Er zijn van die namen die je hoort of leest en hangen blijven, dagenlang, die keren en terugkomen in je onbewustzijn waar ze, wellicht, een kwelling zijn voor de andere gedachten die zich willen vormen maar telkens achteruit worden geduwd. Zo gebeurt het dat namen als Rilke het mag dan nog gaan over zijn Der Panter gedicht een wereld oproepen die lang verscholen zat achter een fluwelen gordijn en nu met een ruk van de hand, wordt opengeschoven en er een wazig landschap opduikt, een landschap van vreugde en van pijn. Je vroeg er niet naar, maar je kunt het landschap niet meer voorbij, het roept je, het wenkt je en je betreedt het, eerst schoorvoetend daarna met volle tred en voor je het weet ben je de heuvel aan het bestijgen die leidt naar een romaanse kerk en een graf met witte zerk tegen een oude muur, begroeid met dwergvarens en mossen, en met een grafschrift dat een andere kwelling worden zal.
Of je wandelt in gedachten, in de valavond, met ver voor jou het roze licht van de ondergaande zon op de hoogste toppen, voorbij een huis in Muzot en je ruikt melisse en steranijs en een gedicht dat je achtervolgen blijft: Einmal wenn ich dich verlier,/ wirst du schlafen können, ohne / dasz ich wie eine Lindenkrohne/ mich verflüstre über dir.
Of van een vriend uit de Valais met wie je ooit uit eten ging in de Gouden Haring in Brugge, die er ook was op de dag van de begrafenis van je broer, en in een helder Duits een ander gedicht van zelfde Rilke bracht: Herr es ist Zeit
Befiehl den letzten Früchten voll zu sein; / gieb ihnen noch zwei südlichere Tage, / dränge sie zur Vollendung hin und jage / die letzte Süsse in den schweren Wein.
Want dit is Rilke voor jou en Paul Claes die een grote hulp was bij het lezen van de overige gedichten van Rilke.Je zegt het maar, je ondergaat je gedachten als je schrijven gaat en de woorden je bestormen. Woorden die beelden zijn, beelden die gevoelens zijn, gevoelens die jou ver terug duwen in de tijd, de tijd die jou verschroeit. En na Rilke geef me, nu hij opdook, Paul Claes, die je verraste met zijn "De Phoenix"( De Bezige Bij, 1998) waarin je lezen mocht en dit tot je vreugde: Als God degene was die zou zijn, dan was Hij niet de zijnde maar de wordende. Of even binnen gaan bij Freeman Dyson, die schrijft in zijn Infinite in all Directions[1]: we are the chief inlets of God on this planet at the present state of his development. We may later grow with him as he grows, or we may be left behind.
Herr, es ist Zeit opdat al dit poëtische, al dit verhevene gebrand worde in de geest van de mens opdat hij, zoals de God van Claes, van Dyson, wordende zou zijn en niet zoals het gebeurt, weg geduwd en dood gezwegen wordt samen met zijn ondergrond, het zo broodnodige sacrale, het heiligende van al de plaatsen waar we zijn en niet zijn.
[1] Freeman Dyson : Infinite in all Directions , Penguin Books, 1990.
|