Dit schrijven hier is van het ogenblik van de ‘bevruchting’: het neer gaan zitten voor het klavier en het neerzetten van wat voortkomt uit deze bevruchting.
Want eens bevrucht door de geest weet je hoe te beginnen, meestal niet hoe te eindigen. Alles begint vóór het eerste licht, je vraagt je af, in welk landschap van de geest je vandaag zult gaan wandelen? En, je kent de richting, want telkens tracht je je los te wrikken van het dagelijkse en duik je weg in je ware ondergrond, in (soms wanhopige) beschouwingen over Kosmos en over wie of wat essentieel aan deze Kosmos is.
Veel van wat je dan achterlaat is gebaseerd op gedachten, soms gissingen, die van ergens komen, deze worden neergezet en achtergelaten alsof het mijlpalen waren.
Vandaag ben je ingesteld om verder te gaan op je elan van de vorige dagen, Je hebt de woorden opgezocht die je voeren zullen naar een bewogenheid die je kende van vroeger of naar een droom die je koesterde. Je hebt je zet gedaan, zoals een bridge speler die een bod doet om zijn partner te verwittigen over de waarde van zijn spel, een metafoor die misschien niet zo goed te lezen valt maar ze staat er nu en ze wilt er blijven.
Je wenst terug te komen op je uithaal van gisteren, een onderwerp dat je in zijn greep houdt. Je zoekt een vorm die een gedicht mag zijn om verder te gaan en te overleven met wat het doel kan zijn van onze aanwezigheid hier op deze aarde. Je denkt aan T.S. Eliot:
‘For us there is only the trying’,
en:
‘Old men ought to be explorers Here and there does not matter We must be still and still moving Into another intensity, For a further union, a deeper communion[1]
Blijven zoeken is je regel, of je nu vindt of niet, het komt er niet op aan, we zijn hier om uit te kijken waarom we hier zijn en als we iets vinden om er naar te leven.
[1] T. S. Eliot: 'Four Quartets': East Coker V
|