Rose, oh reiner Widerspruch, Lust, Niemandes Schlaf zu sein unter soviel Lidern
Er werd heel wat geschreven over het grafschrift van Rainer Maria Rilke (1875-1926) die rust aan de voet van de prachtig gerestaureerde romaanse kerk van Raron (Rarogne), gelegen op de scheidingslijn(taalgrens Duits-Frans) tussen le Haut- et le Bas-Valais. Wolfgang Leppman schreef in zijn boek (1972) over het leven en werk van Rilke, vertaald in het Nederlands door Theodoor Duquesnoy, dat er meer dan 20 verschillende interpretaties van dit grafschrift bekend zijn. Niet verwonderlijk dus dat Anton van Wilderode, in zijn voorwoord bij Tussen stroom en gesteente van Maurits Van Vossole[1], dit grafschrift bestempelde als "sibillijns". Wat het ook voor ons is gebleven, ondoorgrondelijk in zijn beelden wat enkel leiden kan tot gissingen die we liever niet maken.
Ondanks dit alles hebben we gemeend, deze plaats die we samen met vrienden uit de Valais, als een soort pelgrimstocht hebben bezocht, te illustreren in onze blog van 3 januari, met een gedicht, waarin we een poging hebben gedaan onze visie te geven, heel bescheiden weliswaar, over de impressie die graf en grafschrift bij ons hebben nagelaten: Muzot, dicht bij Sierre (Siders), de plaats zijnde waar hij van 1921 tot aan zijn dood verbleef in een kasteeltje met trapgevel. De laatste regels van dat gedicht verwijzen naar de prachtige poëzie van Rilke dat meer dan voortreffelijk vertaald werd door onze Paul Claes in zijn Raadsels van Rilke, De Bezige Bij, 1995.
Maar hier de tekst van Rilkes gedicht:
Einmal wenn ich dich verlier, wirst du schlafen können, ohne dasz ich wie eine Lindenkrone mich verflüstre über dir?
Ohne das ich hier wache und Worte, beinah wie Augenlider, auf deine Brüste, auf deine Glieder niederlege, auf deinen Mund.
Ohne dasz ich dich verschliesz und dich allein mit Deinem lasse, wie ein Garten mit einer Masse von Melissen und Stern-Anis.
Mijn broer, Daniël (1934-2002), hield het bij een ander gedicht van Rilke, en het was een vriend van hem, uit de Valais, die het voorlas bij zijn uitvaart, in de kerk van Dworp. De laatste strofe ervan ging als volgt:
Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr, wer jetzt allein is, wird es lange bleiben, wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben und wird in den Alleen hin und her unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.
[1] Maurits Van Vossole: Tussen stroom en Gesteente Uitgeverij Danthe nv, Sint-Niklaas, 1980
|