Vroeg van morgen luisterde ik naar Klara, en is niet alleen het licht een inspiratie maar zijn er ook de groten der aarde die me met hun muziek binnen brengen in een sfeer die van de concertzalen is. Al zijn het maar wat klanken die komen en voorbijgaan, toch, zoals de klaarte van gisteren, zijn ze blijven hangen terwijl ik me klaar maak om naar beneden te gaan. Zo is nu nog, in wat wordt neergezet, Chopin aanwezig - wiens piano, las ik eens, door Russische soldaten door het venster op de straat werd gegooid - zo ook is er Mozart, zo ook is er een stuk alleraardigste piano van Joseph Haydn.
Wat een rijkdom die we bezitten, zonder omwegen wakker worden en te luisteren naar wat eeuwen voor ons werd opgetekend, zo maar, zonder een deur te openen, zonder een stap te zetten, wordt ons een wereld van klanken binnengebracht waarover we in woorden vertellen kunnen in een andere vorm in een andere rijkdom die van het mens-zijn is. Beseffen we het voldoende?
De morgen die mijn zaligheid is, mijn vrijheid de pijnen te vergeten die van mijn lichaam zijn en te metamorfoseren, moi, pauvre bougre que je me sens, in een schrijver van losse stukken tekst, uit mijn gedachten losgewrikt, wat niet zo evident is, niet zo alledaags. En, al heeft het er alle schijn van, het kost me inzet.
Zoals het inzet kostte aan een vriend die me gisteren een gedicht mailde, of aan een andere die een nieuw doek heeft opgezet of nog een andere die aan het houwen is om een beeld te halen uit een blok es. Een gans volk dat kunst wil bedrijven, de een wat meer dan de andere. Het is echter niet over het resultaat dat ik het hebben wil, wel over de actie, wel over het creatief zijn dat hen typeert; het bezig zijn met, op de keper beschouwd, dingen die door hun schijnbare nutteloosheid wat het praktische aspect ervan betreft, opvallen bij velen, terwijl ze door anderen als tekenen van ons mens-zijn worden gezien.
We doen er aan mee, we beschouwen ons als scheppers van het ongewisse en het overtollige in de wereld, maar anderzijds situeren we ons op de weg die leidt naar het landschap van de geest, waar het goed is te vertoeven; er te zijn en er te spreken met anderen die hetzelfde landschap hebben opgezocht, een Arcadia: een vlakte, zoals beschreven door Dante in het voorgeborchte van de Hel - afgeschaft door de Kerk van vandaag - een water dat je overschrijden kunt sans mouiller les pieds, een muuromheining met een poort waar je binnenwandelt en een kasteel omgeven door een vlakte van lichtend groen.
Waar, onder elkaar gesproken wordt, in alle rust en vrede, over wat is van de geest in ons, van waar we komen en waar we heengaan zullen. Gesprekken die van alle tijden zijn en van alle tijden blijven zullen, omdat ze eindeloos zijn en een klaarheid kennen die enkel van de droom kan zijn.
We zullen er lange blijven tot onze tijd gekomen is.
|