pas nu voel ik dat ik van de schelpen bevrijd ben en dat ik schrijf wat ik moet schrijven om in leven te blijven, zoals het hoort. Het vergde dus tijd, heel wat tijd. Niet dat ik me vergelijken wil met Hokusai die pas op zijn honderdste, zoals hij zegde, kon beginnen denken aan het tekenen zoals het moest - Frans Minnaert, een groot schilder van bij ons, vergeten nu door zij die menen kunst te bedrijven, liet zijn woorden aanbrengen op de muren van de Academie van Anderlecht - maar ik ook heb die tijd broodnodig gehad. Ik ben dus een late roeping wat het schrijver zijn betreft, al ben ik het niet, want niets werd er van mijn hand gepubliceerd. Ik heb dus alles nog te bewijzen. Ik vraag me dus nog altijd af welke soort eieren ik heb uitgebroed?
Stoort het me? Ja het stoort me. Verwijt ik me het? Ja en ook, neen omdat het een aansporing is om verder te gaan en me verder te bewijzen. Morgens als deze, dagen als deze, zijn me dubbel waardevol omdat ik ze zie als meer dan een achterhoede gevecht van de zomer die niet toegeven wil, die niet plooien wil voor de inertie die traag binnen sijpelt in de natuur. De zomer is mijn voorbeeld. Ik ook moet me verzetten tegen deze inertie, en enkel en alleen het schrijven kan me hierbij helpen.
Kafka - ik had hem gewild als vriend - sprak over 'de oneindigheid van de wereld die hij in zijn hoofd had'. Een vreselijke gedachte, rondlopen met de Oneindigheid van de wereld in gedachten. Ik waag het niet er aan te denken. En Kafka: 'hoe me ervan bevrijden zonder uit elkaar te spatten en toch duizend maal liever uiteen te spatten dan het van mij af te duwen of het te begraven in mij'.°
Ik ook wil schrijven met het beeld van de oneindigheid van de wereld, met de oneindigheid van het 'zijn' in mij. Ik wil me er in wentelen, ik wil er mijn dagen die me nog resten in doorbrengen ter voorbereiding. Ik wil ontsnappen aan de tijd, doen alsof hij er niet is. De opeenvolging van mijn geschriften hier, zijn er het bewijs van. Het is een snoer, mijn dagen zijn er de kralen van (ik durf parels niet gebruiken) maar elke kraal bergt een oneindigheid van atomen, en wie atoom zegt, zegt beweging. Zo, wat ik uitdragen wil is geen inertie is beweging.
Beweging van het Woord dat in den beginne was, beweging die nimmer heeft opgehouden en nimmer ophouden zal, beweging van de geest in mij als ik neerzit meer dan als ik door de dag heen wandel: een man op jaren, een geest die vechtend is. Het zou me enorm storen ware het niet zo.
° 'Le Cercle de Prague', pagina 67
10-10-2017, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-10-2017 |
A sadness |
A sadness als ik schrijven ga, a sadness als ik herlees wat ik gisteren schreef, gelaten, de ogenblikken tijd van toen in amper vijf à zeshonderd woorden samen gebald. De nacht erover en de nieuwe dag die opduikt uit de schemer, een dag van struggle with words, zoals 'Jacob's struggle with an angel' een foto in een mail dat een vriend me stuurde en ik die me omgeven voel met vrienden, zij die me lezen en me antwoorden op wat ik schreef, bv over een Koenraad Tinel, over wat ik vermoedde dat zou zijn van het gebeuren in Catalonië en stilaan bewaarheid wordt; zij die me schrijven hoe ze beeldhouwen, hoe ze schilderen, hoe ze poëzie bedrijven, en allen die met mij in het leven staan, min of meer als een rots, wankel of niet, en ook - en niet in het minst - de potentiële, zij die me niet lezen, maar me lezen zouden indien ze wisten hoe ik, man zwaar op leeftijd, er nog altijd wil zijn.
Er nog altijd met beide voeten sta - wil er staan meer dan ooit - en een zaak wil ik vooraf doen, nu en voor al de keren dat ik het niet gedaan heb, jullie bedanken om me te lezen, me te zien als iemand, een losse droom van een schrijver, die waard is bezocht te worden om hem te lezen, om te horen hoe hij is, hoe hij leeft, hoe hij de dingen en de dagen verwerkt, hoe hij opkijkt naar wat gebeurt omheen hem, wat niet altijd vrolijk is om het te beleven, maar, en hij zegde dit reeds tal van malen, hij wil een baken zijn, een vuurtoren in de nacht van een beschaving die vooral wat het kunstenlandschap betreft, totaal anders is geëvolueerd dan hij verhoopt had, een evolutie waaraan hij niet ontkomt. Hij ziet het gebeuren met lede ogen (another sadness!).
Kunst is, als je me het ooit vragen zou, een leegte geworden, een verintellectualisering van een leegte die thans nood heeft om met woorden te worden verdedigd en geprezen. Stefan Hertmans deed het in een essay wat het werk van Tinel betrof. Zijn essay is de enige vorm die met Kunst te maken heeft; wat er wordt ten toon gesteld raakt me helemaal niet, integendeel, de 7 euro eraan besteed om de tentoonstelling te betreden vergroot nog de leegte in het werk.
En de sadness waarmee ik begon blijft. Ik ga er de dag mee binnen en of ze me nog verlaten zal, of ze me ooit nog verlaten zal, ik betwijfel het. Ik heb verkeerd geleefd, en wat erger is, indien het te herbeginnen was, ik vrees dat mijn leven op een identieke wijze verlopen zou, omdat de omstandigheden dezelfde zouden zijn en omdat het voornamelijk de omstandigheden zijn die bepalend zijn voor het verloop ervan.
The remains of the day van een gans leven die a sadness zijn. Zoals dit meesterlijk in de film wordt vertolkt door Anthony Hopkins, de butler in de film, en in het boek van Kazuo Ishiguro. Hopkins die weet in zijn sadness, dat de avond het mooiste deel van de dag is.
Voor mij is vandaag het schrijven, hoewel begonnen met sadness, het mooiste deel van de dag.
09-10-2017, 09:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-10-2017 |
Het bezoek |
Hij vertelt me niet zijn angsten, zegt me niet hoe zijn dagen zijn, hoe zijn nachten. Hij vertelt me niet hoe hij geconfronteerd wordt met een lichaam dat falende is, noch in welke mate het falende, het zorgwekkende is. Maar ook ik, omhuld met een lichaam dat tien jaar ouder is, in de namiddag - het licht van de herfst een grote wijding - recht over hem gezeten in de veranda, ken evenmin de mate van faling van mijn lichaam. We staan dus op een voet van gelijkheid, met één verschil: in de nacht als in de dag, gaan heel wat van mijn gedachten naar wat ik nu aan het schrijven ben, mijn confrontatie met, schijnt minder duidelijk, maar schijn, in heel wat gevallen, bedriegt.
Ik zat daar en keek naar hem, hoe hij vermagerd was. Maar hij scheen me gelukkig toe, ontspannen scheen hij me toe; was het omdat we er samen waren, hij en ik? Omdat we spraken over waar we altijd over spraken, over de muziek die een groot deel van zijn leven is. En ik, denkend aan dat falen, die zegde tot mezelf: 'je moet je haasten man, je moet in allerijl dat manuscript van jou afmaken, je treuzelt en je blijft treuzelen, dit is onverantwoord, dit is crazy!'
Ik zegde dit niet tot hem. Hij vertelde me over het tripel concerto van Beethoven. Een vriend had hem de cd geschonken - een cd die hij al bezat - en met een groot hart noemde hij me de uitvoerders, de solisten ervan: hij kent ze o, zo goed, David Oistrack en Mstislav Rostropovitch en Svatoslav Richter en von Karajan, hij weet er alles over, ondanks de faling over hem. Je luisterde, je wist dat hij terug de man was zoals je hem kende als het klassieke muziek betrof, dat de muziek zijn redding was, zijn toeverlaat en je sprak hem over Mozarts symfonie nummer 38. Je had die gehoord en zien spelen op Brava, niet het begin ervan, je wist eerst, alleen dat het Mozart was en dat je je afvroeg hoe het kon, te denken in muzieknoten, als waren het woorden, en in het timbre en de zeggingskracht van de instrumenten, om een symfonie, zoals de Praagse uit te schrijven. Wat het was het componeren.
Voor hen uit en hoog boven hen waren er de wolken, grote witte wollen wolken tegen het blauwe van de luchten: herfstwolken lijk beloftes die van het leven zijn, die van ons dromen zijn, nog even hoog, daarna voorbijgeschoven. De bomen nog helder groen, de bonte specht onderaan de stam van een jonge gingko biloba, de kat die het niet waagde binnen te komen omdat ik, een vreemde voor haar, binnen was. Maar tussenin de wolken, twee kraaien en hun gevecht tegen de buizerd of was het een sperwer, en ik die aan het vertellen was over Malaparte die Rommel ontving in het huis hellend over de zee. Het huis dat er altijd was geweest, alleen de omgeving van het huis was van de hand van Malaparte, wist deze te vertellen, antwoordend op de vraag van Rommel. Ik nog andere dingen heb verteld van Malaparte, maar niet alles, want wie kent Curzio Malaparte nog en wie zijn werk.
We zaten er lang, terwijl de wolken bleven schuiven, terwijl het licht hing over het gras en in de bomen. De roerloosheid die van de dingen is, de tijd die we houden wilden, lang houden wilden waar we waren, naar elkaar gekeerd. Woorden die vogels waren, die bloemen, die heesters waren, die reizen, die steden waren, tot Rovaniemo in het Hoge Noorden toe. De tijd die we niet houden konden. Ik heb hem omhelsd toen ik ben weggegaan, een zak met noten die ik in de koffer heb gelegd. Ik zal ze eten, later.
Ik belde hem de dag erna, zijn stem was gebroken, met hem ging het redelijk zegde hij maar de muziek zweeg in de kamer, hoorde ik. De herfst heeft zich in hem gevestigd, dacht ik, en hoe zal het morgen zijn, als hij me leest, is het in de morgen niet, in de namiddag misschien?
08-10-2017, 07:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-10-2017 |
Niet ontgoochelen |
Niet ontgoochelen, ook mezelf niet, ook de literatuur niet.
Je dacht hieraan deze morgen toen je de trap afkwam, je dacht eraan toen je de gordijnen openschoof en de grauwheid van het oosten je overviel, maar je herinnert je andere morgens: de luchten teer roze, de luchten soms als een laaiend vuur, en het grauwe deert je niet, je vergeet het als je de ontbijttafel klaar zet. Kleine handelingen die je plichtsgetrouw volbrengt alvorens te beginnen met wat je denkt ernstigere zaken te zijn. Maar eigenlijk zijn ze niet ernstiger, is al wat je doet betekenisvol: het klaar zetten van melk en boter, van smeerkaas en confituren, van het mandje met de medicamenten voor jullie beiden. Je doet het half bewust en half denkend aan wat je te wachten staat. maar toch nog een laatste blik of alles er staat zoals het er hoort te staan. Want ook in de kleine dingen moogt je niet ontgoochelen.
Pas dan is er het schrijven.
Al is nu de pen heel wat anders geworden, al is er nu een verlenging gekomen aan mijn hand om gedachten op te tekenen. In een zekere zin is dit jammer, ik voel het papier niet meer onder mijn hand, ik voel de pen niet meer, glad en warm die me zovele jaren heeft vergezeld op mijn tochten, ik hoor het gekras niet meer over het papier, de ganse ceremonie van het schrijven is opgelost in iets meer mechanisch, iets strakker, weliswaar practischer en tijdgebonden. Ik denk echter niet dat het de inhoud van mijn gedachten in een andere richting zal stuwen, ik ben nog altijd wie ik was toen ik elke dag met de Sheafferpen, en met inkt - 'lie de thé, J.Herbin depuis 1670' - een pagina schreef in mijn dagboek, een verslaving die (gelukkig) gebleven is maar zich thans vertoont onder een andere vorm.
Maar, het traditioneel poëtische is er af, de eigenheid van de lettervorming, van het geschrift zelf, is verlopen, is voorlopig nog enkel leesbaar in de handtekening. Echter, de literatuur ontgoochelen, en hierbij me zelf ontgoochelen wil ik ten stelligste vermijden, al is dit gewaagd om zo iets, als gemakkelijk realiseerbaar, voorop te stellen.
Zo is het dat je denkt aan wat je schrijven zult terwijl je bezig bent. En dit duurt tot de laatste letter zal geschreven staan, lukt het je, om een of andere reden niet in de morgen, dan ben je eraan voor de rest van de dag, tot je volbracht hebt wat je volbrengen moet. Pas dan kan je tot rust komen en mag je wachten tot de volgende morgen, hopende dat de slaap je helpen zal om je een nieuwe richting aan te wijzen.
Altijd denkende dat het gebeuren zal, vertrouwend op je goed gesternte en vooral, vooral sterk hopende dat wat je brengt hoog zal scoren bij je lezer, de ene dag wat meer dan de andere maar toch steeds voldoende belangrijk om je band met hem, je dagelijkse afspraak met hem, levend blijven zal.
Niet ontgoochelen blijft mijn wapenschild.
07-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-10-2017 |
Kafka |
'Je cherche toujours à communiquer quelque chose d'incommunicable, à expliquer quelque chose d'inexplicable, à dire quelque chose de ce que j'ai dans la moelle et qui ne saurait être vécu que par elle...' (Franz Kafka: 'Le Cercle de Prague', Patrizia Runfola. Editions Gallimard, 1992).
Ik lees dit en weet dat dit, in mijn blogs, heel dikwijls het geval is, dat ik tracht iets te zeggen dat niet kan gezegd, niet kan medegedeeld worden omdat wat ik zeggen wil, van uit het merg van het Dasein komt.
Het is ook, omdat ik altijd getracht heb literatuur te schrijven van de hoogste plank. Getracht, zeg ik, en blijven trachten ben om die droomhoogte te bereiken. Ik stel me natuurlijk vragen bij het resultaat, maar, zoals ik onlangs schreef aan een vriend beeldhouwer, wiens moed in de schoenen schoof als hij de lovende woorden hoorde van Stefan Hertmans over het werk van Koenraad Tinel in het Abtenhuis te Geraardsbergen; als hij de even lovende recensie las van Hans Cottyn in De Standaard van 15 september - vooral dan als hij constateerde dat het diametraal stond tegenover het werk dat hij presteerde - ik hem toen wees op wat ik keer op keer herhaal, komende uit de Bhagavad Gita en overgenomen door T.S. Eliot: 'For us there is only the trying, the rest is not our business.'
Ik denk dat het zo is, ik denk dat je, je als kunstenaar 'smijten' moet - het woord is van Christine Hemmerechts - doen en niet omzien. Als ik een paar dagen terug het had over het zigeunermeisje die de lijnen in mijn hand had ontcijferd, dan wou ik dat het gebeurde in Fucine, en niet, meer dan een halve eeuw geleden, in de Nieuwstraat in Brussel, toen we, een kleine groep collega's, op Goede vrijdag, te biechten zijn geweest in de kapel in die straat.
Want literatuur is totale vrijheid, is, wat is of wat was, vastgrijpen om het voor te stellen zoals het had kunnen zijn, breed uitgestreken, in een totaal ander perspectief geplaatst, opdat het zich vastankeren zou in de geest van wie je leest, en, niet alleen bij hen, maar ook bij jou, zodat je, je wensen begint te zien als een realiteit en al wat er uit die wensen voortkomt wilt zien als reëel.
En dan de keren dat ik opstijg, dat ik verdwijn in mijn woorden om te verklaren wat niet te verklaren is, dan is het omdat ik ben opgestaan uit het irreële dat voor mij het reële geworden is. Dit is het geval van elke kunstuiting, ook deze van Koenraad Tinel, ook deze van de vriend in kwestie: het betreden van het landschap van het irreëel reële, want de wereld is ontoereikend om het onzegbare te zeggen. En het is in het onzegbare dat we ons dompelen willen om er uit te voorschijn te komen als een feniks die er was zonder er te zijn.
Kafka was zo ingesteld, elke kunstenaar is zo ingesteld, zo niet verdrinkt hij, blijft hij gestabiliseerd in de aarde, levenloos, ademloos. Ik heb die plaats altijd willen schuwen, ze voldeed me niet, ze was te weinig zeggend. Ik weet nu, als ik me bezig zie, dat ik er ben aan ten onder gegaan, is het niet volledig, ten dele dan toch.
En, à propos Tinel en de boot van Charon en zijn lading. Er waren in die boot ook reizigers die op weg waren naar hun Arcadia, om er maar vier te noemen, Homeros, Ovidius, Sophocles - Antigone van hem is meer dan een vriendin - Vergilius. Hij had de lading van de boot met wat meer respect kunnen behandelen, om maar te zeggen, dat Tinel's kunst mijn honger niet stilt, me niet voldoet. Hij is iemand die het schone vreest en aan die heb ik een hekel, want, en dit is de hoofdreden, je kunt er noch een beschaving op bouwen, noch een eruit distilleren.
06-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |