 |
|
 |
|
|
 |
08-05-2015 |
De schuivende maan. |
Toen stokten op hun hoogste punt de sterren en stokte ook wat hij nog te schrijven had, meegenomen als hij was door de galopperende tijd, die over hem heen holde.
En erger nog, er was geen hulpmiddel voorzien, geen boot meer om uit te varen, geen vleugels meer om weg te vliegen en terug te komen op de wegen die door onze kathedraalbouwers gevolgd werden.
Zelfs deze morgen, als hij de gordijnen openschoof en hoog boven het nok van het huis van de gebuur, in het zuiden, de bijna volle maan, klaar getekend zag in het schijnblauwe van de luchten, wist hij hoe, op korte tijd, terwijl hij aan het schrijven was, de maan verschuiven zou naar het westen toe, en hij dacht aan Neruda en zijn gedicht over de galopperende wind[1], terwijl het niet de wind was van de laatste dagen die hem bezig hield, maar de galop van de tijd die hem in zijn greep hield, en hij het desondanks waagde, generaties verder te kijken om zich af te vragen welke weg de tijd nemen zou met onze cultuur en beschaving, vooral nu de vele waarden van vroeger en oudsher begonnen af te takelen.
Want de wegen van de kathedraalbouwers zijn nu verloren en vergeten; het punt in de tijd waarop de romaanse bouwstijl verlaten werd en men plots, rond de XIde, XIIde eeuw, de kosmos in bouwde, wellicht, én omdat men de oosterse techniek van het bouwen, toegespitst op de structuur van de Kosmos, geleerd had, én vooral omdat men er een totaal andere visie op nahield wat de zin en de betekenis betrof van de mens hier op aarde. Inzichten die we vandaag al lang hebben achterwege gelaten. Ondertussen kwam er wel de periode van de Verlichting maar ook deze weg verduisterde en loopt stilaan dood. Er is geen bezinning meer, in elk geval niet op zondag, zoals het ons was ingeprent.Terwijl de grote orde in de innerlijke structuur van de Kosmos, a-sacraal wordt uitgebuit en uitgebaat in alle mogelijke soorten Gsm’s, zijn we terecht gekomen in de periode van de elektronica en de oppervlakkigheid. En hebben we geen steunpunten meer, geen houvasten meer, geen geestelijke waarden meer om ons aan vast te houden en ons erin te verdiepen.
En, terwijl ik schrijf, de maan die verder schuift of, is het de maan die het vaste punt is en is het de aarde die zich wentelt naar het oosten toe? Ik heb er vandaag geen benul van en ook geen nood het te weten, het overkwam me dat de winden zo hevig waren, zo alles wegrukkend uit de grond, omvergooiend wat nog rechtstond, en ik kaal en naakt en ongeschoren achterbleef, de tijd als een vlammend zwaard boven mijn hoofd.
Dit, vriend lezer, is het gevoel dat me niet meer verliet de laatste dagen en dat ik nochtans achter mij moet laten en doen alsof het er niet is, wil ik nog schrijven kunnen wat ik altijd gemeend heb te moeten/te kunnen schrijven, los en vrij, hoogdravend soms, maar gevuld en warm en sierlijk het liefst en, ik weet het wel, soms eigenwijs.
[1] Escucha cómo el viento // me llama galopando // para llevarme lejos. (Pablo Neruda). Luister hoe de galopperende wind me roept om me ver mee te nemen.
08-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2015 |
Arnold J.Toynbee en de toekomst |
Je blog, schreef me Paul V. doet me denken aan de Britse historicus, Arnold Joseph Toynbee (1899-1975) die stelde dat beschavingen sterven, niet door moord maar door zelfmoord. ‘Civilizations die from suicide, not by murder.’
Volgens Toynbee zijn beschavingen geen onaantastbare, onveranderlijke organismen, maar een netwerk van sociale relaties binnen de grenzen, en daarom onderworpen aan de gevolgen van zowel wijze als onwijze beslissingen. Als de leidende krachten van een beschaving zich niet met effectieve (militaire of diplomatieke) middelen teweer konden stellen tegen bedreigende, externe als interne machten, dan is hun beschaving ten dode opgeschreven.
Dit is wat ik bedoelde met mijn blog van 4 mei, onze westerse beschaving die zich aan het zelfmoorden is. Toynbee als historicus had culturen zien verdwijnen door de schuld van hun leiders die blind waren voor wat er aan het gebeuren was. Het is het lot dat, om te beginnen, Europa wacht, maar Europa niet alleen.
Alle statistische gegevens over immigratie en nataliteit die circuleren onder vorm van e-mails allerhande, wijzen er op dat we, binnen twee generaties van binnen uit overrompeld zullen worden door een totaal andere cultuur, gedragen door een religieuze levensopvatting terwijl wij, westerlingen het religieuze van de Kerk voor een groot deel reeds op zij hebben geschoven.
En ik lees, in een raapsel van e-mails die me van alle kanten bereiken, dat vandaag experts, en in feite zijn het ‘cultuur-moordenaars’ ons blijven vertellen dat de Islam een godsdienst van vrede is, en dat de grote meerderheid van de moslims alleen maar vragen om in vrede te kunnen leven en dat het om deze reden is dat ze afgezakt zijn naar de land van de ongelovigen die we zijn, en niet om ons geleidelijk aan hun godsdienst op te dringen.
Laat ons geloven dat de opgegeven reden de juiste is, maar wie zegt me – na het Rudi Vranckx programma, gedeeltelijk weliswaar, te hebben gezien - of hier wel sprake is van een grote meerderheid, en niet een middelmatige, of een kleine; en is, wat ons verteld wordt, niet bedoeld om ons een goed gevoel te geven, om ons zand in de ogen te strooien en om het spook te verdoezelen van de, in de naam van de Islam, wereldwijd oprukkende fanatici?
En in zelfde raapsel, wordt het voorbeeld van Duitsland aangehaald.
Heel weinig mensen waren echte nazi's, maar heel veel Duitsers waren blij met de terugkeer van de Duitse fierheid – anderen zullen het zijn met de overwinning, indien Mohammed het halen zou - en nog veel meer hadden het te druk om er ernstig over na te denken. – zoals onze leiders en de velen nu - er werd gedacht dat de Nazi's niet meer dan een bende gekken – in een zekere zin ook fanatici - waren. En voordat wij er erg in hadden waren zij baas over ons en was het einde van mijn wereld gekomen. Mijn familie verloor alles en ik belandde in een concentratiekamp. En de mail gaat verder met een opsomming van de bijna niet te tellen open oorlogen die momenteel, in naam van enkel en alleen de Islam, woeden op deze planeet.
Hopelijk, hopelijk heb ik ongelijk als ik blijf twijfelen aan de slagkracht van de zo genaamde, hoe groot ze ook moge zijn, meerderheid. Ik heb die meerderheid in elk geval nog niet zien manifesteren tegen de IS–gelovigen, volgelingen van hun Mohammed.
Deze toekomst gerichte visie heeft me twee dagen blogs gekost. Het is het laatste dat ik er over zeggen zal. Maar mijn bezorgdheid wat mijn kleinkinderen en achterkleinkinderen betreft is groot en niet gemakkelijk te dragen.
Nu, als er iemand is die het beter weten zou, dat hij opsta en het me laat kennen, ik zal hem dankbaar zijn.
07-05-2015, 00:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-05-2015 |
De vijver en de avond |
Nu ik geen gedichten meer kan schrijven: de vijver en de avond.
We waren gisteren op vele wegen en op vele plaatsen. We waren van hier en van ginds, van landschappen en van ingetogen zijn. We waren zoals altijd met woorden gevuld, woorden die ons zegden wat er te verhalen viel over ons zelf en over de wereld, te neergeslagen, te ontvankelijk voor toestanden die waren en beter niet waren.
En de echo van dat alles bleef komen en keren. Zo gebeurde het dat in de late namiddag, de vijver waar we zaten, stilte en bewegen was zoals wij, rust en roerselen van hart en geest, en ook, inzicht en toevlucht er te zijn en er te blijven.
Te zijn, een stukje eeuwigheid van water in ons neergekomen, en dat het goed was er te zijn onder vrienden. Er neer te zitten, te denken en te spreken over kleine dingen die voorbij gaan en andere die blijven zullen.
Er rond te lopen om vers gezaaide grassen te zien groeien en de bloemen die al uit de grond gekomen waren om te bloeien, hondsdraf en boterbloem, waterranonkel en begin van eendenkroos, duizendblad en koekoeksbloem en andere waarvan ik de naam vergat, om ermee mijn ganse jeugd terug te roepen toen ik in de wijde wereld waar ik woonde, in de weide liep achter de vlinders aan, nameloos kind en niets meer.
We dachten ook, de vijver zal er altijd zijn, tot ver na ons, onaangeroerd, gestold in de tijd, die culturen lang duren zal en ook erna, maar vooreerst peis is en vrede in ons hart, vandaag en morgen en zo lang we er zullen zijn. Zo dachten we.
En gezien ook, wat was van het verschuiven van het licht naar de avond toe, als de wind ging liggen en het water zich effende tot de perfectheid van een spiegel, met nog in de hoeken bloesems opgehoopt, zoals het altijd moet geweest zijn, in de jaren er voor en de luchten bijna regen waren die later komen zou en die de aarde daar zo nodig had om uit te lopen in een tapijt van groen tot in de bomen er omheen, als omheen wij die er waren.
En die luisterden, het ruisen van de bomen stil gevallen en keken hoe het licht werd opgeslorpt, werd uitgedund en weg geveegd, cirkel van wat komt en gaat en terug zal komen.
Zo gebeurt het ook dat nu de vijver inwerkt op wat ik schrijf, dat ik dit ogenblik niet zou zijn wat of wie ik ben, ware er de vijver niet om me te helpen, waren er de vrienden niet, jong nog en krachtig en vol beloften en wij hun woorden overgenomen en gemengd met die van ons, gedroomd hun ouderdom te houden, een ogenblik uitgelaten.
De avond lijk een roos gesloten.
06-05-2015, 06:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-05-2015 |
Wat ik onomwonden vrees |
Dit, mijn waarde vrienden Paul en Jacques, zijn losse gedachten in één ruk geschreven. Heb niet de moed ze te herlezen. Maar wat je me stuurde, ondanks de bemerking van Paul, is bij mij overgekomen als een koude douche. Dit is dan ook een blog in het bijzonder bestemd voor jullie.
Ik zou heel graag een blog schrijven in antwoord op de mail ‘Monde’ die je me beiden stuurde. Ik zeg jullie vooraf dat ik me beperk, dat ik niet durf schrijven wat ik zou willen schrijven. Ik hoop in de volgende maanden te gaan bladeren in de Koran om te zien wat er het Westen te wachten staat; om te weten, al was het maar wat de Koran ons leert over wat de Jihad is.
Als ik me verwijs naar de actualiteit waar Rudi Vranckx achter stond, dan betekent het voor de muzelman die Vranckx heeft gefrequenteerd, zo iets als bemin je evennaaste. Ik weet niet of wij, afvalligen/ongelovigen ook door hen als evennaaste worden gezien. Evenmin weet ik of Vranckx ook gesproken heeft met volgelingen van Allah die er een andere mening over de Jihad op nahouden. En heeft hij het niet gedaan het ware wenselijk dat hij het deed.
Het zou kunnen dat de muzelman die hier in het westen ingeburgerd is, een totaal andere kijk krijgt – zoals wij op de Bijbel - op wat de Koran is, en wellicht zijn er zo. Maar zijn ze er, ze zijn in de minderheid. Of ze in een of twee generaties bij machte zijn het aantal in het Westen ingeburgerde volgelingen te doen toenemen hoop ik, maar mijn twijfels zijn groot. Conclusie wij - het Westen, Europa, de Wereld - zullen met de harde of dan toch hardere kern opgeschept blijven. We zullen de toename van die kern niet kunnen stoppen, de westerse cultuur, die nu reeds aan het afzwakken is – zie de programma’s op TV - zal geleidelijk aan onder de voet gelopen worden en het Westen zal een verlenging van het Oosten worden.
Het zal niet voor morgen zijn, ook niet meer voor mij, maar, als ik alle berichten hierover lees en ontleed, dan vrees ik dat de kinderen van Amaury, Lucca en Alexia, mijn achterkleinkinderen geconfronteerd zullen worden met de Koran en dat de Bijbel die onze voedingsbodem was, zal opgeheven worden, met al wat ermee verbonden is, om nog niet te spreken over de vele andere boeken en kunstwerken in onze musea.
Ik durf er niet aan denken wat het betekenen zal, nu het Westen begonnen is het sacrale – terecht of onterecht - af te zweren, opnieuw te moeten opgaan in het gedachtengoed van de Koran. Ik herhaal dat ik niet durf schrijven wat ik zou willen schrijven, wat op zich reeds een begin is van overgave aan wat zich aanmeldt en te lezen staat onder meer in de statistieken van de geboortecijfers van het Westen en ook als ik lees over Nederland, dat in 2030 de bevolking voor de helft zal bestaan uit volgelingen van Mohammed (of het exact is weet ik niet) maar ik las het in de mail die jullie me stuurden. En ik zwijg over Frankrijk, Duitsland, Engeland en andere landen, België.
Geen enkele politieker of machthebber die dit ziet of wil zien, geen enkele, behalve hier en daar één die ik zelfs niet wens te noemen, omdat het slechts een druppel is, die het aandurven wat ik niet durf, het duidelijk te zeggen, om dan als racist, en spijtig genoeg niet als verdediger van onze waarden, door de massa politiekers – en ik zie ze allen glimlachend verschijnen op TV - bestempeld worden.
Voor het ogenblik blijven ze steriel vitten over - in vergelijking met de op de achtergrond opduikende cultuurmutatie - mini-minimale dingen, en liever dan de ogen wijd open te houden hun kop wat dieper in het zand steken.
En wij, wat vermogen we, niets anders dan het hoofd buigen en wachten op de wervelwind die ooit, zoals het gebeurde met het Romeinse Rijk, en met andere culturen zich thans aan het werpen is op die van ons.
05-05-2015, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-05-2015 |
De ceder hier en in Moissac |
Van morgen bij het buitenkomen heb ik in de tuin de ceder gegroet. Heb ik hem gezegd – he doesn’t need words, ik weet het wel - dat ik zag hoe mooi hij er stond in kleuren uitgebalanceerd, nu al zijn takken uitgelopen waren in lichtende, geelgroene tak uiteinden. Meer zegde ik niet en meer was niet nodig. Ik zag hoe hij reageerde, hoe hij bewegen ging, in een buigen van zijn takken, tot op de grond bijna, alsof ook hij me groeten wilde als een oude bekende, en ik dacht onvermijdelijk – een mens wordt bestookt met herinneringen – aan de verre, prachtig levende ceder in de hoek van de binnentuin van de afbrokkelende abdij van Moissac, alsof beide bomen, via mij contact konden hebben en hun eenzaamheid hierdoor gebroken werd.
Inbeelding of, in de complexe wereld waarin we leven, kosmische realiteit, want wat weten we over de vele mysterieuze golfbewegingen van alle aard die zich, dwars doorheen ons lichaam, dwars doorheen alle muren van alle steden, en dit weten we met zekerheid, manifesteren.
En waarom precies, vraag jij me, die ene bepaalde ceder, terwijl je er waarschijnlijk zovele hebt gezien en op zovele plaatsen?
Omdat, zeg ik dan, het de enige was en is die me iets vertelde over de tijd dat er nog gregoriaanse gezangen omheen hem geweven werden op vroege ochtenden, vóór het eerst licht, of op late avonden als de schemer nog even draalde vóór de duistere nacht begon.
De ceder daar in zijn eenzaamheid van ceder; en toen we er waren op de grond onder hem, zijn vruchten die hij had laten vallen nog met zaad geladen, wachtende op de vreemde man die deze meenemen zou naar andere oorden, waar een nieuwe ceder groeien zou, ontheemd weliswaar en zonder enige belofte van een terugkeer, wat ook niet hoeft.
Ik heb niet het geluk, als je dit een geluk moogt noemen, in de tuin ook maar een cederappel te plukken of op te rapen, de eekhoorn in de buurt, het is een donkerbruine - van welke buurt hij komt weet ik niet, maar het moet van ver zijn - is er om ze te komen op rapen en ze mee te nemen naar zijn nest of, de zaden ter plaatse op te eten en de leeg gehaalde vruchten achter te laten.
Een klein gebeuren, voor ons de moeite niet waard om op tekenen, maar omdat het de ceder in de tuin betreft, is het dan toch voor de tuin een groot gebeuren, een eekhoorn, oneindig vlug zoals ik zag, die langs komt om eekhoorn te zijn en de granen, bomen in potentie, weg te nemen.
De ceder van de abdij van Moissac is ook van de zoveelste vriend die ging. Hij zat er even neer op een plooistoeltje en aquarelleerde hem in enkele lijnen en enkele vlakken kleur met een gleufje wit er tussen, om hem mee te nemen, met een stuk muur erbij en enkele kolonnen met kapitelen en, erin verscholen, de gezangen die terwijl hij werkte tot hem nog kwamen van uit de kloostermuren. Terwijl ik toekeek, terwijl ik in gedachten werkte aan een haiku, de zoveelste die ik poogde er over te schrijven. Ook nu nog, is een haiku niet ver af:
De ceder stond er / nadien, in kleur getekend / op een Schoeller blad.
Toen mijn vriend, de aquarellist, was langs gekomen, en neergezeten op zijn plooistoeltje de ceder had getekend, stond diezelfde ceder ook op een blad Schoeller papier.
(Tussen haakjes: mijn miserie is dat, wellicht door mijn onkunde, er een blanco regel tussen geschoven wordt telkens ik een andere lijn neem. Aldus ben ik genoodzaakt mijn haiku op één lijn te brengen )
04-05-2015, 06:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-05-2015 |
Noties over Kunst |
De natuur gevangen zetten op schilderij of foto, is het onmogelijke beogen, is het landschap dat zich ontrolt voor je ogen, herleiden tot een beeld dat de lijnen van de omlijsting niet overschrijdt. En dit terwijl je in realiteit, altijd binnenin het landschap staat en de natuur je ontvangt in haar schoot, met de luchten als een koepel over jou, de wind als een streling in je gelaat en de geuren van aarde, velden en bossen je omhelzen .
De precieze weergave van het omringende is aldus een ijdele hoop, wat wel kan betracht worden, is via het gecreërde beeld het mystieke van de natuur te benaderen of, om het anders te zeggen, het ‘onwezenlijke’ dat de natuur ons in zijn diepste verborgenheden vertelt, zichtbaar te vertolken. Dit is trouwens de eerste eigenheid van de poëzie, alleszins van de poëzie zoals die vroeger bedreven werd, en zoals ik die ontmoette in de bundel van mijn vriend. En was dit onwezenlijke er niet, of was het er niet in voldoende mate, het was in elk geval waar hij naar streefde, het was de richting die hij uit wilde, hij was en bedreef poëzie.
Dit is trouwens de opdracht, kunst moet ons optillen, ons verheffen, moet uitzwermen naar de hogere regionen van geest én gevoel, en niet rondploeteren in de grondlaag, wat vandaag aan de orde is. Een andere vriend van me die overleden is, Paul Huwé, beweerde dat het gewild was, dat de mens op aarde te blijven had waar zijn plaats was. Hij, Huwé, was op dit punt zeker geen Saramago.
Kunst, zoals de ruimte binnen de gotische kathedraal, stuwt ons de hoogte in, is in zekere mate elitair omdat ze van ons, als toeschouwer, immer een inspanning vraagt, die gelijk loopt aan de inspanning die deze van de kunstenaar was. We zijn hem dat verschuldigd. Echter, en wat meer en meer het geval is, deze inspanning wordt niet meer nodig geacht, je hebt geen inspanning meer te doen, je moet enkel toezien en aanvaarden. Het is kunst vanaf het ogenblik dat het een plaats heeft gekregen binnen de muren van het museum Zo kan het dat een lucifersdoosje – hetzij vol of leeg, hetzij met al dan niet afgebrande lucifers, zoals het gebeurt – gekleefd op een wit blad, of een visgraat gekleefd op wit blad, zoals het ook gebeurt, getekend, ingelijst of niet, maar opgehangen in een tentoonstellingsruimte, als kunst wordt bestempeld en aangeprezen. Het is misschien slechts een kwestie van guts,, zoals hij ooit eens een goeroe van de kunst hoorde vertellen, maar het is dan ook niet veel méér.
Wel is het duidelijk dat wat de aard van de kunst betreft, alle zienswijzen recht hebben, over elkaar en in elkaar geschoven te worden opdat het beeld van wat kunst is, volledig zou zijn. Maar wat ons betreft - maar we zijn (oud en) niet zoveel - zien we liever het effen tekenblad, met zijn merkstempel en zijn watermerk, onbezoedeld, maagdelijk, ingelijst en opgehangen. Het blad houdt alsdan nog al zijn beloften in. Bekleed met een doosje, hoe klein of hoe groot ook, met een visgraat, met enkele lijnen dwars over het vlak, alles kan en mag eigenlijk, is het verloren als tekenblad.
03-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-05-2015 |
Stephen Hawking (2) |
Stephen Hawking (2) en het Ego van het Universum
Ik trachtte me in te beelden wat, met een generatiekloof er tussen, welke betekenis er kan gegeven worden aan de knieval van Jean-Paul II vóór een ongelovige Hawking.
Was de knieval van de Paus een zich aanpassen aan de moeilijkheid tot communicatie vanwege de sterk gehandicapte Hawking of, was het de inleiding tot een smeekbede van de Paus aan Hawking, een verzoek om niet verder te gaan op de weg die hij had ingeslagen of, was het beide samen?
Wat het wel niet zal geweest zijn is een teken van respect voor een van de grootste astrofysici van dat ogenblik.
De auteurs, White and Gribbin (zie 30 april) wisten evenwel te melden dat er die namiddag een aantal beledigde Katholieken aanwezig waren, ‘ misinterpretating the Pope’s gesture as undue respect. They simply could not understand why the Pope should kneel before him; to them Hawking’s opinions were at the opposite end of the spectrrum from Orthodox Catholic doctrine’.
Ik zelf kan of vind het niet nodig er een oordeel over te vellen - evenmin als de auteurs het deden – zeker niet over de stelling van Jean Paul II, als zou de wetenschap enkel kunnen komen uit Gods revelatie, maar wel een bemerking bij het ‘no boundary concept of the universe’ van Hawking en wat hij hiermede bedoelt ‘that the Universe is self contained, in that case we do not have to explain how it got there in the first place. It would just BE’ (p.169).
Mijn variatie hierop is een antwoord aan de Paus en aan de fysici, namelijk dat het ‘zelf-bestaan’ van het Universum tezelfdertijd bewijst dat het Universum een Ego bezit. En ik voeg er aan toe dat dit Ego God kan en mag genoemd worden, even goed als het/de Onnoembare.
Ik heb dit alenkele malen verkondigd in mijn vorige blogs, echter heb ik er tot vandaag, nog nimmer aan toegevoegd dat het deeltje kosmos dat we zijn als mens - het deeltje leven - we ook het deeltje Ego zijn, met al wat hier uit voortvloeit eens het deeltje leven het deeltje Ego verlaat.
02-05-2015, 00:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-05-2015 |
De Poëet |
Je voelt je waar je hoort te zijn, als een vriend van vele dagen, Rik Van Damme, zijn nieuwe dichtbundel voorstelt en dit voor een respectabele massa mensen – je wist niet dat in deze contreien poëzie zo geliefd was – in een plaats, een oud Hospitaalkerkje aan God gewijd.
Je schrijft geen recensie over het werk zelf, je schrijft een recensie over hoe de poëet is en hoe hij werkt als ‘de wind liggen gaat’, hoe hij werkt, van Wissant - waar ook Dante stond - tot in het bos van Raspaille, en hoe hij koortsig is om te schrijven wat hij ziet en hoort en voelt en in de dingen binnen dringt om er de tekenen uit te halen die er wazig in aanwezig zijn.
Om bij te houden wat hij schreef op morgens of avonden, als het woord hem bezocht en hij niet anders vermocht dan het te nemen en te omhelzen en het in een geladen vorm te gieten om het uit te dragen als een gift van het woord aan de natuur, aan de geliefde, aan de wereld, en waarin hij, het tedere, het wisselende, het geurende, het levende ontmoette, het hem tegemoet kwam in ‘kobaltblauw, in Napels geel en in een tikje rood’, met zachte, losse tred, in tederheid opgemerkt en ‘gemengd met veel zinkwit tot het zilvergrijs’.
Iets, hoe minimaal ook, op te merken en kent hij niet het woord dat hij niet schaaft, niet afrondt, niet neerzet maar kent hij wel kent het woord dat hij kiest te beleven in voluten en capriolen, in innigheid, zonder opzien, zonder terug te blikken, maar hongerig uitkijkend naar wat er uiteindelijk overblijven zal de volgende dagen En na het gedicht geschreven, het opgehangen om uit te waaien aan een draad in de voortuin onder de bomen in bloei, of mee te nemen als het sneeuwen gaat en hij, o zo graag het in de sporen leest die hij achterliet, omdat hij weet dat na hem alles terug zal weg gedooid zijn en achtergelaten in vallei en heuvel waar hij niet meer komen zal omdat niets meer zijn zal zoals het ooit was.
Hij heeft de dagen nodig en de hemelse wolken, hij heeft de nachten nodig en de sterrenstelsels en wil zijn vingerafdruk achter te laten, op elk grassprietje, op elke stengel, op elk blad van elke boom, tot elke meeldraad toe. Wachtend op het bevruchtende teken, waar hij ook staat, wie hij ook is, bij elke stap, bij elk ogenblik, het gebeuren dat hem niet ontglippen mag. Hij grijpt het vast, hij omknelt het en dwaalt er in weg om de ziel te zoeken, te kijken wat er diep in de ondergrond van het wezenlijke geborgen is.
Je woord, mijn vriend, is van je hart, is van je ogen, is van je gevoelens in jou losgekomen, ongebreideld maar evenwichtig naast elkaar opgezet als kleurrijke vogels op de schouw boven de haard, waar je neerzit om er te blijven en te mijmeren over wat er was en over wat er niet was en wat er nog aan toegevoegd kan worden, in nieuwe woorden en in andere tekens. Ademend en de tijd geklemd houdend van het zaad dat kiemt, van de bloem die zich opent, van de vrucht die rijpt en de vrucht die valt.
Al wat je mee draagt, wat je kent door en door, tot het mystieke dat in de natuur leeft en groeit en uitdooft. Het bewegen van het bewegingloze dat je hebt opgemerkt die dag, dat ogenblik, en het je duidelijk werd dat je het niet kon grijpen, hoe tastend je ook te werk ging, en hoe telkenmale wat je zeggen wilde, je ontsnapte en het ongezegd bleef opdat het gevat zou worden.
Of het ongezegde geschreven om te begrijpen wat is van de dingen, het niet aanraken omdat het niet aan te raken is met woorden, alleen met wat inhoudelijk ingehouden woordenleemtes.
Houden en niet houden, aftasten en niet raken, bespieden en niets vinden dat bespied kan worden, al weet je dat het er is, onzichtbaar voor hij die zoekt en door hem gelaten achter gelaten, zijn machteloosheid verscholen in zijn woorden.
Hoe grijp ik vast, zeg je mij, wat van het leven is, wat van de natuur is en me overweldigt met geuren en klanken die zijn én van het leven én, van de dood die niet wijkt en nimmer wijken zal. Alsof hij reeds klaar stond, een boogscheut ver, om ons op te vangen, al zijn we hem te vlug af, al hebben we onze voorzorgen genomen om te schrijven wat we schrijven wilden en het achter te laten, stamper en meeldraden en nu het stuifmeel weggeblazen door de wind of met de vlinder mee gegeven naar vreemde oorden waar we waren en niet waren. Stuifmeel van wat woorden, een bundel van ‘meer dan vijftig gedichten’, ingeleid en besproeid met Chopin en Satie.
Impressies die van de wereld zijn om aan te tonen wat er te vinden is als je het woord even oplicht om te zien wat er onder ligt, een druppel ‘in het grote oog van de eeuwigheid’ die we mee gaan nemen in de dagen van nu en van weleer, de dronken dromen die zich nimmer sluiten zullen.
01-05-2015, 00:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-04-2015 |
Stephen Hawking |
Ik las, dat aan Stephen Hawking, na een lezing, gehouden in het Sydney Opera House, door een tienermeisje de vraag werd gesteld wat volgens hem het kosmologisch effect was van het vertrek van Zayn Malik, bij de band ‘One Direction’.
Het antwoord van Hawking mag er zijn: ‘Eindelijk eens een vraag over een belangrijk iets.’
En ik herneem – schaamteloos - wat De Standaard hierover in het kort wist te melden. Ik herneem het omdat het, én een waardevol antwoord is op een eerder stupide vraag; én omdat het voor mij het bewijs is dat, ondanks alle bijna grenzeloze gebreken van zijn stoffelijk omhulsel, zijn lichaam, de geest van Hawking niet in het minst door deze gebreken werd aangetast; én omdat zijn reactie voor mij een hoogstaand literair antwoord is naast het feit dat het zich situeert op een schijnbaar wetenschappelijk niveau waarmee hij op de meest eenvoudige en tevens op de meest schitterende humoristische wijze, zo voor de vuist weg, zijn nimmer aflatende zienswijze duidelijk maakt. Dit zijn de woorden van Stephen Hawking zoals De Standaard die overbrengt:
‘Mijn advies aan een meisje met een gebroken hart zou zijn om theoretische fysica te leren. Misschien kunnen we op een dag bewijzen dat er meerdere werelden zijn en het valt niet uit te sluiten dat er een wereld bestaat waarin Zayn nog steeds bij ‘One Direction’ is. Of een waarin zij en Zayn gelukkig getrouwd zijn.’
Een dergelijk passend antwoord kan ik niet in het niets laten verdwijnen, het maakt me gelukkig en ik wil zijn woorden nog een tijd levend houden, niet zo zeer om het antwoord zelve, wat al niet weinig is, maar omdat hij, in de miserabele toestand waarin hij zich bevindt een groot mens blijft aan wie humor niet ontbreekt. Qu’on se le dise, dat men het verspreide over alle facebooks van de wereld.
Ik dacht ook aan wat ik ooit las, toen hij, na een conferentie van fysici, gehouden in 1981 in het Vaticaan, waarin hij zijn ‘no-boundary theory concept and the fact that there could not be the need of a Creator’ had uiteen gezet - wat bepaald niet strookte met wat de paus, Jean Paul II, bij de inleiding tot de conferentie had gezegd[1] - hij samen met de andere fysici in audiëntie werd ontvangen op het zomerverblijf van de Paus in Castel Gandolfo, en toen zijn beurt kwam, hij oog in oog kwam te ‘staan’ met de Paus. En ik laat hier de auteurs van het boek, ‘Stephen Hawking a Life in Science’[2] aan het woord:
As Hawking’s wheelchair came to a halt in front of the Pope, John Paul left his seat and knelt down to bring his face to Hawking’s level. The two men talked for longer than any of the other guests. Finally the Pope stood up, dusted down his cassock and gave Hawking a parting smile…
Welke woorden de twee toen gewisseld hebben, weten we niet, misschien heeft de Paus hem gezegd dat hij ook, zoals zo velen, zijn twijfels had over wat er in den beginne kon geweest zijn?
[1] ‘Science cannot in itself resolve such a question - the origine of the world – what is needed is that human knowledge that rises above physics and astrophysics which is called metaphysics, it needs above all the knowledge that comes from the revelation of God’
[2] Michael White & John Gribbin: ‘Stephen Hawking, a Life of Science’, Viking, Penguin books ltd, 1992.
30-04-2015, 00:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-04-2015 |
Wat indien? |
Wat indien ik destijds, de recensie van Christine Rousseau in Le Monde over ‘Le Cahier’ van José Saramago niet had gelezen en wat indien ik zelfs, nimmer had gehoord van dit ‘cuaderno’, met wat zou ik, in de voorbije jaren, mijn dagen hebben gevuld? Want het is een onweerlegbaar feit, mijn blog vult mijn dagen en blijft verder uitlopen als mijn meest intense bezigheid die alle prioriteiten krijgt. Zo wat indien het ‘cuaderno’ van Saramago mijn wegen niet had gekruist, zou ik ooit begonnen zijn aan een blog?
Een vraag die natuurlijk onbeantwoord blijven zal, er is wat er is, maar ik weet ook dat wat ik toen begonnen ben, wellicht meer nodig heeft gehad dan het voorbeeld van de atheïst die Saramago was, die na zijn dood zelfs niet wou opstijgen naar de sterren, hij was - wat hij reeds van de hoofdpersoon, Baltasar Sietesoles in zijn ‘Memorial do convento’ had gezegd - van de aarde en van de aarde bleef hij.
De dag dat ik el Cuaderno in handen kreeg - ik kocht het in een kleine onopvallende boekenwinkel bij een kleine onopvallende dame die er al jaren in slaagde haar boeken-en schrijfspullen-winkeltje open te houden in een klein dorpje in Spanje - voelde ik aan als een grote dag en na enkele pagina’s lectuur ben ik na een paar dagen met mijn blog gestart. Ik kwam toen terug uit Granada waar ik het Alhambra had bezocht en waar ik was buitengekomen, overweldigd door, én de architectuur, én het effect van de met decoratieve Arabische letters bekleedde muren, én vooral door de kunstwerken die ik te zien had gekregen in het kleine maar verrukkelijke museum binnen het Alhambra.
En heeft de bloghistorie van Saramago er toe bijgedragen, er is ook het Alhambra geweest dat in mij een drang naar creativiteit had losgewrikt, een drang en een schrijflust die ik voorheen nimmer zo intens had aangevoeld. Zeg ik dan, wat indien ik het cuaderno van Saramago niet had gelezen en wat indien ik het Alhambra niet had bezocht, zou ik wel ooit begonnen zijn aan het voor mij, op het eerste gezicht toch wel intrigerend mechanisme van de publicatie op het internet van een dagelijkse blog?
Sta me toe het te betwijfelen.
Eigenlijk, kan ik veel verder gaan en me dezelfde vraag stellen bij elke belangrijke – het vervolg van tal van kleine minder belangrijke – beslissing die ik nam, wat indien ik B had gevolgd of C en niet A. Het meest opvallende hierbij is dat het de vraag is die we ons allen stellen, wat indien ik dit had gedaan en niet dat. Het antwoord is heel simpel, het is het scenario, dat voor jou geschreven stond in het Boek van het Leven – het Boek van Psalm 139, 16 - dat gevolgd werd, het exclusieve, het enige waaraan je niet ontkomen kon. En de ‘wat-indien-vraag’ die je ooit, vroeg of laat, of nu en dan, of meer nu dan ‘dan’, stellen zou, was inbegrepen in dat scenario.
En nog, wat indien de tekst die ik gisteren, met heel wat moeite had geschreven, niet door een onoplettendheid van mij de mist was ingegaan, weggespoeld zonder spoor na te laten, zodat ik vandaag de blog heb geschreven die door het Boek was gepland om geschreven te worden, die je nu gelezen hebt.
29-04-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-04-2015 |
Boeken en energievelden |
Er liggen heel wat boeken op mij te wachten om gelezen te worden, maar ik heb ook nog heel wat te schrijven. Het lezen geeft me inzicht hoe anderen er in slagen hun schrijversproblemen op te vangen, maar anderzijds heb ik minstens vier uren per dag nodig om te schrijven wat ik gepland heb te schrijven, en bij ondervinding weet ik dat vier uren intens bezig zijn gedurende een etmaal zeer uitputtend is voor mij. Ik heb dus geen keuze, de boeken zullen ofwel blijven liggen ofwel in diagonaal moeten gelezen worden. Wat maar een halve oplossing is, maar beter een halve dan helemaal niets. Dus verontschuldig ik me bij een hele rij schrijvers en dan vooral bij diegene die een recensie krijgen in een of ander dagblad of tijdschrift.
Ik sta dus op de planken voor mijn publiek gekleed met wat ik in mijn leven heb gelezen, ontdaan van al wat ik niet gelezen heb en dit is ontmoedigend veel. Aldus ben ik aangewezen op de ideeën die in mij zijn ontstaan, ideeën zoals deze die ik gisteren heb verkondigd in verband met wat we erfden uit de Kosmos. Heb ik het bij het rechte eind, of neem ik hiermede een te hoge vlucht of nog, zijn het maar wat zinsbegoochelingen, wie zegt het me?
Ik zie twee van mijn achterkleinkinderen, Lucca en Amaury bezig, zie in hun blinkende ogen hoe ze maar voor een procent mondig zijn, maar elke dag neemt hun mondigheid toe. Amaury, twee jaar, kan reeds tellen, al begrijpt hij niet dat de cijfers die hij spreekt cijfers zijn, het is maar een deel van een liedje voor hem; Lucca is amper zes maanden, maar hij kijkt rond zich met een sterke wil om te leren wat Amaury doet. Ze leven buiten mij maar ook in mij, en dan is er nog, in de Valais, Alexia, die opgroeit als kind, gesproten uit mijn aderen via mijn kleinzoon Stéphane.
Een wereld in wording die ik zal achterlaten, voor wie ik, als de tijd me nog enkele jaren gunt, een verre herinnering zal zijn om daarna te verdwijnen. Misschien later, veel later, zullen ze ooit geconfronteerd worden met wat ik als geschrift heb achtergelaten, echter niet met wat ik zal gelezen hebben, met wat gestapeld ligt ergens in mijn hoofd of – maar in deze zin zullen ze me herkennen - in het energieveld dat ik meevoer omheen mijn lichaam. Als een van hen dit ooit zou lezen, Amaury of Lucca of, je weet maar nooit, Alexia, dat ze dan volmondig beseffen dat ik deze ene zin:
‘alles wat ik las en schreef ligt beschreven, niet in mijn hoofd of hersenen, maar in het energieveld omheen mijn lichaam’ en dat, wat ik vandaag neerschrijf voor hen, uit dit energieveld is opgerezen.
Het is Gonda, mijn echtgenote die me er op wees dat ik enkel ‘zotte’ dingen schrijf die weinigen begrijpen/lezen, maar dat het tijd werd dat ik eens iets schreef over mijn achterkleinkinderen, die ik niet meer zal zien opgroeien zoals ik het wel willen zou.
Alexia, Amaury, Lucca deze blog werd geschreven voor jullie. Zelfs als er later, niets meer overblijft van deze woorden, de werking van de kosmische geest zijnde wat hij is, werd de zin en de betekenis ervan in jullie neergezet en zal, eens de jaren er zijn, met grote zekerheid, minstens tot een van jullie doordringen. Of je dan weten zult dat hij van mij, je overgrootvader afkomstig is, heeft geen belang, ik ook heb tal van zaken mee gekregen van ouders en grootouders, waarvan ik de herkomst niet heb geïdentificeerd.
28-04-2015, 06:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-04-2015 |
De gezegende |
‘La bénédiction de DIeu dans la solitude’, is de titel van een nocturne van Franz Liszt. En de vraag die hierbij oprijst, begin je aan een compositie, welke ook, met de titel neer geschreven boven op je blad of, componeer je eerst de muziek, beschrijft je het landschap van je geest en je gevoelens, om dan later er een titel op te kleven omdat het wel moet, omdat er een naam moet aan gegeven worden? Mijn antwoord is duidelijk, je schrijft je leeg en achteraf haal je uit wat er geschrevene staat een titel die het geheel omkleedt, of haal je er het sleutelwoord uit om het te merken.
Wat Liszt omringde was de eenzaamheid en uit dit gevoel steeg hij op in de klanken van zijn ziel, wou hij zijn God dankbaar zijn, omdat, dankzij deze eenzaamheid, hij het geluk had gekend, als een zegen van God, zijn nocturne te schrijven.
Telkens ik een blog heb afgewerkt is er een gevoel van dank dat opstijgt uit mij eens te meer te zijn aangekomen, te hebben volbracht wat ik me had voorgenomen zonder vooraf eigenlijk te weten waar mijn woorden me brengen zouden.
Dit is van alle gebeuren het meest verheffende, ik noem het mijn gebed, ik noem het mijn samenspraak met wat er van uit de Kosmos tot mij komt. Ik kan het ook nuanceren en zeggen dat het van uit het kosmische is, dat ik bij mijn geboorte heb meegekregen, dat ik het heb kunnen schrijven of, dat dit kosmische, en het weze gezegend, de humus was, de bron waaruit telkens mijn woorden opborrelen zoals bij Liszt zijn muzieknoten die klanken betekenen.
Of nog, elke creatieve actie vloeit voort uit de kosmische gelaagdheid die in ons aanwezig is. De wil of de beweging naar meer, aanwezig in het kosmische gebeuren is ook deze van ons. We ademen kosmos uit als we schrijven of componeren of schilderen, we haken ons, als grassprietje, vast in het krachtenveld van het leven dat, zich voortdurend hervormend, uitstrekt tot in de verste sterrenstelsels.
Wij, de homo sapiens ons eveneens hervormend stilaan, stilaan, tot de homo sapiens sapiens. Een andere rol is er niet weggelegd voor ons.
27-04-2015, 10:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-04-2015 |
De 'nada's' van Borges |
Een paar dagen al dat ik het gevoel heb dat de woorden niet komen zoals ik het wensen zou, dit is de reden waarom ik gaan putten ben uit het manuscript dat, alhoewel too slowly in progress, anders wellicht nooit het daglicht zou gezien hebben. Ik weet dat dit voorbijgaande is, dat mijn intellectueel en fysiek bioritme heel laag staat, emotioneel, heel hoog – ik zocht het op – dus als het vandaag iets minder is, vergeef het me, ik laat jullie niet vallen, ik blijf trouw aan de opdracht aan mezelf mee gegeven voor mijn laatste jaren, een opdracht die ik honoreren zal, zoals destijds een wissel werd gehonoreerd door de betaling ervan, aan trekker of geëndosseerde, op de vervaldag.
Alles op de keper beschouwd is het niet denderend wat ik schrijf en hoe ik schrijf. Ik lees tussendoor van Erwin Mortier, zijn ‘Godenslaap’. Ik sta versteld bij zijn enorm rijke woordenschat en hij grijpt me voortdurend bij de keel door het verrassende van zijn verbeelding. Het verhaal dat hij gebruikt verdwijnt erbij, heeft niet het belang dat eigen is aan de roman, het evolueert in de schaduw van zijn taal. Ik kende Erwin Mortier niet, ik leer hem nu kennen, die man schrijft grote literatuur. Ik weet nu dat wat ik schrijf maar wat nada’s zijn en dan denk ik onvermijdelijk aan Jorge Luis Borges die over zijn ‘nada’s’ het volgende schreef. Alsof hij zich tot mij zou richten:
Onze ‘nadas’ verschillen weinig, de omstandigheid dat jij de lezer bent van deze oefeningen en ik de schrijver is onbeduidend en onverwacht[1].
Of wat hij schreef maar ‘nietsen’ waren is een andere zaak maar, als er iemand is geweest die zinnige dingen heeft geschreven dan was het wel Borges.
Waarom schrijf ik dan? Er is maar een geldige reden, ik schrijf omdat het nog het enige is dat ik bij machte ben te doen, wat letters aan elkaar koppelen tot woorden en, pagina na pagina samenbrengen tot een geheel, ongeacht of wat ik schreef waard is gelezen te worden. Of is het maar triviaal en had om het even wie, die in mijn omstandigheden zou geleefd hebben, de zaken kunnen schrijven die ik hier achterlaat, is een vraag die Borges zich niet stelt, hij weet het.
En, als ik schrijf wat ik achterlaat, vraag ik me dan voldoende af of de golflengte waarop ik ben afgestemd bij het schrijven overeenstemt met de golflengte waarop mijn eventuele lezer is afgestemd? En als het niet zo zou zijn moet ik dan verbaasd zijn dat de zin en de betekenis van mijn woorden soms moeilijk doordringt bij velen?
[1]Nuestras nadas poco difieren; es trivial e fortuita la circunstancia de que seas tù el lector de estos ejercicios, y yo su redactor. Jorge Luis Borges : Obra poética, Bibliotheca Borges, Alianza Editorial, quinta réimpression, 2002.
26-04-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-04-2015 |
Manuscript in progress |
De eerste maand augustus na het overlijden van zijn echtgenote bracht hij door in Grimentz, in dat oude, tijdloze dorp van de Val d’Anniviers in Wallis, de plaats waar ze jarenlang met de kinderen, hun verlof in augustus hadden doorgebracht. Eens te meer, overweldigd door licht, ruimte en bergen, door de sfeer van het dorp en de vrienden die hij er ontmoette was zijn verblijf een baken geweest, een Steinmann op zijn weg naar de berusting. In de door de zon gebrande chalet die hij er huurde en lijk de voorsteven van een boot in de vallei scheen gegroeid, betrok hij, wat de eigenaars noemden, la chambre des preux, de kamer der heldhaftigen, een kleine kamer met open haard en veldbed en een wand vol boeken en foto’s. En de aanwezigheid omheen hem van de kinderen en kleinkinderen, brachten in hem rust en aanvaarding van al wat was en een toegankelijkheid naar al wat nog komen kon.
Zij was er de afwezige aanwezige in de stemmen en de handelingen van allen die er waren, aanwezig in het licht, in het gezang van de vogels voor het licht opkwam, en als hij neerzat aan de schrijftafel, zijn dagboek open voor hem voelde hij een diffuus geluk dat hem optilde en als een gulp warmte over zijn rug lag als hij schrijven ging en hij in zijn woorden haar aanwezigheid voelde, haar kijken naar hem, haar houden van hem - de Heer bezat me in het begin van zijn dagen – zij ontvankelijker dan ooit en hij haar elke gedachte gevend, haar omkringend met zijn geest en bloed en lichaam.
Hij meende toen het symbool te begrijpen van de roos van Rilke, de roos die niet zonder doornen is, de liefde die niet zonder pijn en het leven dat niet zonder de dood is. En dacht hij terug aan Rilkes grafschrift, hij er meende te mogen lezen dat hij, Rilke, die slapende is voor de levenden, thans levend is onder de slapenden. En zeker niet te zijn, en nimmer geweest is, slapende zoals zij die door het leven gaan met gesloten oogleden.
Was dit de betekenis van Rilkes woorden? Wellicht niet helemaal, maar het voldeed hem. Hij was ervan overtuigd dat Rilke geloofde in de eeuwigheid van het leven. En hij was er nog meer van overtuigd omdat hij thans, zoals zovele anderen die het grafschrift lazen, voortdurend begaan is met de betekenis ervan, wat reeds op zichzelf een bewijs is van de eeuwigheid die Rilke is. Zijn epitaaf komt wel niet elke dag op de radio, zoals de muziek van Mozart, maar dit hoeft ook niet, hij, Ugo, draagt het beeld van zijn graf met de woorden en de rozenstruik met zich, zijn dagen in en het feit dat hij er over schrijft is een voldoende bewijs van Rilkes eeuwigheid onder de mensen.
25-04-2015, 00:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-04-2015 |
Genomen uit een Manuscript (vervolg) |
Genomen uit een manuscript in progress, vervolg.
Hij kan van vele gedachten niet zeggen hoe het komt dat bepaalde herinneringen, zonder de minste overgang, opduiken terug en je vasthouden, niet zoals deze waar een briefkaart met het beeld van Akhnaton de aanleiding was, maar andere, zoals vader die plots opduikt of een broer die je in lang niet meer zag of hoorde, of een ver onooglijk klein gebeuren uit je jeugd dat komt en weer verdwijnt.
Of andere nog, zoals zo-even terwijl hij de groenten waste en klaar sneed voor de soep en toen hij aan de ui begon, onmiddellijk dacht aan Ernest Hemingway en wat hij erover zegde: ‘an onion is like a rose’, of aan Pablo Neruda die de ui vergeleek met ‘un planeta’[1].
Maar, gisteren de herinnering, getekend Akhnaton, was van een andere geaardheid, was een herinnering die hij verborgen hield, die hij niet wenste terug te halen, omdat het zo oneindig was geweest, zo overweldigend, zo allesomvattend.
Hoe ver dit alles achter hem lag nu, en ook hoe dichtbij nog de man die hij toen was, alsof wat geweest was, een gebeuren betrof dat hij ergens kon gelezen hebben samengebald als verpakt in één bundel, geschreven in een andere taal, in een ander land, over een man die hij kende en die rondliep met de gedachten die ook de zijne waren.
En het was toen, uitgesproken die morgen terwijl hij de mantel wegnam van de ui, die hij als een kleine, gladde, blinkende ‘planeet’ in de handen hield, dat in hem een niet te stelpen verlangen oprees het essentiële van wat geweest was, en zich sloot met die postkaart van Akhnaton, voor eens en voor altijd neer te schrijven om er zich van te bevrijden, om het te houden en het niet te houden, in één bundel pagina’s voor hem op te tafel te leggen en te bewaren, lijk een ruiker gedroogde bloemen onder een glazen stolp.
Van die morgen af, het ogenblik, dat de natuur zich aan het hernieuwen was, vertrekkende van uit de trein die door het ontluikende landschap reed, over die kaart van Akhnaton en de witte bloesems van die boom in de nacht, via Hemingway en Neruda, kwam in hem een niet te stuiten drang, al wat was van hem, en haar, open te breken en dit verhaal niet te stoppen tot hij aankomen zou op het punt in de tijd en de ruimte waar hij zich thans bevond, losgeslagen, staande in de keuken met het mes in de hand en die schreeuw in hem, zich steeds maar herhalend nu, hoe hij het doen zou, een punt zoekend in de tijd waar hij beginnen zou, het punt dat een scharnierpunt was, waarin al wat geweest was gestapeld lag en waaruit alles dat nog kwam reeds in potentie aanwezig was.
Maar als hij zoeken ging besefte hij dat er vele dergelijke scharnierpunten waren in zijn leven, dat elk hoofdstuk dat hij schrijven zou een scharnierpunt was, en dat er in feite maar één echt punt was dat het punt was van het ‘nu’.
[1] Cebolla / clara como un planeta / y destinada / a relucir, / constellation constante / redonda rosa de agua / sobre la mesa / de las pobres gentes… (Ajuin / helder lijk een planeet / en bestemd / om te schitteren,/ blijvende constellatie, / bolronde waterroos / op de tafel / van de arme lui…)
24-04-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-04-2015 |
Genomen uit een manuscript |
Genomen uit een manuscript in progress.
In een boekje van Mircea Eliade dat hij deze morgen achteloos uit zijn rek had genomen om te lezen op de trein die hem naar de hoofdstad bracht, een kaart gevonden met het beeld van Akhnaton en op de keerzijde ervan, overgeschreven in haar zo vloeiend, inviterend handschrift, enkele regels uit een gedicht van Carl Sandburg, uit zijn bundel ‘Honey and Salt’:
You and a ring of stars / may mention my name / and then forget me./ Love is a fool star.
Terwijl de trein door het ontwakende landschap schuift, komen met de kaart voor zich, een na een de herinneringen terug, wetende dat ze hem met die kaart wist te treffen omdat hij haar, een avond in de bergen, gesproken had over de binding die er was tussen Akhnaton en Oedipus en las hij, wat hij vroeger niet had opgemerkt, half verscholen onder de postzegel schuin in de hoek van de kaart : ‘Life could be a dream’.
Ze verliet hem niet de ganse dag tijdens de uren vergadering, die hij had. Ze was nog aanwezig toen hij die avond laat was thuisgekomen, toen hij uitkeek over het grasperk en de witte schemer van een boom in volle bloei hem verwarde, één ogenblik, één flits maar dat hij droomde dat ze hem tegemoet kwam, een wit kleed als een fluisterwolk om haar lichaam, zwevend.
En uitgebalanceerd op het laken van de nacht, de roep er was van de maansikkel en op korte afstand ervan de schittering van Venus. Hij dacht : noch afstand noch tijd kunnen hier iets aan wijzigen, herinneringen blijven lijk bloesems in de wind dwarrelen over mij, over mijn handen, over mijn bezig-zijn en nu onverwacht en onverhoopt, haar levend teken terug en sterren in mijn ogen, zo spreek nog eenmaal mijn naam, en vergeet me dan, vergeet me, for love is a fool star.
23-04-2015, 01:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-04-2015 |
Bundeling |
Ik heb het besluit genomen – eerder laattijdig - mijn (Web)blogs, geschreven in 2014, te bundelen en deze vooraf te laten gaan met volgend voorwoord. Er de nadruk op leggend dat, zoals ik een leven lang heb gewerkt aan elke blog die ik schreef zo heb ik een leven lang gewerkt aan dit Voorwoord.
Voorwoord.
Deze op elkaar volgende dagboekfragmenten, werden geschreven door Ugo Carl d’Oorde, geboren in het dorpje van Oost-Vlaanderen op 29 december van het jaar 1927, en zijn verschenen als blogs, in de dagen van het jaar 2014.
Als inleiding er op wil ik de lezer nu reeds op het hart drukken dat je evenwel niet geboren bent op een bepaalde dag op een bepaalde plaats, maar dat je geboren bent op alle plaatsen die je bezocht en waar je je ooit bewust bevond, dat je bent van al die plaatsen en van al die tijden, dat daarenboven alles over jou, in en over elkaar ligt, het heden gegroeid uit het voorbije en het komende gegroeid uit het heden, realiteit en droom vermengd, zodat het geschrevene, zo wens ik het toch en zo zal het ook gebeuren, de kleur en de smaak heeft van melk in koffie, en koffie in melk, crèmekleurig. Dus de realiteit niet duidelijk afgelijnd, droom en verbeelding niet wazig-wit, maar beide gevoileerd, innig vermengd.
En een tweede bemerking, even belangrijk en voortvloeiend uit de eerste, een dagboek begint niet met de eerste regel van de eerste bladzijde, een dagboek begint met al wat er is aan voorafgegaan, geschreven of niet geschreven, verspreid of opgeborgen gebleven.
En wat betreft de woorden die de persoon in mij schrijft, verwijs ik naar Jorge Luis Borges die in zijn essay over ‘ la Poesia gauchesca’, uit zijn bundel ‘Discusión’, de vraag herhaalt aan Whistler gesteld, hoeveel tijd het hem gevergd heeft om één van zijn ‘Nocturnos’ te schilderen en het antwoord van Whistler : ‘toda mi vida’. Het moet dan ook duidelijk zijn dat wat geschreven wordt op de komende pagina’s, ontstaan is uit, en in de verlenging ligt van, al de dagen in mijn leven die er zijn aan voorafgegaan.
Zo zijn deze fragmenten hier, niet begonnen op deze dag van 1 januari 2014, maar zijn ze, al staat of stond er nog niets van opgetekend in welke vorm ook, begonnen zelfs vóór de dag van mijn geboorte. Om maar te zeggen dat mijn leven zijn wortels heeft, én bij mijn ouders, grootouders en de vele geslachten ervoor, onvermijdelijk doorweven met de stand van sterren en planeten, al is er over dit laatste niets bewezen of kan er niets bewezen worden.
Aldus mijn voorwoord op wat geschreven werd van 1 januari tot 31 december van het jaar, gezegend of niet, 2014.
22-04-2015, 00:26 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-04-2015 |
Orchidee |
De orchidee die ik had afgeschreven als stervende is terug tot leven gekomen, zijtakken zijn gesproten uit de schijnbare dorheid, hierop zijn andere takjes gegroeid en hebben zich zwellingen getoond die nu botten geworden zijn. Ik heb, uit respect voor wat er gebeurde, in de veranda waar ik schrijf, de plant naast mij op de tafel gezet, ik lees dat het een phalaenopsis is.
Nu ze hier naast mij staat ziet ze toe hoe mijn vingers over de toetsen glijden, is ze geroerd als ik naar haar kijk, nog meer als ik even een donkere fluwelen tak ophef en over de knoppen wrijf en woordeloos spreek tot haar, even woordeloos als zij spreekt tot mij.
Haar zeg ik, als ze me vraagt wat ik aan het doen ben, dat ik over haar aan het schrijven ben, niet omdat ik niets anders weet om te schrijven maar, omdat ik het verrassend vind dat ze uit haar lethargische toestand is opgestaan als een verrezene. Terwijl, zeg ik, ik maar een doodgewone burger ben die niet de minste kans maak om als verrezene op te staan uit de grote lethargie die me wacht.
Ik zeg haar ook dat ze lijk een boek is dat ik lees, nu ik zie dat al wat er reeds gebeurde slechts een inleiding was en hoe de zwellingen botten werden en de botten bloemknoppen waar nu, binnen in, de bloem zich vormt met stamper en meeldraden, zoals binnen in mij de woorden ontstaan die mijn blog zullen vormen. Er is, zeg ik nog, in het lichte scheuren van de bloembladen een begin van kleur te ontdekken, een kleur die in mijn woorden deze is van de geest in mij.
Ik zeg haar ook dat ze mijn gezelschapsdame is als ik schrijf, dat ze mijn muze is, omdat het zo fenomenaal is die grote simpelheid die haar bestaan omgeeft en dat het me spijt als ik haar in de nacht alleen laat in de duisternis.
Wat ze begrijpt. Trouwens zegt ze, de nacht geeft me vleugels, ik zwerf uit, ik heb geen behoefte aan slaap, ik blader wat in je boeken, betast de letters ervan en weet van het vreemde dat er in te lezen staat, vooral als ik de onderlijnde passages ontmoet dan weet ik dat jij het waart die deze lijnen getrokken heeft.
Zeg ik dan dat het wellicht een passage is die wat dieper inging op het leven, waarbij het aardse verlaten werd en de schrijver de hoogte is ingegaan om te zoeken naar zijn oorsprong en hoe zijn bestemming zal zijn. Zoals ik, zeg ik nog schrijf over het wonder dat jij als eenvoudige orchidee ons te lezen geeft.
Zeg ik haar nog dat ik het zo belangrijk vind hoe ze met haar wortels die de glazen doorzichtige pot in graven en andere wortels er boven uitsteken, en hoe slank ze is, lenig en geladen met blijheid als ze zich keert naar het licht. En antwoordt ze me dat ze gelukkig is te zien hoe ik bezig ben en hoe ik schrijf en hoe ik opkijk van tijd tot tijd naar haar zodat ze het gevoel heeft deel te hebben aan wat ik schrijf.
Ze weet het allemaal dus, mijn orchidee, opgestaan uit de doden. Ik vraag me zelfs af of ook de glazen pot er omheen niet iets te zeggen heeft. Hij staat daar maar, bewegend in zijn stilte, te kijken. Misschien wou hij ook deelnemen aan ons gesprek, misschien heb ik er niet voldoende op gelet en was ik fout hem te vergeten.
Misschien, het kan allemaal als je schrijft en het woord je zo dankbaar tegemoet komt gewandeld.
21-04-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-04-2015 |
De Torenkamer |
In de torenkamer waar ik, zoals Michel de Montaigne verblijf, staan nu de woorden die ik schreef, als spijkerschrift op kleitabletten, gegrift in de muren, in de bevloering, in het plafond, zelfs in de deur en in het raamkozijn.
Ik kan er in rondwandelen, de woorden laten voor wat ze zijn en door het venster kijken en de sterren noemen die ik zie, ik kan naar de wereld kijken onder mij die me niets te vertellen heeft. Maar van de woorden die de muren bedekken zal ik die ze schreef, nimmer weten hoe ze er gekomen zijn, niet weten hoe ze van hun blad werden gerukt en met een enorme kracht geprojecteerd op de ruw bepleisterde muren, zodat de letters haaks en scheef er staan en moeilijk te ontcijferen zijn. Ik zelf vind het heel vreemd neer te zitten aan de zware eiken tafel en te zien en te ervaren wat mijn leven is geweest en hoe het meest essentiële dat er van was, thans gestort is in de muren om me heen.
Met er in neergezet, voor wie de, als spijkers in de wanden geslagen woorden, ontcijferen zal, de velden en de bossen uit mijn jeugd, elke verrukking ervan, elke begoocheling en elke vasthechting aan zaken en vrienden erin opgenomen; en dan, van de rijpe, de schrijvende man, de massa herinneringen die er aan zijn vastgehecht, in elkaar zijn opgegaan en doorgegeven; en thans, de uitspraken van de man van vele jaren die zich aan het voorbereiden is voor de allerlaatste reis waarvan het punt van vertrek in de verte opdaagt uit de mist die zich aan het uitklaren is.
Ooit zal er een bulldozer komen die huis en toren omver zal duwen tot een puinhoop met nog brokken muur met flarden tekst die in het puin zullen overblijven, brokken van woorden die later, veel later, lijk half vergane kleitabletten zullen opgegraven worden en bewaard in musea en op andere plaatsen om ontcijferd te worden en bij benadering zal worden uitgemaakt wie deze schreef en hoe hij leefde in tijden die elke verbeelding zullen tarten.
Als dit gebeurt zal ik er op toe zien, met de glimlach op de lippen, vanuit de vensteropening, het enige dat van de toren overbleef.
20-04-2015, 00:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-04-2015 |
Geschrift tot uitdoven gedoemd |
Je hebt je eigen regels om je woorden te verankeren, je schrijft zoals een Alechinsky schildert, zoals een Debussy componeert, je tracht dag aan dag je innerlijkheid af te tasten in een bevreemdende omgeving waar alle zekerheden hun twijfels kennen, om je er uit te spreiden, en in een geschrift je sporen na te laten, verzakend aan tal van bekoringen.
Je hebt dit geschrift gewenst als een vilten schreeuw om expressie te geven aan wat verborgen blijft, angstvallig opdat niet zou geweten zijn dat alles is gekend en reeds neer geschreven, zodat er niets meer te ontdekken valt, terwijl je toch maar zoeken blijft naar het allerlaatste restje dat te weten is, halsstarrig als je bent.
je ontdekt dat we er zijn om er te zijn maar niet om er te blijven, alsof ons geen doel werd meegegeven, geen opdracht om te vervullen. Doel en opdracht, wat inhoud geeft aan een ander zoeken om je in orde te stellen met wat in de Kosmos is ingeprent en evolutie betekent, en dit tot binnen in jou tot het ogenblik van je versplintering in quarks en eonen van licht.
Dat er niets verkeerd is aan wat je schrijft, dat alles kan en mag als het maar binnenshuis gehouden wordt of verteld aan zij die het horen mogen. Zodat er klaarheid komt in wat op te lossen is, bekend te maken wat bekend gemaakt mag worden of anderzijds, voor altijd dingen te verzwijgen, neer te zetten in donkere ruimtes ver onder de grond waar je nadien nimmer meer komen zult.
Aldus gebeurtn het dat de morgen zich opent op je blog, en de dag dan pas begint als alles is gezegd dat je gegeven werd te zeggen, of het nu veel is of tergend weinig, het is niet aan jou te oordelen, zodat je wachten kunt op wat de volgende dag zal worden, gesloten of in een ruime openheid van waaruit de woorden je bestormen zullen.
Het is de weg die je gekozen hebt om je te wentelen, tot in der eeuwigheid – zoals je je wentelde in je jeugd in het hooi – in de wijsheid van het zijn.
19-04-2015, 00:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |