|
Ik ben er tot vandaag in geslaagd elke dag een blog te schrijven. Niet zonder moeite echter, soms dagen er gedachten op, soms blijft alles gesloten. Maar de morgen overslaan – soms ontbreekt me de tijd of zijn er andere verplichtingen - en wachten tot de namiddag of de avond is een groot risico lopen.
Zo gebeurt het dat ik, wat ik door zijn vorm, de wijze hoe het tot stand kwam en de betekenis die ikzelf er aan geef, een rek met boeken die ik las, waarin ik kleine tekeningen in aanbracht en noteringen, wil zien, eens ik er niet meer ben, als een kunstwerk. Zo gebeurt het dat ik schrijf over het Manneken van Geraardsbergen, niet om er de geschiedenis van te vertellen maar alleen om er op te wijzen dat de vroede vaderen van de stad het hebben aangedurfd een manneken te plaatsen waar vroeger een leeuwtje stond, een beslissing die ze wellicht genomen hebben bij pot en pint. Het kan natuurlijk zijn dat ze geïnspireerd waren door een voorbeeld in een andere stad, maar ik stelde voorop dat het eerder een reactie tegen de Gentenaars was.
Eigenlijk begon mijn dag met een kreet of schreeuw zoals die van de man op de brug – ik dacht eraan – want wat als ik ineens stil zou vallen, droog geschreven, nog niet stil vallen zoals Hugo Claus, maar leeg, totaal leeg aan gedachten; niet meer bij machte een goede zin te schrijven, ontnuchterd voor altijd. Welk leven zou het nog zijn. Ik dacht eraan dat het gevaarlijk is geweest alles te zetten op het woord, te denken dat dit de oplossing was om mijn late dagen gelukkig en productief door te brengen, mijn dagen te kleuren met iets dat het dagelijkse ver oversteeg, iets dat me onderscheidde, dat me een merkteken mee gaf.
Die gedachte aan het schilderij van Mönch bleef me bij. Ik was in Gent bij de dokter, ik was in de namiddag aan de vijver, maar de kreet bleef, de schrik bleef en ik slaagde er niet in deze kreet weg te schrijven.
De avond is gekomen: de kreet hangt er nog.
|