Variëren doe je wel - je merkte het gisteren al op - en een dag later moet je weer al aan de slag. Gezind of niet, je hebt geen alternatief, alsof je er een zoeken zou, alsof je de boeken zou willen sluiten voor eens en altijd. Zo ben je niet ingesteld, integendeel, je vingers jeuken, je geest spreid zich breed open en laat komen wat op je afkomt, dit is dan het onderwerp van dit geschrift, laten komen wat komt. En het is duidelijk, zoals je deze morgen bent opgestaan, de gordijnen hebt open geschoven, kan het niet anders.
Je dacht wel aan Paulus deze morgen, je vroeg je af hoe hij zijn dag begon. Was het met een gebed? Maar je ziet hem niet als een bidder, een smeker, eerder als een vechter, als een stormram. Al smeekte hij soms God om hulp in zijn brieven. Ik zit zo een beetje in zijn vaarwater, ik ook schrijf brieven. Elke dag ben ik op stap en elke dag schrijf ik, gelukzalige die ik ben, mijn brief aan mijn gemeenschap om contact met hen te bewaren, te verstevigen, te voeden. Meer is het niet, maar, geloof me, het is heel wat. Ik leef ervan, het is inderdaad mijn broodwinning, had er nog niet aan gedacht, maar elke brief is een soort van inkomst om verder te gaan, laat me toe, verder te gaan met opgeheven hoofd.
Ik dacht er ook aan, dat ik nu iemand van mijn soort - als ambtenaar en collega destijds - die ik maar zeer oppervlakkig kende, maar getekend zoals ik met een bitterheid die we niet onderdrukken kunnen, of dan toch moeilijk, dankzij dit schrijven, gevonden heb als een vriend bijna. Terwijl we de bitterheid verbijten, voel ik dat er tussen ons beiden iets gegroeid is dat niet onder woorden te brengen is. Zoals ik ook weet dat er anderen zijn die naar mij zijn toe gegroeid, al is deze groep beperkt, alles samen voel ik me als een beetje Paulus. Ik verkondig wel niet, zoals hij, dat door één mens de zonde in de wereld is gekomen*, ik heb geen nood aan dergelijke uitspraken, wel om er voor te zorgen dat je me niet verlaat, dat je, je deur wagenwijd open laat voor mij, opdat ik elke morgen, op kousevoeten zou kunnen binnen komen bij jou, er even vertoeven, de tijd van een tas koffie of, afhankelijk van het uur of van de omstandigheden, een glas witte of rode wijn, of, waarom niet, een tonic, with a drop of gin.
Geloof je me als ik zeg dat het heerlijk is om op deze wijze een Paulus te zijn, niet een Paulus van het geloof, maar een vriend die zoekt je te treffen in het diepste van je Dasein. Vooral nu, in deze dagen dat de herfst lijk een late bloem openbloeit, om hiermee, omfloerst met het licht, dat lijk een voile is over wat je doet of denkt, of niet doet of niet denkt, de luchten je openheid, je rijkdom. En de tijd, de wondere tijd, die je ervan verdenkt, even, even maar, stil te staan.
Er zijn ooit andere dagen geweest in je leven, maar deze herfst, de zoveelste, heeft iets dromerigs; tekent je op in je dagboek of, in de palm van je hand, deze met het Arabisch cijfer 'achttien' of deze met het even Arabische 'eenentachtig', het maakt niet uit.
Zo hebben we, eens te meer, gesproken.
*
* 'Wherefore, as by one man sin entered into the world, and death by sin; and so death passed upon all men, for that all have sinned.' King James' versie: Romans 5, 12. Wat Max Wildiers hetzij ignoreerde, hetzij niet dorst - van 'dorsten naar' - te vermelden.
|