Het gesprek van gisteren aan de vijver, was het reëel, was het fictie? Hoe dan ook, eens het geschreven staat wordt het een realiteit. Dit is de kracht die ik me kan toemeten op dagen zoals deze, als ik het geluk ken dit te kunnen schrijven.
In feite, met de dag in het vooruitzicht, is deze zin al voldoende om een goede blog te zijn; hoeft er misschien heel weinig te worden aan toegevoegd opdat, als deze woorden zullen verschijnen, een rustdag zou zijn voor mijn lezers, een rustdag waar ik - mijn geest - geen behoefte schijnt te hebben, integendeel, de dag zou er uit springen indien er maar een halve blog verschijnen zou.
Schrijf ik dan maar - de blog mijn leven zijnde – dat ik vandaag even intens heb geleefd als gisteren; hoewel ik dat gisteren, spiritueel herleiden kan tot een morgen van een paar uren en een namiddag van nog eens een paar en de avond nog een paar. Het resultaat ervan heb je gisteren kunnen lezen, al was er ook het zoeken, en in Weinberg en in Onfray. Maar meer was er niet, meer hoefde er niet, het overige werd opgevuld met zon en schaduw, met het verblijf aan de vijver, het schrijven en het denken, losse zinnen die hun beslag kregen en andere die er nog op wachten.
Er is heel dikwijls een ‘voor later’ als ik bezig ben. Mijn geest stopt niet, hij blijft schrijven, hij blijft zinnen zoeken, zelfs bij het ontbijt, zelfs als ik televisie kijk, zelfs als ik een gesprek voer met mijn echtgenote. Ik kan hem maar niet het zwijgen opleggen. Ik denk dat dit ook zo is bij de vrienden kunstenaars die ik ken, de ene schildert, de andere beeldhouwt, de andere schrijft gedichten. Ik wed dat ook zij dit gevoel kennen, dat ze geen ogenblik zijn zonder te werken, ofwel verder aan een werk waaraan ze bezig zijn, of een ander dat in potentie aan het groeien is en dat enkel nog moet gemaakt of geschreven worden. De drang van het creatieve is eindeloos, loopt door tot op ons doodsbed: Pessoa die zijn bril vroeg voor dat hij stierf, en wat was er van Saramago? Deze wou niet opstijgen na zijn dood, hij was van de aarde en van de aarde zou hij blijven.
Ik las ooit, denk ik, van een boek dat handelde over de laatste ogenblikken van schrijvers of kunstenaars. Het is maar dat de laatste woorden die men schrijft of spreekt, mijlpalen zijn, geladen met een oneindigheid van ‘zijn’. Ik schreef een paar dagen geleden dat ik deze bekrachtigen wou met het Alegretto uit de zevende van Beethoven, ik zou er ook nog een Bach en een Mahler willen aan toevoegen. Bach moet ik nog uitzoeken, Mahler weet ik, uit zijn ’Das Lied von der Erde’, het laatste deel: ‘Ewig, ewig, ewig.’
Zo begon mijn dag vandaag, terwijl ik al, een paar dagen/weken terug, een ander begin voor deze of een andere morgen had opgetekend, een begin dat totaal, maar dan ook van A tot Z anders klonk. Ooit leest je dat wel.
|