Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    12-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Zeventien: de Geryon



    Ik herhaal wat ik schreef, en wat Frans van Dooren zo duidelijk heeft aangevoeld: de eenzaamheid van hij, die de dag van vandaag Dante opzoekt, is groot en (bijna) onhoudbaar.
    En ik, van uit die eenzaamheid richt me tot jou, Dante, waarom zweer je hier, op deze meest vreemde plaats, de waarheid te spreken?
    Is het omdat het beeld dat je gaat oproepen van de Geryon, helemaal niet strookt met het beeld uit de mythologie namelijk dit van een wrede koning met drie hoofden, zes armen en zes benen; en evenmin met dat van Vergilius, die het beschrijft als een wezen met drie lichamen?
    Jij, zag het anders in je Hel, je zag het als een wezen:

    met drie naturen: het hoofd dit van een mens, met zelfs een rechtschapen blik, de behaarde benen deze van een dier en het lichaam dit van een slang, versierd zoals een Turks of Tartaars tapijt, met een giftige en puntige staart die opkrolt zoals deze van een scorpioen.

    Oprijzend uit de donkere diepte, blijft het met hoofd en bovenlijf liggen op de rotsrand terwijl de staart kronkelend in de diepte hangt.
    Je bezworen beeld, Dante is van een afschuwelijke schoonheid, een beeld uit een horror-film, het gedrocht leunend, voor je ogen, op de rotsrand, terwijl de vlammen als sneeuw maar blijven vallen. Je bent een toneelgenie, Dante, je bent regisseur, ensceneerder, script en acteur, je regisseert jezelf én als Dante, én als Vergilius, én als toeschouwer, daarenboven ben je theoloog en filosoof.Je bent alles en je weet al wat er te weten is.
    Daarom ook is het je toegelaten te zweren dat de beelden in je Inferno, en wellicht ook deze in je Paradiso en Purgatorio, de waarheid zijn. Niemand kan of mag eraan twijfelen en je lezende, bewaar ik de indruk, dat er heel veel geweest zijn die je geloofden en met angst en afkeer je verzen zullen gelezen hebben, zich afvragend welke plaats in de Hel hen te wachten stond.
     
    En wat die ti giuro (ik zweer je) van vers 128 betreft, was het niet in de eerste plaats, omdat je nood had aan een woord dat rijmde op scuro van vers 130 en op sicuro van vers 132, zoals dit ook het geval was met cinta en dipinta, hogervermeld?
    En ook dat er metaforen gebruikt worden omwille van het rijmwoord en nog, dat onvermijdelijk het woordgebruik en de zin van sommige verzen bepaald wordt door het vereiste rijmwoord. Dit is echter geen kritiek van mij, het is hoogstens een vaststelling waarvan elke rijmende dichter gebruik maakt. Het rijm bepaalt dan ook het gebruikte woord, in sommige gevallen zelfs de zin. Dit is de reden waarom ik zo weinig mogelijk rijmende gedichten schrijven zal, wat niet belet dat ik, waar het kan, dankbaar gebruik maak van een rijm.
    Ik vermoed echter Dante, dat je als schrijver heel wat zorg zult gehad hebben om te weten hoe je er in slagen zou af te dalen in het allerdiepste van de Hel, de koord die je om de lenden droeg – ik verdenk je ervan dat die ook een figuurlijke betekenis had - was een schitterende oplossing. Je moet er maar aan denken, je moet maar de creativiteit bezitten om met een opgerolde koord, een Geryon, een vreselijk iets om aan te zien, naar boven te lokken om daarna te kunnen afzakken tot in het middelpunt van de aarde, het diepste van de Hel.

    Het is Vergilius die de afdaling met de Geryon gaat negociëren terwijl jij op verzoek van Vergilius om je heen kijkt. Je ziet een groep gestalten die in de Hel zijn afgedaald met hun geldzak om de hals, met op de zak de tekening van hun wapenschild zodat de familievaders te herkennen zijn. Je leest de pijn in hun ogen. Zij ook zitten onder de vlammen, maar in het ene vers zegt je dat ze neerzitten, in het andere lopen ze rond om de vlammen te ontwijken.
    Dan begint voor jou het grote avontuur, je gaat vὁὁr Vergilius, op de rug van het monster zitten en Vergilius heeft zijn armen om jou heen geslagen. En ik lees, Dante, dat je het besterft van de schrik als het ondier in grote cirkels afdaalt, zijn staart als een schroef gebruikend, terwijl het met zijn poten de lucht naar zich toe haalt.

    12-09-2014, 04:27 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    11-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Remake van een gedicht

     

    Het gebeurt, soms, dat een gedicht je ontsnapt voor het geschreven is. Je weet dit pas na enkele dagen als je ontwaakt uit de roes waaruit het gedicht als paddestoelen in het bos uit de aarde, te voorschijn kwam, ontoereikend aan woorden, omdat meer dan nodig werd verzwegen. Wat staat er je dan anders te doen dan het to remake it..

    Ik aan de Leie dacht,
    hoe in sprankele meanders,
    ze zich open spreidde
    ontvankelijk,
    ik bewogen,
    te overkoepelen
    met gebloemde verhalen
    die ik uit de wolken haalde
    toen de wind me riep
    om een oud boek
    in de hand te houden,
    te lezen
    om ook Leie te zijn,
    niets meer dan Leie te zijn.

    Of, hoe gelukkig ik was,
    toen ik, geborgen als in een kelk,
    Francis Jammes las
    en van de bomen reeds
    de bladeren rezen
    alsof het herfst al was,
    alsof het licht
    van duizend zomers over me,
    als metamorfose
    van grassen en ranonkel
    waar ik in het stuifmeel
    dronken lag
    te laat gekomen

    met mijn woorden,
    om er te blijven.

    Ik aan de Leie dacht,
    droeg het beeld met mij
    toen ik verder was
    en het land het me vertelde
    alsof, ik ademend in tekens
    die op mij van alle kanten
    kwamen afgestormd,
    haar zo maar vergeten kon.

    Ik aan de namiddag dacht,
    de vriend, vriendin,
    de notelaar, het kopje porselein
    met thee,
    en immer overal
    het ruisen in de bomen;
    Van Ostaijen,
    ware hij er geweest,
    hij had dit uitgeschreven
    in een minimum:

    Ik aan de Leie dacht.

    11-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    10-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Zestien (2)



    En op het smalle pad vervolgen Dante en Vergilius hun weg. Ze komen aan bij een enorme waterval die, zoals de stroom die vanaf Monviso langs de oostkant van de Apenijnen naar het laagland afdaalt en daar Acquaqueta wordt genoemd, bij Forlὶ de naam Montone krijgt, en daarna, boven de abdij van San Benedetto, met donderend geraas in een enkele waterval die er wel duizend zouden kunnen zijn, naar beneden valt, zo stortte daar het donkere water van de bijna loodrechte rotswand met een hels lawaai naar beneden.

    Frans van Dooren die de Commedia vertaalde in een prozavorm, was dermate Dante-minded, dat hij alle plaatsen, door Dante vermeld in zijn Commedia, bezocht heeft. De man schreef er een boek over: ‘Met Dante door Italië’(Ambo–Amsterdam 2005). Hij beschrijft hierin ook zijn bezoek aan de waterval boven San Benedetto in Alpe.
    Maar hij vertelt ook een andere waarheid. Hij schrijft: ‘Je treft niemand aan wie je je bewondering voor zijn poëzie kwijt kunt en je voelt je een buitenstaander, een vreemde vogel, een zonderling.’(pag.25).
    Nu ik amper halfweg gekomen ben van zijn Inferno is het me duidelijk, de eenzaamheid van hij die Dante uitdragen wil, is heel groot.

    Dan maar terug al mijn aandacht naar Dante:

    Ik had een koord om de lenden waarmee ik nog gedacht had de panter met de gevlekte huid te kunnen vangen en op verzoek van mijn gids maakte ik deze volledig los en gaf ze opgerold aan hem.[1]

    Vergilius keerde zich naar rechts en van op een bepaalde afstand van de rand gooide hij de koord in de grote diepte. Dante vermoedt dat hierop een nieuwe reactie zal komen. Maar zegt hij:

    Hoe oplettend moet men niet omgaan met mensen die niet slechts iemands daden zien met de ogen maar die ook, met hun geest, tot in het diepste van de gedachten kunnen doordringen.
    En zo hoort hij dat Vergilius zijn gedachten gelezen heeft, want deze zegt hem: Wat ik nu verwacht en waarvan jij een vaag idee moet hebben, kan nu elk ogenblik te voorschijn komen.
    En dan Dante terug:
    Normaliter moet men bij een waarheid die de schijn heeft een leugen te kunnen zijn zo lang mogelijk de lippen op elkaar houden opdat men achteraf niet met beschaamde kaken zou staan,

    Maar het verzwijgen kan ik niet en met de verzen van deze Commedìa zweer ik, lezer, hopende dat deze nog lang genade zullen vinden, dat ik door die dikke en duistere lucht een gestalte naar boven zag komen die elk onverschrokken hart zou doen huiveren. Hij kwam met de beweging van iemand die in het water gedoken is om een anker of iets anders, dat vastzit aan een rots, los te maken, het bovenlijf strak gehouden en de benen intrekkend om terug naar de oppervlakte te stijgen[2].

    Een eigenaardige situatie, Dante die zweert dat wat hij beschrijft de waarheid is en niets dan de waarheid, terwijl wat hij zo prachtig gaat beschrijven, een beschrijving die aanvangt in zijn canto XVII, alhoewel het een afschuwelijk beeld is, de vrucht is van zijn verbeelding



    [1] Io avea una corda intorno cinta / e con essa pensai alcuna volta / prender la lonza alla pelle di pinta./ Poscia che l’ebbi tutta da me sciolta, / s come il duca m’avea comandato / porsila a lui aggroppata e ravolta (canto XVI: 106-111)
    [2] Ma qui tacer nol posso, e per le note / di questa Commedia, lettor, ti giuro / s’elle non sien di lunga grazia vte / ch’io vidi, per quell’aere grosso e scuro / venir notando una figura in suso, / maravigliosa ad ogni cor sicuro/si come torna colui che va giuso/talora a solverl’ancora,ch’aggrappa/o scoglioo altro che nel mare é chiuso,/ che in su si stende, e da piè si rattrappa. (canto XVI: 127-136)

    10-09-2014, 18:10 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    09-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Zestien (1)



    Dante en Vergilius bevinden zich nog steeds in de derde kring van de zevende hellecirkel, bij zelfde soort zondaars, de sodomieten.

