 |
|
 |
|
|
 |
11-10-2017 |
Ken je ook dit gevoel? |
Ken je ook dit gevoel, vast te stellen dat de maand pas begonnen is terwijl je al elf dagen ver bent, het gevoel dat de tijd over jou heen walst alsof je er gedurende die elf dagen niet geweest bent? Want, wie herinnert er zich nog wat er op de eerste dag van de tiende maand gebeurde, zelfs wat er was de vijfde dag, de negende?
Het is een wolk die achter jou hangen blijft, die je met beide handen openschuiven moet om nog iets terug te vinden. Nochtans waren er vele ogenblikken die je intens hebt beleefd, dingen die je las, die je schreef, die je hoorde of zag of deed en nu niet meer duidelijk kunnen worden opgeroepen. Alles zit in die wolk die van het leven is, die van die dagen van begin oktober zijn, om dan niet te spreken over wat van september is en zo verder de tijd die was, binnen.
Was die tijd er wel, kun je je afvragen, of waren het maar een paar ogenblikken, een paar lichtpunten opduikend uit die wolk van tijd, die zo schromelijk leeg schijnt te zijn. De wolk van tijd die je leven was.
Wat rest ervan?
Zelfs wat mij betreft, die elke dag die de laatste jaren voorbij is gehold, heeft samengevat in enkele regels, die ik herlezen kan, herdenken kan, wat heb ik er aan? Niet veel, ik zie geschreven staan wat er staat, ik weet dat de woorden van mij komen, en dan wat? Wat betekenen ze nog?Herinneringen zijn het, misschien weet ik nog in welke omstandigheden ze geschreven werden, maar verder, hoe beleef ik ze bij het herlezen als ze destijds telkens gekleurd werden door mijn ingesteldheid op het ogenblik dat ik ze schreef, en mijn ingesteldheid bij het herlezen heel anders is. En dan, wat betekent dit nog?
Zo, wat ik zeggen wou, is bevestigen wat T.S. Eliot scheef: 'a lifetime burning in every moment', hij zegde het misschien anders, hij omschreef het misschien, maar ik wens het niet op te zoeken. Ik weet dat hij voelde wat ik heb willen duidelijk maken, en ik ben zeker dat er heel wat schrijvers zijn geweest die het voor hem hebben gedacht maar misschien het niet hebben samengevat in vijf woorden.
Ik dacht aan deze zin van Eliot toen ik deze middag met mijn echtgenote met twee goede vrienden aan tafel zat in een restaurant met zicht op de Leie en de Leiebeemden in alle tinten van groen, met strepen licht tot aan de bomengrens van het kasteel van Ooidonck. Ik dacht eraan omdat elk ogenblik van ons samenzijn geladen was met de ontelbare ogenblikken vol warmte en genegenheid die we samen hebben doorgebracht. Een wereld van ogenblikken telkens samengebald in elk ogenblik dat we daar zaten, vereeuwigd in de omhelzing bij het afscheid nemen. En, eens voorbij, zoals nu, opgenomen in de wolk die van het voorbije is.
De wolk die door dit samenzijn een klaarheid tonen zal, een echo die dagen zal blijven hangen.
11-10-2017, 06:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-10-2017 |
Incubatie |
Ik ben altijd trouw gebleven aan de boeken die ik bezit. Ze zijn een soort inventaris van wat mijn leven dankzij hen geworden is. T.S. Eliot was in die verzameling van boeken en schrijvers een spilfiguur. Vandaag hebben de kleine als grote omstandigheden gewild dat ik gaan bladeren ben in zijn boek 'The use of Poetry and the use of Criticism' van 1933 (Faber & Faber, uitgave 1943, pag. 144). een bundeling van essays die ik in mijn jonge jaren ontdekte in een bookshop in Rye, one of the 'cinque ports' in Kent, en ik waag het, terug te gaan naar mijn tijd van toen en te verwijzen naar een passage waar Eliot het heeft over zijn poësie:
The material has obviously been incubating within me, and cannot been suspected of being a present from a friendly or impertinent demon. What I write in this way may succeed in standing the examination of a more normal state of mind; it gives me the impression, as I have just said, of having undergone a long incubation, though we do not know until the shell breaks what kind of egg we have been sitting on.
Het boek is veel betekenend voor het begin van mijn incubatie periode die doorliep tot de dagen van mijn blogs, die doorliep tot nu. Pas nu voel ik dat ik van de schelpen bevrijd ben en dat ik schrijf wat ik moet schrijven om in leven te blijven, zoals het hoort. Het vergde dus tijd, heel wat tijd. Niet dat ik me vergelijken wil met Hokusai die pas op zijn honderdste, zoals hij zegde, kon beginnen denken aan het tekenen zoals het moest - Frans Minnaert, een groot schilder van bij ons, vergeten nu door zij die menen kunst te bedrijven, liet zijn woorden aanbrengen op de muren van de Academie van Anderlecht - maar ik ook heb die tijd broodnodig gehad. Ik ben dus een late roeping wat het schrijver zijn betreft, al ben ik het niet, want niets werd er van mijn hand gepubliceerd. Ik heb dus alles nog te bewijzen. Ik vraag me dus nog altijd af welke soort eieren ik heb uitgebroed?
Stoort het me? Ja het stoort me. Verwijt ik me het? Ja en ook, neen omdat het een aansporing is om verder te gaan en me verder te bewijzen. Morgens als deze, dagen als deze, zijn me dubbel waardevol omdat ik ze zie als meer dan een achterhoede gevecht van de zomer die niet toegeven wil, die niet plooien wil voor de inertie die traag binnen sijpelt in de natuur. De zomer is mijn voorbeeld. Ik ook moet me verzetten tegen deze inertie, en enkel en alleen het schrijven kan me hierbij helpen.
Kafka - ik had hem gewild als vriend - sprak over 'de oneindigheid van de wereld die hij in zijn hoofd had'. Een vreselijke gedachte, rondlopen met de Oneindigheid van de wereld in gedachten. Ik waag het niet er aan te denken. En Kafka: 'hoe me ervan bevrijden zonder uit elkaar te spatten en toch duizend maal liever uiteen te spatten dan het van mij af te duwen of het te begraven in mij'.°
Ik ook wil schrijven met het beeld van de oneindigheid van de wereld, met de oneindigheid van het 'zijn' in mij. Ik wil me er in wentelen, ik wil er mijn dagen die me nog resten in doorbrengen ter voorbereiding. Ik wil ontsnappen aan de tijd, doen alsof hij er niet is. De opeenvolging van mijn geschriften hier, zijn er het bewijs van. Het is een snoer, mijn dagen zijn er de kralen van (ik durf parels niet gebruiken) maar elke kraal bergt een oneindigheid van atomen, en wie atoom zegt, zegt beweging. Zo, wat ik uitdragen wil is geen inertie is beweging.
Beweging van het Woord dat in den beginne was, beweging die nimmer heeft opgehouden en nimmer ophouden zal, beweging van de geest in mij als ik neerzit meer dan als ik door de dag heen wandel: een man op jaren, een geest die vechtend is. Het zou me enorm storen ware het niet zo.
° 'Le Cercle de Prague', pagina 67
10-10-2017, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-10-2017 |
A sadness |
A sadness als ik schrijven ga, a sadness als ik herlees wat ik gisteren schreef, gelaten, de ogenblikken tijd van toen in amper vijf à zeshonderd woorden samen gebald. De nacht erover en de nieuwe dag die opduikt uit de schemer, een dag van struggle with words, zoals 'Jacob's struggle with an angel' een foto in een mail dat een vriend me stuurde en ik die me omgeven voel met vrienden, zij die me lezen en me antwoorden op wat ik schreef, bv over een Koenraad Tinel, over wat ik vermoedde dat zou zijn van het gebeuren in Catalonië en stilaan bewaarheid wordt; zij die me schrijven hoe ze beeldhouwen, hoe ze schilderen, hoe ze poëzie bedrijven, en allen die met mij in het leven staan, min of meer als een rots, wankel of niet, en ook - en niet in het minst - de potentiële, zij die me niet lezen, maar me lezen zouden indien ze wisten hoe ik, man zwaar op leeftijd, er nog altijd wil zijn.
Er nog altijd met beide voeten sta - wil er staan meer dan ooit - en een zaak wil ik vooraf doen, nu en voor al de keren dat ik het niet gedaan heb, jullie bedanken om me te lezen, me te zien als iemand, een losse droom van een schrijver, die waard is bezocht te worden om hem te lezen, om te horen hoe hij is, hoe hij leeft, hoe hij de dingen en de dagen verwerkt, hoe hij opkijkt naar wat gebeurt omheen hem, wat niet altijd vrolijk is om het te beleven, maar, en hij zegde dit reeds tal van malen, hij wil een baken zijn, een vuurtoren in de nacht van een beschaving die vooral wat het kunstenlandschap betreft, totaal anders is geëvolueerd dan hij verhoopt had, een evolutie waaraan hij niet ontkomt. Hij ziet het gebeuren met lede ogen (another sadness!).
Kunst is, als je me het ooit vragen zou, een leegte geworden, een verintellectualisering van een leegte die thans nood heeft om met woorden te worden verdedigd en geprezen. Stefan Hertmans deed het in een essay wat het werk van Tinel betrof. Zijn essay is de enige vorm die met Kunst te maken heeft; wat er wordt ten toon gesteld raakt me helemaal niet, integendeel, de 7 euro eraan besteed om de tentoonstelling te betreden vergroot nog de leegte in het werk.
En de sadness waarmee ik begon blijft. Ik ga er de dag mee binnen en of ze me nog verlaten zal, of ze me ooit nog verlaten zal, ik betwijfel het. Ik heb verkeerd geleefd, en wat erger is, indien het te herbeginnen was, ik vrees dat mijn leven op een identieke wijze verlopen zou, omdat de omstandigheden dezelfde zouden zijn en omdat het voornamelijk de omstandigheden zijn die bepalend zijn voor het verloop ervan.
The remains of the day van een gans leven die a sadness zijn. Zoals dit meesterlijk in de film wordt vertolkt door Anthony Hopkins, de butler in de film, en in het boek van Kazuo Ishiguro. Hopkins die weet in zijn sadness, dat de avond het mooiste deel van de dag is.
Voor mij is vandaag het schrijven, hoewel begonnen met sadness, het mooiste deel van de dag.
09-10-2017, 09:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-10-2017 |
Het bezoek |
Hij vertelt me niet zijn angsten, zegt me niet hoe zijn dagen zijn, hoe zijn nachten. Hij vertelt me niet hoe hij geconfronteerd wordt met een lichaam dat falende is, noch in welke mate het falende, het zorgwekkende is. Maar ook ik, omhuld met een lichaam dat tien jaar ouder is, in de namiddag - het licht van de herfst een grote wijding - recht over hem gezeten in de veranda, ken evenmin de mate van faling van mijn lichaam. We staan dus op een voet van gelijkheid, met één verschil: in de nacht als in de dag, gaan heel wat van mijn gedachten naar wat ik nu aan het schrijven ben, mijn confrontatie met, schijnt minder duidelijk, maar schijn, in heel wat gevallen, bedriegt.
Ik zat daar en keek naar hem, hoe hij vermagerd was. Maar hij scheen me gelukkig toe, ontspannen scheen hij me toe; was het omdat we er samen waren, hij en ik? Omdat we spraken over waar we altijd over spraken, over de muziek die een groot deel van zijn leven is. En ik, denkend aan dat falen, die zegde tot mezelf: 'je moet je haasten man, je moet in allerijl dat manuscript van jou afmaken, je treuzelt en je blijft treuzelen, dit is onverantwoord, dit is crazy!'
Ik zegde dit niet tot hem. Hij vertelde me over het tripel concerto van Beethoven. Een vriend had hem de cd geschonken - een cd die hij al bezat - en met een groot hart noemde hij me de uitvoerders, de solisten ervan: hij kent ze o, zo goed, David Oistrack en Mstislav Rostropovitch en Svatoslav Richter en von Karajan, hij weet er alles over, ondanks de faling over hem. Je luisterde, je wist dat hij terug de man was zoals je hem kende als het klassieke muziek betrof, dat de muziek zijn redding was, zijn toeverlaat en je sprak hem over Mozarts symfonie nummer 38. Je had die gehoord en zien spelen op Brava, niet het begin ervan, je wist eerst, alleen dat het Mozart was en dat je je afvroeg hoe het kon, te denken in muzieknoten, als waren het woorden, en in het timbre en de zeggingskracht van de instrumenten, om een symfonie, zoals de Praagse uit te schrijven. Wat het was het componeren.
Voor hen uit en hoog boven hen waren er de wolken, grote witte wollen wolken tegen het blauwe van de luchten: herfstwolken lijk beloftes die van het leven zijn, die van ons dromen zijn, nog even hoog, daarna voorbijgeschoven. De bomen nog helder groen, de bonte specht onderaan de stam van een jonge gingko biloba, de kat die het niet waagde binnen te komen omdat ik, een vreemde voor haar, binnen was. Maar tussenin de wolken, twee kraaien en hun gevecht tegen de buizerd of was het een sperwer, en ik die aan het vertellen was over Malaparte die Rommel ontving in het huis hellend over de zee. Het huis dat er altijd was geweest, alleen de omgeving van het huis was van de hand van Malaparte, wist deze te vertellen, antwoordend op de vraag van Rommel. Ik nog andere dingen heb verteld van Malaparte, maar niet alles, want wie kent Curzio Malaparte nog en wie zijn werk.
We zaten er lang, terwijl de wolken bleven schuiven, terwijl het licht hing over het gras en in de bomen. De roerloosheid die van de dingen is, de tijd die we houden wilden, lang houden wilden waar we waren, naar elkaar gekeerd. Woorden die vogels waren, die bloemen, die heesters waren, die reizen, die steden waren, tot Rovaniemo in het Hoge Noorden toe. De tijd die we niet houden konden. Ik heb hem omhelsd toen ik ben weggegaan, een zak met noten die ik in de koffer heb gelegd. Ik zal ze eten, later.
Ik belde hem de dag erna, zijn stem was gebroken, met hem ging het redelijk zegde hij maar de muziek zweeg in de kamer, hoorde ik. De herfst heeft zich in hem gevestigd, dacht ik, en hoe zal het morgen zijn, als hij me leest, is het in de morgen niet, in de namiddag misschien?
08-10-2017, 07:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-10-2017 |
Niet ontgoochelen |
Niet ontgoochelen, ook mezelf niet, ook de literatuur niet.
Je dacht hieraan deze morgen toen je de trap afkwam, je dacht eraan toen je de gordijnen openschoof en de grauwheid van het oosten je overviel, maar je herinnert je andere morgens: de luchten teer roze, de luchten soms als een laaiend vuur, en het grauwe deert je niet, je vergeet het als je de ontbijttafel klaar zet. Kleine handelingen die je plichtsgetrouw volbrengt alvorens te beginnen met wat je denkt ernstigere zaken te zijn. Maar eigenlijk zijn ze niet ernstiger, is al wat je doet betekenisvol: het klaar zetten van melk en boter, van smeerkaas en confituren, van het mandje met de medicamenten voor jullie beiden. Je doet het half bewust en half denkend aan wat je te wachten staat. maar toch nog een laatste blik of alles er staat zoals het er hoort te staan. Want ook in de kleine dingen moogt je niet ontgoochelen.
Pas dan is er het schrijven.
Al is nu de pen heel wat anders geworden, al is er nu een verlenging gekomen aan mijn hand om gedachten op te tekenen. In een zekere zin is dit jammer, ik voel het papier niet meer onder mijn hand, ik voel de pen niet meer, glad en warm die me zovele jaren heeft vergezeld op mijn tochten, ik hoor het gekras niet meer over het papier, de ganse ceremonie van het schrijven is opgelost in iets meer mechanisch, iets strakker, weliswaar practischer en tijdgebonden. Ik denk echter niet dat het de inhoud van mijn gedachten in een andere richting zal stuwen, ik ben nog altijd wie ik was toen ik elke dag met de Sheafferpen, en met inkt - 'lie de thé, J.Herbin depuis 1670' - een pagina schreef in mijn dagboek, een verslaving die (gelukkig) gebleven is maar zich thans vertoont onder een andere vorm.
Maar, het traditioneel poëtische is er af, de eigenheid van de lettervorming, van het geschrift zelf, is verlopen, is voorlopig nog enkel leesbaar in de handtekening. Echter, de literatuur ontgoochelen, en hierbij me zelf ontgoochelen wil ik ten stelligste vermijden, al is dit gewaagd om zo iets, als gemakkelijk realiseerbaar, voorop te stellen.
Zo is het dat je denkt aan wat je schrijven zult terwijl je bezig bent. En dit duurt tot de laatste letter zal geschreven staan, lukt het je, om een of andere reden niet in de morgen, dan ben je eraan voor de rest van de dag, tot je volbracht hebt wat je volbrengen moet. Pas dan kan je tot rust komen en mag je wachten tot de volgende morgen, hopende dat de slaap je helpen zal om je een nieuwe richting aan te wijzen.
Altijd denkende dat het gebeuren zal, vertrouwend op je goed gesternte en vooral, vooral sterk hopende dat wat je brengt hoog zal scoren bij je lezer, de ene dag wat meer dan de andere maar toch steeds voldoende belangrijk om je band met hem, je dagelijkse afspraak met hem, levend blijven zal.
Niet ontgoochelen blijft mijn wapenschild.
07-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-10-2017 |
Kafka |
'Je cherche toujours à communiquer quelque chose d'incommunicable, à expliquer quelque chose d'inexplicable, à dire quelque chose de ce que j'ai dans la moelle et qui ne saurait être vécu que par elle...' (Franz Kafka: 'Le Cercle de Prague', Patrizia Runfola. Editions Gallimard, 1992).
