Il fut un temps dat ik tekende met potlood of pen. Niet dat wat ik zag omheen mij, niet wat de aarde, wat de natuur me toonde, maar zoals de natuur, vrije onbestaande vormen die uit mijn hand opdoken, zelfs niet zoals woorden die een betekenis dragen, maar dingen die pas ontstonden als ze op het blad getekend stonden. Wat ik beoogde was, denkend aan het wonder van de bevruchting, aanwezig in de natuur, over te brengen in lijnen en vlakken, gevuld zoals ik dacht dat de dingen opgevuld waren. Een gekheid natuurlijk, zo te denken, maar, nu ik die kleine etsen gisteren terug eens ter hand nam, ik enigszins verbaasd ben geweest over wat ik toen gemaakt had. In feite, zijn ze niet veel, maar ingelijst zoals ik meen dat het hoort, zijn het werkjes waar je zo maar niet aan voorbij gaat, al ben ik het zelf die het zegt.
Waarom ben ik er mee gestopt, waarom ben ik niet verder gegaan op mijn zoektocht om dingen te tekenen die er niet zijn en er nimmer zullen zijn, van heel kleine tot grotere op bladen Steiner formaat. Ik stel me nu de vraag waar ik, indien ik verder had gewerkt zou uitgekomen zijn, als illustere onbekende.
Een paar dagen terug zag ik in de Standaard een foto van een soort van graffiti-schilderij van een aan overdosis 'piepjong gestorven', Jean-Michel Basquiat (1961-1988) dat afgehamerd werd op een veiling voor 110 miljoen dollar. Op het doek een akelige, zwarte kop met wijd open ogen en even wijd open mond tanden, het masker van een - denk ik - onthoofde. Een schilderij zonder titel, gelukkig, van 1982. Wellicht wordt het gezien als een groot en krachtig schilderij van een aartslelijke, ik vermoed, zwarte man, waar alle aandacht gecentreerd wordt op de uitdrukking van ogen en mond met tanden, gereed om te verscheuren eerder dan om te schreeuwen, zoals bij Edvard Munch. Het is, noch min noch meer, the face van een I.S. moordenaar die, in het station van Marseille, twee meisjes van 17 en 20 jaar een dolk in de hals plant, Allah akbar roepend. De koper van het doek, een Japanse miljardair, zal er een samoerai in hebben erkend, alhoewel.
Mettertijd zou ik er misschien toegekomen zijn te gaan werken met kleuren, maar een hoofd lijk dat zou ik nimmer geschilderd hebben, omdat het niet in mijn aard ligt mensenhoofden belangrijk te vinden als onderwerp en, evenmin, om afschuw verwekkende beelden te realiseren. Want, en ik kan de 'piepjonge' graffiti-schilder begrijpen, mijn jeugd en de gang van zaken in mijn leven hebben me niet met dergelijke beelden in contact gebracht. Mijn vraag blijft echter of je er 110 miljoen dollar moet voor betalen, als je voor de helft ervan een kasteel in Schotland kunt kopen. Nu, hoe meer ik naar de foto van het schilderij kijk, hoe afschuwelijker het wordt. Ik zie het al hangen in een van de zalen van het privémuseum van de Japanner en er plots mee geconfronteerd te worden. Het zijn zeker niet de lila's of de zonnebloemen van Van Gogh, noch een schilderij van Renoir. Times have changed, but not as they should have.
Ik blijf er bij, kunst heeft een functie, niet deze van geweld en doodslag, maar van opvoeding naar het verhevene, het spirituele, het hoogstaande van het leven dat op zich een wonder is. Kunst wil dit wonder zijn.
Wat het schilderij betreft je vindt het op Google, in mijn blog verschijnt het niet.
|