Het zichtbare van het kleine gebeuren dat van mijn geschriften van de laatste dagen was, is de maatstaf van wat of wie ik ben die hier rondloopt op deze aarde. Beide geplaatst tegenover de oneindigheid van het Oneindige is het verschil tussen ons beide niet zo groot, we zijn er ons ten volle van bewust.
Maar, en hier ligt de kroon van ons mens-zijn: we weten dat er het Eeuwige en het Oneindige is. Zo ook, terwijl de bloesem enkel deelneemt aan het weten dat van de Kosmos is, delen we als mens, in een identieke weten maar, en hierin verschillen we, we weten dat we weten. En dit is onze grootheid, dit maakt dat we een grote stap verder staan, we zien ons zelf bezig, wat ik niet durf denken van de bloesem. Al weet ik het niet met absolute zekerheid, maar ik denk dat alleen wat van de Kosmos is, van de bloesem is, en alleen wat van de Kosmos is, interveniëren kan in het leven ervan.
Wat ons betreft, wij denken dat we, los van het kosmische, zelfstandigheid bezitten, dat we totaal vrij zijn te doen wat we wensen te doen, maar is dit wel zo zeker? Is het ook niet zo dat het de Kosmos is - zijnde het gebeuren in de Kosmos, zijnde de omstandigheden waarin we geboren zijn tot en met de omstandigheden waarin we ons nu bevinden - die ons leven, ons 'zijn' hier op aarde, bepaalt? En als het zo zou zijn, in welke mate zijn we dan verschillend van de bloesems die op een morgen in de herfst zijn opengebloeid?
Boude taal van de filosoof, die zich ziet, zoals hij zich zien moet: als deeltje van het kosmisch gebeuren - een uitloper ervan is de vorming van een nieuw sterrenstelsel in de nevel van Orion, een inloper (!) ervan, de botsing van twee elektronen en wij, er ergens tussenin - is onze, wat we denken vrije wil, in dit opzicht, onbestaande.
Eigenlijk weten we dat we niets weten, dat we enkel gissen kunnen en ons inbeelden dat we meer dan wat bloesem zijn. Ik geloof het niet, feitelijk zijn we niet méér maar, we 'kunnen' méér zijn, en ik denk dat van ons verwacht wordt dat we méér zijn, omdat we in een bevoorrechte positie zijn: we kunnen zelfstandig denken, we weten van de Oneindigheid en van de Eeuwigheid.
We kunnen, zoals ik hier nu bezig ben, theorieën opbouwen, stellingen in nemen, die hetzij totaal nutteloos, hetzij wereldtergend, hetzij totaal vernieuwend zijn. We kunnen een Nietzsche zijn, een Teilhard de Chardin, een Proust; we kunnen een Bach zijn of een Beethoven, we kunnen een Da Vinci zijn, een Bruegel, een kathedraalbouwer of een Le Corbusier. We hebben die mogelijkheid, en gezien die mogelijkheid, ingecalculeerd zit in onze genen van het mens-zijn, is het onze plicht deze te gebruiken, de stuwing erin te grijpen, en ons te 'smijten'.
Enkel in de mate dat we ons 'smijten' - het woord is van Kristien Hemmerechts - zijn we verschillend van de bloesems, of het nu deze van de lente zijn of uitzonderlijk deze van de herfst. Hoe we het doen heeft geen belang, als we het maar doen, zoals het ons werd ingegeven het te doen, creatief zoals de natuur het ons zo duidelijk aantoont.
Zien, begrijpen wat we zien, en handelen. Dit is waar ik vandaag, na een lange rit, ben aangekomen. Vraag me niet hoe het gebeurde. Het gebeurde met mij zoals het gebeurde met de bloesems aan de vijver. De vijver die, tussen haakjes, smeekt om nieuw water.
|