De laatste dag van september of de eerste dag van oktober welk verschil ligt er tussen? Geen, het zijn maar punten in de tijd die voorbijschuiven, het openen van een dag en het sluiten ervan op een nieuwe dag, onopgemerkt, ware het niet dat elke dag met naam en toenaam opgetekend wordt. Als ik mijn blogs ontdoe van hun datum dan worden ze gelicht uit de tijd en gaan ze een ander leven leiden. Zijn ze slechts een opeenvolging van gedachten die gezien kunnen worden als in één ruk geschreven. Het is ook op deze wijze dat ik er naar kijk, omdat het het enige waarneembare is dat van die dagen overblijft.
Ik had even goed niets kunnen doen, wat lezen, wat muziek beluisteren, wat rondlopen en er waren geen woorden geschreven geweest, en dan wat? Wat heb ik nu in meer, of wie ben ik nu dat ik anders niet zou geweest zijn? Een zaak is me duidelijk, ik had deze woorden een halve eeuw vroeger moeten schrijven, toen ik nog jong en krachtig was, maar ik heb mijn tijd, zoals T.S.Eliot het ergens zegt :'largely wasted', en de verspilling van jaren ligt bij mij zwaarder op de maag dan bij hem, want als ik naga wat hij achterliet dan valt er niet veel verspilling waar te nemen. En toch, onvoldaanheid is zijn deel.
Wel, er is evenmin tevredenheid,evenmin voldaanheid bij mij, geen zier, geen greintje. Ik voel me wel opgelucht eens mijn vijfhonderd woorden er staan, ik kom hier voor, vroeg, voor dag en dauw uit de veren, opdat ik mijn dag - ook deze van 30 september - met een gerust gemoed - enkel wat mijn blog betreft - zou kunnen doorbrengen, maar afgezien daarvan is er nog heel wat dat me bezig houdt, zelfs hedel wat andere zaken nog.
Wat doe ik er mee? Ik stel al jaren vast dat de tijd, hij stopt hier nooit. Hij raast lijk een TGV door het landschap en voert ons mee, naar, ja naar waar of wat? Naar de eeuwige eeuwigheid. In feite zijn we gelukkige mensen, we zijn op reis naar onze eindbestemming en het merendeel van de tijd ontgaat het ons, zien we niet in wat er aan het gebeuren is met ons. We zien de vele tussenstations aan ons voorbijschuiven en denken er zelfs niet aan eens af te stappen om te zien wat die dorpen/steden ons te bieden hebben. Zo haastig zijn we dat het leven ons ontglipt zonder dat we het bemerkt hebben, zonder dat we het geleefd en beleefd hebben.
Ik ben dan toch zo-even, afgestapt van de trein van 30 september. Ik was midden in de velden, heb de kleinste wegels opgezocht. Ik heb gezien hoe het landschap zich ontplooide, hoe het licht krachtiger werd. Ik heb het lied gefloten uit Mahlers vierde symfonie, 'Das himmlische Leben'. Ik voelde me licht dronken, ik voelde me zonder ouderdom, van alle last bevrijd. Ik voelde me zoals ik me altijd voelen wou. Het was nog vroeg in de dag, er wachtten me nog ettelijke ogenblikken. Ik schreef in gedachten een lang en traag gedicht, de muziek van Mahler erin opgenomen, samen met de wolken die openschoven, samen met het grote licht, dat het licht was van mijn hart. En het gedicht wikkelde zich om mijn lichaam, omsnoerde me, hield me, betoverde me.
Dit was van deze morgen, toen ik uit de trein ben gestapt en weggewandeld ben in de glooiingen van het landschap. Ik was er niet alleen. Ik was er met het gedicht dat ontstond in mij, al bestond het maar voor een korte stonde, al was het er een zoals bij Pessoa, een dat niet opgetekend wordt.
|