    En, Dante: ik was reeds aangekomen waar ik het gedonder hoorde van het water dat zich in de andere cirkel stortte, toen ik zag hoe drie schimmen zich hadden afgescheiden van een groep die onder de martelende vuur-regen in grote vaart kwam afgelopen. En de drie riepen naar Dante:

    ‘Stop eens jij, aan wiens kleding we zien dat je herkomstig bent uit de verdorven stad waar wij ook verbleven’.

    Vergilius schijnt hen te kennen, want

    Hun geroep met aandacht aanhorend keert ‘mio dottor’ zijn gezicht naar mij en zegt: ‘Wacht, hier moet je hoffelijk zijn’ [1]

    En Vergilius voegt er aan toe:

    Ware er niet het vuur dat valt en de aard van de plaats dan zou de haast jou beter passen dan hen.[2]

    Ik blijf me afvragen, Dante, hoe jij de schimmen of gestalten of zielen wel zag. Zoals je ze hier beschrijft, hebben ze een gezicht en een lichaam en kun je hun wonden zien, oude als nieuwe, gebrand in hun leden, wonden die zo erg zijn dat het je nu nog pijn doet. Je kunt ze enkel zien met de ogen van je geest, van je creatief-zijn en niet met de ogen van je lichaam. Dit is ook voor mij de enige wijze om je te volgen in je beschrijvingen, hoewel ik me er nu moeite mee heb, Dante, om het me voor te stellen als je de drie ziet blijven lopen,

    om me heen draaiend hun gelaat steeds naar mij gericht zodat de hals steeds tegengesteld aan de voeten, zich bewoog..[3]

    En, lezer van de door mij vertaalde woorden, luister naar de verzen die Dante hen laat spreken:

    ‘Als de miserie van deze zandvlakte, ons en ons verzoek en onze verbrande en afgepelde gelaten, ons in discrediet zou brengen’, begon de ene,’moge dan toch onze vermaardheid je geest beroeren en ons zeggen wie je bent, jij wiens voeten zo verzekerd door de Hel lopen.’

    En elk van hen zegt wie hij is en Dante verneemt aldus dat het drie vooraanstaande personaliteiten zijn uit Firenze en hij is verrukt over deze ontmoeting, en, ware ik bestand geweest tegen het vuur dan ware ik naar beneden gesprongen om hen te vervoegen:
    Maar omdat ik me verbrand zou hebben en gebakken zou worden, overwon de vrees mijn wil want hen te omhelzen was mijn verlangen [4].

    Weet, zegt hij, dat uw toestand geen verachting oproept bij mij, maar droefheid en deze zal me niet zo vlug verlaten. Ik kom inderdaad uit uw stad en uw fiere daden en geëerde namen heb ik steeds hooggeacht. Nu heb ik de bittere zonden achter mij gelaten en zoek ik de zoete vruchten van de deugd die mij worden voorgehouden door mijn waardige leidsman. Maar om deze te bereiken moet ik beginnen met nog dieper af te dalen tot het middelpunt van de aarde.

    Daarna wensen de drie nog te weten hoe het in Firenze gesteld is en Dante geeft hen een duidelijk antwoord, waarop ze hem geluk toewensen op zijn verdere tocht en hem vragen, eens hij terug onder de sterrenhemel zal zijn, zo goed te zijn de mensen over hen te vertellen.
    Na deze woorden lopen ze zo snel weg dat het was alsof ze geen voeten maar vleugels hadden, zelfs ware het niet meer mogelijk geweest ‘amen’ te zeggen zo vlug waren ze verdwenen over de gloeiende zandvlakte waar de vlammen bleven nederdalen over de zielen.



    [1] Alle lor grida il mio dottor s’attese / volse il viso vèr me, e disse:”Aspetta,/ a costor si vuol essere cortese (canto XVI: 13-15)
    [2] “ e se non fosse il foco che saetta / la natura del loco, io dicerei / che meglio stesse a te che a lor la fretta.”(canto XVI: 16-18)
    [3] E s rotando, ciascuno il visaggio / drizzava a me, s che in contrario il collo / faceva ai piè continuo viaggio. (canto XVI: 25-27)
    [4] Ma perch’io mi sarei bruciato e cotto, / vinse paura la mia buona voglia / che di loro abbracciar me facea ghiotto;(canto XVI: 49-51)

    09-09-2014, 08:02 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    08-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brunetto Latini en het gedicht.

     

    Waarom Brunetto Latini, en waarom ben je, Dante, verwonderd hem in de Hel te ontmoeten (siete voi qui, ser Brunetto?), terwijl ik verwonderd ben dat jij doet alsof.
    Wat heeft je leraar, de sodomiet, je misdaan, Dante, dat je schijnbaar wraak neemt op hem en hem in de ogen van de wereld in de Hel duwt? Kunnen we het raden, of is er nog een andere reden die ons totaal ontgaat; bv. is het omdat hij Vergilius niet voldoende waardevol achtte?

    Mijn beste, waardevolle lezer(es). Ik weet/vermoed dat ik je verveel met Dante, maar Dante verveelt ‘mij’ niet, ik tracht hem te zien hoe hij zijn werk opbouwt, zoals ik blijvend zoek naar een eerste zin waaruit ik een blog/gedicht kan puren, moet hij gezocht hebben naar soorten zonden en slachtoffers van die zonde.
    Maar, Dante, je ‘geliefde leraar’ die je 'uur na uur zoveel mooie dingen leerde', in de Hel gaan duwen, blijft me een gedeeld raadsel.

    Ik laat je even nog, waarde Dante, het licht vanmorgen is van die aard dat ik je niet wens te vervoegen op je pelgrimstocht, zeker nu niet wanneer ik blijf hangen bij het raadsel van de aanwezigheid van Brunetto Latini in de Hel.
    Toen ik dit gedicht plots schrijven ging, al zijn het geen terzines.

    Ik dacht de Leie,
    hoe in wondere meanders,
    zich open spreidend,
    ontvankelijk,
    om een oud boek,
    ingebonden,
    in de hand te houden,
    te lezen
    of niet te lezen
    om ook Leie te zijn
    te worden.

    Te overkoepelen
    met vreemde verhalen
    die je haalde
    toen de wind je riep
    tussen de korenhalmen
    en je dronken neerlag
    in het stuifmeel,
    het licht
    van duizend zomers over jou.

    Of, hoe gelukkig je waart,
    toen je, geborgen als in een kelk,
    Knut Hamsun las,
    Benoni zijnde
    en van de bomen
    de bladeren rezen
    alsof het herfst al was
    en jij te laat gekomen
    met je woorden om er te blijven
    en in metamorfose op te gaan
    naar ongekende sferen.

    Ik dacht de Leie,
    ik had het beeld met mij
    genomen toen ik verder was
    en het land vertelde over jou
    alsof ik je vergeten kon,
    ademend in tekens
    die van alle kanten kwamen,
    op mij afgestormd:

    Ik dacht de Leie,
    de vriend, de vriendin,
    de notelaar,
    de zang van de vogels
    even voor het licht er was.

    Ik dacht.

    08-09-2014, 05:43 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    07-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vijftien (4)



    Canto
    XV is een vreemd geval – in feite is elk canto een vreemd geval - vooreerst antwoordt Dante niet op de vraag die Brunetto hem stelt naar de naam van zijn gids. Waarom zwijgt hij. Is hij benauwd of beschaamd of is hij te zeer onder de indruk van de aanwezigheid in de Hel van zijn leraar? Maar hij vernoemt Vergilius niet[1], wat uitzonderlijk is. Brunetto dringt zelfs niet aan, alsof het hem niet interesseren zou.
    Het meest opvallende is dat Dante, na de korte tussenkomst van Vergilius doet alsof hij Vergilius ignoreert wat zeker niet zijn gewoonte was, hij heeft geen antwoord voor hem als hij zegt: 'Bene ascolta , chi la nota.'

    Dante, wil ook weten wie er zich nog op deze plaats bevindt. Ik zal er een noemen zegt Brunetto over de rest kan ik beter zwijgen. Ik zeg je alleen dat er onder hen vele geestelijken zijn en vele geleerden die schuldig zijn aan de zonde van onreinheid. Daar in de groep van de ongelukkige zondaars loopt Priscianus en ook Francesco d’Accorso[2]. En als je het weten wilt hij,

    die door de knecht der knechten - Servus servorum Dei, een van de officiële titels van de Paus - overgebracht werd van de Arno naar (Vicenza aan) de Bacchiglio waar hij ten slotte na een leven vol ontucht stierf’, [3]

    Van deze laatste versregel van Dante: ‘dove lasciò il mal protesi nervi’ is de vertaling ontleend aan Van Dooren.
    Echter is dit vers niet zo eenvoudig te vertalen. Waar ik aan dacht waagde ik eerst niet te schrijven maar als Dante spreekt over ‘de verkeerd gestrekte zenuw die hij achterliet’ [4], dan denk ik dat met dit vers heel wat anders wordt bedoeld.

    André Pézard in zijn Dante, Œuvres complètes,[5] heeft er een hele uitleg over: Il suffit d’avoir l’esprit mal tourné, ici, pour imaginer que l’évêque s’en allant mourir sur les bords du Bacchiglione, ‘détendit ses nerfs mal tendus’, comme écrit Dante, c’est-à-dire comme écrit gracieusement l’abbé Monti: non già tutto il corpo mal proteso ma quella parte del corpo che é bello il tacere - beter te verzwijgen -, e di cui quell’attico (attische = geestige) monsignore fece tanto mal uso. Voilà du coup Andrea de’ Mozzi bon sodomite; et sodomites, par contagion Brunet Latin et les deux autres. Or jamais un chroniqueur ou un chansonnier n’a écrit un mot pour accuser de sodomie ‘ce monseigneur’ si richement brocardé par toutes les mauvaises langues de Florence, où l’on n’est guère naïf ni craintif; où la sodomie se voit à peu près au grand jour…

    Het verbaast me dat Borges in zijn ‘Nueve Ensayos Dantescos’ deze toch wel ongewone passage links heeft laten liggen. Als het me toegelaten is zou ik deze versregel 114, gezien de maatstaven van de eenentwintigste eeuw, vertalen als: waar hij zijn erecties achterliet. Wat eigenlijk niet zeer Dante-achtig overkomt, maar hoe anders zijn Dantes woorden te begrijpen?

    En ga ik nu verder met wat Dante vernam want er zijn er heel wat meer die Brunetto zou kunnen noemen, maar deze moet verder want in de verte komt een andere groep afgelopen die hij mijden moet. Hij beveelt Dante zijn bij leven geschreven boek Tesoro aan en schiet dan weg als een hardloper uit Verona en dan wel niet als een deelnemer die verliest maar als een die wint.

     



    [1] In canto VI van Purgatorio verloopt de ontmoeting met Sordello totaal anders.
    [2] Celebre giurista che insegnó a Bologna ed a Oxford.[3] Colui potei che dal servo de’ servi / fu trasmutato d’Arno in Bacchiglione, / dove lasciò il mal protesi nervi. (canto XV:112-114). Bedoeld wordt hier Andrea dei Mozzi die tot 1295 bisschop was van Firenze.
    [4] protesi van protendere, strekken, uitstrekken en nervi meerv. van nervo, zenuw, -omwille van het rijmen met servi.
    [5] Pagina 976/7

    07-09-2014, 03:32 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    06-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sasseneire, Valais



    Een vriend, Remi v. P. vertelde me, dat hij in de Alpen, waar hij bij zijn zoon op verlof was, diep geroerd was geweest door het uitzicht op de bergen, met er boven uit de sneeuwtop van de Mont Blanc, en het was daar, dat hij verrukt was geweest bij het lezen van mijn bundel gedichten en vooral getroffen door mijn essay over ‘Immanuel Velikovsky en de Bijbel’.

    Hij riep bij mij – zoals enkele dagen geleden mijn broer het had gedaan - tal van herinneringen op. Zo deze van de dag, (te) vele jaren geleden, dat ik per einde augustus en gans alleen, vertrokken ben van de barrage de Moiry, geklommen tot de Col de Torrent en vandaar, zonder te hebben verwittigd bij mijn vertrek – wat een gevaarlijk iets is als men alleen klimt - een plotse ingeving volgend, het pad heb genomen naar de top van de Sasseneire (3.254 m.).
    Ik wist dat ik er toen over geschreven had in mijn dagboek en vandaag, uitzonderlijk, ben ik die tekst gaan opzoeken om die hier, licht aangepast, te hernemen.

    Eens de top van de Col de Torrent (2.919 m) bereikt ben ik niet gestopt maar heb het pad genomen naar rechts dat leidde naar de top van de Sasseneire.
    Links, diep onder mij, de vallei met Evolène, rechts, dichter bij, maar ver uitgestreken, de alpage van de Lona. En in mij een immense vrijheid, ik, alleen op de kam van de berg, ik klein mensje, maar krachtig in geest, in een ingesteldheid die alles ging overwinnen, al kende ik onmiddellijk maar al te goed hoe zeer ik deel was van de aarde die hier ademnood was.

    Ik dacht aan Ouspensky. Ik zag mezelf gaan, een onbeduidende stip die voortbewoog op het, bij plaatsen, amper gemarkeerde pad. Steeds maar stijgend over en naast grote blokken rots, op het pad, gevolgd sinds eeuwen door velen voor mij.
    Mijn lichaam een grote volgehouden inspanning, en ik zag me nog steeds gaan, van rots tot rots. Het scheen me toe dat er nu een ander ik aanwezig was in mij, een ik dat niet de minste aandacht had voor de moeite en de uitputting. Er zwol een gevoel, méér en beter mens te zijn in die oneindigheid van bergen en luchten waar ik was, een oneindige volheid van zijn, waarin ik was opgenomen.
    Een dimensie die me optilde, die me de kracht gaf verder te gaan, steeds hoger klimmend, hijgend naar de top toe, de top, de hoogste top van het groot beleven.

    De man die ik was, was kind geworden, had vleugels gekregen en zwierf uit over de toppen van de bergen omheen hem, de luchten in, zijn geest verpulverd. Hij was het grote leven. Het deel van hem, gericht naar de aarde, het deel dat groeide, dat ouder werd, dat at en dronk en de liefde bedreef, brandde op, verdween uit hem. En het was een ongekende andere, een ontdubbelde die de laatste strook van het pad afliep naar het beroeste ijzeren kruis op de top, het kruis dat hem wenkte, dat hem toeriep, dat hem projecteerde in zijn echt, enig, waarachtig bestaan.

    Hij dacht hier over na als hij afdaalde, dat het dit soort bestaan was dat hij ontcijferen moest, dat het dit bestaan van lichtheid, ontdaan van het aardse, dat dit de ware eigenheid was van de spirituele mens. Het andere, het aardse, was een noodzakelijk iets waar geen God zich om bekommerde.

    Petrarca had dit ongeveer aldus begrepen, maar hij was in de ban van de God van toen en hij wist dat hij moest ontsnappen aan de zwaarte, aan ‘les instincts de la terre’, zoals hij het noemde in zijn boekje over de beklimming van de Mont Ventoux.
    Ik denk zoals hij, maar ik ben in de ban van de geest in mij die een deeltje is van de geest in het Universum die o zo gemakkelijk, God wordt genoemd, maar die oneindig meer is dan dat bevreemdend woord van drie letters.

    06-09-2014, 04:35 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    05-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vijftien (3)



    Canto
    XV is een vreemd geval – in feite is elk canto een vreemd geval - vooreerst antwoordt Dante niet op de vraag die Brunetto hem stelt naar de naam van zijn gids. Waarom zwijgt hij. Is hij benauwd of beschaamd of is hij te zeer onder de indruk van de aanwezigheid in de Hel van zijn leraar? Maar hij vernoemt Vergilius niet[1], wat uitzonderlijk is. Brunetto dringt zelfs niet aan, alsof het hem niet interesseren zou en wat meer is het is een van de weinige plaatsen waar Dante vouvoyeert.

    Het meest opvallende is dat Dante, na de korte tussenkomst van Vergilius doet alsof hij Vergilius ignoreert wat zeker niet zijn gewoonte was, hij heeft geen antwoord voor hem als hij zegt: “Bene ascolta , chi la nota
    Dante, Vergilius ignorerend, wil ook weten wie er zich nog op deze plaats bevindt. Ik zal er een noemen zegt Brunetto over de rest kan ik beter zwijgen. Ik zeg je alleen dat er onder hen vele geestelijken zijn en vele geleerden die schuldig zijn aan de zonde van onreinheid. Daar in de groep van de ongelukkige zondaars loopt Priscianus en ook Francesco d’Accorso[2]. En als je het weten wilt hij,

    die door de knecht der knechten - Servus servorum Dei, een van de officiële titels van de Paus - overgebracht werd van de Arno naar (Vicenza aan) de Bacchiglio waar hij ten slotte na een leven vol ontucht stierf’, [3]

    Van deze laatste versregel van Dante: ‘dove lasciò il mal protesi nervi’ is de vertaling ontleend aan Van Dooren.
    Echter is dit vers niet zo eenvoudig te vertalen. Waar ik aan dacht waagde ik eerst niet te schrijven maar als Dante spreekt over de verkeerd gestrekte zenuw die hij achterliet [4](dan denk ik dat met dit vers heel wat anders wordt bedoeld.

    André Pézard in zijn Dante, Œuvres complètes,[5] heeft er een hele uitleg over: Il suffit d’avoir l’esprit mal tourné, ici, pour imaginer que l’évêque s’en allant mourir sur les bords du Bacchiglione, ‘détendit ses nerfs mal tendus’, comme écrit Dante, c’est-à-dire comme écrit gracieusement l’abbé Monti: non già tutto il corpo mal proteso ma quella parte del corpo che é bello il tacere - beter te verzwijgen -, e di cui quell’attico (attische = geestige) monsignore fece tanto mal uso. Voilà du coup Andrea de’ Mozzi bon sodomite; et sodomites, par contagion Brunet Latin et les deux autres. Or jamais un chroniqueur ou un chansonnier n’a écrit un mot pour accuser de sodomie ‘ce monseigneur’ si richement brocardé par toutes les mauvaises langues de Florence, où l’on n’est guère naïf ni craintif; où la sodomie se voit à peu près au grand jour…

    Het verbaast me dat Borges in zijn ‘essayos’ deze toch wel ongewone passage links heeft laten liggen. Als het me toegelaten is zou ik deze versregel 114, gezien de maatstaven van de eenentwintigste eeuw, vertalen als: waar hij zijn erecties achterliet/opgeven moest. Wat eigenlijk niet zeer Dante-achtig overkomt, maar hoe anders zijn Dantes woorden te begrijpen?
    Maar er zijn er meer dan de genoemde vier, Brunetto zou er nog meer kunnen noemen maar hij moet verder want in de verte komt een andere groep afgelopen die hij mijden moet. Hij beveelt Dante zijn bij leven geschreven boek Tesoro aan en schiet dan weg als een hardloper uit Verona en dan wel niet als een deelnemer die verliest maar als een die wint.



    [1] In canto VI van Purgatorio verloopt de ontmoeting met Sordello totaal anders.
    [2] Celebre giurista che insegn a Bologna ed a Oxford).
    [3] Colui potei che dal servo de’ servi / fu trasmutato d’Arno in Bacchiglione, / dove lasciò il mal protesi nervi. (canto XV:112-114). Bedoeld wordt hier Andrea dei Mozzi die tot 1295 bisschop was van Firenze.
    [4] protesi van protendere, strekken, uitstrekken en nervi meerv. van nervo, zenuw, -omwille van het rijmen met servi .
    [5] Pagina 976/7

    05-09-2014, 18:05 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gesprek

     

    Boeken en de vraag: ‘heb je die allemaal gelezen?’

    - Neen, niet allemaal, maar toch een groot deel ervan.
    - En waarom bewaart je nog, al die boeken die je al gelezen hebt?
    - Ze zijn de planten van de tuin die in mij is gegroeid, ze zijn een deel van mij, een heel belangrijk deel van mijn geest. Weet je, kostuums, dassen, kousen, schoenen, kunt je verwijderen, maar boeken zijn gezellen, zijn je avonden, je nachten, je dagen in de lommerd van de kerselaar, de appelaar, de notelaar. Ze zijn het voedsel dat je herkauwt, heropneemt, verwerkt en opsmukt, ze zijn je leven, je tastbare herinneringen. Je kunt dit alles zo maar niet achterlaten.
    - Maar ze zitten onder het stof, het papier is vergeeld, de letters bijna weggeteerd, ze nemen een groot deel van je werkkamer in, ze verengen het uitzicht van de kamer en toch blijf je ze bewaren’.
    - Ik bewaar ook de stukken wortels die ik raapte hier of daar, ik bewaar ook de stenen die ik meebracht van Schotland, van Yemen, van le Crac des Chevaliers, van de Valais, van de vele plaatsen waar ik ooit was. Al die stukken zijn zonder belang voor jou, je kijkt er met een glimlach naar, voor mij zijn ze mijn geestelijk bloed, zijn ze mijn vrienden.
    - Je bent een vreemde man, je bewaart niet alleen de boeken die je las, stenen en wortels die je vond, maar je schrijft ook elke dag een blog. Naar ik zie sta je er voor op in de nacht, wil je niet dat er een dag voorbij gaat dat je je tekst niet hebt ingelogd. Alhoewel er zelfs niet zo denderend veel zijn die je lezen - je ziet het aan het cijfer van de bezoekers – en daarenboven hun respons heel dun is,  toch blijf je schrijven.
    - Ik weet het, mijn beste vriend, en geloof me ik had meer lezers verwacht, ik had er drommen verwacht, zoals deze die zullen opduiken op de dag van het Laatste Oordeel in de vallei van Josafat, als dat er ooit komt. En ook, ik beken je eerlijk, soms wil ik er mee stoppen, maar ik kan niet, ik kan niet, ik moet verder schrijven. Nochthans weet ik dat er zijn die vandaag Dante ver weg wensen, die helemaal niet willen weten wat hij te vertellen heeft over zijn tocht door de Hel, want, zeggen ze - jij zelf ook trouwens - hoe zien die geesten er uit die hij ontmoet en waarover hij schrijft. En dan nog, welk recht heeft hij om iemand, wat hij ook moge gedaan hebben in zijn leven, om die man, die vrouw, in de Hel te duwen. Wat weet hij over de laatste ogenblikken van hen?
    En toch ga ik er mee verder. Ik tracht wel, zoals nu, er even mee op te houden, er een snipperdag van te maken, maar veel betekent dit niet, want wat is een dag van vierentwintig uur. Hij begint en vooraleer je het beseft is de dag voorbij en zo gaat het met mijn blog, ik schrijf de tekst, ik log hem in, en moet reeds beginnen aan een nieuwe tekst, immer en altijd verder, hetzij met een volgende snipperdag of, waar het uiteindelijk op neer komt, verder met Dante.
    Ik ben nog maar aan zijn vijftiende Canto aangekomen, er zijn er nog achttien die wachten, en ik beken het eerlijk, soms ook stel ik me er veel vragen bij en denk ik dat het weinig zin heeft er mee verder te gaan, allen weten we dat hij het maar uit zijn duim zuigt. Maar creatief is hij wel, en moedig ook, en vastberaden, en onverbiddelijk, en zijn verzen, zijn terzines, zijn bij momenten verbazend. Hij schrijft wat zijn verbeelding ziet en wat hij ziet zal angstaanjagend geweest zijn voor zij die hem destijds lazen, omdat voor hen de Hel een plaats was achter de hoek, met God juist boven hun hoofd, terwijl het voor ons nog minder is dan science fiction, voor velen dan toch.
    Ik zelf, beste lezer, ben er in verstrikt geraakt. Ik kan er moeilijk uit, ik kan er, halfweg bijna, niet mee ophouden, veroordeeld als ik ben te beeindigen wat ik in mijn overmoed begonnen ben.

    Ed è ragion, ché tra li lazzi sorbi / si disconvien fruttare al dolce fico.(Canto XV: 65-66).(zie blog van gisteren)

    Wat ook de diepere ondergrond ervan moge zijn.

    05-09-2014, 05:58 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    04-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vijftien (2)



    Dante ontmoet zijn vroegere leermeester Brunetto Latini in de Hel. Je moet het maar durven, aan de Italianen van Firenze vertellen dat je vroegere leraar in de Hel rondloopt. Welk effect dat dit mogelijks kan hebben bij de familie en kennissen van Latini op aarde. Alhoewel het wellicht jaren zal duren vooraleer de tekst van Dante zal gecopieerd zijn en verspreid, het staat er toch te lezen

    En mijn hand verlagend naar zijn gelaat vroeg ik hem ‘U hier, heer Brunetto?’ [1]
    En deze: “O, mijn zoon, mishaagt het je niet als Brunetto Latini even met jou terugkeert en deze troep verder laat lopen? [2]

    ‘Zet u even’, vraagt Dante met aandrang, ‘dan praten we wat’. De ziel echter wil verder wandelen want zegt hij, als iemand van hen ook maar even blijft staan dan ligt hij daarna honderd jaar neer zonder enig verweer tegen het vuur dat maar blijft vallen.

    Ik durfde niet naar hem toe te gaan, zegt Dante, om naast hem te lopen; maar ik hield het hoofd gebogen om te getuigen van mijn eerbied voor hem.
    En Latinij begon: ‘Welk geluk of welk lot brengt je hier vóór het einde van je dagen en wie is hij die je hier begeleidt?’

    En Dante - maar dit is mijn inbreng - de grote wijze Dante, de schrijvende Dante, gezeten aan de tafel, de lijnen van zijn gelaat donker getekend onder het kaarslicht, de nacht ver gevorderd, de kilte van de kamer in zijn schouders want hij is opgestaan uit het warme bed om deze passage die hem in het midden van de nacht heeft overvallen, neer te schrijven:

    “Hierboven tijdens mijn sereen leven”, antwoordde ik hem “verdwaalde ik in een dal voordat mijn jaren beëindigd waren, gisterenmorgen toen ik het dal de rug toekeerde verscheen hij hier die me langs deze weg terugbrengt naar huis”.[3]

    En hij tot mij: ”als je je gesternte volgt en ik het juist gezien heb tijdens mijn mooi leven, dan zal een glorierijke haven je niet ontgaan en ook, ware mijn dood niet zo vlug gekomen, nu ik zie hoe welwillend de hemel neerkijkt op jou, dan zou ik aan je werk al mijn aandacht gegeven hebben. Maar dat ondankbaar en slecht volk dat ab antico afdaalde van Fiesole[4] en nog altijd iets heeft van berg en rots zal, ondanks het goed dat je doet, je vijand worden.

    En juist is het want tussen wrange lijsterbessen kan de vijgeboom geen zoete vruchten dragen [5].
    Het lot bezorgt je zoveel eer dat de ene partij en de andere honger zullen hebben naar jou maar het gras  zal ver van de muil blijven [6].

    ‘Indien mijn wens zich ten volle had gerealiseerd’, antwoordde Dante, ‘dan zou u nog niet de menselijke natuur verlaten hebben, want in mijn geheugen staat gegrift, en dit bedroeft me nu, het goede en duurbare vaderlijk beeld van u, toen u me op aarde, uur na uur leerde hoe de mens eeuwigheid verwerft en hoe ik nu, terwijl ik leef, ernaar verlang dit te verkondigen in mijn woorden. Wat u me vertelt over mijn lot schrijf ik neer en houd ik opzij om dan samen met een andere waarschuwing, van kanttekeningen te voorzien samen met deze van een dame die het weet, tenminste indien ik erin slaag haar te bereiken.
    En ook, ik wil u duidelijk maken dat ik klaar ben voor de tegenslagen van het lot, tenminste zo mijn geweten zich niet verzet. Dergelijke voorspellingen zijn niet nieuw voor mijn oren, maar laat het rad van Fortuna maar keren

    en de boer zijn spade”.[7]

    Dan komt Vergilius even tussen. Hij keert zich om naar rechts, kijkt Dante aan en zegt:

    “Goed luistert hij die het optekent’”.[8]

    Een van de vele sibyllijnse handelingen en antwoorden in dit canto. Vergilius keert zich om naar rechts, richt zich tot Dante, kijkt hem aan en zegt dat hij die goed luistert het ook goed in zich heeft opgenomen om er in de toekomst rekening mee te houden. Maar, het is ook tot zichzelf dat Vergilius spreekt: ik heb het goed gehoord, Dante, en heb het goed genoteerd, we zullen zien wat de toekomst je brengen zal en hoe je reageren zult.



    [1] E chinando la mano alla sua faccia, risposi: “siete voi qui, ser Brunetto?”( canto XV: 29-30). (Dante stond op de dijk en Brunetto Latini stond lager, op de rand van de vlakte onder de vuurregen) .
    [2] E quegli: “O figliuol mio, non ti dispiaccia / se Brunetto Latini un poco tecco / ritornar indietro e lascia andar la traccia” (canto XV: 31-33).
    [3] sù di sopra, in la vita serena”,/ rispos’io lui “mi smarr in una valle,/ avanti che l’età mia fosse piena/ pur ier mattina le volsi le spalle questi m’apparve, tornand’io in quella/ e reducemi a ca’ per questo calle.” (canto XV:49-54)
    [4] Che discese di Fiesole ab antico : die in de oudheid afdaalden van Fiesole. De overlevering leert dat de Romeinen, de Etruskische stad Fiesole verwoest hadden en samen met de Etrusken Firenze hadden gesticht.
    [5] Ed è ragion, ché tra li lazzi sorbi / si disconvien fruttare al dolce fico.(Canto XV: 65-66)
    [6] La tua fortuna tanto onor ti serba,/che l’una parte e l’atra avranno fame / di te; ma lungi fia dal becco l’erba. (Canto XV: 70-72)
    [7] e il villan la sua marra.» (canto XV: 91-96)
    [8] “Bene ascolta , chi la nota.” (Canto XV: 99)

    04-09-2014, 01:55 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    03-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vijftien (1)



    Canto
    Vijftien begint met een zin à la Dante :

    De damp die opstijgt boven de beek is zo dik dat hij, zoals de Vlamingen tussen Wissant en Brugge uit vrees voor de golven, dijken bouwden om de zee te keren, het water beschermt tegen het vuur. En ook zoals de inwoners van Padua hun dorpen en versterkingen langs de Brenta beveiligden vooraleer de sneeuw smolt in Chiarentana, zo waren er langs het kanaal dammen opgetrokken:

    Naar dit voorbeeld maakte hij deze dijken, maar niet zo hoog en niet zo breed, de meester maakte ze, wie hij ook was [1].