Ik lees dit en weet dat dit, in mijn blogs, heel dikwijls het geval is, dat ik tracht iets te zeggen dat niet kan gezegd, niet kan medegedeeld worden omdat wat ik zeggen wil, van uit het merg van het Dasein komt.
Het is ook, omdat ik altijd getracht heb literatuur te schrijven van de hoogste plank. Getracht, zeg ik, en blijven trachten ben om die droomhoogte te bereiken. Ik stel me natuurlijk vragen bij het resultaat, maar, zoals ik onlangs schreef aan een vriend beeldhouwer, wiens moed in de schoenen schoof als hij de lovende woorden hoorde van Stefan Hertmans over het werk van Koenraad Tinel in het Abtenhuis te Geraardsbergen; als hij de even lovende recensie las van Hans Cottyn in De Standaard van 15 september - vooral dan als hij constateerde dat het diametraal stond tegenover het werk dat hij presteerde - ik hem toen wees op wat ik keer op keer herhaal, komende uit de Bhagavad Gita en overgenomen door T.S. Eliot: 'For us there is only the trying, the rest is not our business.'
Ik denk dat het zo is, ik denk dat je, je als kunstenaar 'smijten' moet - het woord is van Christine Hemmerechts - doen en niet omzien. Als ik een paar dagen terug het had over het zigeunermeisje die de lijnen in mijn hand had ontcijferd, dan wou ik dat het gebeurde in Fucine, en niet, meer dan een halve eeuw geleden, in de Nieuwstraat in Brussel, toen we, een kleine groep collega's, op Goede vrijdag, te biechten zijn geweest in de kapel in die straat.
Want literatuur is totale vrijheid, is, wat is of wat was, vastgrijpen om het voor te stellen zoals het had kunnen zijn, breed uitgestreken, in een totaal ander perspectief geplaatst, opdat het zich vastankeren zou in de geest van wie je leest, en, niet alleen bij hen, maar ook bij jou, zodat je, je wensen begint te zien als een realiteit en al wat er uit die wensen voortkomt wilt zien als reëel.
En dan de keren dat ik opstijg, dat ik verdwijn in mijn woorden om te verklaren wat niet te verklaren is, dan is het omdat ik ben opgestaan uit het irreële dat voor mij het reële geworden is. Dit is het geval van elke kunstuiting, ook deze van Koenraad Tinel, ook deze van de vriend in kwestie: het betreden van het landschap van het irreëel reële, want de wereld is ontoereikend om het onzegbare te zeggen. En het is in het onzegbare dat we ons dompelen willen om er uit te voorschijn te komen als een feniks die er was zonder er te zijn.
Kafka was zo ingesteld, elke kunstenaar is zo ingesteld, zo niet verdrinkt hij, blijft hij gestabiliseerd in de aarde, levenloos, ademloos. Ik heb die plaats altijd willen schuwen, ze voldeed me niet, ze was te weinig zeggend. Ik weet nu, als ik me bezig zie, dat ik er ben aan ten onder gegaan, is het niet volledig, ten dele dan toch.
En, à propos Tinel en de boot van Charon en zijn lading. Er waren in die boot ook reizigers die op weg waren naar hun Arcadia, om er maar vier te noemen, Homeros, Ovidius, Sophocles - Antigone van hem is meer dan een vriendin - Vergilius. Hij had de lading van de boot met wat meer respect kunnen behandelen, om maar te zeggen, dat Tinel's kunst mijn honger niet stilt, me niet voldoet. Hij is iemand die het schone vreest en aan die heb ik een hekel, want, en dit is de hoofdreden, je kunt er noch een beschaving op bouwen, noch een eruit distilleren.
06-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-10-2017 |
Catalonië |
Ik ben geroerd, door wat aan het gebeuren is in Spanje-Catalonië. Niet dat ik hierin wens positie te nemen, ik ken slechts bepaalde plaatsen in Spanje, maar die liggen me nauw aan het hart, ook de taal is me niet helemaal vreemd, noch hun literatuur, maar Catalonië in zijn geheel en in de diepte, zijn volk en de aard van zijn volk is me, Barcelona uitgezonderd, vreemd. Ik las hierover pas deze morgen, toen een kennis die ik vriend mag noemen, Roger Tas, filoloog - gespecialiseerd in de Engelse literatuurwetenschap, groot liefhebber én van de Ierse poëet William Butler Yeats én van Ierland; gewaardeerd en getalenteerd oud-leraar van het hoger humaniora in het St Catherinacollege in Geraardsbergen - me volgende mail stuurde, die ik hier met zijn instemming, letterlijk overneem:
'Wat zich vandaag afspeelt in Catalonië begon op 11 september met de viering van de Diada, de nationale feestdag van Catalonië - hun Quatorze Juillet, onze 11 juli. Op die dag herdenkt men, merkwaardig genoeg, niet een overwinning, maar wel een nederlaag, nl. de val van Barcelona op 11 september 1714, veroorzaakt door Franse en Spaanse troepen. Op die fatale dag kwam een einde aan de autonomie van Catalonië, waarvan het onder de kroon van Aragon had genoten.
Aanvankelijk werd die dag als een rouwdag herdacht, maar door de Catalaanse emancipatiebeweging in de 19e eeuw werd deze dag van rouw gewijzigd in een dag van feest. De Catalanen werden weer trots op hun eigen identiteit en taal. Maar tijdens het Francoregime (1939-1975) werden alle Catalaanse feestdagen en symbolen vervangen. In die periode was het ook verboden Catalaans te spreken.
Vrij snel na de dood van de 'caudillo' werd de feestdag weer in ere hersteld en ook de taal die een actief ondergronds bestaan had geleid werd weer ingevoerd in de scholen, in de administratie en de media. En die is nu levendiger dan ooit, want nagenoeg 9 miljoen mensen spreken de taal, niet alleen in Catalonië maar ook in Valencia, in de Balearen, in Andorra, hier en daar in Zuid-Frankrijk en op enkele plaatsen in Sardinië (nog een overblijfsel van de tijd toen Sardinië door de Aragonezen werd bestuurd, van 1323 tot 1714 op een kleine onderbreking na).
Het Catalaans is zoals het Italiaans, het Frans, het Portugees, het Roemeens en het Castilliaans (het officiële Spaans) rechtstreeks uit het Latijn ontstaan en dus geen afgeleide of dialect van het Castilliaanse Spaans. De taal is ook nauwer verwant met het Frans dan met het Spaans.
Volgens de Madrileense pers kwamen er op de 11e september, in Barcelona slechts een paar honderduizend Catalanen op de been. andere media hanteerden getallen van één tot anderhalf miljoen! Die enorme massa zong uit één borst het nationale volkslied Els Segadors (de maaiers)
Ik wilde wat meer weten over dit lied en tijdens uitgebreid gegoogel ontdekte ik een aantal opmerkelijke dingen over de historische oorsprong ervan en vond gelijkenissen met Ierse en Vlaamse situaties ...'
Tot daar de mail van Roger Tas. Ik heb gemeend dat deze leerrijk genoeg is om ons in te leiden in de Catalaanse materie die pas nu definitief beginnen zal.
Mijn bemerking bij wat gebeurde en wat te gebeuren staat:
Ik hoop en ik hoop, dat het van in het prille begin, geen 'Vlaamse Blokkers' zijn geweest - 30% van de Cataloniërs - die erin geslaagd zijn met (waarschijnlijk) niet realiseerbare beloften, de jeugd en een andere deel van de bevoking voor hun doel te winnen, en nu de gelegenheid krijgen - die het nu klaar hebben gespeeld - de macht naar zich toe te halen. Met alle gevolgen van dien, ook voor de Cataloniër die zich goed voelde in en met Spanje. Ik zeg niet dat het zo is, maar in Vlaanderen had het zo ook kunnen verlopen, en daarna, wat, ja wat, met een De Winter, een Veranneman, of een andere aanhanger? Ik hoop dat ik me vergis en dat het anders gelopen is.
Maar er is iets dat ik beklemtonen wou: na drie eeuwen integratie en ondanks eenzelfde religieuze geaardheid, zijn de Catalanen, in hart en ziel Catalaan gebleven; hoe zal het gesteld zijn met de integratie in het Westen, van de Oosterlingen, getekend door een totaal andere religie, hoe lang zal op hun integratie, als er ooit een komen zou, moeten gewacht worden?
En nu, als nieuw land, hoe moet het verder én met Spanje, én met Catalonië, én met Catalonië- Spanje in Europa, én met het geluk van de mens in de straat, én... met het toerisme, en Messie en Barça?
05-10-2017, 07:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-10-2017 |
Fucine op de weg naar de Bernina Pas |
Ook gebeurt het dat de morgen je niets heeft bijgebracht, dat je uit de slaap bent opgestaan, denkend aan wat je te wachten staat, en voor het eerst sinds lang zijn de woorden niet op de afspraak. Wat kun je dan anders doen dan wachten, wachten op hun verschijnen. Je zit er versteend bij, kijkend hoe de vormen in de tuin stilaan kleur krijgen, het licht dat zich, na lang aarzelen manifesteert, en met het licht, denkt je, de woorden zullen komen. Maar dat doen ze niet. Het is alsof je gevangen zit tussen de muren van een cel, met een opening een vuist groot naar buiten en je, enkel binnen in jou kunt kijken waar het gebeuren moet. Een kwestie van 'whether it's nobler to be a river of words then to be a river of nottingness'; zich te openen of gesloten te blijven voor om het even welke inval, die de muren zal doen verbrokkelen, zoals deze van Jericho.
Gelukkig zij die de Bijbal lazen, die hun dagen ten dele hebben doorgebracht gebogen over oude familie-bijbels, waarin ze keer op keer verdwaalden, om er keer op keer terug uit op te staan, verrijkt in woorden en in beelden, schatten die ons bereikten van uit de tijden en de oorden van verwondering over wat was en wat komen zou.
Met in jou de stilte op de achtergrond - een egaal vlak van het zijn - heb je gekozen woord te zijn en woord te blijven, geen andere weg biedt zich nog aan voor jou, na zovele jaren ben je er mee vergroeid, je moet je het ermee stellen, nobeler of niet, moeilijker of niet, het is je bestemming, die in de sterren én in stand van de planeten bij je geboorte, geschreven stond en gelezen werd door de jonge zigeunerin die je een namiddag, lang geleden ontmoette in Fucine op een plaatst even buiten het dorp, onder de cipressen, je hand liggend in haar hand en ze de lijnen las, in je ogen keek en zegde dat je een schrijver worden ging, un scrittore, zegde ze. En je haar maar al te graag geloofde.
De jaren zijn er overheen gegaan, maar Fucine, op de weg naar de Bernina-pas (en naar Sankt -Moritz ) ben je niet vergeten, ook de woorden niet, noch de luchten, noch het suizen van de wind, noch al wat was van die vreemde avond onder de helderste sterren in de zachtste luchten. Ademend de vreugde er te zijn, los van al wat je gevangen hield, een knaap terug met beide voeten in de wolken. Hoe groot de ogenblikken zich wentelen kunnen over jou op plaatsen waar je ooit was en waar je nimmer keren zult, maar waar je een deel van je daarzijn hebt achtergelaten, ook bij die jonge dame onder de cipressen die luisterden naar wat ze in je oor toen fluisterde: 'Sarà un scrittore, Lei'. En je haar, tenger en teder als ze daar stond, in je armen nemen wou, je hand in haar haren haar kussen wou, even maar, heel even maar haar lippen rakend.
Maar het gebeurde niet. Niets van wat je schrijft gebeurde zoals het ooit is geweest. Het ogenblik van het herschrijven is een holte, het ogenblik van het zijn een wereld aan beloften die gebleven zijn, ergens hangend nog, ergens waar ze niet meer te bereiken zijn. En, zelfs als je ze bereiken kon, heel even maar, het geen ogenblikken meer zijn, amper enkele woorden je toegeschoven van uit Fucine, op morgens zoals deze die je daarna binnenstapt: een dag in de herfst, de grote herfst, erop volgend. Een dag die je meenemen zal en zich mengen zal met de stilte in jou. Een verre herhaling van wat zo wonderlijk was en nu als een schim van pijn weer is opgedoken.
Hoe, met hoogtes volgend op laagtes, het leven zich ontrollen kan.
04-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-10-2017 |
De kunst van het schilderen |
Il fut un temps dat ik tekende met potlood of pen. Niet dat wat ik zag omheen mij, niet wat de aarde, wat de natuur me toonde, maar zoals de natuur, vrije onbestaande vormen die uit mijn hand opdoken, zelfs niet zoals woorden die een betekenis dragen, maar dingen die pas ontstonden als ze op het blad getekend stonden. Wat ik beoogde was, denkend aan het wonder van de bevruchting, aanwezig in de natuur, over te brengen in lijnen en vlakken, gevuld zoals ik dacht dat de dingen opgevuld waren. Een gekheid natuurlijk, zo te denken, maar, nu ik die kleine etsen gisteren terug eens ter hand nam, ik enigszins verbaasd ben geweest over wat ik toen gemaakt had. In feite, zijn ze niet veel, maar ingelijst zoals ik meen dat het hoort, zijn het werkjes waar je zo maar niet aan voorbij gaat, al ben ik het zelf die het zegt.
Waarom ben ik er mee gestopt, waarom ben ik niet verder gegaan op mijn zoektocht om dingen te tekenen die er niet zijn en er nimmer zullen zijn, van heel kleine tot grotere op bladen Steiner formaat. Ik stel me nu de vraag waar ik, indien ik verder had gewerkt zou uitgekomen zijn, als illustere onbekende.
Een paar dagen terug zag ik in de Standaard een foto van een soort van graffiti-schilderij van een aan overdosis 'piepjong gestorven', Jean-Michel Basquiat (1961-1988) dat afgehamerd werd op een veiling voor 110 miljoen dollar. Op het doek een akelige, zwarte kop met wijd open ogen en even wijd open mond tanden, het masker van een - denk ik - onthoofde. Een schilderij zonder titel, gelukkig, van 1982. Wellicht wordt het gezien als een groot en krachtig schilderij van een aartslelijke, ik vermoed, zwarte man, waar alle aandacht gecentreerd wordt op de uitdrukking van ogen en mond met tanden, gereed om te verscheuren eerder dan om te schreeuwen, zoals bij Edvard Munch. Het is, noch min noch meer, the face van een I.S. moordenaar die, in het station van Marseille, twee meisjes van 17 en 20 jaar een dolk in de hals plant, Allah akbar roepend. De koper van het doek, een Japanse miljardair, zal er een samoerai in hebben erkend, alhoewel.
Mettertijd zou ik er misschien toegekomen zijn te gaan werken met kleuren, maar een hoofd lijk dat zou ik nimmer geschilderd hebben, omdat het niet in mijn aard ligt mensenhoofden belangrijk te vinden als onderwerp en, evenmin, om afschuw verwekkende beelden te realiseren. Want, en ik kan de 'piepjonge' graffiti-schilder begrijpen, mijn jeugd en de gang van zaken in mijn leven hebben me niet met dergelijke beelden in contact gebracht. Mijn vraag blijft echter of je er 110 miljoen dollar moet voor betalen, als je voor de helft ervan een kasteel in Schotland kunt kopen. Nu, hoe meer ik naar de foto van het schilderij kijk, hoe afschuwelijker het wordt. Ik zie het al hangen in een van de zalen van het privémuseum van de Japanner en er plots mee geconfronteerd te worden. Het zijn zeker niet de lila's of de zonnebloemen van Van Gogh, noch een schilderij van Renoir. Times have changed, but not as they should have.
Ik blijf er bij, kunst heeft een functie, niet deze van geweld en doodslag, maar van opvoeding naar het verhevene, het spirituele, het hoogstaande van het leven dat op zich een wonder is. Kunst wil dit wonder zijn.
Wat het schilderij betreft je vindt het op Google, in mijn blog verschijnt het niet.
03-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-10-2017 |
Het baken |
Waar begin ik mee opdat ik goed zou kunnen eindigen, of waar wil ik eindigen om goed te kunnen beginnen? De vragen die ik me stel elke morgen als ik de gordijnen openschuif en zie hoe donker het oosten wel is, en er geen sterren staan, geen planeten, dus geen lichtpunt waar ik me aan vasthechten kan om te zijn wie ik moet zijn: een vat vol waarheden die ik kan openstrijken over de komende ogenblikken, de tijd in, de wereld binnen.
Al is mijn wereld niet veel, al neem ik geen deel aan volksraadplegingen, aan bezettingen van een of ander 'Kulturhaus', hier of waar ook, het mag in Berlijn, of aan het schrijven van prologen gecentreerd op die arme Antigone die haar broer niet begraven mocht. Niets daarvan waarmee ik me betrokken voel. Neen, ik blijf op mijn eiland en ik houd me aan kleine dingen die ver afliggen van al wat er aan het gebeuren is, hoogstens waag ik me aan een blik over de muren van mijn beperkte tuin.
Aldus zijn mijn blogs maar druppels van wat 'des werelds' is, en beroer ik maar wat is van mij en van mijn naaste omgeving. Ik voel me te klein, te onbetekenend als ik het nieuws bekijk, als ik het dagblad opensla, de mails die de BBC me elke dag, gul is ze, toestuurt.
Zo, niets ervan dat ik me eigen maak en waarover ik uitweiden kan of wil. De wereld wordt me vreemd, ik sta er buiten, waar ik me goed voel, maar niet altijd, soms word ik diep geraakt, maar ik verzwijg het, ik blijf waar ik ben en wens niet meer verder te kijken. Vooral niet voor het licht opkomt en dit licht is er nog steeds niet, de luchten slechts een tikje meer naar het blauwe toe, zo zie ik het toch.
Dit is hoe ik ben ingesteld en ik denk niet dat ik me anders nog veruitwendigen zal. Als ik denk aan wat ik al geschreven heb, dan ben ik een zachtaardig man, ik vloek niet, ik houd me niet bezig met andere mans zaken; mijn kritiek, als die er ooit zou zijn is gematigd is eerder bemoedigend. Ik ben - en ik beken dat het me stoort - een kleinburgerlijk iemand, die zijn verhalen moet gaan zoeken, niet in wat hij ooit zou beleefd hebben, maar in wat hij denkt van het mooie, het kunstige, het spirituele te zijn, het enige waar hij zich goed in voelt. Verwacnht dus van mij - van mijn manuscript als het ooit, ooit zou verschijnen - geen hemeltergende zaken als deze waarover ik lezen kan als ik de recensies van boeken doorneem die het dagblad me aflevert of die ik ontmoet in de media, die breed over mij wordt uitgestreken.
Ik dacht hieraan de vorige dag. Ik dacht niet hierover te schrijven maar, na gisteren, realiseerde ik me hoe weinig ik me in mijn blogs inlaat met al wat ik te zien en te horen krijg.
Het baken dat ik wil zijn, is meer naar binnen gekeerd dan naar buiten, het licht ervan is gericht op mijn innerlijkheid. Ik vrees dat de kans heel klein is dat ze ooit de grenzen ervan zal overschrijden. Jij die me leest, en die ik hiervoor bedanken wil, weze aldus gewaarschuwd.
02-10-2017, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-10-2017 |
Waaghalzerij |
Je schrikt niet meer als je een andere maand binnen stapt, je legt je er bij neer. Trouwens het licht van gisteren is het licht van vandaag, de luchten zijn even gesloten als gisteren, er is geen laatste ster meer te bespeuren, al kijkt je nog zo goed, het enige verschil zijn je gedachten, zijn de woorden die je zoekt maar die je gisteren ook zocht en alle dagen, en dan ga je heel ver in de tijd, er voor. Je bent en blijft een zoeker van woorden. Vroeger, maar dit ook is lang geleden, zocht je de woorden van een kruiswoordraadsel, vandaag zijn het deze die van je leven zijn.
Dit is wat je schrijven kunt als je geest tot leven komt, nadat je lichaam en je eerste bewegen je pijn van elke dag was. Je wou een verhaal. Je wou je loswrikken van het alledaagse, de ruimte van alle mogelijke gebeurtenissen binnengaan en je er vestigen voor een tijd om te zijn wie je niet bent en te beleven wat je nooit beleefde, maar het ontbreekt je aan pit, aan vreemde sappen, aan waaghalzerij, zodat, wat gisteren een gedicht was niet geschreven werd, nog niet, al kan het nog komen. Het is er nog, heel vaag, iets over Mahler, de grote Mahler uit je jeugd.
En toen je haar zag, het was een dag zoals deze, een dag ik de herfst, ze naar jou toe kwam in al haar simpelheid, haar lach die haar ogen waren, haar mond, haar lichaam naar hem geneigd. Hij haar vatten kon, hij haar houden kon dicht bij hem, en ze hem zegde, aan hem te hebben gedacht, lang gedacht, terwijl, zegde ze, de tekst van Das Lied von der Erde voor hem had overgeschreven, uit de bibliotheek, zegde ze, omdat ze hem verrassen wilde, omdat ze hem in al haar tederheid iets geven wou, dat nog niemand hem gegeven had en ook niemand hem ook ooit geven zou, met boven aan, zegde ze, in een hoek boven aan, een woord van haar voor hem op een notenbalk: Life could be a dream. Ze de bladen haalde uit haar tas, ze hem de bladen in de handen legde, en hij in haar ogen keek, het leven erin dat hem smeekte haar lief te hebben, zoals zij hem lief had. En hij haar kuste toen, haar mond, haar lippen, o zo zacht, zo ontvankelijk, hij wegzinkend in een wolk van tederheid, omdat hij zag hoe diep het was, hoe alles gevend. Soms sterft je, een ogenblik lang, soms ben je niets meer, dan een wazig gevoel van een geluk te zijn meer van haar dan van jezelf. Je de tekst lezen zult, das Lied van Mahler dat je beluisteren zult en de tekst die zij schreef, met haar vingers en haar hand, denkend aan hem terwijl ze schreef, hij denkend aan haar terwijl hij luisteren zou naar Mahler, hij bewaren zou, hij zijn leven lang bewaren zou, als een teken van de ogenblikken die nu zijn, al wat is van dit nu is en nu blijven zal, wat er ook gebeuren moge, met boven in de linker hoek, de kreet van haar hart, 'Life could be a dream'.
Het een moment was dat hij zich altijd herinneren zou, een dag in de vroege herfst, hij was met haar in het park, de bomen waren van goud zoals het licht gouden was en bladeren vielen traag om hen heen, tot aan hun voeten. Hij dacht dat hij ze nog kon horen vallen tot op haar schouders, waar hij haar hield vielen ze. De beuken over hen, het gewelf van een kathedraal.
Van daar uit zijn ze weggewandeld, het grote leven in, met Gustav Mahler.
01-10-2017, 07:54 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-09-2017 |
De TGV die van het leven is. |
De laatste dag van september of de eerste dag van oktober welk verschil ligt er tussen? Geen, het zijn maar punten in de tijd die voorbijschuiven, het openen van een dag en het sluiten ervan op een nieuwe dag, onopgemerkt, ware het niet dat elke dag met naam en toenaam opgetekend wordt. Als ik mijn blogs ontdoe van hun datum dan worden ze gelicht uit de tijd en gaan ze een ander leven leiden. Zijn ze slechts een opeenvolging van gedachten die gezien kunnen worden als in één ruk geschreven. Het is ook op deze wijze dat ik er naar kijk, omdat het het enige waarneembare is dat van die dagen overblijft.
Ik had even goed niets kunnen doen, wat lezen, wat muziek beluisteren, wat rondlopen en er waren geen woorden geschreven geweest, en dan wat? Wat heb ik nu in meer, of wie ben ik nu dat ik anders niet zou geweest zijn? Een zaak is me duidelijk, ik had deze woorden een halve eeuw vroeger moeten schrijven, toen ik nog jong en krachtig was, maar ik heb mijn tijd, zoals T.S.Eliot het ergens zegt :'largely wasted', en de verspilling van jaren ligt bij mij zwaarder op de maag dan bij hem, want als ik naga wat hij achterliet dan valt er niet veel verspilling waar te nemen. En toch, onvoldaanheid is zijn deel.
Wel, er is evenmin tevredenheid,evenmin voldaanheid bij mij, geen zier, geen greintje. Ik voel me wel opgelucht eens mijn vijfhonderd woorden er staan, ik kom hier voor, vroeg, voor dag en dauw uit de veren, opdat ik mijn dag - ook deze van 30 september - met een gerust gemoed - enkel wat mijn blog betreft - zou kunnen doorbrengen, maar afgezien daarvan is er nog heel wat dat me bezig houdt, zelfs hedel wat andere zaken nog.
Wat doe ik er mee? Ik stel al jaren vast dat de tijd, hij stopt hier nooit. Hij raast lijk een TGV door het landschap en voert ons mee, naar, ja naar waar of wat? Naar de eeuwige eeuwigheid. In feite zijn we gelukkige mensen, we zijn op reis naar onze eindbestemming en het merendeel van de tijd ontgaat het ons, zien we niet in wat er aan het gebeuren is met ons. We zien de vele tussenstations aan ons voorbijschuiven en denken er zelfs niet aan eens af te stappen om te zien wat die dorpen/steden ons te bieden hebben. Zo haastig zijn we dat het leven ons ontglipt zonder dat we het bemerkt hebben, zonder dat we het geleefd en beleefd hebben.
Ik ben dan toch zo-even, afgestapt van de trein van 30 september. Ik was midden in de velden, heb de kleinste wegels opgezocht. Ik heb gezien hoe het landschap zich ontplooide, hoe het licht krachtiger werd. Ik heb het lied gefloten uit Mahlers vierde symfonie, 'Das himmlische Leben'. Ik voelde me licht dronken, ik voelde me zonder ouderdom, van alle last bevrijd. Ik voelde me zoals ik me altijd voelen wou. Het was nog vroeg in de dag, er wachtten me nog ettelijke ogenblikken. Ik schreef in gedachten een lang en traag gedicht, de muziek van Mahler erin opgenomen, samen met de wolken die openschoven, samen met het grote licht, dat het licht was van mijn hart. En het gedicht wikkelde zich om mijn lichaam, omsnoerde me, hield me, betoverde me.
Dit was van deze morgen, toen ik uit de trein ben gestapt en weggewandeld ben in de glooiingen van het landschap. Ik was er niet alleen. Ik was er met het gedicht dat ontstond in mij, al bestond het maar voor een korte stonde, al was het er een zoals bij Pessoa, een dat niet opgetekend wordt.
30-09-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-09-2017 |
Bedenkingen over Kunst. |
Een vriend mailde me een foto, genomen ergens in een dorpje in Griekenland, een foto ingezoomd op gevels en daken van een kerk met een drietal kruisen. Hij vroeg me of fotografie kunst was. Ik heb hem geantwoord dat, indien hij had nagedacht over hoe de foto te nemen - als een spel van licht- en schaduwvlakken bv. - het voor mij duidelijk was dat de foto als een vorm van kunst moet gezien worden. Nochtans wist ik dat hij als beeldhouwer, heel wat meer tijd en visie nodig had om een kunstwerk af te maken en dacht ik dat hij er anders over zou kunnen denken. Ik heb echter geaarzeld er verder op in te gaan, omdat ik wist dat het me onvermijdelijk brengen zou tot de vraag: 'Wat is Kunst?'
Ik aarzel nog altijd me hierover uit te spreken, maar als ik denk aan de foto's die een andere vriend, G. D., me elke maand toestuurt, met de woorden van zijn maandgedicht in een hoek erover geprint, dan zeg ik dat zijn foto's kunst zijn, zelfs waardevolle kunst, omdat de foto's perfect zijn en veelzeggend - ik denk aan deze van augustus, deze van september - ze zijn ook van een grote schoonheid. Het zijn duidelijk foto's waar lang over nagedacht werd alvorens ze te maken.
Ik heb het hier niet over het gedicht zelf, soms deert de schikking van de tekst over de foto, soms niet, maar ik heb het over het onderwerp op de foto dat duidelijk gekozen werd en met kennis van zaken gefotografeerd.
Duidelijk staat bij G.D. hoog in het vaandel, de uitspraak van John Keats: 'A thing of beauty is a joy for ever'. Om dit te realiseren heeft hij zijn camera nodig. Het hindert me niet, want wat hij ons toont is in de eerste plaats, het werk van zijn geest, niet van zijn toestel. Al is het maar (!) een afbeelding, een weergave van de sneeuwwitheid van de bloem van de hagewinde, al zijn het maar de lijnen getrokken door wind en water in het zand van een uitgelezen plek op het strand, hij vertelt ons hierin over zijn liefde voor de natuur, zijn ingesteldheid op het schone, het verrassende, het eenvoudige; hij vertelt ons heel wat over de persoon achter de camera.
Kunst is niet gebonden aan de middelen die gebruikt worden, kunst is een kwestie van geest. De man die de wanden beschilderde van de grotten van Lascaux, of van welke grotten ook, was kunstenaar, want aan de basis lag de gedachte: weergeven wat zijn oog had gezien. Hoe hij het deed en met wat hij het deed heeft geen belang, hij produceerde Kunst, en hij ontroerde ons, hij bracht onze geest in beweging, met wat hij tekende, hij deed ons nadenken over van wie de hand was, met oker besmeurd, die afgedrukt stond in de rotswand.
Kunst is dus ook meer, het is ontroering, het is bezieling, het is een invraagstelling en alle middelen zijn goed om dit te bereiken; één zaak is zeker, het gepresteerde moet ons beroeren, moet ons overhoop halen, moet ons iets bijbrengen dat we misschien wel al kenden maar niet op de wijze waarop het werd voorgesteld; of het kan ook, iets dat we nog helemaal niet kenden maar plots opduikt als een zuivere creatie van wat voorheen nog niet was, en nu we ermee worden geconfronteerd, ons bezig houdt, ons vragen doet stellen en ons duidelijk aantoont hoe de maker ervan er heeft over nagedacht en hoe het kan ontstaan zijn rekening houdende met de moeite en de tijd die het hem heeft gekost om het te maken.
Of de Kunst een doel heeft, dit is de vraag die heden ten dage door velen gesteld wordt; Ik zelf heb er maar één antwoord op, Kunst moet verheffen, Kunst moet opvoeden, moet de kracht en de schoonheid van het leven onderlijnen, moet ons verrijken als mens. Dit is mijn visie hierover. Er zijn er die er anders over denken maar die mogen het ook eens komen vertellen.
Wat ik hier neezette is van mij, vertrekkende van Lascaux, wil ik trouw blijven aan Lascaux en het schone, het edele betrachten. The rest is not my business.
29-09-2017, 07:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-09-2017 |
De gordijn van de dag na deze. |
Het kostte me gisteren heel wat, om van uit het dagelijkse over te schakelen naar het eeuwige , want de morgen was gesloten geweest en ik had moeten wachten tot de namiddag om in het grote licht gezeten, te schrijven over het licht dat er zijn zal, nadat hier voor mij de duisternis zal ingetreden zijn.
Want het is zo, je bent - ik in elk geval - een ander mens als je schrijven gaat; je denkt anders en het denken is ook het enige dat je doet, je vergeet de plaats en de tijd, om enkel nog het woord te zijn. Je voelt geen pijn, je kent geen ongemaklen, al ben je heel en al ongemak, maar je geest is er niet op ingesteld. Het is met de jaren dat het zo gegroeid is en je hoopt dat het nog lang zal blijven: je hoop is je leven.
Je herhaalt dit maar, het is je way of life, je doorgang hier van het geboren worden tot je laatste woord dat ooit wel eens geschreven zal worden, in hoofdletters dan, getekend met een laatste ademstoot. Je hebt hiervoor geen voorbereiding nodig, het zal er staan en je zult het niet weten, alsof je nog nood zou hebben het te weten.
Waarom ik, vertrekkende uit wat van het leven is, keer op keer terecht komt in mijn einde, vooral dan de laatste dagen, schijnt me een teken toe, een omen dat ik zo maar niet lichtzinnig op zij kan schuiven, alsof het niet komen zou uit een diepere ondergrond waar ik stilaan mezelf aan het verliezen ben, aan het weg schrijven ben.
Nochtans is alles licht in mij, zijn deze woorden omkranst met licht. Het licht is niets anders dan de herfst, dan het grote zinderende, doordringende licht van deze godzalige herfst, misschien zijn het de laatste dagen ervan vooraleer het op alle plaatsen winter is. Misschien is het het licht dat ik voel en weet en ken en inadem en me er in verberg - al is het het oosten nog een donkere wolk - toch voel ik al, weet ik al hoe het licht zal zijn als ik straks aan de vijver zit, met een boek of zonder boek, met een schrift of zonder schrift. Ik weet het al zo goed, tot in mijn handen zit het, tot in mijn bloed, alsof gisteren vandaag was en vandaag morgen al.
Wat vandaag geschreven werd zal pas morgen te lezen zijn. Wie ik dan zal zijn, hoe ik me, dronken van woorden of gans nuchter, zal laten gaan, heb ik niet het minste vermoeden. Wat ik wel weet is, dat, si Dieu me prête vie, ik er zal staan met mijn ruiker woorden. Echter hoe deze ruiker er zal uitzien is nog niet geweten. Samen kunnen we enkel wachten tot het gordijn van de dag na deze, wordt opengeschoven.
Denken we nu aan T.S.Eliot die ons inspireert bij momenten:
'I said to my soul, be still, and let the dark come upon you / Which shall be the darkness of God. As in a theatre, / The lights are extinguished, for the scene to be changed. (Four Quartets: East Coker III).
28-09-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-09-2017 |
De zekerheid |
De herfst heeft zich, schijnbaar, nog niet vastgehecht in de bomen. Ze staan er nog in hun vertrouwde tinten, maar er is een loomheid gekomen in hun bewegen, in het stijgen van de sappen naar de hoogste toppen. Deze loomheid treedt ook op in mijn handelingen, vooral in de morgen, ik moet me opkrikken om te zijn wie ik nodig ben te zijn om te volbrengen wat ik geacht word te volbrengen.
Of, hoe het ook met mij is gesteld, hoe ik uit de nevels van de morgen ben opgestaan, mijn lichaam niet strammer dan anders, mijn geest even standvastig ingesteld om te bewegen in het amper bekende landschap van het weten en het niet weten van wat het is, het volwaardig zijn hier op deze aarde in de absolute zekerheid hier niet te zullen blijven.
De regel is, geaccentueerd te zijn op het bewegen. En het bewegen is van de Kosmos, is van het zijnde, het onvoorstelbare van wat is tijd en ruimte in elkaar versmolten in een meer dan innige osmose.
In deze ogenblikken van het schrijven in volle herfst, het licht dat gouden is, en als velours is op mijn handen. Op het blanke klankenbord van mijn blad tracht ik me in te beelden hoe het zal zijn als ik er niet meer ben; als ik van uit de hoogte en de verte, deel van tijd en ruimte, evenveel van de tijd als van de ruimte, er tevens de volheid van ervaren zal, meer nog, die volheid zijn zal.
Hoe zal ik er zijn, ik die van de aarde ben, bevrijd van het lichaam van mij, van het lichaam waarmede ik word geïdentificeerd?
Ik weet het niet, heb er niet de minste notie van, maar, en dit is belangrijk, ik zal er nog zijn, ik zal er nog zijn als van het eeuwige en tezelfdertijd van het tijdloze; ik zal in plaats van af te dalen zoals de sappen in bomen en planten, opstijgen naar de hoogste vormen van het zijn, onder de hemelbomen aan de hemelvijvers in de constellatie van Orion, met de blik op Sirius, lente en herfst versmolten, de aarde, moeder van alle smarten en alle zaligheden, wegschuivend onder mij.
De tinteling ervan die nog een tijdje ademen zal in wat ik als woord achterliet.
27-09-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-09-2017 |
De Ontmoeting |
Waar wil ik heen vandaag, waar wil ik me afzetten om er te blijven voor een tijd, in welk oord, in welk boek en in welke stemming, als ik voel dat vele ogen op mij zijn gericht telkens ik me, gehuld in woorden, manifesteer?
Zoveel ben ik nu ook niet opdat ik spreken zou als een leider, een profeet, een Paulus, waar ik gisteren een ogenblik aan dacht, omdat ik gelezen had bij Bodifée - die Max Wildiers was gaan lezen - dat Wildiers de passage van 'Romans' 5, 15 niet zou gekend hebben. Echter, hij kende die maar al te goed, hij schreef heel duidelijk, Paulus hernemend: 'door de zonde van Adam en Eva was de wereldorde verstoord en is het kwaad in de wereld gekomen'. Hij wist het dus evengoed zoals ik het wist, ik ben dus fout geweest als ik het tegengestelde heb beweerd, mea culpa.
Hiermede is de toon gezet, kan ik verder, maar niet over wat Max Wildiers vertelt, men leze hiervoor Gérard Bodifée die de kerngedachten haalde uit Wildiers' werk en deze bundelde onder de titel 'Zo vrij is de mens', verschenen bij Pelckmans in 1996. Een tijd geleden al, maar nog altijd even fris en krachtig, en uiterst waardevol voor allen die op zoek zijn naar iets dat aan hun geest de ruimte bezorgt om over na te denken.
Dit boek ook maakt deel uit van mijn gedachtenwereld. Ik ben er door gevormd is het niet met wat er in vermeld staat, het is omdat ik er bakens heb in gevonden, die ik geplaatst heb naast de bakens van anderen, om uit te komen in wie ik vandaag ben en vooral over wat ik vandaag meen te kunnen/mogen schrijven. Ik tracht dus, dag aan dag, mijn bakens er naast te plaatsen of dan toch, minstens in de schaduw ervan.
Saint-John Perse, zegge de poëet die ik maar ten dele begrijp, maar van wie ik ook eens een bundel gedachten zou willen samen brengen, gaf aan een van zijn bundels de titel 'Amers' mee? Ik heb er lang over gedaan vooraleer ik ga zoeken ben naar de vertaling van 'Amers', om uit te komen bij 'le Robert', en te ontdekken dat het stond voor 'Bakens'. Maar voor Saint-John Perse heeft dit niet de betekenis die ik er aan geven wil, namelijk bakens van de geest, voor hem zijn het bakens opduikend uit de zee die geen binding hebben noch met het leven, noch met de eeuwigheid, zodat ik me er niet bij voel zoals ik me voel bij Wildiers als hij ons confronteert met zijn vraagstelling: 'Misschien staan de middeleeuwse mysticus en de moderne natuuronderzoeker dichter bij elkaar dan we vandaag kunnen vermoeden?'
Of, wat ik altijd heb gemeend te mogen zeggen, dat we ons nu bevinden op de snee van het metafysische, waar de (Westerse) kwantum fysica en de boeddhistische wijsheid op het punt staan in elkaar op te gaan.
Dit was van deze morgen, was van Saint-John Perse als van Max Wildiers, als van Paulus die ik, wellicht voor de eerste maal, elkaar heb laten ontmoeten in de woning die van mijn gedachten is.
26-09-2017, 06:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-09-2017 |
Paulus achterna. |
Variëren doe je wel - je merkte het gisteren al op - en een dag later moet je weer al aan de slag. Gezind of niet, je hebt geen alternatief, alsof je er een zoeken zou, alsof je de boeken zou willen sluiten voor eens en altijd. Zo ben je niet ingesteld, integendeel, je vingers jeuken, je geest spreid zich breed open en laat komen wat op je afkomt, dit is dan het onderwerp van dit geschrift, laten komen wat komt. En het is duidelijk, zoals je deze morgen bent opgestaan, de gordijnen hebt open geschoven, kan het niet anders.
Je dacht wel aan Paulus deze morgen, je vroeg je af hoe hij zijn dag begon. Was het met een gebed? Maar je ziet hem niet als een bidder, een smeker, eerder als een vechter, als een stormram. Al smeekte hij soms God om hulp in zijn brieven. Ik zit zo een beetje in zijn vaarwater, ik ook schrijf brieven. Elke dag ben ik op stap en elke dag schrijf ik, gelukzalige die ik ben, mijn brief aan mijn gemeenschap om contact met hen te bewaren, te verstevigen, te voeden. Meer is het niet, maar, geloof me, het is heel wat. Ik leef ervan, het is inderdaad mijn broodwinning, had er nog niet aan gedacht, maar elke brief is een soort van inkomst om verder te gaan, laat me toe, verder te gaan met opgeheven hoofd.
Ik dacht er ook aan, dat ik nu iemand van mijn soort - als ambtenaar en collega destijds - die ik maar zeer oppervlakkig kende, maar getekend zoals ik met een bitterheid die we niet onderdrukken kunnen, of dan toch moeilijk, dankzij dit schrijven, gevonden heb als een vriend bijna. Terwijl we de bitterheid verbijten, voel ik dat er tussen ons beiden iets gegroeid is dat niet onder woorden te brengen is. Zoals ik ook weet dat er anderen zijn die naar mij zijn toe gegroeid, al is deze groep beperkt, alles samen voel ik me als een beetje Paulus. Ik verkondig wel niet, zoals hij, dat door één mens de zonde in de wereld is gekomen*, ik heb geen nood aan dergelijke uitspraken, wel om er voor te zorgen dat je me niet verlaat, dat je, je deur wagenwijd open laat voor mij, opdat ik elke morgen, op kousevoeten zou kunnen binnen komen bij jou, er even vertoeven, de tijd van een tas koffie of, afhankelijk van het uur of van de omstandigheden, een glas witte of rode wijn, of, waarom niet, een tonic, with a drop of gin.
Geloof je me als ik zeg dat het heerlijk is om op deze wijze een Paulus te zijn, niet een Paulus van het geloof, maar een vriend die zoekt je te treffen in het diepste van je Dasein. Vooral nu, in deze dagen dat de herfst lijk een late bloem openbloeit, om hiermee, omfloerst met het licht, dat lijk een voile is over wat je doet of denkt, of niet doet of niet denkt, de luchten je openheid, je rijkdom. En de tijd, de wondere tijd, die je ervan verdenkt, even, even maar, stil te staan.
Er zijn ooit andere dagen geweest in je leven, maar deze herfst, de zoveelste, heeft iets dromerigs; tekent je op in je dagboek of, in de palm van je hand, deze met het Arabisch cijfer 'achttien' of deze met het even Arabische 'eenentachtig', het maakt niet uit.
Zo hebben we, eens te meer, gesproken.
*
* 'Wherefore, as by one man sin entered into the world, and death by sin; and so death passed upon all men, for that all have sinned.' King James' versie: Romans 5, 12. Wat Max Wildiers hetzij ignoreerde, hetzij niet dorst - van 'dorsten naar' - te vermelden.
25-09-2017, 07:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-09-2017 |
Meer is er voorlopig niet. |
Zoals de dagen verschillen, zo wijzigen zich van dag tot dag mijn onderwerpen - als er tenminste een onderwerp is - ik weet niet hoe ik er in slaag, wat ik wel weet is dat Dame Fortuna, waar Dante het over heeft in zijn Commedia me zeer gunstig is geweest. Moge het zo blijven, moge ze me blijven bezoeken elke morgen tot het einde toe, en zegenen alles wat ik doe of zeg, zelfs het ongerijmde. Ik vroeg dit reeds, ik weet het, is het niet elke dag, het zal elke week geweest zijn; ik zal het blijven vragen en mijn hoop zal groot zijn en levend, hoop die mijn adem is.
En, hoe vreemd het ook moge zijn, het Andante van Shostakovich heeft me nog steeds niet verlaten, er drijft nog een flard ervan in mijn herinneren, lijk een woord, een zin die soms hangen blijft en zich herhaalt, om eens geschreven zich op te lossen. Maar de flard Andante blijft, welke muziek ik ook beluister. En alles is muziek, ze begint bij het openen van de dag, ze is van het bewegen van de bomen, ze is van het schuiven van de wolken, van de merel op het gras, de meesjes in de rozen; ze is van zovele zaken in mij ingeprent die te wachten liggen om vernoemd te worden. Ik ben, om het anders te zeggen, een componist in woorden. Hoe majestatisch ingewikkeld we gemaakt zijn opdat dit allemaal waargenomen kan worden, en daarna vermeld ergens tussen morgenlicht en deemstering. In de nachten slaap ik, gewoonlijk.
Maar niet de nacht die voorbij is, je dacht lang aan heel wat dat je nog doen wou en, aan de tijd die je nog rest om het af te maken. Je was er helemaal niet gerust in. Je somde op wat er op jou te wachten ligt en je dacht aan wat er gebeuren kan als je er niet in slagen zou; hoe alles samen geveegd zou worden, er staat immers geen jota op papier. Je zou nimmer bestaan hebben, geen inprent van een voet hebben nagelaten, alles toegedekt wat je ooit had bekoord en hierdoor opgezweept, over geschreven had.
Maar, zal dit je deren nu?
Je hebt een vaste idee van wat je wacht, wat daarna van de aarde is moet je niet meer deren. Omdat er die opening is binnen in jou, naar andere, veiligere oorden, je alles vergeet wat je vergeten moet om enkel betekenis te zijn, kan je verder. Al ben je op dit ogenblik nog niet zo heel veel, de slaap nog in de ooghoeken, startte je je dag en hoopt je hem te be-eindigen. Meer is er voorlopig niet.
24-09-2017, 07:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-09-2017 |
Hoog september |
Hoog september: het licht en het tijdloze van de woning - the house is more a home then a house - waar je bent, van stilte gemaakt. Woorden waar je naar luistert, je denken kunt aan wat was en wat ooit eens komen zal; waar je vertelt wat je te binnen valt, gerijmd, ingesteld op wat is van het eeuwige, alsof je handen de tijd houden konden, omvatten konden en het 'zijn' zich stolt in wat je zegt, in wat je nog overhoudt om het achteraf te zeggen of te zwijgen en te houden nog, het evenwicht dat je vindt.
Hoog september: de kamer wijd. Ver weg, pianoklanken, vertrouwd, in jou waar ze zich gevestigd hadden.Je wist het, maar je luisteren moest om de naam te vinden, wachten moest en zoeken, diep in jou. Je waart met vrienden op een zolderkamer om een serie foto's tot een verhaal te schikken, een montage, de muziek die je had meegebracht, Shostakovich, het andante uit zijn tweede pianoconcerto, en hier, of je de muziek in de kamer kende, of je nog wist hoe ze je gegrepen had en je had vastgehouden, ze zich had vastgezet onder je huid, een lied van vroeget toen je met haar op de trein waart, elke dag bijna en ze je vertelde, eens, bij het afscheid nemen: 'I got you under my skin' en je pas later begreep wat ze je vertellen wou, later toen je met haar alleen in de lift stond en ze naar jou toe neigde om je te kussen, wat niet kon, maar toch...
Hoog september: Shostakovich, zijn Andante, zijn hooglied. Hoe hij dit ooit kon geschreven hebben, de hemel rakend, de sterrenstelsels in volle tederheid; hij de vervolgde, de mis begrepene, de angstige, denkend in de nacht de klop te horen op de deur, maar desondanks, in zijn hoofd tot in zijn leden, de klanken van zijn Andante die er waren, zo maar kwamen ze tot hij ze plaatsen kon op de notenbalk. Je hoorde van hem het schrijven, zijn pen krassend op het papier, het thema dat zich oploste, geen Beethoven, geen Mozart, geen Bach, maar muziek van hem, hoe hij zich ontbolsterde.
Hoog september: de plaats, de ruimte, waar ze zaten, waar ze elkaar raakten met woorden, het licht - wat hij zo graag noemen wilt - als poeder uitgestrooid over het grasperk, de kat die niet binnen kwam, de bomen er roerloos stonden in de wereld die ver af was. En Shostakovich, de muziek van een geniaal ogenblik, waarmede hij je raakte tot diep in je hart, tot diep in het gesprek dat je had met een vriend die je dierbaar was. Alsof je sprak met hem en haar, zijn echtgenote, en je via Shostakovich hen raken, hen betoveren kon.
Hoog september: de tijd die afwezig is in de plaats die niet is, de woorden die gesproken worden en opgelost verdwijnen. Losgehaakt uit de ogenblikken die niet zijn, niet waren. Shostakowich in de andere kamer, het wondere vloeien van klanken, lichtvoetig en o zo zacht, zo uitgesproken teder om ze op te vangen, ze niet meer te laten gaan, zo eenvoudig het was te weten dat ze van Shostakowich waren. Hij, mee luisterde waar wij waren, bij ons gezeten die namiddag, een namiddag uit de duizend, je die niet vergeten zult nu je die hebt opgetekend, een dag in hoog september, de herfst, die je gegrepen had, die van lang geleden was. Jij, andante, rustig gaande nu. Je weet het al een tijd.
Daarna zal de winter komen.
23-09-2017, 06:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-09-2017 |
Wat hij dacht. |
Venus een lichtpunt in de morgen, ook een inspiratie die mijn plannen in de war brengt. Zo dacht ik deze morgen te schrijven alsof het al avond was, alsof de eerste sterren er al waren en ik de nacht inging, de schaduwzone van de dag. Want het is wel degelijk zo, avondgedachten zijn zelden deze van de morgen. Hemingway wist maar al te goed dat, wat mogelijk was in de avond, het niet meer zo duidelijk mogelijk was in de morgen.
Is het belangrijk hier rekening mee te houden? Wellicht ja. maar je kunt ook schrijven in de morgen alsof het avond is, je hebt er de vrijheid toe en niemand hoeft te weten wanneer, wat er staat, opgetekend werd. Zo, over de fluisterstem van de zee als de nacht er over hangt, het ijzige schuiven van de golven over het strand, de glinsterlijn, het streepje licht in kronkels verdwaasd, de zucht van het water als ik er ben, zelfs als ik er in gedachten ben. Lang en aanhoudend weten hoe het is als ik er niet ben. Ik heb dan de donkere lijn aan de horizon voor mij, de waterlijn waar het tere van de luchten begint, waar het mysterieuze van de nacht begint: het ganse zwerk van wolken, sterren en planeten, gekende en ongekende - ik schrijf dit op 1 Tishri, de eerste dag van het jaar 5778 van de Joodse kalender - wachtend, op de stand van de zon loodrecht op de aardse evenaar, het equinoxpunt van de herfst, het punt van de aarde in de oneindigheid van luchten en van galaxieën, onzichtbaar en dus onbestaande voor wat van de oneindigeid is.
Of, hoe we denken te bestaan in het onbegrensd massale waarin we leven, hoe we durven denken er te zijn en er te wonen, terwijl het maar al te duidelijk is dat de ganse Kosmos ons versmacht, lijk een hoge golf op ons afgekomen en ons meegezogen, zonder mededogen, om er nooit meer uit op te staan.
Zo denken we ons te kunnen verplaatsen, maar of ik er ben of niet ben, of ik er blijf of wegga, geen ster die het bemerken zal. Wie dan wel? Ik ben in de nacht, de enige die hier staat, wat lichaam nog, verloren, ontdaan van al wat ik had of hield of dacht te houden. Naamloos, krachteloos, niets zoals ik er sta als de laatste man op het strand. De zee een toevlucht, de enige die ik nog heb. Of ik verdwijn nu, of ik opgeslorpt word, ik zelf zal het niet eens merken. Wie ben ik dan, of denk ik te zijn, hier waar ik sta, eenzamer en minimaler dan ik ooit dacht te zijn.
Te denken in deze richting, gevaarlijk te denken dat ik binnen kan gaan in de golven om een totaal andere te worden, te zijn. Terecht te komen in een andere wereld, een andere Kosmos, ein anderes Dasein. Ik heb nu eenmaal niet de neiging, te zeggen dat ik meer ben dan dat punt op het strand, vastgezet, vastgenageld. Dat ik er sta om er niet meer weg te gaan, geen dageraad meer, geen nieuwe morgen meer, laat me waar ik ben, wel klaar, indien nodig om hier weg te gaan en toch, en toch hier te blijven staan, een zoutpilaar. Hoe goed ik me voelen zou, mijn ik, mijn nacht, mijn oneindigheid voor altijd, ik het equinox punt dat er nooit geweest is.
Gelukkig is er de morgen, is er het licht van de grote dagen in september, heb ik het licht lief in september, ben ik een zoutpilaar die denken kan, die weet dat hij sterk staat, de hemel een openheid over hem. Wat, indien hij niet denken kon, hij niet een deel van die Kosmos was?
22-09-2017, 06:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |