‘La bénédiction de DIeu dans la solitude’, is de titel van een nocturne van Franz Liszt. En de vraag die hierbij oprijst, begin je aan een compositie, welke ook, met de titel neer geschreven boven op je blad of, componeer je eerst de muziek, beschrijft je het landschap van je geest en je gevoelens, om dan later er een titel op te kleven omdat het wel moet, omdat er een naam moet aan gegeven worden? Mijn antwoord is duidelijk, je schrijft je leeg en achteraf haal je uit wat er geschrevene staat een titel die het geheel omkleedt, of haal je er het sleutelwoord uit om het te merken.
Wat Liszt omringde was de eenzaamheid en uit dit gevoel steeg hij op in de klanken van zijn ziel, wou hij zijn God dankbaar zijn, omdat, dankzij deze eenzaamheid, hij het geluk had gekend, als een zegen van God, zijn nocturne te schrijven.
Telkens ik een blog heb afgewerkt is er een gevoel van dank dat opstijgt uit mij eens te meer te zijn aangekomen, te hebben volbracht wat ik me had voorgenomen zonder vooraf eigenlijk te weten waar mijn woorden me brengen zouden.
Dit is van alle gebeuren het meest verheffende, ik noem het mijn gebed, ik noem het mijn samenspraak met wat er van uit de Kosmos tot mij komt. Ik kan het ook nuanceren en zeggen dat het van uit het kosmische is, dat ik bij mijn geboorte heb meegekregen, dat ik het heb kunnen schrijven of, dat dit kosmische, en het weze gezegend, de humus was, de bron waaruit telkens mijn woorden opborrelen zoals bij Liszt zijn muzieknoten die klanken betekenen.
Of nog, elke creatieve actie vloeit voort uit de kosmische gelaagdheid die in ons aanwezig is. De wil of de beweging naar meer, aanwezig in het kosmische gebeuren is ook deze van ons. We ademen kosmos uit als we schrijven of componeren of schilderen, we haken ons, als grassprietje, vast in het krachtenveld van het leven dat, zich voortdurend hervormend, uitstrekt tot in de verste sterrenstelsels.
Wij, de homo sapiens ons eveneens hervormend stilaan, stilaan, tot de homo sapiens sapiens. Een andere rol is er niet weggelegd voor ons.
|