Je schrikt niet meer als je een andere maand binnen stapt, je legt je er bij neer. Trouwens het licht van gisteren is het licht van vandaag, de luchten zijn even gesloten als gisteren, er is geen laatste ster meer te bespeuren, al kijkt je nog zo goed, het enige verschil zijn je gedachten, zijn de woorden die je zoekt maar die je gisteren ook zocht en alle dagen, en dan ga je heel ver in de tijd, er voor. Je bent en blijft een zoeker van woorden. Vroeger, maar dit ook is lang geleden, zocht je de woorden van een kruiswoordraadsel, vandaag zijn het deze die van je leven zijn.
Dit is wat je schrijven kunt als je geest tot leven komt, nadat je lichaam en je eerste bewegen je pijn van elke dag was. Je wou een verhaal. Je wou je loswrikken van het alledaagse, de ruimte van alle mogelijke gebeurtenissen binnengaan en je er vestigen voor een tijd om te zijn wie je niet bent en te beleven wat je nooit beleefde, maar het ontbreekt je aan pit, aan vreemde sappen, aan waaghalzerij, zodat, wat gisteren een gedicht was niet geschreven werd, nog niet, al kan het nog komen. Het is er nog, heel vaag, iets over Mahler, de grote Mahler uit je jeugd.
En toen je haar zag, het was een dag zoals deze, een dag ik de herfst, ze naar jou toe kwam in al haar simpelheid, haar lach die haar ogen waren, haar mond, haar lichaam naar hem geneigd. Hij haar vatten kon, hij haar houden kon dicht bij hem, en ze hem zegde, aan hem te hebben gedacht, lang gedacht, terwijl, zegde ze, de tekst van Das Lied von der Erde voor hem had overgeschreven, uit de bibliotheek, zegde ze, omdat ze hem verrassen wilde, omdat ze hem in al haar tederheid iets geven wou, dat nog niemand hem gegeven had en ook niemand hem ook ooit geven zou, met boven aan, zegde ze, in een hoek boven aan, een woord van haar voor hem op een notenbalk: Life could be a dream. Ze de bladen haalde uit haar tas, ze hem de bladen in de handen legde, en hij in haar ogen keek, het leven erin dat hem smeekte haar lief te hebben, zoals zij hem lief had. En hij haar kuste toen, haar mond, haar lippen, o zo zacht, zo ontvankelijk, hij wegzinkend in een wolk van tederheid, omdat hij zag hoe diep het was, hoe alles gevend. Soms sterft je, een ogenblik lang, soms ben je niets meer, dan een wazig gevoel van een geluk te zijn meer van haar dan van jezelf. Je de tekst lezen zult, das Lied van Mahler dat je beluisteren zult en de tekst die zij schreef, met haar vingers en haar hand, denkend aan hem terwijl ze schreef, hij denkend aan haar terwijl hij luisteren zou naar Mahler, hij bewaren zou, hij zijn leven lang bewaren zou, als een teken van de ogenblikken die nu zijn, al wat is van dit nu is en nu blijven zal, wat er ook gebeuren moge, met boven in de linker hoek, de kreet van haar hart, 'Life could be a dream'.
Het een moment was dat hij zich altijd herinneren zou, een dag in de vroege herfst, hij was met haar in het park, de bomen waren van goud zoals het licht gouden was en bladeren vielen traag om hen heen, tot aan hun voeten. Hij dacht dat hij ze nog kon horen vallen tot op haar schouders, waar hij haar hield vielen ze. De beuken over hen, het gewelf van een kathedraal.
Van daar uit zijn ze weggewandeld, het grote leven in, met Gustav Mahler.
|