 |
|
 |
|
|
 |
11-01-2015 |
Het denkend Universum |
Een blog is soms een werk van dagen, zeker als hij in stukken wordt verdeeld. Het is een gedachten proces dat nimmer stopt, dat doorloopt tot de slaap komt en terug opduikt vóór het eerste licht. Er is dus onvermijdelijk een overlapping niet alleen van ogenblik naar ogenblik maar ook van ogenblikken die terugblikken naar vorige ogenblikken, of blogs die binnendringen in vorige blogs of een aanloop zijn naar toekomstige.
Zo ligt inmiddels nog altijd op je tafel, het funniest and frankest work yet van Julian Barnes, en ben je (eindelijk) aangekomen bij de passage waarvoor je iemand anders zorgde ervoor - het boek, in de bibliotheek van de stad, uit zijn rek hebt genomen, namelijk de passage waarin een specialiste in consciousness weet te verklaren, dat er geen centraal punt is in onze hersenen, geen punt voor het ons zelf en dat onze notie van ziel of geest, moet vervangen worden door een distributed neuronal process. Ook, dat het concept vrije wil te verwijderen is, that we are machines for copying and handing on bits of culture, en dat het gevolg van het aanvaarden hiervan, werkelijk bevreemdend is. Dit betekent, - en het is nog altijd de specialiste in het bewust zijn die spreekt dat de woorden die voor het ogenblik uit mijn (haar) mond komen, niet herkomstig zijn uit dat kleine ik in mij (haar), maar emanating from the entire universe just doing its stuff.
En Barnes, de grote, wijze Barnes gaat hierop verder en dit ook is meer dan het overwegen waard
There is no separation between us and the universe, and the notion that we are responding to it as a separate entity is a delusion.
Het is altijd een probleem geweest waar we de gedachten haalden, om elke dag een blog te schrijven en, als er gedachten waren hoe we er in slaagden om deze uit te dragen op een wijze dat anderen deze konden begrijpen en volgen. Dat het bevreemdend is - weird zoals Barnes het uitdrukt - is ons duidelijk want dat er geen scheiding is tussen ons zelf en het Universum, op het vlak van het mini-minimale, is heel aanvaardbaar, maar dat mijn gedachten, met een absolute zekerheid, voortkomen uit het Universum dat handelend op zou treden, is moeilijker te aanvaarden, al ligt het wellicht dichter bij de waarheid dan dat de gedachten uit mij zouden voortkomen, want waar zouden deze gesitueerd zijn in mij? De vraag is hiermede maar half opgelost. Alhoewel een tipje van de sluier schijnt opgelost, blijven we in een twijfeltoestand die zich uitstrekt naar ons eindpunt toe. Want als ons gedachtenveld zich bevindt buiten ons lichaam, in een soort van neutrino-gordel omheen de aarde of verspreid in de Kosmos, dan kan ons afsterven geen impact hebben op dit gordellandschap.
Ik trek hieruit geen conclusies. Ik weet enkel dat op het einde, een lichtende on-indenkbare, onvoorstelbare verrassing niet uitgesloten is, integendeel, ik geloof er vast in.
11-01-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-01-2015 |
Geestelijk Testament (3) |
Hij weet dat zijn queeste doorlopen moet tot het allerlaatste ogenblik van zijn bestaan. Maar hij beseft ook dat deze zoektocht niet altijd volgehouden wordt, dat er breekpunten zijn, momenten dat hij begaan is met andere zaken waarbij hij amper de dag ziet opengaan en de dag ziet sluiten. Maar het is duidelijk : zijn beeld van God valt niet samen met het beeld dat Paulus ons voorhoudt. Paulus schrijft trouwens, dat alleen de geest van God het wezen van God kan kennen. Hij schrijft ook dat we niemand behalve onszelf kunnen kennen. Maar Paulus is een uitzondering hierop. Hij kent Jezus omdat God besloten had zijn zoon aan hem te openbaren. Wat betekenen moet dat dankzij deze openbaring Paulus in de mogelijkheid is te spreken over de Jezus van Jezus en niet, zoals men logisch denken zou, over de Jezus van Paulus. Waar deze openbaring heeft plaatsgevonden en onder welke vorm zal wel niemand weten, want Paulus aarzelt niet te bekennen dat hij, na de roep van de Heer op de weg naar Damascus te hebben gehoord, onmiddellijk, zonder een mens te raadplegen naar Arabië vertrokken is, om pas drie jaar later naar Jerusalem te komen waar hij Kefas (Petrus) en Jacobus, de broeder van de Heer, zal ontmoeten.
Is het zo dat hij drie jaar als postulant in het klooster van Qumram zou verbleven hebben, zoals we lezen kunnen in The Dead Sea Scrolls Deception, of was het op een totaal andere plaats waarop de onlangs overleden Kamal Salibi een verrassend antwoord heeft ?
Neen, zijn beeld van God loopt niet parallel met dit van Paulus omdat zijn opvatting over God, zijn weg naar hetgeen hij denkt een van de namen van God te zijn, van binnen in hem vertrekt en niet vanuit de geschriften van Paulus. Hij kan enkel zijn eigen weg bewandelen doorheen de diepste roerselen van zijn geest. Aldus kunnen allen die hem lezen de essentie vernemen van wat levend is binnen in hem. Zoals anderen in de geschriften van Paulus alles kunnen vernemen over de essentie van Jezus in Paulus.
Hoe vreemd het is bezeten te zijn van de wil, de nood dit alles neer te schrijven, want wie zijn ze die hem lezen zullen? Zo wat bezielt hem thans het te wagen, toch nog een poging te doen om over Elohim en de bijbel te schrijven nu een deel van de wereld, en Elohim en Bijbel, in de onderste schuif heeft weggeborgen. En ook, hoe vreemd is het niet, af te dwalen naar Paulus, de geestelijke reus van onze westerse beschaving. Hij kan dus zelden op voorhand weten waar zijn gedachten hem voeren zullen in dit geschrijf, dat hij dag na dag opnieuw laat ontstaan omheen wat hij denkt van het of de Onnoembare te zijn. Maar zijn beeld van het Opperwezen zal nimmer samenvallen met dit van Paulus. Hij zal er nimmer behoefte aan hebben te zeggen dat God zich aan hem openbaarde. Maar hij heeft wel voldoende inzicht, voldoende spirituele kracht meegekregen opdat hij weten zou dat deze kracht enkel komen kan van Hem die hij het Ego van het Universum wenst te noemen. Hij weet dat het zijn opdracht is levend te blijven en niet een levende dode te worden. Dat het zijn opdracht is, en hij herhaalt zich, het wezen van het of de Onnoembare, binnen te dringen en trachten te lezen wat er geschreven staat. Dit alles is dan ook het relaas van zijn nooit eindigende zoektocht. Het is een tocht die gericht is, en het is Eugen Drewermann die dit schrijft: naar de naam die het aroma van het leven is. Woorden die de Egyptenaren richtten tot hun God Amon, geboren als zoon van God uit de schoot van een koningin.
Deze woorden kunnen elke mens die het deeltje God in zich ontmoet en zichzelf hierin terugvindt, tot voorbeeld dienen.
10-01-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-01-2015 |
Geestelijk Testament (2) |
De Bijbel, elk boek, elk kunstwerk is het bewijs van dit creatieve dat ingebouwd is in het Universum en zich reflecteert in het creatief karakter van de mens. Het beeld van de vrijheid van de mens is aldus vooreerst dat van zijn vrijheid inzake creativiteit. Hij weet genoeg dat er beweging komt in het religieus denken en dat het bevreemdende van de New Physics tijd nodig heeft om door te dringen. Maar onvermijdelijk is een nieuw paradigma op komst in de gedachten-expansie van de levende mens en dit paradigma zal zeker niet gestuit worden door om het even welk document (encycliek) die niet een dergelijke boodschap zou uitdragen. Zoals de New Physics doordringen tot de wereld van het onzichtbare, het raakvlak van het metafysische, zo ook heeft het religieus denken nood aan het onzichtbare dat in het verleden te zichtbaar werd voorgesteld. Die tijd is voorbij, de begrenzing van het woord maakt plaats voor de ruimte van de geest. De mens overschrijdt thans de drempel van een totaal nieuwe dimensie, deze van zijn afgestemd zijn op de beweging van het Universum en de boeken van de Bijbel, het grote epos van de mens in zijn verhouding tot zijn God die woorden sprak en daden stelde, is te hernieuwen in een epos van de mens in zijn zoektocht naar zijn geïntegreerd zijn, naar zijn betekenis, naar zijn bestemming. Hij schrijft maar, hij is gewoon te denken al schrijvende en het mirakel van de hand, mijn beste Dyson, is inderdaad groot en wonderbaar. En wat de herkomst[1] ervan betreft is even groot het mirakel van de woorden/gedachten die opduiken als hij aan het schrijven geraakt.
Als hij langs de weg waar hij wandelt, ondanks de pijn in zijn rechterknie, dezelfde boom groet - zijn hand even op de schors houdt en dag boom zegt - dan gelooft hij dat de boom deze groet opneemt en doorgeeft. En al weet hij wel dat velen dit geloof niet delen toch denkt hij dat mens en boom iets gemeen hebben. Hij kan Paulus erbij roepen die schrijft dat we een tempel Gods zijn en dat de geest van God in ons woont. Zou hij dan ook niet wonen in die boom die hij groet en zouden de contacten tussen mens en boom niet gebeuren precies langs het deeltje God dat boom en mens bezielt en levend houdt? Het is het doel van zijn bestaan hier op aarde, wat is van Elohim/God, en roert in hem, te benaderen en af te tasten, te omkringen en erin binnen te dringen. Het is zijn queeste naar de negenennegentig namen van die God, neergeschreven (18 + 81, weliswaar in Arabische cijfers) in de palm van ons beide handen. Namen die hij ziet, niet als de negenennegentig eigenschappen van God/Allah maar als zovele mogelijkheden om Hem te omschrijven.
[1] Ondertussen las hij Julian Barnes en wat deze over die herkomst weet te zeggen. Hij schrijft hierover in een van zijn volgende blogs.
09-01-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-01-2015 |
Je suis Charlie |
Wat gisteren, 7 januari in Parijs gebeurde, een moorddadige aanval op de vrije meningsuiting waarbij op barbaarse wijze schrijvers, intellectuelen, politiemensen werden afgeslacht, staat onze kinderen en kleinkinderen te wachten als niet met vaste hand en onverbiddelijk ingegrepen wordt door de verkozenen van het volk. Zoals de zaken nu evolueren worden dergelijke beelden schering en inslag nog een paar generaties verder en worden we onder de voet gelopen door een horde Hunnen die nog leven in de veertiende eeuw. De infiltratie want dit is het - van de Islam in onze westerse wereld is schrikwekkend en deze neemt exponentieel toe.
Ik neem graag aan dat kinderen van Musulmaanse ouders die hier geboren zijn, zich goed voelen hier en zich volledig hebben aangepast, die houden van hun dorp of hun stad, of het land waar ze zijn opgegroeid en een gezin hebben gesticht. Het zijn niet zij die een gevaar uitmaken. Het zijn zij die hier zijn komen wonen, gebruik makend van alle voordelen die het westen hen biedt, zelfs stemrecht krijgen, zelfs kunnen verkozen worden, maar die nooit de cultuur, de geplogenheden, de eigenheid van het volk en het land hebben aanvaard of willen aanvaarden. Het kan goed dat ze slechts een minderheid uitmaken van de inwijkelingen, maar het is een gevaarlijke minderheid, omdat het een strijdende minderheid is, fanatiekelingen van een geloof, zoals wij het geloof hebben gekend in de middeleeuwen. Het is een minderheid die heel gemakkelijk de hier gevestigde, gematigden hun wil zullen opleggen. We hebben het voorbeeld van Nazi-Duitsland waar eenzelfde evolutie heeft plaatsgevonden.
De inwijking is - we horen het voldoende gezegd - een duidelijke infiltratie met een voorop gesteld doel, de bekering van de inheemse bevolking, arm aan geloof en religie - want dat zijn we geworden - tot de Koran, met al de gevolgen van dien. Want wat er dan nog zal resten van onze romaanse en gotische kerken en kathedralen weten we niet, hopelijk blijven ze nog overeind, omgevormd tot moskeeën, maar enige zekerheid hebben we niet, als we zien wat er de dag van vandaag in het oosten gebeurt. Nu kerken en kathedralen is wat ons bindt aan de traditie van onze ouders en voorouders, neemt deze weg - en de leegloop die nu plaatsvindt is geen aangenaam voorteken en er blijft nog heel weinig over van wat traditie was, want daarna zal Kerstmis verdwijnen en Pasen en Pinksteren en noem maar op. Christelijk feestdagen, waarvan de eigenlijk betekenis aan het vervagen is, maar die dan toch in ons gebrand liggen, lijk het watermerk in het tekenpapier.
Ben ik pessimist, zie ik dingen die de toekomst verkeerd belichten. Ik geloof het niet, ik vrees zelfs dat het al te laat is om er nog iets aan te doen. Vergeten we niet dat het een religie is die oprukt, hoe die is heeft geen belang, ze is gebonden aan de Profeet die niet mag behandeld worden als een God, zoals die van ons, wiens naam zeker niet mag verdomd worden zoals die van ons. We hebben gezien tot wat een schamele tekening leiden kan. Het zijn niet de elf journalisten-schrijvers/tekenaars die afgeslacht werden, het is een ganse beschaving die werd afgeslacht.
Wat ik vrees is, dat de politiek en dan vooral, en ik heb geen schrik het te zeggen, de linksen onder de politiekers, zoals er tal van voorbeelden zijn geweest, én hier én in heel wat landen van Europa, de ogen zullen blijven sluiten, zeggende dat het zo een vaart niet zal lopen. Zij zelf zullen het misschien niet meer voelen, ik in elk geval niet, maar hun kinderen, klein- en zeker achterkleinkinderen, wel.
7.01 is een nieuwe 9.11. Mijn hart bloedde als ik zag hoe een politieman op de grond, werd afgemaakt. Welk beeld moet het geweest zijn in de redactiezaal.
08-01-2015, 01:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-01-2015 |
Geestelijk Testament (1) |
Wat van God is in de Bijbel is gevloeid uit de innige verbondenheid van de mens met zijn God en handelt over zijn visie over deze verbondenheid. Vandaag zijn deze visies, hoe ze ook moge getekend staan, symbolen geworden en dogmas - leert ons Teilhard de Chardin - fossielen, de behoefte aan meer ruimte en dieper inzicht, neemt exponentieel toe. Nieuwe elementen sluipen binnen en slingeren zich omheen de oude en niets kan die groei tegenhouden. De zoektocht van de mens situeert zich thans in het Allesomvattende, en zal in een andere dimensie geschreven worden. En het is hem duidelijk, de oude banden zijn afgelegd, hij wenst zich niet meer te begeven in het spoor van de theologen die vertrekken van gegevens waarvan het stramien opgetekend ligt in boeken waaraan niet mag getornd worden. De mens wil zich losrukken uit deze bolster van waarheden op vergeelde bladen; wil zich voortaan bewegen in de oneindigheid van het beeld dat de kosmos hem biedt, waarin hij zit vast geankerd, zelfs al is deze verankering onzichtbaar, hij weet nu dat hij deel is ervan, zelfs een zeer belangrijk deel ervan.
Hij situeert zich tussen hemel en aarde en hoe verder hij de hemel binnendrijft hoe rijker, hoe voller, hoe meer geïntegreerd hij zich voelt en ook hoe inniger zijn band is met al degenen die denken zoals hij. Het is een leven vullende harmonie van het kleine in het sublieme en het sublieme dat het kleine vult en kleurt. En zo kan hij ook zeggen met de pastoor van Crécy uit Le Journal dun Curé de Campagne van Bernanos, que les petites choses nont lair de rien mais elles donnent la paix. Kan hij eraan toevoegen dat de kleine dingen van het leven niet alleen rust brengen maar dat het ook vingerwijzigingen zijn naar het oneindige. Dit te zien, dit aan te voelen brengt ons in het spoor van de mens die wordende is.
En dan komt de vraag, vanwaar deze ingesteldheid; ontstaat ze uit hemzelf, is ze inherent aan ons mens-zijn en volstaat het buiten het alledaagse te treden opdat we terecht zouden komen in een inspiratiebron die onze wereld van gedachten en gevoelens bevloeit? Het is dit magische bron-gevoel dat een uitwerking zoekt in al degenen die werken aan een boek, een schilderij, een symfonie, die bezig zijn met om het even welk werk, hoe minimaal het ook moge zijn. We zijn gelukkig hiermee; het is het doel van ons mens-zijn. Het is het openrukken van ons mens-zijn op het kosmische, het verhevene, dat de daad van het creatief zijn in zich draagt. Als dan Schillebeeckx die hij destijds las, schrijft dat God een evolutieve kosmos heeft gewild om daarin de mogelijkheid voor te bereiden voor een menselijke vrijheid en dus van het liefhebben, dan zijn dit maar wat woorden. En had hij liever gelezen en gehoopt te zullen lezen, in plaats van lief te hebben, de vrijheid van creatief te zijn en aldus in het voetspoor te blijven van het Universum dat in volle expansie is, wellicht even gericht naar binnen als naar buiten. Trouwens welke Kosmos zou de God die we aanroepen anders kunnen gewild hebben, een statische?
07-01-2015, 07:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-01-2015 |
Er zijn van die Namen |
Er zijn van die namen die je hoort of leest en hangen blijven, dagenlang, die keren en terugkomen in je onbewustzijn waar ze, wellicht, een kwelling zijn voor de andere gedachten die zich willen vormen maar telkens achteruit worden geduwd. Zo gebeurt het dat namen als Rilke het mag dan nog gaan over zijn Der Panter gedicht een wereld oproepen die lang verscholen zat achter een fluwelen gordijn en nu met een ruk van de hand, wordt opengeschoven en er een wazig landschap opduikt, een landschap van vreugde en van pijn. Je vroeg er niet naar, maar je kunt het landschap niet meer voorbij, het roept je, het wenkt je en je betreedt het, eerst schoorvoetend daarna met volle tred en voor je het weet ben je de heuvel aan het bestijgen die leidt naar een romaanse kerk en een graf met witte zerk tegen een oude muur, begroeid met dwergvarens en mossen, en met een grafschrift dat een andere kwelling worden zal.
Of je wandelt in gedachten, in de valavond, met ver voor jou het roze licht van de ondergaande zon op de hoogste toppen, voorbij een huis in Muzot en je ruikt melisse en steranijs en een gedicht dat je achtervolgen blijft: Einmal wenn ich dich verlier,/ wirst du schlafen können, ohne / dasz ich wie eine Lindenkrohne/ mich verflüstre über dir.
Of van een vriend uit de Valais met wie je ooit uit eten ging in de Gouden Haring in Brugge, die er ook was op de dag van de begrafenis van je broer, en in een helder Duits een ander gedicht van zelfde Rilke bracht: Herr es ist Zeit
Befiehl den letzten Früchten voll zu sein; / gieb ihnen noch zwei südlichere Tage, / dränge sie zur Vollendung hin und jage / die letzte Süsse in den schweren Wein.
Want dit is Rilke voor jou en Paul Claes die een grote hulp was bij het lezen van de overige gedichten van Rilke.Je zegt het maar, je ondergaat je gedachten als je schrijven gaat en de woorden je bestormen. Woorden die beelden zijn, beelden die gevoelens zijn, gevoelens die jou ver terug duwen in de tijd, de tijd die jou verschroeit. En na Rilke geef me, nu hij opdook, Paul Claes, die je verraste met zijn "De Phoenix"( De Bezige Bij, 1998) waarin je lezen mocht en dit tot je vreugde: Als God degene was die zou zijn, dan was Hij niet de zijnde maar de wordende. Of even binnen gaan bij Freeman Dyson, die schrijft in zijn Infinite in all Directions[1]: we are the chief inlets of God on this planet at the present state of his development. We may later grow with him as he grows, or we may be left behind.
Herr, es ist Zeit opdat al dit poëtische, al dit verhevene gebrand worde in de geest van de mens opdat hij, zoals de God van Claes, van Dyson, wordende zou zijn en niet zoals het gebeurt, weg geduwd en dood gezwegen wordt samen met zijn ondergrond, het zo broodnodige sacrale, het heiligende van al de plaatsen waar we zijn en niet zijn.
[1] Freeman Dyson : Infinite in all Directions , Penguin Books, 1990.
06-01-2015, 10:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-01-2015 |
Rilke: Grafschrift |
Rose, oh reiner Widerspruch, Lust, Niemandes Schlaf zu sein unter soviel Lidern
Er werd heel wat geschreven over het grafschrift van Rainer Maria Rilke (1875-1926) die rust aan de voet van de prachtig gerestaureerde romaanse kerk van Raron (Rarogne), gelegen op de scheidingslijn(taalgrens Duits-Frans) tussen le Haut- et le Bas-Valais. Wolfgang Leppman schreef in zijn boek (1972) over het leven en werk van Rilke, vertaald in het Nederlands door Theodoor Duquesnoy, dat er meer dan 20 verschillende interpretaties van dit grafschrift bekend zijn. Niet verwonderlijk dus dat Anton van Wilderode, in zijn voorwoord bij Tussen stroom en gesteente van Maurits Van Vossole[1], dit grafschrift bestempelde als "sibillijns". Wat het ook voor ons is gebleven, ondoorgrondelijk in zijn beelden wat enkel leiden kan tot gissingen die we liever niet maken.
Ondanks dit alles hebben we gemeend, deze plaats die we samen met vrienden uit de Valais, als een soort pelgrimstocht hebben bezocht, te illustreren in onze blog van 3 januari, met een gedicht, waarin we een poging hebben gedaan onze visie te geven, heel bescheiden weliswaar, over de impressie die graf en grafschrift bij ons hebben nagelaten: Muzot, dicht bij Sierre (Siders), de plaats zijnde waar hij van 1921 tot aan zijn dood verbleef in een kasteeltje met trapgevel. De laatste regels van dat gedicht verwijzen naar de prachtige poëzie van Rilke dat meer dan voortreffelijk vertaald werd door onze Paul Claes in zijn Raadsels van Rilke, De Bezige Bij, 1995.
Maar hier de tekst van Rilkes gedicht:
Einmal wenn ich dich verlier, wirst du schlafen können, ohne dasz ich wie eine Lindenkrone mich verflüstre über dir?
Ohne das ich hier wache und Worte, beinah wie Augenlider, auf deine Brüste, auf deine Glieder niederlege, auf deinen Mund.
Ohne dasz ich dich verschliesz und dich allein mit Deinem lasse, wie ein Garten mit einer Masse von Melissen und Stern-Anis.
Mijn broer, Daniël (1934-2002), hield het bij een ander gedicht van Rilke, en het was een vriend van hem, uit de Valais, die het voorlas bij zijn uitvaart, in de kerk van Dworp. De laatste strofe ervan ging als volgt:
Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr, wer jetzt allein is, wird es lange bleiben, wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben und wird in den Alleen hin und her unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.
[1] Maurits Van Vossole: Tussen stroom en Gesteente Uitgeverij Danthe nv, Sint-Niklaas, 1980
05-01-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-01-2015 |
Uit een oude doos |
Uit een oude kartonnen doos gehaald
Vandaag een bundeltje krantenknipsels teruggevonden in een oude kartonnen doos, met bovenaan, vergeeld en op het verpulveren na, iets van Herman Brusselmans uit De Morgen van 10 februari 1989 en een knipsel uit De Standaard der Letteren, van 17 december 1998 van Stefan Hertmans. Ik weet nu waarom deze bewaard zijn gebleven en pas nu terug het daglicht hebben gezien. Het is, zoals Rupert Sheldrake ooit beweerde, omdat we geleid worden van uit de toekomst. Het feit dat ik mijn blog van 4 januari ga halen bij deze knipsels zou het bewijs kunnen zijn dat ik ze toen heb behouden om ze vandaag te gebruiken.
Het eerste knipsel, de breedte van een kolom, is van Herman Brusselmans. Ik ben wel geen lezer van hem, maar bewonder toch zijn productiviteit. Hier betreft het een schreeuw in het oneindige die hij neerschreef, zo zegt hij toch, met zijn Rolls Royce onder het schrijfgerei, een Parker-vulpen van meer dan 16.000 ballen, waarmee hij ons, wist te verrassen met zijn : Oh God, geef enige zin aan mijn leven! Hou van mij, om het even wie, doch hou van mij...". En andere prangende zaken waren wanhoopskreten en oerkreten die als ad finitum rondwemelen als verdoemde planeten in een op hol geslagen universum in mijn machtig tijdloze oeuvre.
Wat leest men in een dagblad, hoeveel teksten gaan er niet, samen met het dagblad, ongelezen de papiermand in en nochtans hoeveel inspanning, vergden deze teksten niet?
Maar dan is er Stefan Hertmans - over zijn Oorlog en Terpentijn schrijft de Standaard van 2 januari 'dat de fictietop van eindejaar gebetonneerd zit met Hertmans aan de top' - hem lukt het me te beroeren met een stukje literatuur. Zo hield ik dit kleine stukje prachtig proza over, of is het poëzie, dat ik bewaarde voor het nageslacht van vandaag. Hij schreef dit, als slot van zijn column, 1001 Notities,
"Het giet, het giet. Al maanden lang. Hij leeft naar binnen. Hij is verliefd op het beeld dat hij zich gevormd heeft van een vrouw, de vrouw met wie hij al jaren leeft. Hij warmt zich aan zijn blikvernauwing, als een man die weet dat hij schuilt onder een krakende rots. Hij vertelt nonsens en maakt haar aan het lachen. Hij verlangt. En hij hoopt dat het zijn tijd wel duren zal. Een werkbare definitie van trouw. Ze weet het en ze lacht, ze omhelst hem en ze drinkt hem toe, en hij voelt zich beloond omdat hij in haar nabijheid leeft.
Mooiere literatuur schrijf je niet: Hij voelt zich beloond omdat hij in haar nabijheid leeft!
Ik zou de knipsels nu mogen verwijderen, ze hebben hun dienst gedaan, maar ik doe het nog even niet. Ik laat ze liever rusten in hun doos tot ze 25 jaar later zullen teruggevonden worden.
04-01-2015, 10:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-01-2015 |
Rilkes Graf |
Gewekt uit de droom der slapenden is het lichaam tot bewegen gekomen. Je hebt er controle over, maar niet over je dromen, niet over de massa gedachten die tot bewegen komen. Je hebt wel de mogelijkheid tot kiezen wat in vele gevallen afhankelijk is van wat je las of hoorde. Vandaag waren het je gedachten omheen Rilkes, niet te ontcijferen epitaaf, die je bezig hielden:.
'Rose, oh reiner Widerspruch, Lust. Niemandes Schlaf zu sein unter soviel Lidern.'
En op deze dagen, herinner je Raron: de romaanse kerk een baken, de Rhone onder ons, zo ver, er Rilkes graf bezocht: de rozen wit en wit het marmer door lichen aangetast.
En woorden die het landschap waren in de mond gebrand : Niemandes Schlaf zu sein unter soviel Lidern.
Zijn gedichten die we lazen toen, - het woordenboek dat ons niet hielp - herinner je, hoe ze ons volgden, langs de watervallen, sissend in de oevers met irissen lijk ogen en wat stukken hout,
en in de bossen tussen agarics en mossen, zijn epitaaf nu keer op keer gesproken omdat we raden wilden, de roos uit antimoon gegroeid, een eenheid in de tegenspraak.
En bij valavond, Muzot bezocht, en roos de sneeuw op alle toppen, herinner je, het huis omhaagd, het houten hekken dicht.
Zijn grafschrift weergekomen. De schemer een gedicht gebracht, o neen, hij was er nog, tegen de muur geleund, de slaap der slapenden die slaapt hij niet.
De tuin, "mit einer Masse von Melissen und Stern-Anis", zijn levende aanwezigheid.
* Agaric: een soort eetbare paddenstoel
03-01-2015, 00:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-01-2015 |
Het Ovenhuis |
Mijn goede vriend en gebuur van vroeger, mailde me verstuurd van zijn iPad - zijn nieuwjaarswensen, geïllustreerd met een foto van zijn besneeuwd ovenhuisje tegen de donkere inspirerende achtergrond van dennen, trouwe aanwezigen van altijd die ik maar al te goed kende. Maar het is het ovenhuisje zelf dat me beroerde deze morgen, het bracht het beeld terug van het ovenhuisje van mijn grootouders, naast de mispelaar, zoals het er was in het prille begin van de lente, in de weelde van de zomer en onder de vallende bladeren in de herfst en nu op het scherm van mijn PC, als een boek, als een volle bundel gedichten, stoer en ongerept in de warme witheid van mijn herinneren.
Eigenlijk, voor wie de ziel ervan begrijpen wil, is het ovenhuis een sacrale plaats, een plaats waar een eeuwenoud gebeuren onderhouden wordt of werd, een gebruik dat nu, lijk zovele andere uitgestorven is, weggevaagd door de tijd, ce grand sculpteur zoals Yourcenaer hem betitelde. Hoe dikwijls heb ik niet, in mijn jeugd, naast grootmoeder gestaan toen de oven werd aangestoken en heet gestookt met rijshout, met bussels erin gestopt, heb ik niet gezien hoe de vlammen zich krolden langs de wanden en samen kwamen in het gewelf van de oven. Een heerlijk gevoel gaf het, en dan vooral in de winter bij vorst en sneeuw, de hitte te voelen in je gelaat en over je handen en leden, tot in je bloed en te zien hoe de oven, eens de vlammen waren gestild wit gloeiend wachtte op het grote moment dat grootmoeder aankwam met de te bakken broden - je had ook een broodje mogen maken van een hand groot op een plank gelegd, met een doek er over uitgespreid, en ze eerst begon met het weg scheppen in een emmer van de gloeiende houtskoolstukjes, om daarna met gewijd gebaar de ronde brodendeeg op een ovenschepper te leggen en met een korte ruk af te zetten op de ovenbodem om dan vooraleer het ijzeren deurtje te sluiten, een kruisteken te maken, biddend misschien, zoals ik haar zo dikwijls heb zien bidden en daarna, geduldig zoals grootmoeders zijn, te wachten, te wachten op het grote ogenblik dat de oven zijn werk volbracht heeft. En als de ovendeur geopend wordt, het mirakel van het deeg dat brood geworden was en grootmoeder en jij gehuld in een walm van onovertroffen geuren, die van een andere orde van geuren zijn.
Grootmoeder, het ovenhuis en versgebakken brood. Een wereld die niet meer is en niet meer komt, zoals mijn jeugd niet meer is en niet meer komt, enkel de geur is er nog, de vlammen zijn er nog de warmte in het gelaat en de gensters van de nog gloeiende stukjes houtskool uit de oven geschept, en als de ovendeur opengaat, de intense, klare, zingende geur van de broden, goudbruin met nog stukjes houtskool hier en daar erin vastgehouden. En het kleine broodje van jou, heet en hard dat je trachtte op te vangen in je handen. Je weet het nog zo goed van het begin tot het einde, in de achterkeuken, op de rode tegels van de vloer, bij de kuip karnemelk waarin nog kleine klonters boter dreven en grootmoeder, die lieve zachte grootmoeder die je broodje opende en vulde met een laag verse, smeuïge boter.
Of wat het leven was toen je opgroeide, niet wetende hoe goed het wel was en vanmorgen zo maar terug binnen gevallen, het ovenhuisje en grootmoeder en de geur van versgebakken broden. Een gebed.
02-01-2015, 11:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-01-2015 |
De Eerste Dag |
Ik wil het jaar beginnen met de woorden, onderaan mijn blog, van een vriend, een groot germanist, een man die verliefd is op de taal van Goethe. Ik vergeef hem de lof die hij me toezwaait, hij is zo, hij is uitgelaten wat de taal betreft. Verknocht, met de structuur en de betekenis ervan, volgt hij elk woord dat uit mijn pen komt een pen die ik, bijna een halve eeuw geleden, kocht uit zijn handen, wat hij niet meer weet een pen die de verlenging is van mijn geest naar de wereld toe.
Dit, omdat ik gepoogd heb een antwoord te vinden op de vraag, die hij me stelde, die we ons allen stellen, hoe is het dat we denken, hoe is het dat de woorden komen, de zinnen zich vormen, gevoelens worden ingeschakeld en bloot gelegd, of welk is dit mechanisme van de vingers die schrijven, die neerzetten wat een ogenblik ervoor nog niet was, maar er toch was, onder een of andere wazigheid, al was het maar wiegend in de mist, als eetballen voor de meesjes, in de bomen die er niet zijn, evenmin de meesjes, wazig onzichtbaar, ontastbaar.
Heer in het Universum, is het zo dat we de gedachten eten uit je hand, dat we die ontwaren - maar wie is die we? - in de diepte als in de verte, in een totale vormloosheid, ofwel als zaden die niet tot kiemen komen ofwel, zoals het gebeurt - gelukkig dat het kan - ontploffen, ontkiemen in woorden, die we houden of die we uitdragen tot bij wie ze nemen wilt. Bevreemdend de wereld van het schrijven, van het omzetten in tekens van iets dat gehaald wordt uit de luchten om ons heen, van het vorm geven in onze hersenen? - aan wat niet is en toch is, zoals het Universum zelf gevormd werd uit wat-nog-niet-was-en-toch-was, en ons schrijven telkenmale een identiek gebeuren is, zo frequent voorkomend dat niemand, behalve der Albert die me er vragen over stelt.
Hij weet het nog niet, maar hij biedt me aldus de mogelijkheid de link te maken naar het zo opgetilde Nieuwe Jaar, alhoewel dit enkel maar betekent dat de aarde, voor de mens op aarde, het punt heeft bereikt waar ze een jaar voorheen is voorbij gekomen.
Om dan, als ik meer precies wil ingaan op zijn vraag, onderscheid moet maken tussen gedachten enerzijds en beelden anderzijds. Luuk Gruwez aan wie ik een paar van mijn gedichten had gestuurd verweet me, niet letterlijk natuurlijk, mijn filosofisch getinte gedichten en ik weet pas nu waarom omdat ze niet ontstonden uit beelden maar ontstonden uit gedachten omgezet in woorden. Gedachten die zich vormden in woorden, onderlijnd nu en dan door beelden die ik dacht passend te zijn, oproepen kon en omzetten in woorden. Ik heb Luuk Gruwez niet geantwoord dat het eenvoudiger is beelden om te zetten in woorden dan gedachten, omdat beelden kunnen beschreven worden, terwijl gedachten eerst moeten worden uitgedacht, eventueel al schrijvend. Als ik schrijf over een takje dwergvaren, dan draag ik dit, geplukt of gedroogd in mij; heb ik het over een korenveld dan kies ik het korenveld uit dat me past; heb ik het over bomen dan draag ik heel wat beelden van bomen in mij, van de boom die ik elke morgen groet tot de boom die ik weet staan bij de molen van Alphonse Daudet; en spreek ik over een bos, een woord dat een wijding is, dan denk ik aan het bos van mijn jeugd, maar ik ken ook het bos boven Grimentz in de Valais waar ik chanterelles plukte, ik heb maar te kiezen en te beschrijven wat ik in mij als beeld draag. Gedachten daarentegen ontstaan, hebben geen vorm, moeten uitgewerkt worden in woorden en als ik begin weet ik niet altijd hoe het gebeuren moet, maar het gebeurt, de gedachten krijgen een woordelijke vorm die eens geschreven, achteraf zal verfijnd worden, aangevuld, verworpen, opnieuw verwoord.
Mijn ganse leven heb ik gedachten uitgedragen over God of wie die God kon zijn, om tot het besluit te komen dat God en Kosmos, geen twee verschillende factoren zijn, maar dat God de Kosmos is en de Kosmos God. Echter zoek ik nog steeds naar de juiste bewijsgrond om dit duidelijk te stellen en ik zal dit blijven doen, trouwens elke blog die ik schrijf is een Steinmann, een mijlpaal op die pelgrimstocht. Ware ik niet zoekende, ik zou niets te schrijven hebben, niets meer dan een romannetje, of een verhaaltje zonder diepte. En terloops, wat ik gisteren heb ingelogd, mijn sprookje, kon ik preciezer geschreven hebben, maar ik heb het niet willen doen, ik heb het overgelaten aan de lezer om er de interpretatie aan te geven die hem het best past.
*
Nu, wat ik in het begin zegde: hij schreef me, de vriend, de liefhebber van de taal van Goethe:
Lieber Karl! Was du mir geschrieben hast, finde ich ausserordentlichund fabelhaft! Du bist wirklich nicht "ein Geist der stets verneint" sondern jemand von dessen Geist ich sagen möchte: "Verweile doch, du bist so schön!". Diese "geflügelte Worte" und "tiefe Gedanken" kommen nicht aus meinem beschränkten Gehirn sonder ausGoethes "Faust"!
Es grüsst dich dein Geistesbruder. Zoals ik jou groet, beste vriend, trouwe lezer van wat ik tot leven roep in deze bijzondere dagen, mijn woorden voor jou, gekroond met mijn wensen van geluk en voorspoed.
01-01-2015, 02:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-12-2014 |
Nacht |
Hij kon het laatste uur van het jaar de slaap niet vinden en het denken moe was hij opgestaan. Het huis rilde van de stilte toen hij de kamer betrad. Hij lag neer op de sofa voor de nog smeulende haard. Waarom wist hij toen nog niet maar hij had een automatisme - een dun boekje met zwart couvert uit het rek genomen.
Hij had het ooit gekocht in een second hand bookshop in Rye[1], een middeleeuws stadje aan de zuidkust van Engeland, omdat hij, bij het doorbladeren, erin gelezen had dat het verhaal over de stilstaande zon en maan boven Gibeon en Ayyalon, in het boek Joshua van de Bijbel, dat dit verhaal geen droombeeld, noch mirakel was geweest maar een reëel gebeuren[2]. Het was - en het is nog - in elk geval een gebeuren dat heel wat stof heeft doen opwaaien. En het was precies om deze zin, deze enige, voor hem belangrijke zin, dat hij het boekje had gekocht.Hij had er destijds ook een gedicht in gevonden dat hij nu terug opzoeken wou. En hij las, uitgestrekt op zijn rug op de sofa onder de lamp:
Thou that sleepest the sleep of the lamb And the line on thy lips is sweet Were I not shy of my parents face I would run and would kiss thee asleep.
Thou that sleepest the sleep of the lamb And the line on thy shoulders is blue Were I not shy in face of the guests, I would run and would kiss thee asleep.
Hij hield het boekje, zijn vinger tussen de bladen: I would run and kiss thee asleep. Hij lag neer, totaal ontspannen om nimmer meer op te staan, in de krakende stilte van de kamer, met het rek boeken naast hem die in en uit ademden, die keken naar hem, spraken over hem. Hij wist het, hij hoorde hun vele stemmen door elkaar, Koestler, Proust, Eliot, Baricco, Barnes en het gans nieuwe boek dat hij vandaag per post gekregen had van een vriend, Cinq méditations sur la beauté van François Cheng, de lAcadémie Française, waarin hij al gelezen had: La beauté qui changera le monde.
Hij voelde zich oneindig, voelde zich onwennig in zijn oneindigheid, uitgestrekt alsof hij zich nog nimmer zo uitgestrekt had gevoeld. Dan, een verre schijn licht van ergens, de roep van de uilen nog, als een roep die kwam uit het diepste punt van zijn jeugd, uit zijn allereerste ontwaken. Moeder, dacht hij, moeder en vader en broer, dacht hij: quarks en elektronen die ook deeltjes geest kunnen zijn, inspiratie, gebed, droom, verlangen. Is het zo dat de lucht die hij inademt ook deeltjes geest kunnen zijn van moeder en vader en broer?
Hij had een blog te schrijven, niet eenvoudig nu, geconfronteerd als hij was met het pak van de jaren dat hij droeg:
Jij die hoort tot de slaap der levenden en slaapt de slaap der gelukzaligen, hou klaar je handen om te zegenen het wondere leven dat je adem is.
Jij die hoort tot de slaap der dromen en slaapt de slaap van al wie was, keer waar je keren kunt om te zijn wie je waart toen je er nog niet was.
Toen je wandelde de heuvel op om te zijn waar je komen moest, nu je er bent en de zin ervan gekend dankt om de vele dagen die er waren.
Zo, mijn vriend, jij die hoort tot de slaap der schrijvenden, slaap de slaap van oudsher en schrijf, schrijf zoals je altijd hebt gedaan, schrijf de ziel uit je lijf.
En,
Jij die hem het ganse jaar hebt opgevolgd, herinner hem als een rusteloos iemand die meent dat schrijven zijn levensdoel is, omdat hij niets anders meer kan dan schrijven. Omdat hij dronken is van woorden die zwaluwen zijn, die stijgen en dalen en keren, die roepen om genomen te worden, van morgen tot avond, tot nacht, en betekeningsvol willen zijn om huiverend de nacht ingaan.
Wil dan ook, mijn vriend, hem blijven herinneren als een jeugdig man van vele jaren, die zin wil geven aan het leven van allen hier op aarde, in het meer dan bijzonder, zin aan het leven van jou die hem leest.
[1] The early Poetry of Israel, The Schweig Lectures, 1910, University Press Oxford. [2] there is no reason to doubt that this poem, like so many others, is the tradition of an actual event, but it does not suggest that this event was a miracle.
31-12-2014, 07:26 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-12-2014 |
Sprookje |
Sprookje voor de voorlaatste dag van het jaar
Haar hand had een takje dwergvaren geplukt uit de muur omheen het kerkhof. Om te drogen in een oud boek, zegde ze, haar blote voeten in het warme zand, haar lippen paarlemoer van licht. Al lang al wou hij haar vertellen van Paolo en Francesca, van hij die nooit van mij nog scheiden zal, maar de muur wist het, het takje varen wist het en woorden waren zoals zo dikwijls, overbodig.
Waarom in een oud boek? vroeg hij. Een oud boek zijn oude woorden op oud papier, zegde ze. Is geschiedenis zegde ze en uit respect voor de schrijver van het boek, voor wat nog kleeft van de geest van hem in het boek, de geest van hem die ik bekleden wil met de sporen van de varens. Bevruchten, zegde ze. Nieuw leven geven. Ze liepen in het mulle zand op het wegje naast het korenveld. Hij hield haar sandalen. Hij zag van vele zaken de wolken over wolken schuiven, hij zag de leeuwerik die hen vergezellen wou en opsteeg, zingend, hoger dan hij hem ooit had zien stijgen.
Er een voor getrokken was dwars doorheen het korenveld en hij haar toen binnendroeg, tussen wolken stuifmeel hij haar binnendroeg. Ze vertelde hem op te passen haar takje dwergvaren niet te scheuren, niet te schenden. Maar hij kuste haar woorden. Haar jonge borsten aan zijn hart, hoe licht ze was, hoe ontvankelijk toen, lijk de aarde van hier die zijn jeugd was geweest.
Komende uit zijn droom, dacht hij aan de wind, dacht hij het geritsel van de korenhalmen nog te horen waar ze lagen, de leeuwerik die opsteeg. Het was hierover dat hij schrijven wou. Al had het weinig zin terug te gaan naar dit preciese gebeuren dat ooit was, of misschien niet was, of in gedachten dat het was. Alleen nog het takje varen, verpulverd bijna in het oude boek dat hij hield waarvan de bladen losgekomen waren.
Zo de dagen en het leven.
30-12-2014, 01:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-12-2014 |
Age is killing me |
Age is killing me . Dit is de zin die zich vandaag bij het opstaan in mij blijft herhalen. Ik zit zwijgend met mijn echtgenote aan de ontbijttafel, ik luister naar haar zachte woorden, ik zie hoe het licht opkomt, roze, tussen de naakte bomen, met de kraaien hoog in de kruin, maar die vier woorden blijven komen op deze morgen van 29 december, de dag dat ik geboren ben, ergens in een huisje, gelegen in een ondergesneeuwd dorp, 'in das letzte Haus der Welt' - zoals Rilke zie ik het nu - onder een sterrenhemel die, van hieruit gezien, dezelfde is gebleven.
Age is killing me slowly. Wie me ook belt of mailt, wie me ook feliciteert, zoals het gebruikelijk is, het is deze zin die op de achtergrond zal blijven en mijn verzwegen antwoord zal zijn. Ik ontkom niet aan de aftakeling van het lichaam. Zolang deze niet toeslaat op de geest, zo lang ik ver weg ben van de toestand waarin Hugo Claus zich bevond, is het niet zo erg, is het helemaal niet zo erg, integendeel is het een zegen, is het een langzame voorbereiding op het nieuwe leven dat in het zicht komt: dus nothing to be frightened of, zoals Julian Barnes me leert.
Het is wel zo, Age is killing me, maar het is ook zo Age is astounding me, verbaast me, verwondert me om de kracht die er van uit gaat.
De woonkamer in een oude hoeve met zware eiken balken, met een open haard, zwart geblakerd, een eiken tafel en stoelen, een versleten sofa is niet te vergelijken met een moderne woning met heldere muren en ramen en witte wanden, stil en effen zonder schilderijen, zonder enig teken van de tijd. Ik zie het gelaat van de Canvas-journalist van enkele dagen terug toen hij een dame interviewde die een dichtbundel geschreven had en hij haar inleidde als iemand van tachtig jaren oud, alsof het een wonder was dat iemand van tachtig nog in staat was een gedicht te schrijven. Zo is de ouderdom niet te vergelijken met de jeugd, kan de jeugd niet begrijpen wat het is oud te worden, te zijn. Nochtans, als ik onder jongere mensen ben voel ik me van hun ouderdom, spreek ik hun taal, volg ik hen en ken ik hun verlangens en dromen. Pas als ik alleen ben met mezelf, weet ik dat Age is killing me. Maar erg is het niet, ondanks de pijn die het lichaam is, voel ik me goed, niet om grote dingen te doen, maar dat wordt ook niet meer van mij verwacht, maar wel in staat om heldere dingen te schrijven, alhoewel de jeugd die van ons niet meer verwacht, voor hen is onze rol hier uitgespeeld, de wereld is van hen, niet van de ouder wordende.
29-12-2014, 07:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-12-2014 |
Vermenging en vereniging |
Ik denk ook aan het beeld van deze avond, of was het gisteren, of eergisteren? Aan het koor zingende kinderen op het scherm van BBC Four. Vele rassen van kinderen die zich allengs zullen vermengen, in elkaar zullen overgaan na vier, vijf, zes generaties om één ras te vormen. Het proces is al begonnen en is niet meer te stuiten. Geen blanken meer, geen donkerkleurigen, geen gelen, geen amberkleurigen, maar allen van eenzelfde huidskleur. Wat me zorgen baart is de vermenging van de namen die ze zouden blijven geven aan God. Hopelijk komen ze, zoals hun huidskleur, tot eenzelfde begrip ervan en vergeten ze hoe de naam moet uitgesproken worden.
Misschien zou het voor ons allen beter zijn indien we geloven zouden in wat Raimundo Panikkar[1] noemt the cosmotheandric principle waarbij Kosmos, God en Mens - Cosmos, Theos en Anthropos - een nieuwe Drievuldigheid vormen, een nieuwe zich bundelende, zich osmoserende eenheid. David Steindle-Rast voegt eraan toe: All three belong together. That is the basis for what we call the new paradigm in theology.
Het fenomenale is, dat dit cosmotheandric principle steunt op en gedragen wordt door de mens, door de denkende, creërende mens. Zonder zijn aanwezigheid, zonder zijn getuigenis, zijn de begrippen God en Universum van een schrijnende eenzaamheid. Maar ik vertelde dit reeds, zoals ik ook reeds moet gezegd hebben dat het onvermijdelijk is dat ik me herhaal, dat ik zaken herneem die reeds geschreven staan op een of andere dag van de periode 2010 tot 2014.
[1] Fritjof Capra and David Stendl-Rast, with Thomas Matus, Belonging to the Universe, new thinking about God and Nature, Penguin Books, 1992, pag 101.
28-12-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-12-2014 |
Vooruitziende |
Hij schreef: Denk dat je bent opgestaan uit het (brandende) braambos, dat je je schoeisel hebt afgedaan en blootvoets bent gaan staan op de gewijde plaats dat je leven was en nog is; dat je hebt beslist te zeggen wie je bent, hoe je denkt en wat je denkt om aldus je plaats te bepalen onder de mensen; dat je de wereld bent ingegaan, met de totaliteit van wat je bezat aan geschriften, om hieruit te halen al wat er uit te halen is en aan deze humus van woorden en gedachten, een nieuwe uitweg te geven opdat je niets verliezen zou van wat ooit is geweest en van wat hieruit nog voortkomen kan; denk dat dit je opdracht is voor de dagen die voor jou nog geschreven staan in het Boek van het Leven.
Het is dit dat ik had willen/moeten schrijven op de eerste dag van het jaar dat zich nu aan het sluiten is. Ik schrijf het nu omdat ik vanmorgen ben opgestaan met het gevoel: 1. dat het jaar vruchtbaar is geweest, 2. dat het jaar dat komt niet minder mag zijn, en 3. dat ik, om dit te niveau te bereiken, al wat ik bezit aan geestelijke energie zal moeten inzetten.
Alsof ik, pas een jaar geleden, begonnen was met de aanleg van een tuin in het midden van een bos, vol bomen, planten en bloemen, mossen en zwammen, stukken rots en stukken wortels; een tuin waarin ik al het mooie, het bevreemdende, het uitzonderlijk heb samengebracht, en nu, in de dagen die komen, deze tuin verder wil uitbouwen met nog een grotere variëteit van al wat er in het bos te vinden is en daarenboven met de aanleg van een vijver met vissen en kikvorsen en hagedissen, en het planten van exotische bomen met vogels van bij ons en van elders.
Im a very strange man with strange ideas, and in love with words, all kind of words. Words are a drug for me, they keep me going, they are my beating heart, my strength and my spirit, they are my way of live.
Ik sta nu aan de vooravond van een nieuw jaar. Ik ben begonnen met het opmaken van mijn eindbalans en mijn budget voor het komende jaar; ik wil verder op de ingeslagen weg, hopende op de hulp van de positieve elementen aan de horizont, wetende dat verpozen uit den boze is. Zo helpe me mijn goed gesternte, het enige dat me bijstaan kan om aan te komen waar ik wens aan te komen.
27-12-2014, 05:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-12-2014 |
Verder schrijvend |
Kerstdag is niet het einde van de weg, is niet Compostella, het is hoogstens een stopplaats van waaruit ik verder moet over 29 en 31 december die ook maar plaatsen zijn waar je even ophoudt, schakelmomenten om verder te gaan, dag aan dag, en terug te komen, maar een jaar verder in de tijd, op het eeuwige nu-punt. Ik mag niet denken aan de momenten dat ik aarzelde, dat ik vreesde niet klaar te komen met mijn blog omdat ik niets te schrijven had. Echter gespaard gebleven van ziekte en andere ongemakken ben ik erin geslaagd voor elke dag van het jaar dat zich sluiten gaat te schrijven wat ik schrijven wou. Ik beken, ik had het wel verhoopt maar er waren twijfelgedachten. Vandaag bevind ik me in een identieke toestand maar voluit gaan is de boodschap.
Heb nog een stuk Barnes te lezen, wie weet op welke verrassingen ik nog stuiten zal en heb ook nog een stel andere boeken die me kunnen helpen. Boeken of fragmenten uit boeken die klaar zitten en boeken in de rekken, maar niet Baricco, na zijn barbaren-affaire heeft hij me niet veel andere zaken bijgebracht, alhoewel hij in zijn laatste werk heel wat aanbevelingen heeft gedaan. Maar ik heb ondervinding wat het aanbevelen van een boek betreft, het is niet omdat hij of ik het goed vindt dat ik er iemand anders moet voorschotelen, behalve dan Oorlog en Terpentijn van Stefan Hertmans, het boek van 2014. Maar het feit is in elk geval dat ik, eens binnen in 2015, 365 blogs te schrijven heb, of afgerekend op het jaar dat eindigt, 550 paginas. Ik kan vandaag weinig vooruitzien, ik kan enkel denken aan mijn blog van morgen, hoogstens aan deze van overmorgen. Aldus met nog een matige inspanning bereik ik het einde van het jaar.
Deze monoloog, dit gesprek met mezelf zegt me waar ik sta en waar ik heen moet. Het is spijtig genoeg geen pelgrimstocht naar Vézelay of Compostella, waarbij ik een reisplan zou kunnen opstellen, dit is het niet, maar het blijft een pelgrimstocht, een bedevaart naar de zin van het bestaan om terug aan te komen, de zon volgend, de aarde de rug toekerend, waar ik vertrokken ben, immer betrachtend te zijn wie ik zijn moet, waar ik zijn moet en hoe ik zijn moet.
Schrijvend, het hoofd gebogen in nederigheid en dankbaar, uiterst dankbaar omdat de weg die ik nemen mag, bezaaid is met woorden.
26-12-2014, 00:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-12-2014 |
Julian Barnes op Kerstdag |
Julian Barnes Nothing to be frightened of[1] lezend, voel ik me in goed gezelschap, ik heb wel enige moeite om zijn uiterst rijke woordenschat te volgen, maar het loont de inspanning.
Het is een boek(-je) dat ik, achteloos heb meegenomen uit de Bibliotheek van de stad. Ik heb me bij de keuze alleen laten leiden door de naam van de schrijver, niet door de titel van het boek, en nu zit ik er mee, nu weet ik wat de literaire wereld denkt over het afscheid nemen, over: I wouldnt mind Dying at all, as long as I didnt end up Dead at the end of it. Ik weet ook dat het niet de gepaste literatuur is op Kerstdag maar ik houd het en ik denk aan wat ik schreef over een boekenminaar een paar dagen geleden ik houd het warm in de hand omdat een boek een stukje ziel is, omdat een boek geen voorwerp is, een boek is leven, is een kloppend hart. Zo heb ik boeken tot in de slaapkamer, ze slapen er met mij en ze leven er met mij als ik lezen blijf en erin verdwaal tot laat in de nacht.
Barnes nu is een man naar mijn hart. Ik las zijn Flauberts parrot, een heerlijk boek en ik las zijn A History of the world in 10½ Chapters en nu vergast hij mij op een uitspraak tegengesteld aan wat de dood is, namelijk that I of which we are so fond properly exists only in grammar en dat the notion of the cerebral submarine captain, the organizer in charge of the events of his or her life, must surrender to the notion that we are a mere sequence of brain events, bound together by certain causal connections. (page 150). Maar zegt hij verder, als die ik slechts een illusie is, wat betekent dan het afsterven van die ik. This would be an illusion mourning an illusion. In elk geval iets om over na te denken, vooral dan als men, zoals Barnes, zich inbeeldt dat ons lichaam voortdurend doorboord wordt door deeltjes, neutrinos genaamd, die zelfs bij machte zijn de aarde te doorkruisen. Als ik uitvergroot naar de kosmos toe, dan kan ik hieruit besluiten dat Genesis, het eerste boek van de Bijbel, voorbij gestreefd is en er nu, wat ik reeds heb gezegd en geschreven, een nieuwe Bijbel de kop opsteekt, deze van de New Physics geschreven door de wetenschap. Een wijs man die Barnes, een auteur die ons én iets te vertellen heeft en hij doet dit in een krachtige, rijke literaire vorm én, wat oneindig meer is, wat hij schrijft is voedsel voor die geest van ons.
*
Je leest Barnes, je hebt 230 paginas te lezen, maar je blijft halfweg hangen bij een paar zinnen van hem. En in de nacht word je wakker en sta je op om in de kilte van de kamer, je tekst te gaan aanvullen met wat je denkt over onze fameuze vrije wil, dat deze, wat men er ook over zegt of schrijft, maar schijnbaar is in de mate dat deze wil ruim getemperd wordt door de levensomstandigheden (causal connections!) als daar zijn, in de eerste plaats misschien, de stand van sterren en planeten op het moment van de bevruchting/geboorte wat door velen gelezen zal worden als een boude vooropstelling en door het DNA profiel dat we hebben overgeërfd van onze vele voorvaderen, en door de familie en omgeving waarin we opgroeien. Er zullen er nog andere zijn zoals boeken en vrienden, zoals rijkdom of armoede, gelukkige of minder gelukkige voorvallen, maar het is dit in elkaar verweven geheel van toestanden dat grotendeels bepalend zal zijn voor wat we doen of laten. Filosofeer dan maar of lees maar wat de filosofen er over vertellen, ze spreken enkel over het proces van het filosoferen zelf, eerder dan ons te leren, zegt Barnes: what the world consists of, and how best to live in that world.
Zo zijn we, lichamelijk en spiritueel ingeschakeld in het evolutieproces, we zijn er een product van ik zou willen schrijven dat we er het product van zijn zodat we niet anders kunnen dan dit ingeschakeld zijn te beleven met alle krachten die ons eigen zijn. Wat dit betekenen kan, welke zin we er aan geven bepaalt de weg die we nemen in het leven, geëngageerd naar het eeuwige toe, of opgelost in het tijdelijke. Deze zin is niet van Barnes, wat niet betekent dat het niet zijn ingesteld-zijn zou kunnen zijn en het wellicht ook is.
[1] Julian Barnes: Nothing to be frightened of Vintage Books, London, 2008
25-12-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-12-2014 |
Stille Nacht, heilige Nacht |
Voor Patricia, Gisèle, Ann, Catherine, Voor Christophe, Stéphane, Anthony, Rita, Katiana, Gwendolyne, Lisa, Arnoud, Margot, Voor Alexia, Amaury, Lucca.
Wat was kerstavond, de meest sacrale avond en nacht van het jaar, in die woning van ons, gelegen in de wijk van het dorp, de Klinckaert genaamd, in een straat met die naam. Ja, wat was er vroeger bij moeder en vader op kerstavond, was er iets om naar uit te kijken, een kerstboom misschien, kaarslicht op de tafel, een kerstkribbe uitgestald, een speciaal maal?
Veel is me niet bijgebleven, maar ik denk dat er misschien wafels zijn geweest of pannenkoeken met koffie of chocolademelk, met een korf gevuld met uitgedroogde noten of in het stro bewaarde appelen, verrimpeld, ruikend naar de zomer. Wat ik wel weet is dat we de avond doorbrachten de voeten op de zijkanten van de rood gloeiende Leuvense stoof. En ook dat er regelmatig kinderen langs kwamen om een kerstliedje van de herdertjes lagen bij nachte te zingen, allen hetzelfde liedje, die dan iets kregen van moeder. Ik vermoed dat ik er ook eens op uitgetrokken ben om bij de geburen van deur tot deur te gaan, met zo iets als een ster, hoog op een stok, een ster die kon draaien. Een jaar was mijn oom Alfons, die in Frankrijk woonde, afgekomen en ik herinner me dat hij een muntstuk van tien centimes, van toen of was het vijf? - te warmen legde op de buis van de stoof en het muntstuk dan op een schaaltje duwde om het dan in de hand van de zanger te laten vallen. Ik vond dat het helemaal niet paste, want het waren schoolvrienden die kwamen zingen, maar hij had er plezier in en niemand durfde het aan hem enig verwijt te doen. De zingende kinderen is het beeld dat me met zekerheid is over gebleven van die kerstavonden van toen. Meer zal er ook niet geweest zijn bij ons, halfweg de jaren dertig, evenmin bij de geburen. Alles was simpelheid, geen telefoon, geen radio, geen autos in de straat, maar het land ijzig koud, zoals op de schilderijen van Brueghel, de boomgaard met de naakte bomen op een laken van sneeuw, de donkere lijn van de bossen in het noorden en aan de horizont de windmolen, eenzaam boven de velden uit in het zuiden en middenin, het ouderhuis als een veilige schelp, zwanger van rust en stilte. Wat ik me ook nog herinner, maar dit is een algemeen winterbeeld, van de dagen van toen, zijn de vechtende mussen omheen de korenmijten voor het venster van de woonkamer, de vinken en geelgorzen, de meesjes, de merels, de lijsters, een weelde van vogels om nog niet te spreken van de kraaien en de eksters.
Voor het overige denk ik dat er niet veel gevierd werd in de huiskring. Het grote gebeuren vond pas de volgende dag plaats, op kerstdag zelf, naar de mis met moeder, de lange weg naar de kerk, geburen voor ons en achter ons, een lange rij, door de bittere kou, om te bidden in een bevroren kerk. En na de mis, even binnen bij grootmoeder, op de Kouter, die naar mijn blote knieën keek en Och arme mijn ventje en zo koud!. En de dag zelve, de dag van de geboorte van Christus, de grote vrijheid op het ijs van de ondergelopen weide, kinderen onder elkaar, uitgelaten, roepend, houten klompen aan de voeten, glijdend over het ijs in de ijlte van de luchten, de stemmen scherp en helder die ik nog hoor vandaag.
En nu, hoe moet het nu, moeder en vader overleden, een broer te vroeg gestorven, een andere broer, Georges, nog goed te been, hij is wel zeven jaar jonger, en ik, een van de oudste maar niet de oudste - van de familie die overbijft van een grote stam Van De Veldes, langs moeders zijde. Welk gevoel geeft het me, een vreemd gevoel geloof me, en toch niet denken dat ik de eerste zal zijn om te gaan, zelfs al zijn er tekenen die in die richting wijzen.
24-12-2014, 04:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-12-2014 |
Miguel Asin Palacios en Dante |
Een goede vriend schrijft me dat Dante, Voor zijn ijskoude hel te rade ging bij El Kitab al Miraj (كتاب المعراج ),Het Boek van de Opstijging, het boek over de Nachtreis van Mohammed naar de Hemel.
Ik kan er het volgende over kwijt:
Jorge Luis Borges is voor zijn verhaal, La Busca de Averroes, te rade gegaan, zo schrijft hij toch, bij (de geestelijke), Don Miguel Asín Palacios (1871-1944), de meest vooraanstaande onder de Spaanse arabisten. Deze Asín Palacios, leert ons dat het Spaans-Musulmaans gedachtengoed, gedurende zeven eeuwen onder het stof is blijven liggen en dat het pas in het begin van de XXste eeuw is geweest dat de Spaanse arabisten interesse hebben getoond voor de relaties die vóór de renaissance bestonden tussen het christendom en de islam en oog hebben gehad voor de grote inbreng van de Arabische literatuur uit Andalusië, in de westerse cultuur van die tijd. In 1919, bracht Asín Palacios de Westerse literaire wereld in beroering toen hij, bij zijn aanstelling als lid van de Real Academia Española, in zijn toespraak, het grootste middeleeuwse poëma van het christendom, de Divina Commedia, vergeleek met de vóór Dantes tijd bestaande legendes, hadiths en escatologische opvattingen van de musulmaanse mystiekers over de isra (nederdaling) en de mirach (opstijging) van de profeet Mohammed naar de hel en het hiernamaals. En dat deze musulmaanse elementen, voor Dante, de voornaamste bron moeten geweest zijn voor het schrijven van zijn Commedia. De kritiek op deze stellingname van Miguel Asín, vooral van Italiaanse zijde, werd door hem weerlegd in zijn Historia y critìca de un polémica gepubliceerd in 1924[1], om daarna in 1927, in zijn Dante y el islam[2], onontkoombaar te bewijzen dat Dante wel degelijk zijn inspiratie gevonden had in de Musulmaanse literatuur, met haar verre oorsprong uit de IXde eeuw. Zo lezen we bij Miguel Asín dat al deze legendes en hadiths van de IIde hegira (hidzjra)[3] af, van en over Mohammed, door el murciano Mohidin Abenarabi (ibn Arabi) in zijn Fotuhat verzameld werden en aangevuld. Interessant is het te vermelden dat het ontstaan ervan zijn oorsprong vond in de eerste verzen van soerat 17:
Geloofd weze Hij die zijn dienaar in de nacht heeft laten reizen van de heilige tempel (deze van Mekka) naar de verre tempel ( van Jerusalem), wiens verhaal we gezegend hebben om ons deze wonderen te hebben laten zien.[4]
De conclusie van Miguel Asín is dat Dante en zijn bewijs is overtuigend deze Fotuhat van Ibn Arabi moet gekend en gelezen hebben en dat hij de structuur de verzen zijn natuurlijk de woorden van Dante van zijn Commedia moet hebben afgestemd op de verhalen over de pelgrimstocht van Mohammed. We komen hier nog bij een volgende gelegenheid op terug, want deze vaststelling geeft ons de mogelijkheid te vertellen waarom Dante zijn werk aan zijn Vita Nova op een bepaalde dag ineens heeft afgebroken.
[1] Dante y el islam, pag 5 [2] Miguel Asín Palacios: Dante y el Islam Urgoiti editores, 2007. [3] De mohammedaanse tijdrekening begint op 15 juli 622, de IIde hegira is onze IXde eeuw. [4] Loado sea el (Señor) que hizo viajar, durante la noche, a su siervo (Mahoma) desde el templo sagrado (de la Meca) hasta el lejano templo (de Jerusalén) cuyo recinto hemos bendecido, para hacerle ver nuestras maravillas.
23-12-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |