We waren nog aan het spreken met de boomstam omdat we verwachtten dat hij ons nog meer te vertellen had, toen we door een luid lawaai werden opgeschrikt, een lawaai zoals een jager die in zijn schuilplaats gezeten, plots een everzwijn op zich ziet komen afgestormd, opgejaagd door de drijvers en door een wilde, losgelaten meute die met veel geruis doorheen de struiken stormden.
En ziehier de twee, links van ons, naakt en geschramd, vluchtend in allerijl, zo dat de takken afbraken [1]
De eerste, schreeuwend om een absolute dood en de andere die hem niet volgen kon en, wellicht buiten adem, die zich verborg in een struik. Achter hen was het woud vol van een bende zwarte teven (cagne), die blaffend lijk windhonden, bevrijd van hun ketting, hen achtervolgden. Ze wierpen zich op degene die zich achter de struik verborgen hield en scheurden hem aan stukken, waarna ze het bebloede vlees(!) wegsleepten. Mijn gids greep mijn hand vast en bracht me naar de wenende struik met zijn gebroken takken die aan het bloeden waren:
O Giacomo da SantAndrea wat nut bracht het je, me als schuilplaats te gebruiken, heb ik schuld aan het slechte leven dat je hebt geleid?
En Vergilius, dichterbij gekomen, vraagt aan de struik:
Wie waart jij dat je hier nu jammerend, uit zovele wonden je bloed verliest? [2]
En het antwoord van de struik :
O, zielen die hier gekomen bent om te zien hoe ik hier zo afschuwelijk mishandeld werd en van mijn bladeren werd beroofd, ik smeek je raap ze op en leg ze neer hier aan de voet van mijn rampzalige struik. Ik kom uit Firenze, de stad die haar patroon Mars inruilde voor Johannes de Doper waardoor de oorlogsgod de stad zal blijven teisteren. En ware het niet dat er nog een stuk van zijn beeld op de brug over de Arno is overgebleven dan zou, na haar verwoesting door Attila, de heropbouw van de stad door de inwoners, tevergeefs zijn geweest. Als je weten wil wie ik ben: ik ben de man die zich verhing in zijn eigen woning.
Het feit is dat beide zielen of gedaanten naakt waren en geschramd en er slechts een door de teven in stukken werd gescheurd. Wat er met de andere gebeurde wordt niet gezegd. Maar het heeft weinig nut te weten over welke personen het hier gaat. Over het algemeen zijn ze gekend en vindt men hun naam en de reden waarom ze zich daar bevinden in de vele voetnotas die elke vertaling of elke Italiaanse uitgave vergezellen. Trouwens de geschiedenis rond de jaren 1300 kon enkel betekenis hebben voor de lezers van Dante uit zijn tijd. Deze zullen met afschuw gelezen hebben wat er de zelfmoordenaars de ze misschien gekend hadden - te wachten stond. Echter, hoe verder, lijk een luchtschip dat zich zou verwijderen van de aarde, we ons verwijderen van deze tijd, des te minder waarde er gehecht wordt aan die geschiedenissen.
[1] Ed ecco due dalla sinistra costa,/nudi e graffiati, fuggendo sὶ forte /che della selva rompleno ogni rosta .(canto XIII: 115-117) [2]
Chi fosti, che per tante punte / soffui con sangue doloroso dermo? (canto XIII: 137-138)
|