 |
|
 |
|
|
 |
22-07-2016 |
Morgen in juli |
Er zijn morgens die je moeilijk door komt, die je liever ver van je zou willen afstoten omdat ze je adem toesnoeren, je doffer maken, je doen neerliggen en alles afsluiten wat kan afgesloten, er te zijn zonder er te zijn.
Er zijn van die morgens die het tegengestelde zijn van de momenten die er waren de vorige dag, momenten die opgeslagen werden en waarop je vandaag niet meer kunt of wilt terugkomen. Zoals je niet meer terug kunt komen op handelingen vroeger gesteld die je beter niet had gesteld en nu te zwaar doorwegen. Zo is nu eenmaal het leven. En het zijn op bepaalde, eerder moeilijke dagen dat die reflexies je de diepte in duwen, waar je dan moet uit opstaan.
Wat helpt je dan?
Een goede vriend mailde je een hele resem blogs van diverse schrijvers over Spinoza. Je kunt er je dag mee vullen en afwegen, wat anderen weten, of menen te weten, over Spinoza, met wat jij er van over gehouden hebt. Je las weinig van hem, zeker niet zijn Ethica. Om eerlijk te zijn weet je enkel van Spinoza wat Professor Herman De Dijn erover is komen vertellen; weet je wat je denkt de essentie te zijn voor jou. Maar je weet ook dat een Spinoza vandaag, zoals hij al eens deed in de XVIIde eeuw, een nog grotere spirituele beweging zou kunnen op gang brengen, een beweging waarin - wat de wetenschap nog niet bereikte: het samenbrengen in één formule van de wetten van de ‘grote’ en ‘kleine’ zwaartekracht - wat we nu al weten over de New Physics zou opgenomen zijn.
Een volledig nieuwe filosofie of levensopvatting die vertrekken zou van uit de diepte van de materie om uit te komen in het lichtend veld van de eeuwigheid, religie en wetenschap versmolten. Of de kennis van de wetenschap leidraad voor een religieuze opvatting over wat is van de wereld, van de mens en van de New Physics en deze laatste zien als vertegenwoordigster van de godsgedachte; want als er sprake kan zijn van een God dan moet Hij gezocht worden waar Hij gevonden kan worden en dit is in het wondere dat de nieuwe fysica aan de oppervlakte brengt.
Dit zijn eens te meer morgengedachten, ditmaal opgestaan, niet uit gevoelens van een ‘gelukkig-zijn’ , maar uit gevoelens waarin de dood, bij het opstaan, als een schaduw aanwezig was
Dit alles speelt zich af in een tijdsspanne van hoogstens een halfuur, denkend en schrijvend, de gedachten nemend die zich zo maar opvolgen, alsof het de woorden zelf zijn die je vingers laten lopen over het klavier en wat je geschreven achterlaat, helemaal niet van jou afkomstig is, maar van het energieveld rondom jou, waar je het zo dikwijls over hebt. Is het zo, is het zo niet, het is dan toch het gevoel dat je er aan over houdt.
Lees dan deze woorden opgestaan uit de mist die deze morgen over mijn gedachten hing. Meer is het niet. Het had ook niet anders kunnen gezegd worden.
22-07-2016, 07:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-07-2016 |
Zo maar een boodschap |
Het gesprek van gisteren aan de vijver, was het reëel, was het fictie? Hoe dan ook, eens het geschreven staat wordt het een realiteit. Dit is de kracht die ik me kan toemeten op dagen zoals deze, als ik het geluk ken dit te kunnen schrijven.
In feite, met de dag in het vooruitzicht, is deze zin al voldoende om een goede blog te zijn; hoeft er misschien heel weinig te worden aan toegevoegd opdat, als deze woorden zullen verschijnen, een rustdag zou zijn voor mijn lezers, een rustdag waar ik - mijn geest - geen behoefte schijnt te hebben, integendeel, de dag zou er uit springen indien er maar een halve blog verschijnen zou.
Schrijf ik dan maar - de blog mijn leven zijnde – dat ik vandaag even intens heb geleefd als gisteren; hoewel ik dat gisteren, spiritueel herleiden kan tot een morgen van een paar uren en een namiddag van nog eens een paar en de avond nog een paar. Het resultaat ervan heb je gisteren kunnen lezen, al was er ook het zoeken, en in Weinberg en in Onfray. Maar meer was er niet, meer hoefde er niet, het overige werd opgevuld met zon en schaduw, met het verblijf aan de vijver, het schrijven en het denken, losse zinnen die hun beslag kregen en andere die er nog op wachten.
Er is heel dikwijls een ‘voor later’ als ik bezig ben. Mijn geest stopt niet, hij blijft schrijven, hij blijft zinnen zoeken, zelfs bij het ontbijt, zelfs als ik televisie kijk, zelfs als ik een gesprek voer met mijn echtgenote. Ik kan hem maar niet het zwijgen opleggen. Ik denk dat dit ook zo is bij de vrienden kunstenaars die ik ken, de ene schildert, de andere beeldhouwt, de andere schrijft gedichten. Ik wed dat ook zij dit gevoel kennen, dat ze geen ogenblik zijn zonder te werken, ofwel verder aan een werk waaraan ze bezig zijn, of een ander dat in potentie aan het groeien is en dat enkel nog moet gemaakt of geschreven worden. De drang van het creatieve is eindeloos, loopt door tot op ons doodsbed: Pessoa die zijn bril vroeg voor dat hij stierf, en wat was er van Saramago? Deze wou niet opstijgen na zijn dood, hij was van de aarde en van de aarde zou hij blijven.
Ik las ooit, denk ik, van een boek dat handelde over de laatste ogenblikken van schrijvers of kunstenaars. Het is maar dat de laatste woorden die men schrijft of spreekt, mijlpalen zijn, geladen met een oneindigheid van ‘zijn’. Ik schreef een paar dagen geleden dat ik deze bekrachtigen wou met het Alegretto uit de zevende van Beethoven, ik zou er ook nog een Bach en een Mahler willen aan toevoegen. Bach moet ik nog uitzoeken, Mahler weet ik, uit zijn ’Das Lied von der Erde’, het laatste deel: ‘Ewig, ewig, ewig.’
Zo begon mijn dag vandaag, terwijl ik al, een paar dagen/weken terug, een ander begin voor deze of een andere morgen had opgetekend, een begin dat totaal, maar dan ook van A tot Z anders klonk. Ooit leest je dat wel.
21-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-07-2016 |
Meningen |
Paul en Ugo zaten samen aan de vijver. Gezien van de overkant zaten ze er, afgebeeld in het water met de bomen en de luchten, de struiken en de grassen, waren ze meer spiegelbeeld dan echt. Ze zaten er al een lange tijd, sprekend over kleine dingen, tot Paul het niet meer houden kon, zich even rechtte:
‘Ik las je laatste blog’, zegde hij, ‘het besef van het beeld van het Universum, zoals jij het beschrijft, geeft me de grote zekerheid dat onze toevallige aanwezigheid hier, totaal niets betekent als we ons, al was het maar één ogenblik, indenken hoe petieterig we wel zijn. Waarom dan zouden we trachten, zoals jij blijft doen, een antwoord te zoeken op een vraag die nooit zal ontcijferd worden zodat er noch een vraag te stellen is, noch een antwoord te geven. Weet je, Ugo’, zegde hij nog heel plechtig alsof het van een groot schrijver kwam: ‘de grootste denkers zijn zij die het denken verleerd en opgegeven hebben.’
Een paar aalscholvers kwamen aangevlogen, wilden zich neerzetten op het water, maar toen ze hen zagen namen ze plots terug hoogte om te verdwijnen achter de bomen: ‘Kijk, Ugo, waarom zouden we meer zijn dan een paar vogels, of we nu denken of niet, in deze niet te vatten onmetelijkheid van het Universum waarvan je ons maar een vaag berekend beeld schetst?
‘En, voegde Paul eraan toe, ‘alle verhoudingen qua de tijd dat ons Universum er is, in acht genomen, zijn we er niet veel langer dan de tijd nodig voor die twee aalscholvers om over de vijver te vliegen. We hebben zelfs de tijd niet om er ernstig over na te denken.’
De woorden waren gesproken, ze hingen een tijdje in de lucht, een tekst in een wolk en zij naast elkaar, getekend, een beeldsequens in een tekenverhaal.
‘Wel, Paul, je zegt ongeveer wat Steven Weinberg zegt: The more the universe seems comprehensible, of, hoe meer we weten over het Universum, the more it seems pointless, het er is zonder enige reden om er te zijn. Achteraf echter heeft Weinberg spijt gehad over wat hij gezegd had, hij vond dat, wat een collega van hem erover dacht namelijk dat die uitspraak nostalgisch was, gelijk had: what I said was nostalgic for a world in which the heavens declared the glory of God[1].’
En Ugo ging verder: ‘In de wereld waar jij het over hebt, is het zoals je zegt, onnodig te denken, is het denken onbestaande, we hebben het in die wereld, zelfs niet kunnen verleren want we hebben het nimmer nodig gehad. Maar achter je wereld is er een andere, deze van het nostalgische, deze van de geest. Dit is dan mijn visie, dit is dan mijn Universum dat even, zo niet nog meer boundless is, grenzeloos is, dat zich uitstrekt in en over het Universum van jou, dat, als het er zou zijn zonder zijn binnenste, totaal nutteloos zou zijn. Maar het is er niet nutteloos omdat er het andere is, het Andere met hoofdletter. En we zien het of we zien het niet, of om je tegemoet te komen, we willen het Andere zien of we willen het niet zien.’
‘Ugo, dit is inbeelding man, dit is uitkijken naar iets dat er niet is, dit is wishful thinking waar de wereld aan lijdt, denken aan iets en uitweiden over iets dat er niet is.’
‘Wel, daarin verschillen we, mijn beste Paul, maar ik ben je er dankbaar om. Ik had er nimmer aan gedacht dat er twee soorten Universa waren dit van het zichtbare en dit van het onzichtbare. Voor mij zijn ze beide duidelijk en ik voel er me goed bij. En, het is het onzichtbare dat ik betreden zal, later, liefst zo ‘later’ mogelijk en dit hopen op een ‘zo later mogelijk’ is dan wel wishful thinking.
‘Never mind, Ugo, het was een heerlijke avond hier te zijn met jou, schrijf het uit, stuur het rond, de wereld in, ik zal het nog eens lezen, en je misschien antwoorden, maar je kent mijn gevoelens, ik heb het verleerd te denken. Ik wist dit ook niet, maar na de lezing van je blog over 0,01% van het Universum, wist ik het en zag ik me als een nietig iets, dat door een toevallige toevalligheid hier terecht is gekomen.’
‘Je bent hier om te getuigen, Paul, te getuigen van je hier zijn. Je hebt je idee en daar gaat het om, een idee hebben over wie of wat we zijn. Dus je hebt er over nagedacht en je bent tot een besluit gekomen, zoals de man die je zeker gelezen hebt, Michel Onfray, waar er zoveel om te doen is geweest, tot een besluit gekomen is. Het is echter niet omdat je niets ziet, dat er niet iets is of kan zijn. Maar het waren inderdaad heuglijke momenten hier, wij beiden samen aan de vijver. Je moet eens meer afkomen, je weet nu waar je me vinden kunt op zomeravonden lijk deze.’
Op het watervlak was, tussen de bomen, de maan gerezen als een lichtende cirkel, onwezenlijk, de wereld ver af, het water één grote spiegel: het beeld van de stilte die hen omhulde. En zij, ondanks het verschil van mening, badend in een gevoel van samenhorigheid, een gevoel dat ze terug kenden na die lange tijd dat ze elkaar niet hadden gezien noch gesproken. Wat een blog soms vermag.
Toen hij dit aan het neerschrijven was, thuis in zijn kamer, dacht hij plots aan wat hij nog had kunnen zeggen, had moeten zeggen. Het Universum is er wel als een zichtbare verzameling van sterrenstelsels, maar het is er ook als een enorm krachtenveld waarin de sterrenstelsels zijn ondergedompeld. De geest van de mens is meer geïntegreerd in het energieveld dan in de sterrenstelsels want het veld is uiteindelijk meer een verzameling van particules. Op basis hiervan wordt het een totaal andere discussie over het fenomeen mens omdat, bij deze, de mens beoordeeld wordt, noch als de vrucht van het toeval, noch gemeten naar zijn grootte, maar wel op basis van zijn verwevenheid in dit alles omvattend veld van energie. Spinoza heeft er een naam voor, Nietzsche niet, omdat hij niet dacht aan dit energieveld waarin zijn geest gedompeld was. Paul zit op het niveau van Michel Onfray, die in zijn ‘Tratado de Ateología’[2]: de stelling inneemt, ‘dat het verstand – a priori atheïstisch - het magisch denken verbiedt.’ Paul voelt er zich goed bij, waarom hem daar weghalen.
[1] Weinberg verwees hierbij naar een psalm van Koning David
[2] Ik kocht het boek van Michel Onfray: ‘Traité d’athéologie’ in Spaanse vertaling van Luz Feire: ‘Tratado de ateología’, Anagrama 2006, pag 83 :‘la inteligencia - atea a priori -, impide el pensamiento màgico.
20-07-2016, 07:27 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-07-2016 |
Ontspannen van de geest |
Ik vind het maar normaal dat Steven Weinberg, dat Christian de Duve hun (wetenschappelijk) boek eindigen met een hoofdstuk over God; over wat er is te vertellen over Hem, over zijn ‘er zijn’ of zijn ‘er niet zijn’ en als Hij er is, hoe Hij er is. Wàt er over geschreven wordt heeft geen belang, als er maar iets staat over Hem, hij heeft er recht op.
Ik zelf heb weinig geschreven waar Hij niet is tussengekomen, zelfs al ken ik Hem niet, zelfs al weet ik niet, wie of wat Hij is, ik heb altijd getracht de aandacht te vestigen op het feit dat er iets belangrijks schuil ging achter de dingen. Uiteindelijk bleef ik bij de God van Spinoza – wat ook de voorkeur van Einstein was – dus niet in een toeziende God, maar ik zag hem in de harmonische en ordelijke verwevenheid van, en met het Universum. Ik heb dit herhaaldelijk gezegd en voelde me er goed bij, beter dan indien ik het niet zou gedaan hebben. Mijn leven is er op ingesteld geweest zonder dat dit daarom mijn handelingen heeft bepaald, maar onderhuids was er altijd de gedachte aan die harmonische vervlochtenheid, aanwezig in de Natuur en ik trachtte te handelen met dit beeld in mijn gedachten.
Welke waarde heeft het gehad, eigenlijk niet zo heel veel, ik ben maar een gewoon mens met, zo ziet men me wellicht, vreemde gedachten, levend in een wereld die zich met de jaren, meer buiten dan in de werkelijkheid situeert. Vooral ingevolge de me zelf opgelegde verplichting, elke dag iets uit te brengen, heeft dit thema zich ontwikkeld, is het een Leitmotiv geworden en kan ik me er niet meer van losmaken.
Jullie die me lezen weten het. Misschien is het ook om deze reden dat je me trouw blijft, is het dit specifieke dat jullie wensen te horen omdat het zicht plaatst, licht overhellend naar het domein van de metafysica waar ik me beter thuis voel, omdat ik er minder gebonden ben, omdat ik er geen lijn te volgen heb, maar gaan kan naar plaatsen die normaal niet bereikt kunnen worden, verlaten eilanden die neigen naar droom en irrealiteit en om deze reden uitverkoren en regelmatig door de geest van mij bezocht worden.
Ware er niet mijn dagelijkse blog al deze plaatsen zouden niet vernoemd worden, zouden geen schijn van kans hebben te bestaan. Nu vindt daar elke dag een gebeuren plaats dat zo uit de lucht geplukt wordt, gedragen door het verlangen, er te zijn de tijd van het schrijven en, soms de tijd van de echo erna.
Het zijn in feite kleine, ongewone, sterk persoonlijke columns waarbij ik me oneindig goed heb gevoeld. Momenten, niet zo zeer van geluk maar van een zekere voldoening, de morgen of de dag of de avond, op een wijze te hebben doorgebracht die een resultaat naliet, enkele woorden samengebracht om de geest te ontspannen.
19-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-07-2016 |
1.300 sterrenstelsels op 0,01% van het Universum |
Het was laat gisterenavond, het was nacht. Ik vernam in het nieuws van 01.00 van de spreker dat hij verrast was geweest toen hij hoorde dat reuzentelescopen in Afrika en Amerika, op een oppervlakte van 0,01 %, of 1/10.000ste van het Universum 1.300 melkwegstelsels hadden geteld. Dit is enorm, dit is te veel, dit is ontzettend te veel, ondenkbaar te veel en wat God betreft had Hij er zoveel nodig om de mens te voorschijn te halen en hem aan te tonen dat hij maar een fluitje van één cent is?
Ik heb dan enkel de maan als spektakel, met Saturnus en Antares eronder, in het sterrenbeeld Schorpioen. Ik heb het moeten opzoeken in de Sterrengids[1] om het te weten welke planeet en welke ster het was. Maar wat ik van het Universum zag was al een immensiteit in verhouding tot de persoon die daar stond voor zijn venster met uitzicht op de nacht. Met dien verstande dat het deeltje Universum voor mij, er was maar niet wist dat het er was, terwijl ik me ten volle bewust was van hoe ik er was.
Zo is ‘het fluitje van één cent’ in verhouding tot de 1.300 sterrenstelsels, vermenigvuldigd met 10.000, van een nog grotere complexiteit want het weet, wat de sterrenstelsels niet weten. En om dit ‘weten’ is het te doen, het ‘er zijn’ is nog geen afkooksel ervan.
Ik kan me dan wel klein voelen als ik hoor hoe het gesteld is met de noch min noch meer ontzettende omvang van het Universum, maar ik kan het verwoorden, ik kan vertellen hoe ik me erin situeer en hierbij voel ik me ontzaglijk groot en rijk. En ik bluf niet, ik zeg maar wat ik zeggen mag, et honni soit qui mal y pense.
Want in meer heb ik Beethoven en Bach en Schubert en Mahler en Shostakovich, heb ik de verwondering van een Van Eyck, van een Van Gogh, van een Memlinck, heb ik het hoge van een T.S.Eliot, een Joyce, een Pasternak; heb ik wat is van de mens die zich overtreft in wat zijn geest ons toevertrouwt, waarmee hij ons overweldigt zoals een God, waar Hij ook is, of wie Hij ook is, of wat Hij ook is, ons overweldigt met het aantal zonnestelsels dat Hij nodig vindt om ons te zeggen ‘hoe’ Hij er is.
Het is een grote morgen van lucht en licht na wat ik geschreven heb en wat ik je graag toevertrouw, als komende van een vriend.
Het was wel goed geraden gisteren, het was wel het Alegretto uit Beethoven’s zevende symfonie dat ik gistreren hoorde op Mezzo tv, gedirigeerd door Esa Pekko Salonen en het Orchestre de Paris. Ralph Hill is zijn ‘The Symphony’[1] schrijft over het Alegretto: It is one of Beethoven’s most famous movements and perhaps the one that had most influence on the romantic composers (e.g.Schubert in his great C major symphony). It is perfectly straightforward in its quasi-rondocum-variation form and is again coloured by a persitant, though less drastic, rhytm, rather march-like in character.
[1] Ralph Hill: ‘The Symphony’, A Pelican Book 1954. Page 110.
[1] ‘Sterrengids 2016, de sterrenhemel van nacht tot nacht’: in opdracht van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde, uitgegeven door Stip Media, Alkmaar.
18-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-07-2016 |
Final Theory |
Al enkele dagen dat ik tussen vele zaken door blader in het boek van Steven Weinberg: ‘Dreams of a final Theory’[1].
Het is een pocket uitgave, licht in de hand en mee neembaar waar ik ook ga. Ik las het in oktober 1993 en ik las het grondig als ik de vele zinnen zie die ik met potlood heb onderlijnd. Het boek gaat over de zoektocht van de wetenschap naar een alles omvattende theorie van de natuurwetten, een zoektocht die met de komst van de kwantum fysica[2] in de jaren twintig van de vorige eeuw in gang is gekomen wat na bijna een eeuw nog steeds niet een aanvaardbare formule heeft opgeleverd. Gelukkig misschien als ik de vragen lees die Weinberg zich stelt: hoe zal deze ‘final theory’ er uit zien? Wat van onze huidige fysica zal deze eindtheorie overleven? Wat zal ze ons leren over het leven en het bewustzijn? En eens we die gevonden hebben wat wil dit betekenen voor de wetenschap en de menselijke geest?
Weinberg was dus bekommerd over het effect dat de vondst ervan zou hebben op de menselijke geest. Steven Hawking echter ging een stap verder hij noemde het zoeken naar deze eindtheorie een zoektocht naar ‘the mind of God’, naar wat God, als Hij bestaan zou, gedacht zou hebben als hij zich inschakelde in, omvormde tot (Spinoza) zijn Universum.
Wat eigenlijk - Weinberg en Hawking - op hetzelfde neerkomt, namelijk het opduiken van een preciezer beeld over wie of wat aan de basis zou kunnen liggen van het ontstaan van het Universum. Een vraag waar we blijvend mee geconfronteerd, wat is er van wat IS.
Ik geloof niet dat die ‘wie of wat’ zijn identiteit ooit gaat prijsgeven en dat die fameuze theorie waar de wetenschappelijke wereld naar uitkijkt ooit zal gevonden worden, later, veel later misschien als de mens nog een heel stuk ‘sapienser’ zal geworden zijn. En het is goed zo, het is perfect zo, de mens is een soort machine die denken kan, het denken is een belangrijke functie van ons mens zijn, eens we weten zouden wat we zoeken te weten, is de noodzaak van het denken voorbij, verdwenen, opgelost in de lucht. Heeft men geen boeken meer te schrijven, zoals dit van Weinberg, geen boeken meer te lezen, is alles bekend wat bekend moet zijn. Wordt het leven iets doodgewoon. Kan men zich een dergelijk leven indenken?
Ik schreef deze blog, laat op de avond, met op de achtergrond de Zevende Symfonie (denk ik) van Beethoven. Deel II, het Allegretto, de muziek die mag gespeeld worden op mijn uitvaart. Ik zal er naar luisteren zoals ik er vanavond heb naar geluisterd.
[1] Steven Weinberg: ‘Dreams of a final Theory’, Vintage, London 1993.
[2] Weinberg schrijft over dit fenomeen: ‘Quantum mechanics suddenly made it possible to calculate the properties not only of individual atoms and their interaction with radiation , but also of atoms combined into molecules.
17-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-07-2016 |
Nice en de Koran |
Na het beeld van maan en mars, pal in het zuiden, dat je meenam als het laatste beeld vóór de slaap kwam en na de droom van deze morgen die je je amper nog herinnert; jij met je blog dag na dag over dingen die er zijn en dingen die er niet zijn, terwijl ondertussen, dag na dag lijk zandkorrels tussen je vingers wegglijden, onhoudbaar, onherstelbaar, wat nu man van jaren?
Ja, wat nu, Ik heb de ‘Naakte Perenboom’ van Rudi Rotthier weggelegd, hoewel ik vandaag geneigd ben zijn gesprek met Ahmed Marcouch van Marokkaanse herkomst, terug op te zoeken, die bij mij overkwam als een zeer degelijke man, Spinozist in hart en nieren, zoals ik hoop dat er veel Muzelmannen zijn in Nederland. Ik vermoed dat hij vandaag, zoals zovele andere geloofsgenoten rondloopt het hoofd gebogen als ze gehoord hebben wat er in Nice gebeurde, waar een op hol geslagen man, opgevoed door een Koran die hem op een logisch verkeerde wijze werd aangeleerd, ingereden is op een massa totaal onschuldige mensen. Er is in feite in de wereld, geen andere godsdienst dan de Islam waaruit dergelijke drama’s kunnen ontstaan. Ligt het aan de Koran zelf of ligt het aan het interpreteren van bepaalde delen ervan?
Marcouch zegt zelf heel religieus te zijn opgevoed en filosofen werden in die opvoeding altijd geweerd. Maar zijn ontdekking van Spinoza maakte dat hij werd geraakt door de God van Spinoza die niet buiten de schepping staat maar er deel van uitmaakt, met de mens, de natuur en de natuurwetten.
In soeratische gesprekken stelde hij vast dat academisch geschoolde moslimjongeren wat de Koran betreft elke redenering uitschakelen omwille van het feit dat discussies, over de Koran, hen aangeleerd werden als taboe.
Nochtans zegt Marouch, is het eerste gebod van de Koran, ‘ikra’, leer, onderwijs, of, je kunt enkel in mij (Allah) ‘geloven als je een proces doormaakt van vragen en onderzoeken.’ Maar de jongeren vrezen dat nadenken zal leiden tot afvalligheid, velen verkiezen de regel boven de rede. En zegt Marouch: ‘Moslims verkrampen in hun traditie omdat ze bang zijn anders hun identiteit kwijt te geraken.’
Dankzij Spinoza is Marouch de Koran op een andere wijze gaan lezen. De Koran is voor hem een en al barmhartigheid. Dat boek is een boek en ik ben van vlees en bloed. Ik ben degene die met emotie, verstand en rede dat boek leest.
Naar aanleiding van het gebeuren in Nice heb ik gemeend enkele elementen uit het gesprek van Rotthier met Marouch in mijn blog te mogen afzonderen, elementen die typerend zijn voor wat betreft de moeilijkheid tot integratie van de moslim in onze westerse wijze van leven. Hij denkt er niet aan als moslim. Het feit dat een fatwa werd uitgesproken over hem door een Syrische imam en hij door hem werd geëxcommuniceerd is tekenend voor de houding van de moslimgemeenschap voor moslims die zich volledig hebben ingeschakeld in ons westers gedachtengoed.
Bemoedigend wat de toekomst betreft is dit zeker niet.
16-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-07-2016 |
De naakte Perenboom (2) |
In de laatste 100 pagina’s van het boek ontmoet de schrijver tal van Spinoza en vertelt ons over wat ze denken over zijn werk en in welke mate hun leven er door beïnvloed werd.
Vooraf ontmoet Rotthier de tachtigjarige Wim Klever die hij de aartsvader van het hedendaags Spinozaonderzoek in Nederland noemt, en ik verneem al vlug dat Kremer ‘niet tuk is op de mystieke interpretatie van Spinoza zoals die belichaamd wordt door de gepensioneerde Leuvense professor Herman De Dijn, ‘een goede man maar niet mijn vriend.’ De Dijn is wellicht de dominante Spinoza specialist in de lage landen. Hij wil Spinoza dicht bij de traditionele religie zien die dan moet worden ‘uitgezuiverd’ zoals hij het graag formuleert.’
Klever is van mening dat er maar één weg is bij Spinoza: ‘de weg van de filosofie, van het inzicht, van de wetenschap.’ Hij legt de nadruk op het belang van Van den Enden – opgeknoopt in Parijs voor samenzwering - als leermeester van Spinoza.
Ik beken dat ik niets heb aan de Spinoza zoals Klever hem ziet, en vele anderen met hem. Mij interesseert enkel de Spinoza van Herman de Dijn, die me een Spinoza heeft leren kennen op een wijze dat ik onmiddellijk heb ingezien dat Spinoza een mijlpaal is geweest voor de Verlichting die weinig daarna is opgedoken in het westen.
Rotthier ontmoet die zelfde Spinoza ook bij andere kenners die door hem worden geïnterviewd, en er zijn er heel wat, die ik niet ga noemen, enkel van twee onder hen wil ik iets overnemen.
Een eerste komt van een Kamerlid PvdA, Ahmed Marcouch die zijn lezingen over Spinoza begint met te zeggen: ik de begrijp de Koran beter mét Spinoza. Zijn God, die niet buiten de schepping staat maar er deel van uitmaakt, met de mens, de natuur en de natuurwetten als verschijningsvormen van God, dat is de God die me heeft geraakt. Zonder het te beseffen was ik al spinozist voor ik Spinoza kende. Wat mij ook is overkomen. Hij leert ons ook wat de Moslims zeggen namelijk dat het geloof het verstand overstijgt en dat nadenken kan leiden tot afvalligheid.
Een tweede die ik hier vermelden wil is Jan Knol, een gepensioneerde predikant die hoorde bij de gereformeerde kerken die denkt dat Jezus spinozistische taal heeft gesproken. ‘Hij vindt het spinozisme een goede vervanging voor het christendom. Of beter een goede voortzetting voor het christendom. Het persoonlijke godsbeeld verdwijnt steeds meer. God valt samen met het Universum. Begrippen als zonde en schild, goed en kwaad vallen steeds meer weg. Dat zie je ook in de kerk en zeker in de bredere maatschappij. Ik denk. Het is nu tijd voor Spinoza…’
Ik schrijf geen recensie over het boek. Ik beken echter dat het goed geschreven is, klaar en duidelijk in een aangename taal en rijke woordenschat. Het is een belangrijk werk voor iemand die weten wil wat er voor het ogenblik omgaat in al die genootschappen die het werk van Spinoza bestuderen en beleven. Rotthier zelf behandelt niet het mystieke, het transcendente in het werk van Spinoza. Is het om deze reden dat hij geen interview heeft afgenomen van Herman De Dijn, tegenhanger van Wim Klever, of paste hij niet in zijn kraam van Nederlanders?
15-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-07-2016 |
Rudi Rotthier en Spinoza |
Ik lees te weinig, mijn tijd kruipt in het nadenken over wat ik schrijven ga en al wat er mee verband houdt. Ik moet er toe aangezet worden om een nieuw boek te beginnen. Zo bracht een vriend me, en ik ben er hem dankbaar voor, het boek van Rudi Rotthier: ‘De naakte perenboom, op reis met Spinoza’[1]. Ik lees het met grote tussenpozen. Het is zeker geen roman het is een vlot geschreven verhaal van de tocht van een Vlaming langs de plaatsen waar Spinoza heeft gewoond en geleefd; hoe die plaatsen er waren en hoe ze er nu zijn; wie hij er ontmoet en wie Spinoza er ontmoette.
Vandaag zit ik twee derden ver. ik heb al heel wat vernomen over de handel en wandel van Spinoza maar nog meer, en niet zonder humor, over het Nederland van de laatste jaren. Het boek kwam uit in 2013 en eigenlijk is het even goed een document over het Nederland van toen en van nu, dan een document over het werk van Spinoza.
Zijn boek is dus zeker geen vervolg op wat Professor De Dijn is komen vertellen in het voorjaar, met de nadruk over wie of wat die God van Spinoza wel was. Ik was toen zo onder de indruk gekomen van De Dijn's woorden en de wijze waarop hij zijn visie op Spinoza uiteenzette, dat ik uit zijn voordracht verrees als een Spinozist, waar ik voorheen nooit aan gedacht had. Maar ik voelde dat de idee die ik had over wie die God wel zou kunnen zijn, volledig strookte met de visie van Spinoza en ik was er gelukkig mee.
Ik zal het boek verder lezen tot de laatste bladzijde. Verneem ik er iets meer over dan kom ik er zeker op terug, want ik geef me rekenschap van het werk dat dit boek betekend heeft voor de schrijver ervan. Hij is hierbij niet over een nacht ijs gegaan, Hij is diep gaan graven tot in documenten van de tijd van Spinoza om uit te komen op een taal die nog weinig gemeen heeft met het Nederlands dat wij vandaag hanteren. En als ik zeg, wij, dan stel ik me de vraag hoe de Nederlandse woordenschat er zal uitzien een à twee generaties voorbij ons.
Ik denk ook dat Rudi Rotthier plezier heeft beleefd aan het schrijven van zijn ‘Naakte Perenboom’ – het archaïsche ‘perelaar’ ipv boom, dat eigenlijk meer peer is dan boom, mocht ook van mij – dat hem heel wat werk en opzoekingen heeft gevergd, en wat meer is, ons ook leert op welke wijze er aan politiek werd en wordt gedaan in Nederland. Het is een document dat én de tijd van de zeventiende eeuw belicht als deze van het einde van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw in Nederland. Een document dat meer de Nederlanders aanbelangt dan de lezer die meer op zoek is wie Spinoza was en wat hij dacht en schreef, dan waar en hoe hij leefde.
Maar ik herhaal het, ik heb nog 100 bladzijden te lezen, ik weet niet welke verrassingen me nog wachten. Echter of ik nog iets te lezen zal krijgen zoals over de dood van de gebroeders Cornelis en Johan De Wit en hoe de verkoop verliep van stukjes van de De Wits lichamen die dan geborgen en bewaard werden in terpentijn[2], betwijfel ik sterk, al weet men maar nooit.
[1] Rudi Rotthier: ‘De naakte perenboom op reis met Spinoza’, uitg.Atlas Contact 2013
[2] Pag. 170: de lichamen werden, ‘synde geheel moeder naakt’ opgehangen. ‘Op den avond begosten sy aan hun leden te tornen men kapte eerst Johan De Wit zijn twee vingers af… Daarna sneeden hen de neuzen / ooren /vingeren/ teenen/ en de verborgene leden af… enzovoort. De stukken werden verkocht en ‘dese kostelijkheden wierden in dooskens met Terebinthyn gelegt en bewaart.
14-07-2016, 23:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-07-2016 |
Roman |
Mijn dag is maar ten dele geslaagd als ik me beperk tot wat ik openbaar geef. Ik vind dat dit ontoereikend is. Nochtans is er de laatste tijd weinig meer. Ik ken het gevoel alsof ik elke dag nog een gans leven voor mij heb, alsof er geen einde zal aankomen en ik blijf maar, zaken die ik zou moeten doen, verschuiven naar later, alsof al wat ik tot op heden heb gedaan goed heb gedaan. Wat zeker niet het geval is.
Echter wat voorbij is, is voorbij, het liefst zou ik nu willen werken aan iets totaal nieuw, een idee dat zo uit de lucht op mij zou neer komen, en ik geleidelijk aan zou kunnen uitwerken tot een verhaal, niet het soort dat ik bereikte met mijn manuscript dat voor het ogenblik hangend is, maar een verhaal totaal nieuw en vooral origineel.
De film van gisteren op Canvas: ‘De Piano’ van Jane Campion is zo een verhaal, met een piano als centraal gegeven. Ik ben echter niet blijven kijken tot het einde omdat het te laat werd en omdat ik dacht aan mijn blog voor de volgende dag en ik wist dat ik mijn slaap nodig had om er, zoals het elke dag gebeurt, vroeg in de morgen aan te beginnen.
Maar om eerlijk te zijn, er was nog een andere reden, ik vreesde geconfronteerd te worden met wat ik vermoedde dat op het einde komen ging. Maar hoe moet het met jou als je het einde opoffert aan wat uren slaap in meer en je dan, naar de morgen toe, half slapend en half wakker, bezig bent met wat het vervolg kon geweest zijn; wat de reactie zou geweest zijn van de bedrogen echtgenoot, als je raadt dat deze zich wreken zal op een wijze die al tweemaal werd voorgesteld, het afkappen van een lichaamsdeel, je hebt er al twee schaduwvoorbeelden van gehad.
Hij zal dus haar de hand afhakken, maar dit zou haar invalide maken, dan minstens toch een vinger en dan is de pink het meest voor de hand liggende. En je was zo geboeid door het spel van moeder en kind dat je dit niet aan kon. Wat wijst op de sterkte van het verhaal aan de basis. Vanmorgen wist je dat je beter had gewacht tot het einde.
Dan denk ik aan die oude dame – ik heb nu haar ouderdom die zij toen had – die geen romans meer las omdat het leven dat ze gekend had, ze was haar echtgenoot gevolgd tot in Argentinië, al voldoende roman was geweest, en dat er dus geen nieuwe moest aan toegevoegd, noch om te lezen en zeker niet om te schrijven.
In feite is een dergelijk standpunt de gemakkelijkste oplossing voor mij. Ik heb me er altijd op gebaseerd om zeker niet te beginnen aan het schrijven van een roman. Ik weet nu dat ik ongelijk heb gehad, en dat het een vorm van grote literaire kunst kan zijn.
Mijn leven heeft echter geen schokkende gebeurtenissen gekend waarop ik zou kunnen voortbouwen om te komen tot een roman van waarde.
13-07-2016, 10:45 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-07-2016 |
Waarom Paul Auster? |
Waarom Paul Auster, waarom is het dat ik het regelmatig heb over zijn werk, dat ik hem huldig alsof hij mijn lievelingsschrijver zou zijn?
De reden is tweevoudig: een eerste is het uiterlijke, is het boek zelf, hoe het er ligt, hoe het aanvoelt in de hand, hoe het is als ik het open op om het even welke pagina, het papier gebroken wit, licht korrelig en hoe de druk ervan is. Alles hierin is, voor mij perfectie. Ik houd van het boek als boek, het is geen voorwerp, het is een levend iets naast mij, iets dat Ik regelmatig zo maar in de hand houd, zoals de Schaefferpen waar ik al jaren mee schrijf.
En een tweede reden is het innerlijke ervan, hoe meer ik erin lees, hoe meer ik hem tracht te begrijpen en hoe dieper hij doordringt als onbegrepen. Zijn gedichten zijn als abstracte schilderijen en het is op deze wijze dat ik ze lees, trachtend in het abstracte een vorm te vinden, een aanknooppunt, een kleurenmengsel dat me vertellen zou wat hij ons zeggen wilt. Ik hoef zijn romans niet, ik hoef hem niet beter te kennen als schrijver, ik heb zijn gedichten et cela me suffit amplement. Er zijn dus duidelijk twee elementen die me binden aan hem, én het boek als boek, én de inhoud ervan die me bezig houdt omdat hij niet gemakkelijk te vatten is. Ik kocht ‘Poesía completa’[1] op 20 oktober 2012 in Alicante, en vanaf die dag intrigeert Paul Auster mij.
Er zijn andere dichters die me intrigeren met de vorm van hun poëzie. Ik denk nu aan Pablo Neruda, Octavio Paz, Stefan Hertmans, die ik ook met moeite volg, maar hun bundels liggen niet naast mij, om de eenvoudige reden dat de uitgave ervan niet sprekend genoeg is, niet is wat ik verlang van een bundel gedichten.
Maar dit van Auster is een uitzondering ik houd het binnen hand bereik en dit is de reden waarom ik er regelmatig op terug kom. Zijn woorden hebben me, na de vier jaren dat ik hem lees, zo ver gebracht dat ik getracht heb me in te denken in zijn wereld en een paar dagen terug, een blog heb geschreven die hij had kunnen schrijven, even ongemakkelijk om te begrijpen omdat er niets te begrijpen valt, niets te onthouden, het enkel een patchwork is van woorden en begrippen die samen een abstract schilderij uitmaken. Want hoe kom je tevoorschijn uit een speling van woorden die inwerken op elkaar, uit een strofe van een gedicht met als hoofding, ‘White Nights’:
‘No one here / and the body says: whatever is said / is not to be said. But no one / is a body as well, and what the body says / is heard by no one / but you…
Is het verwonderlijk dan dat men zich aangespoord voelt om hem na te volgen en te zijn wie je niet bent, aan te komen waar je niet hoort te zijn, en zelfs al ben je er, te loochenen dat je er bent.
Het boek van de dichter Paul Auster - ‘bij wie, zegt George Steiner, het contract tussen het woord en de wereld afgebroken werd - zal me ondanks moeilijk te doorgronden, blijven bekoren, zal me blijven aanmoedigen, het boek is er, zoals ik zegde, niet als een voorwerp, het is er als een vriend en de waarde van een vriend in het leven is priceless.
[1] Tweetalig: Engelse tekst met de Spaanse vertaling en Proloog van Austers ‘Groundwork: Selected Poems and Essays 1970-1979 : Tradución y prológo: Jordi Doce’
12-07-2016, 08:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-07-2016 |
De vijver en de stilte. |
Een vreemde tekst die ik gisteren schreef. Even maar weg in een wereld die ik eigenlijk niet bewandel en toch benaderen wil op dagen zoals deze, de zomer naar zijn hoogste punt toe als ik aan de vijver ben, grote winden in de bomen en het spiegelbeeld van boom en wind gerimpeld in het water. Maar ik ben er goed, ik heb er mijn boeken, heb er wat ik hebben wil, lucht en licht en een verwachten, iets dat komen kan, maar nog niet kwam de dagen dat ik er was. Morgen misschien. Al weet ik niet wat ik verwachten kan, al kunnen het vele dingen zijn: een reiger die neerstrijkt, een eend of ekster of een duif, of meestal een zin die me bereikt waarop ik dagen wachtte en maar niet kwam, ook nu nog niet.
Je bent er maar, je luistert naar de bomen die je niets te vertellen hebben, je luistert naar wat van de grassen is, van de wildgroei in de grachten is, maar niets dringt door tot jou. Je hebt, denkt je, alle hoop verloren, want de dag verloopt en je hebt nog niets geschreven, noch iets gedacht dat je bewaren wilt voor een later dat niet meer van jou zal zijn.
Je zit er maar. Je ziet de wolken schuiven, je ziet een wereld die je kent, je mag je ogen sluiten, het beeld staat er getekend, de bosjes klavers, zoals die van vroeger, de lila knop van distels en de witte margrieten, smeerwortel en wat netels hier of daar en riet en lis hoog opgeschoten en je kunt verder gaan in je botanica. Maar het is dat niet dat aan de orde is.
Het is de tijd die hier tijdloos is. Je zit er maar, je kunt rond de vijver wandelen wat je zo dikwijls al deed, zien hoe de zon verschuift naar het westen toe waar de velden zijn, de weiden met de koeien en dichterbij het hooi waarvan de geur herinnering is, hooi en koren en aardappelvelden.
Je zit er maar. Je wacht op iets dat nu nog komen kan, hoewel er weinig is dat in meer kan zijn. De avond nader komt, de wind gaan liggen is en wat nog is van boom en struik en wolk en lucht, op het watervlak weerspiegeld ligt, zo effen als je hand met de lijnen erin.
Heb je plots de stilte lief, samen met de waterlelie die zich gesloten heeft. De wereld roerloos, onwezenlijk, de stilte waar ze hangt of neergelegd op het water, de stilte van je woorden, weggewaaid met de wind, van het er zijn en van het er weggaan. En Auster:
‘I hope to find a way of going along of running along of everything else that is going along and so begin to find a way of filling the silence without breaking it.’
Er nog geen sterren staan, die komen later als je hier niet meer zult zijn.
11-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-07-2016 |
Nog Paul Auster |
We dream / that we do not dream. We wake / in the hours of sleep / and sleep through the silence / that stands over us. Summer / keeps its promise / by breaking it.
Als ik Auster lees heb ik soms de indruk dat hij begonnen is met een vlot te lezen tekst te schrijven en hierin de voor hem overtollige woorden weg te gommen zodat wat er overblijft nog juist een geraamte is van wat er stond en dat het nu aan ons, de lezer is, om het weggevaagde, het betekenis aangevende, terug te vinden. In de mate we het gissen kunnen is het poëzie voor ons.
De nodige woorden zijn er, maar ze staan er niet meer geschreven, het is aan de lezer overgelaten aan te vullen zoals hij denkt dat het gebeuren moet. Een vorm van actieve deelname die we ontmoeten in elke tak van de kunst: Iets, dat heel wat kan zijn, dat er is zonder er te zijn, om te lezen, te zien of te horen wat er niet staat maar er toch in vervat is.
We kunnen verder gaan en ons zelf weg denken, of er zijn zonder er te zijn en het poëtische te vinden in ons afwezig zijn. Dit is wat gebeurt bij Auster, zijn poëzie is deze van wat weggelaten werd maar gevonden kan worden. Voor hem is het een stoïsch laten van wat hij zeggen wil, traag verder schuivend, onherkenbaar laten wat hij beroeren wil, bedekken wil voor een korte tijd.
Zijn uitzwerven is geen doel op zich zelf, het is een hulpmiddel om anders te zijn dan anders, om aan te komen waar hij niet hoorde te zijn. Er te blijven omdat het zo gekomen is: de aarde er warm en zacht, met spinnen en kevers door elkaar, gezang van vogels en geuren van klaver en kamperfoelie, en wat hij ook nog zag en vertellen wilde, het rijpen van de vruchten in de tuin, en er rondom, elementen van tekening in lijnen en vlakken van kleur en vlakken van licht, de schaduw die van binnen is, en hij, ongevraagd, niet raken wil.
Niets is vaster dan aldus gekend te staan. Maar we zullen hem niet volgen, zijn poëtische wandeltocht is niet onze wetmatigheid. Wij houden het liefst oorzaak en gevolg, niet opgedrongen, maar blijvend glijdend in elkaar als op een band van Möbius, en zo gelaten omdat het onoverkoombaar is.
Waar bomen zijn, zijn hoge gezangen in kloostertuinen van vroeger, nu uitgestorven. De irissen zijn uitgebloeid. De rozen staan er nog tot ze verdorren zullen en wij er langs zullen komen, later nog, in de herfst, misschien nog in de winter, de tijd is van mij, is van ons allen:
‘These are the words / that do not survive the world and to speak them / is to vanish.’
10-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-07-2016 |
Poëzie àla Paul Auster |
De bijna ongrijpbare poëzie van Paul Auster ligt bovenop Cervantes, naast mij. Misschien ware het beter Guido Gezelle te lezen, maar Auster is een unicum in de poëzie, hij verwart in plaats van te klaren, hij brengt woorden bij elkaar die, logisch, niet bij elkaar horen, hij verwringt zijn zinnen en stort ons in een doolhof waar we moeilijk uitkomen. Dit is het gevoel dat ik heb als ik hem tracht te lezen. Hij zet me voortdurend schaakmat. Anderzijds verbaast hij me meer en meer, dring ik stilaan door tot wat hij zegt, vooral dan als hij niets te zeggen heeft en let ik op de behendigheid waarmee dit gebeurt, wat soms meer dan verrassing is.
In zijn bundel ‘Poesía completa’ – zijn ‘Collected Poems’ met Spaanse vertaling er naast - lees en herlees ik gedicht na gedicht, tracht ik het begin te ontcijferen en wat er verder uit ontstaat om ergens uit te komen op een dood punt waar de lijn van de cirkel zich niet sluit, omdat, wat er is, er nog niet is maar ook niet komen zal, zelfs al is het er wel ergens.
'Something happens, and from the moment it begins to happen, nothing can ever be the same again.'
Ik houd van de eerste zin van zijn proza gedicht: ‘White spaces’, en ik houd van de daaropvolgende:
'Something happens. Or else, something does not happen. A body moves. Or else it does not move. And if it moves, something begins to happen. And even if it does not move, something begins to happen.'
Je kunt er dagen over doen vooraleer de deur geopend wordt, maar Ik ga hem niet veel verder citeren, omdat het oneerlijk zou zijn hem hier binnen te nemen alsof het van mij komen zou: alsof ik het ooit zou kunnen geschreven hebben, laat staan ooit gedacht:
'It comes from my voice. But that does not mean these words will ever be what happens. It comes and goes…'
Ik zou o zo graag verder gaan met hem, omdat het een gedicht is geschreven in het luchtledige en toch gedicht is, het ons beroert en ons stil houdt, beweegloos, hoewel alles beweegt, oppervlakkig omdat het diepte heeft en de diepte verzwegen wordt, geklemd tussen wat gebeurt en wat had kunnen gebeuren, wat is en niet is, en wat er is tussen het zijn en het niet zijn:
'I ask whoever is listening to this voice to forget the words it is speaking…'
Het bevreemdende van het woord, dat woord is zonder woord te zijn; dat opgehangen wordt in het bladerloze van een boom, die hoewel er niet zijnde toch beweegt en zelfs indien hij niet beweegt omdat hij er niet is, de beweging er toch is van iets dat er niet is. Zo luister niet naar wat ik schrijf, want eens geschreven is het verankerd; kan het eens gelezen, niet meer weggeschreven, is het doorgedrongen tot waar het hoorde te zijn want:
'I want this words to vanish, so to speak, into the silence they came from, and for nothing to remain but a memory of their presence, a token of the fact that they were once here…'
Wat ik tracht met woorden te bereiken is een illusie om het ongrijpbare te vatten van het beeld dat er niet is en toch wordt opgeroepen om er te zijn voor een korte tijd, zonder er te zijn. Te brengen wat niet is om te zijn alsof het er was. Te begrijpen wat begrepen kan en het overige te laten alsof het niet geschreven stond, want wat onbegrepen is heeft geen draagvlak om er te staan, alsof het geschreven werd om er niet te staan.
'Something begins, and already it is no longer the beginning, but something else, propelling us into the heart of the thing that is happening.'
In een plaats zonder er te zijn: een danseres op een koord van woorden, opgehangen tussen twee palen, die geen palen waren met een koord verbonden, en in die plaats die er geen is, er binnenin een goochelaar van woorden zodat er een ruimte was die ervoor, geen ruimte was, maar er komen zou, eens de goochelaar en de danseres er waren aangekomen.
Spel van woorden, samengebracht om spel te zijn, geen inhoud meegegeven zodat de inhoud in het inhoudsloze liggen kan, zonder er te zijn om gelezen te worden, of woorden neergezet die geen functie hebben als woord, alleen de functie er te zijn zelfs als ze er niet zouden zijn.
Zo heb ik vandaag poëzie bedreven aan de hand van Austers ‘Collected Poems’ en hun Spaanse vertaling, om je maar te zeggen:
'Algo sucede y, desde el instante en que comienza a suceder, nada puede volver a ser lo mismo.'
Paul Auster: ‘Poesía completa’, traducción del inglès y prólogo por Jordi Doce. Editorial Seix Barral 2012
09-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-07-2016 |
Chanterelles |
Dacht ik aan mijn vriend Gustave Cotter deze morgen; dacht ik aan een dag laat augustus, een namiddag vol zon, in het bos boven Ayer[1]. Een van de eeuwig zingende bossen waar boeken over geschreven staan. En wij, in dat bos, bezweet en hijgend, hoger en hoger wandelend, zoekend naar paddenstoelen: des chanterelles, pieds-de-mouton, agarics – vandaag niet te vertalen - voor de vreugde er te zijn, op elkaar ingesteld, om simpelweg er totaal te zijn. Ik, voortgaande op de tekens die hij kende – de man droeg het plan van het bos in zijn hoofd – een rotsblok, een struik, een omgevallen of scheefgegroeide boom, waar ik zoeken moest, terwijl hij verder liep, ik, ingaande op wat hij me aangeduid had, om uit te komen op een plek met kleine gele vlekken in het mos, of op een stuk blote: chanterelles die ik plukte, voorzichtig de moslaag, zoals hij me geleerd had, ongeschonden latend, juist de vrucht nemend, met een kort geluid van de stengel die brak, meer gevoel dan geluid, en ik kinderlijk gelukkig, de paddenstoel als fluweel in de hand, ruikend naar humus, naar wilde sappen en mossen en hars, ruikend naar het kleine tere leven dat ik hield, waarover mijn adem was, de volheid van mijn bestaan was. Heerlijk.
Een van de meest perfecte ogenblikken van mijn leven, waarin alles zich centreerde op de vruchten van de rijke aarde, de dood onbestaande, de hitte, de vermoeidheid weggenomen door de geuren en de geluiden van het grote weelderig trillende bos waarin ik niet meer was dan een boom die bewoog tussen de bomen, gedachteloos in de tijdloosheid van zijn.
Wat een leven het was, wat een momenten, gesneden uit de werkelijkheid, jij met je grote eenvoudige vriend, Gustave die je terug tot leven voert nu. Hij de grote wandelaar in bossen en bergen, in wijngaarden, die je laatst zag, in een rolstoel gezeten in een home in Grimisuat, en die je toen, geschrokken, omhelsde met vochtige ogen. Nu terug, meer dan springlevend, in het grote bos, onvermoeibaar, ondanks zon en dorst verder zoekend tot zijn mand vol was en hij zegde: ‘que cela suffisait que, ce qui restait était pour les autres promeneurs.’
En je dan terugkeerde met hem naar de wagen op de bosweg. Jij, uitgedroogd, dorstig zoals je nog nooit dorst had gekend. En hij die het wist, maar je verrassen wou, en in plaats van terug te keren naar een terras in Ayer, hij hoger en verder de smalle bosweg opreed. Jij hem vroeg waarheen, tot je aankwam boven de boomgrens en de bergen zag met er boven uitstekend, de punt, de schittering van de Matterhorn. Je beseft niet welke magische berg het is, midden de andere bergen van ‘la Couronne Impériale’: Weishorn, Zinalrothorn, Obergabelhorn, Dent Blanche. Je weet het maar als je uit de wagen stapt en ziet wat je ziet, ontheemd, opgeschrikt door de oneindigheid die schoonheid is, schoonheid die eeuwig is, die droom is, die zich vasthecht in jou.
Waar hij stopte stonden een paar verlaten oude, door de zon gebrande chalets. Een ervan was de buvette ‘Le Déjert’, met op de gesloten deur een briefje: ‘qu’ils regrettaient mais les vacances étant finies qu’ils étaient redescendus en plaine’. Een maar al te klare, op het eerste zicht pijnlijke boodschap, ware het niet dat achter de chalet in een kuip waarin, uit een of andere bron of bergstroom water vloeide, vlottend in het water, pour ceux qui avaient soif, à volonté te drinken lag, wijn en bier en appelsap en cola.
Wat we gedronken hebben weet ik niet meer, maar wat er in het koele water dreef was meer dan toereikend. Vandaag pas denk ik, dat Gustave wist dat de buvette verlaten was en dat hij er voor gezorgd had dat er iets te drinken lag.
Ik schreef deze tekst, Gustave zwijgend, wat niet zijn gewoonte was, naast mij rechtstaande.
[1] Ayer, dorpje in de Val d’Anniviers, Valais; op de weg van Vissoie naar Zinal. Het bos ligt op de weg die loopt van Ayer naar St.luc. Komende van Ayer is er rechts van de weg een aanduiding ‘Le Déjert’, een smalle aardeweg te volgen tot boven de boomgrens, tot het panorama zich opent voor jou. Of de bistro er nog is, weet ik spijtig genoeg niet en, of ik er nog komen zal, evenmin, maar die kans wordt kleiner en kleiner. De naam van het bos is in het patois Zau Zoura (forêt jurée). De naam van de buvette, ‘Le Déjert’. Hopelijk kom jij er ooit.
08-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-07-2016 |
De Kreet |
Ik ben er tot vandaag in geslaagd elke dag een blog te schrijven. Niet zonder moeite echter, soms dagen er gedachten op, soms blijft alles gesloten. Maar de morgen overslaan – soms ontbreekt me de tijd of zijn er andere verplichtingen - en wachten tot de namiddag of de avond is een groot risico lopen.
Zo gebeurt het dat ik, wat ik door zijn vorm, de wijze hoe het tot stand kwam en de betekenis die ikzelf er aan geef, een rek met boeken die ik las, waarin ik kleine tekeningen in aanbracht en noteringen, wil zien, eens ik er niet meer ben, als een kunstwerk. Zo gebeurt het dat ik schrijf over het Manneken van Geraardsbergen, niet om er de geschiedenis van te vertellen maar alleen om er op te wijzen dat de vroede vaderen van de stad het hebben aangedurfd een manneken te plaatsen waar vroeger een leeuwtje stond, een beslissing die ze wellicht genomen hebben bij pot en pint. Het kan natuurlijk zijn dat ze geïnspireerd waren door een voorbeeld in een andere stad, maar ik stelde voorop dat het eerder een reactie tegen de Gentenaars was.
Eigenlijk begon mijn dag met een kreet of schreeuw zoals die van de man op de brug – ik dacht eraan – want wat als ik ineens stil zou vallen, droog geschreven, nog niet stil vallen zoals Hugo Claus, maar leeg, totaal leeg aan gedachten; niet meer bij machte een goede zin te schrijven, ontnuchterd voor altijd. Welk leven zou het nog zijn. Ik dacht eraan dat het gevaarlijk is geweest alles te zetten op het woord, te denken dat dit de oplossing was om mijn late dagen gelukkig en productief door te brengen, mijn dagen te kleuren met iets dat het dagelijkse ver oversteeg, iets dat me onderscheidde, dat me een merkteken mee gaf.
Die gedachte aan het schilderij van Mönch bleef me bij. Ik was in Gent bij de dokter, ik was in de namiddag aan de vijver, maar de kreet bleef, de schrik bleef en ik slaagde er niet in deze kreet weg te schrijven.
De avond is gekomen: de kreet hangt er nog.
07-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-07-2016 |
Logica |
Ik heb een dag nodig om mijn blog te schrijven, niet dat ik er voortdurend aan werken moet, maar ontstaan in de morgen houdt de tekst ervan me tot en met het inloggen bezig. Pas daarna kom ik tot rust omdat ik gedaan heb wat gedaan moest. Wat niet belet dat de echo van wat ik schreef lang na-echoot in mij.
Zeggen bijvoorbeeld dat er geen logische verklaring is voor het ontstaan van het Universum dat ik dan nog gelijkschakel met het worden van God, is een gewaagde uitspraak die me, in de tijd van Spinoza, wellicht het leven zou gekost hebben. Maar zeg me welke logica er zou kunnen schuil gaan in het ontstaan van het Universum? Ofwel is het ontstaan uit Iets, en was dit Iets er, ofwel was dat Iets, Niets, en is het Universum ontstaan uit het Niets, een stelling waar de logica geen vat op heeft.
Wat er ook van zij het Universum is er, we zien het, we bestuderen het en weten nu dat het een begin heeft gekend. Wat we niet weten is waar het begin is van het begin en hoe dit eerste begin was.
Lao Tseu, die voor mij een wijze man was, had er geen probleem mee, in het begin was Tao, Tao dat niet verklaard kan worden, dat niet Tao zou zijn indien we het zouden kunnen verklaren, en uit dit Tao is al dat is, ontstaan. Hiermee is voor hem de kous af. Zijn logica is de meest logische: er was iets, maar ik weet niet wat dat iets was, en zal het nooit weten, want als ik het weten zou dan is het Tao niet meer. Hij zegt dus ook, alles is ontstaan uit het Zichtbare en het Zichtbare is ontstaan uit het Onzichtbare dat Tao is.
Dit is wat het Oosten ons leert, wij in het Westen hebben dit overgenomen en Johannes heeft Tao vervangen door het Woord (le Verbe), en het Woord vervangen door God, waar eigenlijk niets verkeerd aan is. Echter van het ogenblik dat hij zegt wie God is gaat hij te ver, zoals Lao Tseu te ver zou gaan als hij zegt wat Tao is.
Ik moet dit hier afsluiten. Ik moet hier een lijn onder trekken, al weet ik dat die lijn even vlug wordt weggegomd als getrokken; dat de vraagstelling eeuwig is en eeuwig blijven zal. En het is maar goed ook. Eén zaak kan niet in twijfel getrokken worden, het Universum is en het beweegt, het deint uit. Sommige weten het en schrijven er over, laten het voor een tijd rusten en komen er daarna nog maar eens op terug; andere denken er niet aan en leven lang en gelukkig.
06-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-07-2016 |
The Tao of Physics |
‘The Tao of Physics[1]’ is een boek dat destijds bij mij een diepe indruk heeft nagelaten. Vóór Capra wist ik dat er iets vreemds was aan de natuur, dat er krachten waren die de natuur in beweging hielden, en ik dacht aan God. Na Capra wist ik dat de beweging zich situeerde binnenin de dingen en dat de fysica, zoals ik ze altijd gekend had handelde over de uiterlijkheid en het duidelijk waarneembare maar in de verste verte niet over de innerlijkheid der dingen dat het gebied was van de metafysica. Hieruit volgt wat een vriend lezer, Johan B. me schrijft ‘dat het lijkt alsof het spirituele en de nieuwe fysica elkaar zouden vinden, dat ze samen gaan, dat ze onafscheidbaar zijn.
Dit is weliswaar een boude uitspraak die er op wijzen zou – en nu ga ik heel ver – dat alles geregeld wordt door de geest binnenin, door de niet waar te nemen, doch daarom niet minder effectieve aanwezigheid van ‘la Réalité Ultime’ van Christian de Duve, een ‘daar zijn’ dat bestuift en in één richting evolueert, alsof er heel ver in de toekomst een punt, een Omega is, waar alles convergeren moet.
Van deze beweging binnenin heb ik gemeend te mogen zeggen dat ze de Neanderthaler heeft doen evolueren naar de homo sapiens, wat Teilhard de Chardin ver voor mij, met zijn woorden al had verkondigd en Wildiers had overgenomen.
Ik spreek hier over een beweging binnenin de zichtbare beweging, veroorzaakt door een voortstuwende kracht, en dan krijgt ook Goethe nog gelijk, die zijn zoektoch naar wat er in den beginne was, besluit met, ‘Im Anfang war die Tat.’ Een daad die er maar kan zijn als er een ‘dader’ is die tot de daad overgaat.
De beweging binnenin kan enkel uitgaan van het allerminimaalste deeltje, dat misschien nog kleiner is dan het Higgs deeltje, en niemand zegt ons, dat dit niet een deeltje zou kunnen zijn van de Geest of van het Woord dat in den beginne was. Dat men me tegenspreke als ik dit zo stel; dat men me zegge dat het vertrekpunt van alles niet het minimaalste deeltje kàn zijn, want, alles wijst in deze richting.
Het probleem dat zich als dan zou kunnen stellen is, dat er ‘iets’ was dat besliste en de daad stelde opdat uit het minimaalste een Universum zou ontstaan. In dit geval zit ik met een duo: iets dat er was en iets dat, wat er was in beweging bracht. Maar dit is zuivere logica en ik heb niet – en dit is nieuw - het gevoel dat de oorsprong van alles te verklaren is met logica.
Ik stel dus dat er altijd, in potentie, een Universum is geweest, dat deze ‘potentialiteit’ op het moment van de Big Bang begonnen is zich te realiseren, wat nog altijd aan de gang is of, een Universum dat nog niet af is maar dat wordende is, wij, de mens, begrepen in het worden.
Meer is er niet. Weliswaar met de nadruk, én op de toestand van het zijn, én tezelfdertijd, op de actie van het worden: de Big Bang die blijft ‘bangen’.
Het is dus een potentialiteit die wordt. Als die potentialiteit God is, dan is het God die wordt samen met zijn/het Universum.
[1] Fritjof Capra: ‘The Tao of Physics’, Fontana, 1976
05-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-07-2016 |
Kunstwerk in de maak |
Pas vanmorgen, na al die tijd, als ik het gordijn open schuif, als een gulp licht binnenvalt, realiseer ik me plots in een oogopslag dat het rek met boeken, zoals het er zo lang al staat in de kamer, een kunstwerk is, onvervangbaar, enig en authentiek zoals het er is, bewegend in de stilte van het er zijn.
Elk boek, waar het is en hoe het is, precies op de plaats waar het zich, in de loop der jaren heeft geplaatst in het rek, hoog of laag, niet naar kleur geschikt, noch naar naam, noch naar vorm of grootte; niet meer naar links of meer naar rechts: neen, er te staan waar het staat, in het licht of in het minder-licht, klein, groot, glanzend of dof, met groene, gele, rode rug, met gouden letters of met zwarte; een variëteit van boeken zoals er maar een kan zijn, deze hier in deze kamer.
Boeken geschikt zoals ze er staan vandaag: woordenboeken, kunstboeken, filosofische als historische, Bijbels die geen boeken zijn maar relikwieën uit de tijd dat goden spraken, droomboeken, levendige en dorre; boeken die ik las, waarin ik onderlijnde en een kleine tekening in aanbracht, boeken die ik doorbladerde, andere die ik nog niet las en niet meer lezen zal, andere die lang op mijn nachttafel lagen naast mijn bed in handbereik: Eliot en Auster, Hertmans en Wildiers, geopend met een ‘signet’ erin, of lange tijd gesloten.
Ik wist het gisteren niet, evenmin de dag ervoor, pas vanmorgen is het me duidelijk geworden, heb ik er een kunstwerk van gemaakt en weet ik dat ik ze laten moet zoals ze er staan, een blok van boeken, aan elkaar verzilt, vergrepen en vergrendeld. Hoe meer ik er naar kijk, hoe steviger alles zich vast ankert, hoe meer ik overtuigd geraak van het kunstwerk dat rek en boeken is.
Ik wil het hier ijken, wil het signeren hier met deze woorden, het heiligen als kunst en het onherroepelijk bevestigen, in zijn hoedanigheid als kunst. Met mijn adem erover, mijn oordeel en mijn woorden die het tot kunstwerk maken zoals het er is, het enige kunstwerk dat ik maakte in mijn leven.
Eén wens heb ik, dat het, na mijn vertrek, zoals het rek er met de boeken staat, zou worden overgedragen naar het SMAK in Gent, want ik weet, ik ben er van overtuigd, dat Jan Hoet die ik ontmoette, indien hij er nog ware – en hij is er nog, hij dwaalt er nog in rond – het bevestigen zou; het met dank en uitroep aanvaarden zou en het een waardige plaats zou geven. Met een koperen plaatje eronder of ernaast, en erin gegrift: ‘Rek met Boeken’ en een naam eronder, met het jaartal 1927 en een ander jaar ernaast.
Het zou er blijven voor een lange tijd en niemand zou het wagen ook maar een boek te openen of te verplaatsen, zeker niet aan te raken.
Aldus, helder van geest geschreven, gedateerd en ondertekend.
04-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-07-2016 |
What is done is done |
What is done is done, Je kunt er niet op terug komen. Het helpt niet te zeggen, was dit er niet geweest het zou niet zijn gebeurd of, het zou anders verlopen zijn. Neen, je had moeten weten, dat gezien dit er niet was, je het anders had moeten aanpakken. Maar je hebt het niet voorzien en je hebt gekregen wat gevreesd werd en niet wat verhoopt kon worden. Vanmorgen is het land ontwaakt met een kater een grote verwachting werd aan flarden geschoten door enkele nuchtere, goede voetballers, door een ploeg, een staf en een klaar ziende trainer en, eens te meer mogen de vlaggen opgeborgen voor een later dat er misschien nooit komen zal.
Maar het licht, het grote licht is van de zomer, is van de luchten blauw getekend, met witte wolken schuivend over het heuvelende land. Niets is er gebeurd, niets staat er te lezen in de bomen, staat er geschreven in de velden, alles is van de rust en van de brede langoereuze effenheid van het zijn, dat door niets wordt geraakt, noch door de wind, noch door de regen. Er is wat is, zoals gebeurd is wat is gebeurd. Elk bewegen is van het groot bewegen, naar buiten en naar binnen: het koren is geel geworden met rode papavers aan de rand ervan, de aardappelvelden staan in bloei en op de boomgaarden rijpen de kersen, de appelen, de peren. We lopen er langs en of we het zien weten we niet.
Zo, zeg ons wie we zijn en, of we wel weten wat we vergeten mogen, als we opstaan in de morgen, rond gaan en niet zien wat er gebeurt met ons en met de dagen over ons. Of, de tijd die ons meesleurt , wij vastgehaakt erin, niet van los te komen; hij ons overstelpt met vragen waarop we geen antwoord kennen dat geen andere vraag zou zijn, zo groot ons onvermogen.
Vreemd is wat van de wereld is achter de horizon, terwijl, zo ver de blik ons voeren kan we rustig blijven; wij, starend, de lijnen volgend door onze dromen neergezet.
Kwam er over het land een wolk aandrijven die ons omkringen zal, wie weet ons nemen zal, ons voeren zal waar we nog niet waren, om er stil te zijn, ons boeken toegefluisterd, symfonieën, schilderijen en beeldhouwwerken. Van de velden en de rust erover, mijn stem tot jou, wentelend en kerend voor een tijd dan toch.
Jij me houdend als een vriend van ver gekomen.
03-07-2016, 08:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |