Dante en Vergilius bevinden zich nog steeds in de derde kring van de zevende hellecirkel, bij zelfde soort zondaars, de sodomieten.
En, Dante: ik was reeds aangekomen waar ik het gedonder hoorde van het water dat zich in de andere cirkel stortte, toen ik zag hoe drie schimmen zich hadden afgescheiden van een groep die onder de martelende vuur-regen in grote vaart kwam afgelopen. En de drie riepen naar Dante:
Stop eens jij, aan wiens kleding we zien dat je herkomstig bent uit de verdorven stad waar wij ook verbleven.
Vergilius schijnt hen te kennen, want
Hun geroep met aandacht aanhorend keert mio dottor zijn gezicht naar mij en zegt: Wacht, hier moet je hoffelijk zijn [1]
En Vergilius voegt er aan toe:
Ware er niet het vuur dat valt en de aard van de plaats dan zou de haast jou beter passen dan hen.[2]
Ik blijf me afvragen, Dante, hoe jij de schimmen of gestalten of zielen wel zag. Zoals je ze hier beschrijft, hebben ze een gezicht en een lichaam en kun je hun wonden zien, oude als nieuwe, gebrand in hun leden, wonden die zo erg zijn dat het je nu nog pijn doet. Je kunt ze enkel zien met de ogen van je geest, van je creatief-zijn en niet met de ogen van je lichaam. Dit is ook voor mij de enige wijze om je te volgen in je beschrijvingen, hoewel ik me er nu moeite mee heb, Dante, om het me voor te stellen als je de drie ziet blijven lopen,
om me heen draaiend hun gelaat steeds naar mij gericht zodat de hals steeds tegengesteld aan de voeten, zich bewoog..[3]
En, lezer van de door mij vertaalde woorden, luister naar de verzen die Dante hen laat spreken:
Als de miserie van deze zandvlakte, ons en ons verzoek en onze verbrande en afgepelde gelaten, ons in discrediet zou brengen, begon de ene,moge dan toch onze vermaardheid je geest beroeren en ons zeggen wie je bent, jij wiens voeten zo verzekerd door de Hel lopen.
En elk van hen zegt wie hij is en Dante verneemt aldus dat het drie vooraanstaande personaliteiten zijn uit Firenze en hij is verrukt over deze ontmoeting, en, ware ik bestand geweest tegen het vuur dan ware ik naar beneden gesprongen om hen te vervoegen: Maar omdat ik me verbrand zou hebben en gebakken zou worden, overwon de vrees mijn wil want hen te omhelzen was mijn verlangen [4].
Weet, zegt hij, dat uw toestand geen verachting oproept bij mij, maar droefheid en deze zal me niet zo vlug verlaten. Ik kom inderdaad uit uw stad en uw fiere daden en geëerde namen heb ik steeds hooggeacht. Nu heb ik de bittere zonden achter mij gelaten en zoek ik de zoete vruchten van de deugd die mij worden voorgehouden door mijn waardige leidsman. Maar om deze te bereiken moet ik beginnen met nog dieper af te dalen tot het middelpunt van de aarde.
Daarna wensen de drie nog te weten hoe het in Firenze gesteld is en Dante geeft hen een duidelijk antwoord, waarop ze hem geluk toewensen op zijn verdere tocht en hem vragen, eens hij terug onder de sterrenhemel zal zijn, zo goed te zijn de mensen over hen te vertellen. Na deze woorden lopen ze zo snel weg dat het was alsof ze geen voeten maar vleugels hadden, zelfs ware het niet meer mogelijk geweest amen te zeggen zo vlug waren ze verdwenen over de gloeiende zandvlakte waar de vlammen bleven nederdalen over de zielen.
[1] Alle lor grida il mio dottor sattese / volse il viso vèr me, e disse:Aspetta,/ a costor si vuol essere cortese (canto XVI: 13-15) [2] e se non fosse il foco che saetta / la natura del loco, io dicerei / che meglio stesse a te che a lor la fretta.(canto XVI: 16-18) [3] E sὶ rotando, ciascuno il visaggio / drizzava a me, sὶ che in contrario il collo / faceva ai piè continuo viaggio. (canto XVI: 25-27) [4] Ma perchio mi sarei bruciato e cotto, / vinse paura la mia buona voglia / che di loro abbracciar me facea ghiotto;(canto XVI: 49-51)
|