    Dorothy L.Sayers heeft er geen problemen mee: God is, of course, the Supreme Architect of Hell (canto III: 4-6); but the constructional details would be supposed to be carried out by some of the ‘Intelligences’ who are His ministers…
    Dante echter spreekt zich niet uit, zodat ik tussen de lijnen zijn vraag meen te horen wie de Hel wel concipieerde. Was het God, als onderdeel van zijn schepping en dan wist God van in den beginne wat er met de mens gebeuren zou, of was het Lucifer. En zeker een andere vraag die oprees bij Dante, gebeurde dit vóór of na de val van Adam of vóór of na de val der engelen?

    Doe ik je tekort, Dante als ik dit opmerk? Ik denk het niet, jij hebt eraan gedacht, jij wist dat deze vraag zou gesteld worden maar voor jou blijft het eender, de Hel is er, je wandelt er dwars doorheen en je beschrijft wat je gezien hebt, wel verbaast het me dat je spreekt over de dijken tussen Wissant en Brugge, heb je deze misschien ooit bezocht en waart je ooit in het land dat het mijne is?

    De dijk volgend, met het woud ver achter hen, ontmoeten ze een groep zielen die komen aangelopen en hen aankijken zoals mensen elkaar aankijken ’s avonds bij nieuwe maan
    met een gescherpte blik, zoals deze van een oude kleermaker die het oog van de naald zoekt.[2] (aldus Dante),

    Op die dijk, waar de zielen van de zondaars tegen natuur, de zondaars zoals gekend als deze van Sodomma, in beweging blijven, gebeurt wat moet gebeuren. Dante ontmoet er een ziel die hem vastgrijpt bij de rand van zijn kleed en roept: ’wat een wonder!’ En zijn arm naar hem uitstrekkend herkent Dante het door het vuur verzengde gelaat van zijn vroegere leermeester Brunetto Latini [3]. Dante is schijnbaar verbaasd hem hier te ontmoeten.

    En mijn hand verlagend naar zijn gelaat vroeg ik hem ‘U hier, heer Brunetto?’ [4]



    [1] A tale imagine eran fatti quelli, / tutto che né sí alti né si grossi,/ qual che si fosse, lo maestro félli. (canto XV: 10-12)
    [2] Si vèr noi aguzzavan le ciglia / come vecchio sartor fa nella cruna. (canto XV: 20-21)
    [3] uno dei maestri spirituali di Dante ed anche suo amico. Hij schreef in het Frans, en in proza Li livre dou tresor, een soort encyclopedie en Il Tesoretto, een allegorisch lang gedicht.
    [4] E chinando la mano alla sua faccia, risposi: “siete voi qui, ser Brunetto?”( canto XV: 29-30). (Dante stond op de dijk en Brunetto Latini stond lager)

    03-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    02-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Berghutten


     

    Ik hoorde van mijn jongste broer, Georges, dat hij gehoopt had, op de dag van zijn 78 ste verjaardag, de Cabane de Moiry te bereiken om er met zijn familie een glas champagne te drinken. Hij mailde me daarna dat hij de berghut genaderd was tot op 200 à 300 meter klimmen, maar dat verdergaan, ingevolge de sneeuw en de beijzelde wegel hem te gevaarlijk toescheen, wat de familie, in volle jeugd, wel heeft gedaan.

    Hiermede roept hij tal van herinneringen op bij mij, want ik bezocht deze cabane ettelijke malen. Een laatste maal was het met twee vrienden uit de Valais. Vertrekkende vroeg in de morgen met de wagen voorbij de barrage tot aan de voet van de Moiry gletsjer – vandaag is de gletsjer tot een minimum terug gevallen – en van daar uit, te voet, over de moreen, langs een duidelijk getekende wegel naar de cabane, meer dan 2.800 meter hoog. Van daar uit, na een thee gedronken, een lange tocht door de sneeuw, steeds maar stijgend tot aan de eerste naakte rotsen van de Grand Cornier, een top van bijna, op enkele meters na, 4.000 meters hoog. Maar die dag bereikten we de top niet, na een half uur klimmen op de bergrug, moesten we terug, de rots was te beijzeld en te gevaarlijk.
    Ik geloof dat ik eerder opgelucht was dan ontgoocheld. Ik denk dat ik reeds te vermoeid was om nog verder te gaan, misschien heeft Robert, de gids, dit ook gezien en heeft hij de ijzel aangegrepen om de klim af te breken. Misschien.

    Een andere tocht, deze van uit de Cabane du Grand Mountet naar la Pointe de Zinal, een lange wandeling door de sneeuw tot aan het laatste deel waar we voor een wand van sneeuw stonden en holtes in de sneeuw moesten gekapt worden om de voet in te plaatsen.
    Ik herinner me nog heel goed dat ik de tweede van de cordée was na Robert, die al het werk moest doen, dat ik wachten moest tot de opening was gekapt en dat ik daar stond, tegen de sneeuwwand gedrukt, rillend van de kou en met bijna bevroren handen, wachtend tot Robert klaar was om verder te klimmen.
    Toen ook zijn we, bij gebrek aan de nodige ijsvijzen – zegde me Robert, de gids - terug gemoeten terwijl ons een lokale gids met zijn cliënte, een bejaarde dame, in allerijl voorbij stak. Hoe hij het deed weet ik niet, maar we stonden er allen met bewondering naar te kijken tot ze verdwenen waren, hoog boven ons.

    Zo zijn er vele tochten geweest in de bergen van de Valais en vele nachten in de diverse cabanes van de streek, zelfs tochten vanuit Zermat, maar dan niet naar de top van de Matterhorn (Cervin, Cervino) maar wel naar de top van de Mettenhorn en dit met een Nederlander, met een Franse naam, als gids en een Parijzenaar als vriend en klimgezel.
    Dit waren dan de grote dagen van mijn leven. Al deze tochten staan beschreven in mijn dagboeken van toen, maar ik heb niet de moed om de verhalen terug te halen. Wie weet hoe ik er uit zou komen.
    Wat ik wel weet is dat de sfeer van de berghutten totaal is veranderd, dat het nu bijna hotels zijn geworden met restaurant, terwijl je vroeger bij je aankomst in de berghut, je zakje soep afgaf aan de gardien, die dan in de keuken van al die zakjes bij elkaar een soep brouwde die rondgedeeld werd aan de aanwezigen, allen alpinisten die de volgende dag een of andere beklimming zouden doen, de ene wat hoger dan de andere. Altijd waren er diverse nationaliteiten, Italianen, Fransen, Duitsers, Zwitsers, en of het er gemoedelijk toeging na het avondmaal, bij een koffie of een biertje of een glas wijn. En of er gezongen werd en of er Witze werden verteld.

    Heerlijke antieke avonden waren het, maar vandaag al te ver af om er meer over te vertellen al kon het wel.

    02-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    01-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Veertien (2)



    Slaagt de lezer erin – en wil hij wel - de rijke verbeelding van Dante te volgen. Ziet hij hen lopen, beiden gehuld in een lange mantel - Dante zeker, maar Vergilius blijft een vraagteken - op de rand van het woud, waar later de lichamen zullen opgehangen worden, erop lettende niet te stappen op het brandende zand van de uitgestrekte woestijn en gespreide onder een vlammenregen, de neerliggende of half opzittende of ronddwalende geesten van de godslasteraars die de vlammen trachten te doven, om nog niet te spreken over het gezucht en het geweeklaag dat erover drijft.
    Op een punt, waar uit het woud een riviertje te voorschijn komt dat als van bloed is en dampend over het zand omlaag vloeit, ziet Dante dat op die plaats de bedding en de beide zijkanten evenals de oevers van steen zijn, zodat hij weet dat ze op die plaats de zandvlakte moeten oversteken, wat ze dan ook doen en aan de overkant gekomen vraagt Vergilius of hij, sinds ze de hellepoort zijn binnengegaan, ooit iets dergelijks heeft gezien dat zo eigenaardig is als dit riviertje dat de vlammen boven zich uitdooft.
    Hier vertelt Dante ons over het beeld van de grijsaard, dat zich bevindt in het midden van de berg op Kreta, de rug gekeerd naar Damiata in Egypte en het gezicht gewend

    naar Rome alsof het zijn spiegel was[1].

    En dan volgt de beschrijving die Dante gedeeltelijk is gaan halen uit Daniël (2: 31-35), en door Vergilius wordt verteld.

    Het hoofd van de grijsaard is van het zuiverste goud, zijn borst en armen van het zuiverste zilver en dan tot aan zijn lies van koper en wat er onder komt is van zuiver ijzer maar niet de rechtervoet die is van klei terwijl hij meer op deze voet steunt dan op de andere. In elk deel van het lichaam, behalve in het gouden hoofd, zit een barst waaruit eindeloos tranen druppelen die samenkomen en doorheen de rotswand vloeien.

    Deze stroom van tranen stort zich naar beneden waar hij de Acheron, de Styx en de Phlegeton doet ontstaan, dan vloeit hij langs dit nauwe kanaaltje hier omlaag tot waar men niet dieper dalen kan en daar vormt hij de Cocytus. En wat die is zul je later nog wel zien.


    Maar ik moet dit eerst kwijt om me te verlossen.
     
    Er zijn geen goden meer, geen Ares, geen Athena, geen Zeus die vrees en ontzetting betekenden en ons op elk ogenblik bespringen konden met de grootste onder de catastrofen. Geen Yawheh meer die de Egyptenaren veroordeelde tot tien plagen of, om Josua te plezieren, de zon en de maand deed stilstaan ergens boven Gibea, na een regen van meteorieten te hebben afgeschoten op de Amorieten.
    Neen deze goden hebben zich allemaal opgelost in de tijd. Wat blijkt uit beelden de luchten ingezonden zijn we  nu zelf, om te oordelen en te veroordelen, God geworden, wat ons toelaat, zonder hen in het gezicht te zien, om het even wie, zo maar, onze vijand (!) een na een af te maken aan de oever van de rivier, met een schot in het hoofd, en het lichaam, dood of niet, in het water te duwen, tot jolijt van de omstaander die het filmde.
    Of de mens, de allerlaagste onder de dieren geworden, die ons met een niet in te schatten vrees achter laat


    De tranen bij Dante zijn deze van de wereld, deze van de mens, bij het aanschouwen van zovele ellende veroorzaakt door de zonde, terwijl allen de kans hebben gehad een lichaam te bezitten volledig gevormd uit het zuiverste goud, de geest van God, die geen barsten vertoont. De symboliek van dit verhaal vindt men ook bij Ovidius in zijn Metamorphosen, waar hij vertelt over de schepping van de mens en over de vier tijdperken van dezes geschiedenis.

    In het geval van de profeet Daniël is het duidelijk: een steen komt los, zonder behulp van een hand en valt op het lichaam en alles, ook het gouden hoofd wordt verbrijzeld tot stof en meegevoerd door de wind, als het kaf bij het dorsen van het koren. Het genie Dante volgt evenwel de profeet niet, een barst in de gestalte is voldoende om te wijzen op de kwetsbaarheid ervan en de lemen rechtervoet duidt op het wankele lichaam dat symbool staat voor de mensheid..
    Alles wijst op de vergankelijkheid, Dante gebruikt het beeld, geplaatst in het middelpunt van de Middelandse Zee, dus buiten de Hel, als het hart van de gekende wereld, waaruit de tranen van berouw, over de Hel worden uitgestort.

    Waarom, vraagt hij aan Vergilius, vertoont dit stroompje zich pas hier. Waarop Vergilius hem antwoordt dat deze ruimte rond is en dat ze steeds naar links zijn afgedaald maar nog niet de volledige omtrek hebben afgelegd. En waar bevindt zich dan de Phlegeton en waar de Lethe? Het kokende roodkleurige water zou je vraag moeten beantwoorden maar de Lethe ontmoeten we later en wel daar waar de zielen heengaan om zich te reinigen eens ze hun zonden hebben uitgeboet.

    Ze blijven op de rand van de afgrond terwijl er onder hen een damp opstijgt die zo dik is dat de vlammen erboven worden gedoofd.



    [1] E Roma guarda s come sua speglio (canto XIV: 105)

    01-09-2014, 05:14 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    31-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Veertien



    Je kunt zo maar niet, als je schrijven gaat over Dante, je ontdoen van beelden die in je netvlies werden gegrift en waarbij jonge mensen, die in hun jeugd, de verzen van de Koran hebben geciteerd tot ze met hun bloed werden vermengd, met een nekschot worden afgemaakt. Het zijn beelden die je nooit meer zullen verlaten en al is de tijd die deze ‘nooit’ inhoudt niet zo lang meer, de afschuw is er des te groter om. Je waart zelfs verwonderd dat de programma’s op TV verder liepen alsof er niets was gebeurd, maar voor jou was het impact zo enorm dat je er bent mee gaan slapen, er mee wakker kwam in de nacht en er mee bent opgestaan, je dag niet meer zijnde wat hij gisteren was.
    Ineens word ik nu geconfronteerd met waar ik, in alle ernst mee bezig ben, terwijl ik, zoals José Saramago[1], mijn meester destijds wat de blogaffaires betreft, meer oog zou moeten hebben voor wat leeft in de actualiteit.
    Echter ben ik de leeftijd ontgroeid om intens het dagelijkse wereldgebeuren te volgen. Ik houd me liever voorzichtig op de vlakte wat zeker niet het geval is van een verre vriend, G. S., die ik tracht te volgen op facebook en me telkens verbaast en monddicht maakt met zijn vondsten en rake uitspraken.
    Ik beken dus dat ik de wereld ontvlucht ben. Vandaag echter ben ik ontwricht door wat die wereld zijn kan als ik terecht komt in een massa gewapende gekken die jongleren met het leven van anderen.

    Dante, want ik kan hem zo maar niet achterlaten, jongleerde met de ‘zielen’ van de zondaars die hij, als auteur en dichter, ontmoette, en met de beelden die hij halen ging – en deze waren zijn Koranverzen – in de mythologie om zijn canti te bevolken. Zonder deze zou zijn creatieve geest het heel wat moeilijker hebben gehad om gemiddeld, honderdvijfendertig versregels per canto te vullen.

    Voor vandaag had ik er aan gedacht het verhaal te brengen, dat hij wellicht na tal van wijzigingen en verbeteringen heeft vrijgegeven, maar verder ga ik niet en ik voeg er aan toe dat de mythologische figuren en de personen die hij ten tonele voert, me niet het belang in boezemen – wat een woord! - dat hij er voor over had.
    Ik beken ook, Dante, dat ik het moeilijk heb als je als godslasteraar, het voorbeeld uitkiest van een reus van een ‘schaduw’, die vol verachting, met stoute blik neerligt op de grond en zich schijnbaar niets aantrekt van de vuurregen over hem. En als je aan Vergilius vraagt wie hij is, heeft de reus de vraag gehoord en antwoordt hij:

    Zoals ik was in het leven zo ben ik in de dood [2]:

    zijnde, nog steeds Jupiter verachtend en uitdagend.
    Ik zou nog mogen in Mongibello liggen in de zwarte smidse (de Etna), roepend naar Vulcanus om me te helpen, zoals hij het ook deed tijdens de slag van Flegra[3], en zelfs als hij dan nog zijn bliksems op mij zou afschieten dan nog zou hij, Jupiter, geen voldoening krijgen voor zijn wraak op mij.

    Dit ook is Dante en dan is er Vergilius die hem en ons leert, dat het Capaneo is, één van de zeven koningen die Thebe belegerden. Hij verachtte God (Jupiter?) en blijft dit hier nog steeds doen[4] . Om dan verder te gaan met de woorden van Vergilius tot Dante:

    Volg me en zorg ervoor je voeten niet te plaatsen in het gloeiend zand maar zo dicht mogelijk bij de rand van het bos te blijven.[5]



    [1] Uiterst vreemd is het dat de naam Saramago door de pc onmiddellijk, tot tweemaal toe, omgeschreven wordt tot ‘Schraag’.
    [2] Qual io fui vivo, tal son morto.(canto XIV: 51)
    [3] Waar volgens voetnota, de strijd zich afspeelde tussen Jupiter en de Giganten, de zonen van de aarde, die driemaal getracht hadden de Olympus, de verblijfplaats van Jupiter te bestormen)
    [4] We lezen in de voetnota dat hij bij het bestormen van de stadsmuren, wegens zijn godslasterende taal, door Jupiter werd doodgebliksemd en dat deze passage hier geïnspireerd werd door Thebaïs, het werk van Statius.
    [5] Or mi vien dietro, e guarda che non metti / ancor li piedi nella rena arsiccia; / ma sempre al bosco li ritieni stretti . (canto XIV: 73-75)

    31-08-2014, 07:58 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    30-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Dertien (3)



    We waren nog aan het spreken met de boomstam omdat we verwachtten dat hij ons nog meer te vertellen had, toen we door een luid lawaai werden opgeschrikt, een lawaai zoals een jager die in zijn schuilplaats gezeten, plots een everzwijn op zich ziet komen afgestormd, opgejaagd door de drijvers en door een wilde, losgelaten meute die met veel geruis doorheen de struiken stormden.

    En ziehier de twee, links van ons, naakt en geschramd, vluchtend in allerijl, zo dat de takken afbraken [1]

    De eerste, schreeuwend om een absolute dood en de andere die hem niet volgen kon en, wellicht buiten adem, die zich verborg in een struik. Achter hen was het woud vol van een bende zwarte teven (cagne), die blaffend lijk windhonden, bevrijd van hun ketting, hen achtervolgden. Ze wierpen zich op degene die zich achter de struik verborgen hield en scheurden hem aan stukken, waarna ze het bebloede vlees(!) wegsleepten.
    Mijn gids greep mijn hand vast en bracht me naar de wenende struik met zijn gebroken takken die aan het bloeden waren:

    ‘O Giacomo da Sant’Andrea wat nut bracht het je, me als schuilplaats te gebruiken, heb ik schuld aan het slechte leven dat je hebt geleid?’

    En Vergilius, dichterbij gekomen, vraagt aan de struik:

    ‘Wie waart jij dat je hier nu jammerend, uit zovele wonden je bloed verliest?’ [2]

    En het antwoord van de struik :

    ‘O, zielen die hier gekomen bent om te zien hoe ik hier zo afschuwelijk mishandeld werd en van mijn bladeren werd beroofd, ik smeek je raap ze op en leg ze neer hier aan de voet van mijn rampzalige struik. Ik kom uit Firenze, de stad die haar patroon Mars inruilde voor Johannes de Doper waardoor de oorlogsgod de stad zal blijven teisteren. En ware het niet dat er nog een stuk van zijn beeld op de brug over de Arno is overgebleven dan zou, na haar verwoesting door Attila, de heropbouw van de stad door de inwoners, tevergeefs zijn geweest.
    Als je weten wil wie ik ben: ik ben de man die zich verhing in zijn eigen woning.’

    Het feit is dat beide zielen of gedaanten naakt waren en geschramd en er slechts een door de teven in stukken werd gescheurd. Wat er met de andere gebeurde wordt niet gezegd. Maar het heeft weinig nut te weten over welke personen het hier gaat. Over het algemeen zijn ze gekend en vindt men hun naam en de reden waarom ze zich daar bevinden in de vele voetnota’s die elke vertaling of elke Italiaanse uitgave vergezellen. Trouwens de geschiedenis rond de jaren 1300 kon enkel betekenis hebben voor de lezers van Dante uit zijn tijd. Deze zullen met afschuw gelezen hebben wat er de zelfmoordenaars – de ze misschien gekend hadden - te wachten stond. Echter, hoe verder, lijk een luchtschip dat zich zou verwijderen van de aarde, we ons verwijderen van deze tijd, des te minder waarde er gehecht wordt aan die geschiedenissen.



    [1] Ed ecco due dalla sinistra costa,/nudi e graffiati, fuggendo s forte /che della selva rompleno ogni rosta .(canto XIII: 115-117)
    [2] …”Chi fosti, che per tante punte / soffui con sangue doloroso dermo? (canto XIII: 137-138)

    30-08-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    29-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hadewych en Saramago


    Maar eerst over mijn blog van gisteren 28 augustus. Waar ik dan uitkom als ik begin met een volzin van Goethe en schrijf en blijf schrijven wat me te binnen valt, zodat ik – wat uiterst zelden is gebeurd – autobiografisch gevangen wordt.

    Hadewych en Saramago

    Nog laat ik Dante even wachten aan de voordeur, want het stond geschreven in het grote Boek dat ik, zo maar, op deze heldere dag van laat-augustus, deel IV van Gilliams’ Vita Brevis, uit zijn rek zou nemen en dit, na die vele, vele jaren dat het boek wachtende was; dat ik het openen zou – want daar ging het om –, zoals het me werd ingefluisterd, en dit kan enkel door de geest van mijn overleden broeder Daniël zijn, of door de geest van Gilliams zelf, of door wat absoluut geen toeval mag genoemd worden - om terug te vallen op dit korte gedicht van Zuster Hadewych[1]:

    Alle dinghen
    syn mi te inghe
    ick ben so wyd.

    Gilliams voelt dit gedicht aan, hij zegt ons duidelijk, dat in deze drie korte zinnen, Hadewych’s besef van haar psychologische (en daarbij ook fysieke) toestand, de voleinding van haar onherroepelijke menselijke toestand en miserie actief scheppend op onze verbeelding inwerkt’.
    We beseffen haar nood en begrijpen haar gebed, haar smeekbede naar een woord, een teken, een opening. Het is de schreeuw van de mens in de grote stilte van het Universum, of zoals Saramago, in zijn vroegere jaren – op een moment van ijdele metafysische twijfel ooit schreef in zijn ‘Schriften van Lanzarote – ‘dat God de stilte van het Universum was en de mens de kreet die er betekenis aan gaf’.
    En als hij hiermede bedoelde dat zonder de getuigenis van de mens er ook geen God nodig was te bestaan, dan ben ik het volledig eens met hem.

    Vijftien jaar later in zijn Cuaderno opgevat als Blog – een meer literair geprezene dan die van mij - zou hij zich totaal opstellen als atheïst, in zo ver dat er in zijn grafschrift (zijn asse wordt bewaard in Lissabon aan de Taag onder een oude olijfboom uit zijn geboortedorp) zo iets vermeldt staat – ik heb ergens de Portugese tekst genoteerd - als, ik ben van de aarde en ik blijf van de aarde.
    Voor Hadewych is het een roep naar de oneindigheid die God is, de oneindigheid van ruimte buiten de muren van haar kloostercel, over de bomen heen, de wijde trillende luchten in, de sterren en planeten voorbij, naar de open armen van haar God, om er te zijn, ver weg van de engheid der dagelijkse dingen, het wassen, het koken, het boenen van vloeren, van meubels. Haar verlangen, haar roep naar het gans andere is zo wijd, zo groot, zo adembenemend dat het een geestelijke kwelling wordt.

    Is het ook niet, bijwijlen, onze roep?

    Saramago’s schreeuw is een schreeuw binnen de engheid van het bestaan, hij twijfelt zelfs niet. Maar, misschien misschrijft hij zich en is, in de echo van zijn schreeuw, zijn zoeken te horen naar de betekenis van die God die hij niet vinden kan omdat hij Hem te dichtbij is blijven zoeken.



    [1] Urbain Van De Voorde had me geleerd dat het van Ruusbroeck was, maar het heeft hier geen belang.

    29-08-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    28-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Auto-biografie



    Allen die schrijven zijn het eens met Goethe:

    Mein unermesslich’ Reich ist der Gedanke
    Und mein geflügelt Werkzeug ist das Wort[1]

    Beter en juister kan het niet gezegd worden. Het zoeken naar zinnen die waard zijn opgetekend te worden, omgezet in de meest passende en ‘geflügelte’ woorden is waar we dag in dag uit, zelfs in de uren van de nacht, mee bezig zijn. Het is ons leven, het is onze adem. Of het nu is omheen Dante, omheen Mahler, omheen om het even welk gebeuren of fenomeen, we zijn gedoemd het neer te schrijven of het te bewaren in ons onderbewustzijn waaruit het vroeg op laat zal opduiken.
    Jarenlang ben ik er al mee bezig. Ik richtte mijn leven er naar in. Het drama is dat ik verkeerd ben geweest, dat ik veel belangrijker zaken heb over het hoofd gezien en dat ik het geluk dat ik gemeend had ermede te verwerven een ijdele droom is geweest.

    Zelfs als ik nu dagelijks bezig ben met deze bloggen-parade, waarop ik al mijn hoop had gesteld, dat uit de duisternis een stem zou zijn opgestaan die me een kans zou aangeboden hebben deze teksten op de markt te brengen, dan ben ik op een ontgoocheling uitgekomen, zoals er al zovele zijn geweest in mijn leven, teveel opdat ik nu met vertrouwen de dood zou tegemoet kunnen gaan, of anders gezegd, ik heb niet bereikt wat ik bereiken wou.

    Deze namiddag kreeg ik het bezoek van Margot, mijn lieve kleindochter, ze wou mijn kamer zien en was verbaasd over de vele boeken en dan vooral over de rij dagboeken – page a Day diaries van the Economist – alle met de hand geschreven, dag aan dag en heel wat teksten geschreven in de nacht, of heel vroeg in de morgen, voor het gezang van de vogels in de bomen omheen het huis of verder af, in de eerste bomen van het bos. Ze vroeg me wanneer ik dat allemaal had geschreven. En nu, de nacht in schrijvend vraag ik me af met welk beeld ze is weggegaan van mij en welk beeld ze zal overhouden van die oude grootvader van haar met al zijn boeken en dagboeken, met zijn tekeningen aan de wanden en met zijn hese stem en zijn hoestbuien omdat er iets gaande is met zijn keel, zoals hij zich verontschuldigt bij allen die zijn hoestbuien moeten ondergaan.
    Hoe kom ik er uit bij haar, ze is dertien, ze is schattig, ik houd haar lang in mijn armen als ze komt en als ze weggaat. Denkt ze soms aan mij, denken anderen soms aan mij?

    Het zal wel. Zoals ik aan hen denk denken zij aan mij. Zoals ik soms denk aan hen die ik in geen tientallen jaren gezien, gesproken heb, maar die toch regelmatig in mijn gedachten komen: een oud collega, Michel Jamar bijvoorbeeld, een Jacques Roelandts, een Jan De Winne en wie nog allemaal, die ik niet opsommen wil, maar waarvan ik hoop dat ze ooit door een of andere omstandigheid op mijn blog zullen vallen en binnenkomen bij mij, plots, morgen, overmorgen en ik hen lezen zal om in een ruk, de afstand die er was tussen ons in de tijd, te overbruggen.

    Het is ook een fractie van de hoop die ik meedraag tot binnen deze woorden, terwijl Dante nog immer wachtende is aan de voordeur



    [1] Te lezen, leert een vriend me, als deel van een inscriptie op de muren van het Stadtschloss van de Goethestad Weimar.

    28-08-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    27-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Morgen



    Morgen. Hij schrijft in de stilte van de woning. De bomen, de rusteloze, levende staan eromheen, zijn met hun verste wortels doorgedrongen tot onder het huis. Hij weet zich zitten als in hun schoot, een veilige gewijde plaats.Hij denkt: zoals Pasternak, zoals Mahler bereik ik aldus een dimensie in meer, ben ik deel van het kosmisch gebeuren en met mijn woorden dring ik erin binnen.

    Hij ondervindt nu, dat het samenbrengen van gedachten een lang proces is van noteren en aanpassen. Eerst in brede lijnen, daarna uitgewerkt, uitgesponnen, hernomen en herdacht, aangevuld en geschrapt en terug hernomen. Hopende dat bereikt wordt wat hij bereiken wil en dat, wat in woorden wordt omgezet, duidelijk zal aantonen dat hij zich voortdurend heeft willen plaatsen op de ebbe- en vloedbeweging, op het zich verplaatsen van het normaal-alledaagse naar het transcendent-eeuwige en terugkerend. Het aanzwellen van de golf en de terugval ervan om terug op te klimmen met een witte rand waarover de meeuwen hangen, krijsend in de wind die de geest is.
    En boeken zijn zijn leven (geweest en nog), hij gaat ermee slapen en staat ermee op. Hij woont er binnenin tot ver voorbij de laatste zin ervan. Aldus tracht hij immer, en zovelen met hem, druppel na druppel te puren uit hun aroma. Soms is dit heel weinig, soms is dit meer, soms is dit heel veel. En het is het heel-vele dat de maatstaf is, dat aantoont hoe hoog hij wel geklommen is, de aarde wegschuivend onder hen: een blauwe lichtende bol tegen de mysterieuze oneindigheid van het zijnde.
    Het ogenblik van het schrijven is het ogenblik van de geest. Immer tasten we af én wat van vroeger is én de betekenis ervan in het licht van deze achtergrond. Hierbij kunnen we enkel herhalen, met eventueel wat schakering in de kleur, wat anderen vóór ons reeds geschreven hebben en hebben ze het niet geschreven, het gedacht hebben. En dit zal immer zo zijn en zo blijven.

    Maar hoe goed het is te schrijven op zacht papier en met een zachte pen. Eens voltooid zal zijn werk, met zijn naam, de tijdloosheid binnengaan en levend zijn in deze tijdloosheid; zullen bewegend zijn de ideeën die er in opgenomen werden, bewegend de gevoelens die erin ruimte zoeken, bewegend de poëzie die hij betracht heeft en zal het boek zijn van een roerloosheid zoals

    the stillness, as a Chinese jar still
    moves perpetually in its stillness.

    Maar hij ook heeft dit reeds lang begrepen, hij ook weet met Eliot dat de rust bewegen is. En zijn woord is meer naar binnen gegroeid dan naar buiten en hij heeft het zo gewild. Maar naar binnen of naar buiten het was steeds in de richting van het licht, de enige richting die gevolgd wordt door boom of plant, met omwegen mogelijks, maar immer naar het licht toe, het hart van de eeuwigheid.

    27-08-2014, 07:14 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Dertien (2)



    Zo zijn er oneindig veel creatieve momenten uit de mens ontstaan die opgetekend werden, hoogtepunten waar we naar opkijken alsof creativiteit de diepste ondergrond van ons wezen uitmaken zou; alsof het Onnoembare zijn creativiteit tot binnen in ons heeft uitgetekend en onze rol hier op aarde in de eerste plaats erin zou bestaan creatief te zijn om, even maar, genesteld in de schoot van het creatieve, wat Onnoembaar is te benaderen.
    Waarom denk ik hier aan Mahler's Lied von der Erde, aan het laatste geniale deel ervan, de ruiter in zijn eenzaamheid ingesteld op de eeuwigheid? Waarom denk ik aan het feit dat er een tijd was dat deze muziek niet bestond en dat de klanken ervan op een morgen of op een avond of wanneer ook, zijn opgestegen uit Mahler’s geest en neergeschreven werden om voor immer te bestaan?

    En jij, mijn arme vriend, meer dan een vriend, een broeder in de geest, je hebt mij en velen verrast met je daad, de daad van Van Gogh, hoe desolaat moet het niet geweest zijn om het jachtgeweer te laden en de trekker over te halen. Een fractie tijd van actie, met al wat eraan voorafging dat we slechts raden kunnen, een ogenblik van negatieve creativiteit die een tegenhanger is voor de positieve creativiteit van Mahler en van zovele anderen. Dat ik me jou op deze wijze moet herinneren, terwijl het anders kon, terwijl het anders moest. Jij, nu knoestige boom geworden in het donkere woud, terwijl je stem die ik nog hoor, je woorden die ik me herhaal, me spraken van de wereld van de zoekende mens in het landschap van de geest. Heb je dan te ver gezocht, daar waar er niets meer te vinden was?

    Je hebt voorzeker niet de Hel gelezen zoals ik deze lees. En nu hoe dieper ik binnendring in de wereld van Dante hoe dieper ik binnendring in zijn vreemde fantasie, de wijze waarop hij zich uitdrukt is ongeëvenaard. Hij, getroffen door de Aeneïs, en ik bezit de Aeneïs enkel in het Engels:

    I had sight of a gruesome prodigy
    Beyond description: when the first stalk came torn
    Out of the earth, and the root network burst,
    Dark blood dripped down to soak and foul the soil.
    Shuddering took me, my heart’s blood ran slow
    And chill with fear. But once more I went forward
    And fought to pull another stubborn shoot
    To find what cause lay hid there – and again
    Dark crimson blood ran out of the ripped bark.[1]

    Beelden, handelingen, gedachten, woorden in elkaar verweven van je Heer en Meester, uit zijn meesterwerk. Ik sta er stil bij, geroerd zoals jij het zult geweest zijn: dark crimson blood ran out of the ripped bark.
    Ook Vergilius kent geen grenzen. Alles kan, het meest onmogelijke eerst. Ik houd met jou de tak waaruit donker karmozijnen bloed sijpelt dat de grond bevuilt, drop na drop, rood en donker en zwart in de aarde.
    En jij, Dante, jij wou Vergilius overtreffen, je voegt er de toekomst aan toe, je voegt eraan toe wat er voor jou in potentie reeds is, eens het Laatste Oordeel zal hebben plaats gevonden, de levenloze lichamen opgehangen aan de takken van de bomen in een woud dat door geen wegels wordt doorkruist.

    Over alles heen, terwijl ik denk en schrijf, Kathleen Ferrier in Orfeo ed Euridice, nog een meesterwerk, een cd die ik telkens spelen laat sedert een paar dagen als ik neerzit aan mijn tafel voor de open haard en nu, met het raam open op de komst van de herfst, op het eerste licht van de herfst, haar stem zich oplossend in de geluiden van luchten en bomen en vogels.
    En ik, woorden oplossend, ik luister, ik luister niet, de zang opent de kamer, kleeft aan de muren, kleeft aan de boeken, kleeft in mijn woorden.
    Ik hoor, ik hoor niet. Ik haal woorden op, vormen van woorden die voorheen niet bestonden, zo maar uit mij vloeiend, lijk water, lijk zinnen, stromend lijk water.

    Wie is die Dante in mij, die Christoph Willibald von Gluck, wie zijn die woorden en klanken van wat van de mens en de geest is in mij, wat van de aarde is in mij.
    Wie is die ik in mij?



    [1] Book III, 39-47

    26-08-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Dertien (1)





    .
    Canto Dertien is duidelijk geïnspireerd door die prachtige passage waar Aeneas bloed ziet druppelen uit een paar struiken die hij uit de grond haalt en dit tot driemaal toe, en hij de stem hoort van Polydorus die hem vraagt deze kust van hebberigheid te verlaten.[1]
    Maar, geïnspireerd door deze passage of niet, het is een van de hoogtepunten in Dante’s creativiteit. Aan de basis heeft hij gezien dat zelfmoord ‘is an insult to the body, so here the shades are deprived of even the semblance of the human form’, las ik bij Dorothy L. Sayers.
    En ze komen terecht in een donker woud zonder wegels, boom naast boom gegroeid:

    Het gebladerte is niet groen maar donker gekleurd, de takken verwrongen en knoestig, en de bomen hier dragen geen vruchten maar zijn begroeid met giftige doornen.[2]

    In het woud wonen de harpijen, deze onheilsvoorspellers voor Troye haalt Dante ook uit de Aeneïs. Het zijn reusachtige monsters half vogel, half mens, ze hebben grote vleugels, halzen en gezichten van vrouwen, hebben klauwen en veren op hun te grote buik. Ze zitten hoog in de bomen en hun gejammer is niet te aanhoren. Ze lopen verder in het bijna ondoordringbaar woud met boven hun hoofden de schreeuwende harpijen.

    En van alle kanten hoorde ik geklaag en zag niemand die zulke klachten uitte en verward bleef ik staan. Ik denk dat hij (Vergilius) meende dat ik dacht dat al deze stemmen van personen kwamen die zich verscholen tussen de takken…[3]

    Breek een takje af en je zult begrijpen zegt Vergilius. En Dante breekt van de struik met doornen een takje af. En bloed vloeide uit de tak, en een stem schreeuwde:

    ”Waarom breek je een tak van mij af. Waarom breek je mij, heb je dan helemaal geen medelijden met mij, eens waren we mens zoals jij, nu zijn we dorre takken geworden, en wat we ook zijn, je hand had liefdevoller moeten zijn.

    Dante verbeeldt zich een groen stuk hout dat brandt langs de ene kant en sist langs de andere, - en ik, ik ken dit sissen van de vuurtjes uit mijn jeugd - aldus, zegt hij, kwamen uit de afgebroken tak gelijktijdig woorden en druppels bloed. En verschrikt, als aan de grond genageld, en wie zou het niet, laat hij de tak vallen.
    Vergilius die dit ziet, spreekt tot de tak:

    ‘Had mijn vriend hier, verwacht dat gebeuren zou dat wat in mijn gedicht te lezen staat dan zou hij zeker zijn hand niet hebben uitgestoken naar jou. Het spijt me hem te hebben gezegd een tak af te breken, maar zeg hem wie je bent dan kan hij, eens teruggekeerd naar hierboven, spreken over jou’.
    ‘Ik was’, zegt de stem, ‘de vertrouwensman van Frederik (II van Hohenstaufen). Ik hield de beide sleutels van zijn hart. Door de afgunst van de anderen ontvlamden alle harten tegen mij en eens zover ontstaken ze ook de vlam in het hart van de keizer zodat ik de minachting van velen, door de dood ben ontvlucht en werd ik, ofschoon rechtzinnig, onrechtvaardig tegenover mezelf. Maar ik zweer dat ik de heer die ik diende nooit ontrouw ben geweest en als je terugkeert naar de aarde maak dat de herinnering aan mij terug levend wordt.’

    Dantes hart bezwijkt van medelijden, maar toch verlangt hij meer te weten. Hij dringt aan bij Vergilius die de vraag stelt hoe de zielen, in de stammen worden opgesloten en of er ooit een ziel is vrijgekomen uit deze houten lichamen.

    Onze ziel die zich uit het lichaam heeft vrijgemaakt komt tot bij Minos die haar hier naar de zevende hellecirkel neergooit op een plaats in het bos die, toevallig, wordt bepaald daar waar Fortuna haar laat vallen, dan ontkiemt ze lijk een speltkorrel [4] .

    Ze wordt een struik en daarna een boom in dit woud. Het zijn de Harpijen die de ziel pijnigen door de bladeren van de boom te eten. Op de dag van het Laatste Oordeel zullen we, evenals de andere zielen, ons lichamelijk omhulsel gaan halen, maar we zullen dit niet meer als kleed gebruiken, we zijn er geen eigenaar meer van, gezien we er ons van beroofd hebben en we zullen onze lichamen naar dit woud slepen waar we ze ophangen zullen aan de doornstruik waarin onze ziel huist.



    [1] The Aneid, book III.
    [2] Non fronda verde, ma di color fosco, / non rami schietti, ma nodosi e involti; /non pomi v’eran, ma stecchi con tòsco (canto XIII: 4-6)
    [3] Io senta d’ogni parte tragger guai / e non vedea persona che il facesse;/ perch’io tutto smarrito m’arrestai. / Io credo ch’ei credette ch’io credesse / che tante voci uscisser tra quei bronchi / da gente que per noi si nascondesse… (canto XIII: 22-27)
    [4] Quando si parte l’anima feroce / dal corpo ond’ella stessa s’è divelta, / Minòs la manda alla settima foce./ Cade in la selva, è non l’è parte scelta; / ma là dove fortuna la balestra / quivi germoglia come gran di spelta. (canto XIII: 94-99)

    25-08-2014, 02:34 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs